Onno Kosters Achter het glas recensie

Onno Kosters Achter het glas recensie

Achter het glas

  • Auteur: Onno Kosters (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 17 april 2025
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Onno Kosters Achter het glas recensie van Tim Donker

En Andrea Chapela vertelt
ik ben opgegroeid in een huis van hout en glas

En Horst Scholze zegt
glas is een onderkoelde vloeistof die voorbij haar smeltpunt is

En John Garrison vindt
dat glas beïnvloedt hoe we waarnemen wat er aan de andere kant zit

En Edgar Dutra Zanotto stelt
glas is een niet-evenwichtige, niet kristallijne toestand die op korte termijn vast lijkt, maar zich voortdurend ontspant in de richting van een vloeibare toestand. Het uiteindelijke lot van glas, binnen de grenzen van oneindige tijd, is kristalliseren

& Reemret zei Ik schreeuw de stilte achter glas (wat had dat te beduiden?), en ik herinner me, ter zelfde tijd of niet veel later toch, een essay dat Henk Oosterling schreef voor een nooit verschenen nummer van Kraakpen: een essay over glas; glas als materiaal (zeg liever toestand), maar ook het glas als gebruiksvoorwerp, ik weet nog iets met proosten en met nieuwjaar, en ik weet nog dat ik het niet zo diepgravend vond als Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede, wat indertijd voor mij het summum was van waar de Neerlandse filosofie toe in staat was, ik weet het glas nog wel, het glas heffen en het glas waarachter Onno Kosters hier dingen zet, zegt hij: Achter het glas object en oog ineengerold in barnsteen als een wesp gestold (dat lijkt of wat John Garrison zegt over de beïnvloeding van glas op de waarneming) (maar dat rijmen he, dat rijmen bevalt me niks) (een foetus op sterk water die de moonwalk doet dat vond ik dan wel weer aardig), je kunt glas denken als metastabiel, als toestand, wat is dat eigenlijk met al die dichters en filosofen en wetenschappers en hun fascinatie voor glas?, de dingen zien doorheen het glas, het glas ook als kijkglas, en kijkglas als venster, en venster naar buiten, en buiten als wereld, en kijkglas als zicht op de wereld, dat kan ook een fictieve wereld zijn; die van The Shining bijvoorbeeld, enge beelden die achter glas geplaatst niet eng zijn, “just pictures in a book”, of Jack in de spiegel en Doc erachter en droom staat in bloed op de deur geschreven, maar dat is natuurlijk murder, dat, gespiegeld gezien, redrum wordt, red rum, rode rum, de naar Lizzie Borden vernoemde band Lizzy Borden maakte er zelfs een liedje over, eenvoudigweg getiteld Red Rum, maar toen ik in de puberteit enkele jaren lang helemaal lijp was van Stephen King en al die boeken las en dit boek een van de eerste was wist ik nog niet van de rode rum, al kende ik dat liedje van Lizzy Borden geloof ik al wel maar wist ik veel waar die lui over zongen, in heavy metal zoek je niet snel naar achterliggende betekenissen, wat doe je als vertaler met redrum, in het Nederlands wordt moord omgekeerd inderdaad gewoon maar droom en dat kun je niet drinken, en dus had de vertaler gekozen voor doodslag zodat Jack en Doc een gesprekje kunnen hebben over wat Doc in zijn droom (!) gespiegeld op de deur gelezen had, wat is galsdood vraagt hij aan zijn vader en Jack zegt het klinkt als een Indiaans drankje en ik las dat en dacht galsdood klinkt geeveedee helemaal niet als een Indiaans drankje, eerder als een buitenissige doodsoorzaak, dood door een teveel aan gal, zoiets, misschien de zelfmoord van een depressief mens, wist ik veel, pas enkele maanden later zag ik de film en wist ik de redrum en de red rum en dat liedje ook en zo kan het kijkglas ook verhelderd werken in plaats van vertekenend, denk ik, want het kijkglas kan je rode rum geven, denk ik, dus ik geloof ik kan dat nu verstaan, we moeten door de spiegel gaan, nee we moeten door het kijkglas gaan, want achter het glas ligt de stad (Utrecht bijvoorbeeld) (Utrecht of elders), en je kunt je huis uit, je kunt een ommetje maken, jongens op een scooter zien, en een gesloten antiquariaat, en een gast met een geluidsinstallatie in het stuurkrat van zijn fiets waaruit onophoudelijk Jimi Hendrix klinkt, en een vrouw die op iemands moeder lijkt en die alleen in letterlijke zin de weg kwijt lijkt te zijn, of, denk bewegend glas, autoruit als bewegend glas, de ruit van de auto van iemand die naar Berlijn gaat, waarom Berlijn eigenlijk Kosters?, waarom niet Veghel, en waarom een Porsche dan nog?, ik weet het niet, of telefoonglaasje, kan ook, de telefoon waarmee de mensen (altijd weer de mensen) langsheen hun diverse sociale media navigeren, om, zegt Kosters, te schuimbekken en haat te zaaien en de eigen roep het hardst te laten weerklinken waarbij, zegt Kosters, waarde waarheid en rede van geen tel zijn, zulke overpeinzingen, men kent ze wel, men kent ze misschien zelfs wel een beetje te goed, misinformatie, nepnieuws, kretologie, en gij meent dat dan Kosters?, moet er aan dat eindeloze geblaat over die ongecontroleerde stemmenstroom op het internet echt nog iets toegevoegd worden?, is daar nu langzamerhand niet een beetje teveel over gezegd?, vanaf een platform kunt ge roepen ja, vanaf een reëel maar ook vanaf een virtueel, maar niet eens per se ongebreideld, diverse sociale media censureerden indertijd al vrij snel kritische uitlatingen over het coronabeleid, en, naar het schijnt, mag je in Vlaanderen op diverse plekken op het web ook niet zomaar twijfelen aan de werkzaamheid of het gebruik van zonnebrandcrème, maar waarom meningen uiten die niet politiek correct zijn of niet stroken met het heersende discours altijd weer geassocieerd moeten worden met blaffen is mij niet helemaal helder, of liever, waarom men lijkt te peinzen dat traditionelere fora per se gevrijwaard zouden blijven van geblaf, want de mens heeft altijd geblaft, en de hardste blaffers sorteerden altijd het meeste effect, en de gemeenste bijters kwamen altijd al op de invloedrijkste posities terecht, want om iets hoogs te zijn moet je psychopatoire karaktereigenschappen hebben, en ook beleidsmakers hebben zich nooit iets aan waarde waarheid en rede gelegen laten zijn, men moet het raadselaarsglas eenvoudigweg wat vaker ontraadselen misschien, meningen op internet zijn just like pictures in a book, en mensen worden personages, dat is niks vreemds bij Kosters, maar Callahan  (niet Billy) is nu Lucky Luke, of anders mr. Bean, of Watt (die van Beckett weetjewel) (het titelpersonage uit het beste boek ooit geschreven) (en gij moogt raden wie dat Watt naar het Nederlands heeft vertaald) (ik geef één tip: zijn voornaam omgedraaid is nog steeds zijn voornaam) (oké ik geef nog een tip: zijn achternaam lust geen eierens) (en als u het nu nog niet weet bent u aardig, ha, onnozel) (dat laatste was ook een tip) –

of gans de wereld achter glas:

een landkaart zo groot als het land
wapperende bakkebaarden, montuurgestuurde ogen
een tot bloedens toe uitgebroed ei
de toren waar je woont &
een schepje in je weitas
en dat vond ik goed, dat vond ik eigenlijk echt heel erg goed.

Ten laatste: een herinnering (is ook de herinnering achter glas) (want een herinnering zal altijd vertekend waargenomen worden toch?). Dat ik in dat Utrecht waarin Kosters aan het begin nog loopt te lopen, ergens in de buurten waar de beter gesitueerden wonen, in de bovenwoning van een monumentaal pand, zat te zitten, met bekenden van een bekende (ik kende die mensen eigenlijk niet), na een voorstelling van iemands dochter (ik kende die dochter niet) (haar ouders kende ik ook niet) (wat deed ik daar?). De dochter had iets gezongen, iets van Arvo Pärt, en daarna heel veel andere dingen die me niets gezegd hadden, en daarna iets dadaïstisch, en daarna nog wat dingen die me niets zeiden. Mij werd gevraagd (waarom ik? ik ken jullie allemaal niet) wat ik ervan had gevonden, en ik twijfelde even of ik iets zou zeggen over dat stukje Pärt dat gezongen was en dat één van de twee dingen was geweest die ik goed had gevonden en niet alleen maar strontsaai, maar ik vreesde dat ik niet tot in de allerdiepste diepten zou kunnen meekomen met een gesprek over Pärt, want zoveel wist ik ook weer niet van diene mens, dus ik benoemde het enige andere stuk dat ik goed had gevonden als dadaïstisch, en iedereen was stil en iedereen zat en iedereen keek me aan, en de vader van de dochter zei bedachtzaam Ja… dat was dada… verrek je hebt gelijk, dat was dada, en daarna ging ik verder over dadaïstische literatuur, een lange monoloog die ik eindigde met iets te zeggen over een gedicht van Onno Kosters dat de vorm had van een puzzel –

(wat voor puzzel was dat ookalweer? een kruiswoordpuzzel een doorloper een sudoku?)
(waarom kan ik de bundel van Onno Kosters waarin dat gedicht staat toch nergens meer vinden)
(waarom heb ik ook zo krankjorum veel boeken en waarom liggen die over allerlei verdiepingen verspreid)
(en niks nie natuurlijk nie op alfabet nie)

en díe Onno Kosters heb ik toch wel een heel klein beetje gemist in deze bundel.

Ik las hier een Kosters die me peinzend zette:

als hij zei

vis werd het virus mens en ik dacht aan Burroughs die zei taal is een virus uit de ruimte, of, weer, waarom?, aan Oosterling, en daardoor heel even aan xenofobie als virus, en ik las hier een Kosters die afkwam met beelden die me stil deden staan (niet alleen letterlijk)

als hij zei

van Loper die zingt, slaapt, eet, en een liedje als Hotel California had willen schrijven om elders gezongen geslapen en gegeten te kunnen hebben
van het huis waar het altijd januari is (wat was dat boek ookalweer waarin het vele maanden achtereen februari is?)
van de tomtom die leidt
van een vader op Terschelling
van een man zonder slaap drijvend op een foto
van vallende boeken (onder andere één van Kingsley Amis) (die ik, waarom?, weet jij dat?, kortstondig verwarde met Aracelis Girmay) (Kingdom Animalia – dat zoudt gij eens moeten vertalen, Kosters)
van mannen met bidons, telefoons, bananen en repen in hun achterzak
of nog: alleen maar woorden misschien (moje woorden van Samuel Beckett) (en moje woorden van Johnny Dowd)

beelden die ik mooi vond
woorden die ik mooi vond
de peins die ik best heel aangenaam vond;

maar niettemin was dit Achter het glas me een weinig te bedachtzaam. Dat kun je iets goeds vinden. Misschien is het ook wel iets goeds. Gedichten die mijmeren, gedichten die denken, gedichten die filosoferen. Niettemin miste ik een heel klein beetje het speelse dat ik meende te kennen Onno Kosters. Als ik speels zeg bedoel ik buigzaam. Als ik buigzaam zeg bedoel ik elastisch. Als ik elastisch zeg bedoel ik rekkelijk. Als ik rekkelijk zeg bedoel ik het vermogen om te gaan waarheen gedichten zelden gingen.

Anders gezegd: Achter het glas is een goede bundel. Maar ik had hem beter gevonden als hij niet geschreven was door Onno Kosters. Wat zegt dat Onno Kosters volgens mij een nóg betere dichter kan zijn dan hij hier heeft laten zien.

Flaptekst van de dichtbundel van Onno Kosters

Kijken en bekeken worden, of je het weet of niet, of je het wilt of niet: glazen ogen zijn overal. In lange, meanderende gedichten en heldere, compacte lyriek legt Kosters de huidige tijd bloot.

Gewapend is het glas, gewapend is het veilig.
Aan welke kant van het glas bevind je je? Weet je het antwoord pas als je het breekt? Onno Kosters leidt je langs en door de transparante wanden die ons scheiden van de werkelijkheid: beeldschermbril en dwazenspiegel, touchscreen en monitor, televisie en surveillancelens. Kijken en bekeken worden, of je het weet of niet, of je het wilt of niet: de glazen ogen zijn overal. Hoe verhoud je je achter het glas tot de ander, tot de wereld en tot jezelf?

Onno Kosters is geboren op 24 oktober 1964 in Baarn. Hij is universitair docent Engelse letterkunde en Vertalen en hij is de auteur van Callahan en andere gedaanten, De grote verdwijntruc en Anatomie van het slik. Hij is vertaler van Samuel Beckett, Seamus Heaney en Ocean Vuong en won met het gedicht ‘Doe-het-zelf’ de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd 2012. In 2015 verscheen de bundel Vangst, en in 2018 Waarvan akte, allen lovend besproken.

Bijpassende boeken en informatie