Will Hermes Lou Reed biografie recensie

Will Hermes Lou Reed biografie recensie

Lou Reed

De koning van New York

  • Auteur: Will Hermes (Verenigde Staten)
  • Soort boek: biografie, muziekboek
  • Origineel: Lou Reed: A New York Life (2023)
  • Nederlandse vertaling: Dirk-Jan Arensman, Petra C. van der Eerden, Auke Leistra, Jan Willem Reitsma
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 1 december 2023
  • Omvang: 568 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,99 / € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Will Hermes Lou Reed biografie recensie en informatie

Lou Reed is op 2 maart 1942 geboren in het Beth El ziekenhuis in Brooklyn, New York. In 1953 verhuisde het gezin naar het stadje Freeport op Long Island. Hij ging hier naar de Freeport Junior High school waar hij in aanraking kwam met rock-‘n-roll en rhythm-and-blues en hij in een aantal bandjes speelde.

In 1959-1960 kreeg hij in opdracht van zijn ouders elektroshocktherapie om hem van zijn homoseksuele neigingen en stemmingswisselingen af te laten komen. Hij ging in 1960 naar de universiteit van Syracuse, waar hij journalistiek, filmregie en creatief schrijven studeerde. Vooral het onderwijs in literatuur, muziektheorie en filosofie boeide hem. Vanaf deze tijd ging Lou Reed zich echt serieus met muziek bezighouden. Vooral het concert dat Bob Dylan in november 1963 in Syracuse gaf, was het laatste zetje om zich volledig op de muziek te storten. Nadat hij een klein succes had met het nummer The Ostrich in 1964, werd er een begeleidingsgroep samengesteld door de platenmaatschappij waarvan John Cale deel uitmaakte, wat zeer bepalend was voor de rest van zijn muzikale carrière.

Sterker nog in 1964 huurden Reed en Cale een appartement in de Lower East Side en richtten samen met Sterling Morrison en Maureen Tucker de band The Velvet Underground op die na de contacten met kunstenaar Andy Warhol zou uitgroeien tot de invloedrijkste undergroundgroep uit de rockgeschiedenis.

In 1970 verliet Lou Reed de band en ging solowerk maken. Een deel van de albums die hij zou maken als solo-artiest en singer songwriter groeide ook uit tot klassiekers in popmuziek, alhoewel niet elke plaat van hoog niveau was.

Lou Reed die lange periodes veel drank en drugs gebruikte moest in mei 2013 levertransplantatie ondergaan. Echter een aantal maanden later, om precies te zijn op 27 oktober 2013 overleed hij toch aan de gevolgen van de leveraandoening. Hij werd 71 jaar oud.

Will Hermes is op 27 december 1960 geboren in Jamaica, Queens, in de stad New York. Als journalist en schrijver heeft hij veel geschreven over popmuziek. Naast de biografie van Lou Reed is zijn bekendste boek over popmuziek Love Goes to Buildings on Fire: Five Years in New York that Changed Music Forever dat in 2011 verscheen.

Recensie van Tim Donker

Helden vallen snel, of vallen tergen traag, of vallen gaar niet. Het was in mijn late tienerjaren. Ik was zeventien, of achttien. Ik schreef gedichten (eigenlijk lang voor ik ze, aktief, begon te lezen), ik wist me aangetrokken door filosofie, ik dacht schaduwzijden te kennen. Ik dacht dat dat laatste ook erg goed was, ik dacht dat een goed mens doordrongen moest zijn van het feit dat het leven niet aldertijd allerjolijtigst was, ik dacht dat het een goed ding was om somberte te kennen, ik dacht dat zoiets gestalte gaf aan een mens. Het was in die jaren dat ik de muziek van Lou Reed leerde kennen. Misschien gewoon maar door mijn vader, die had de cd New York gekocht bij de Bijenkorf. Maar het was niet New York dat als eerste indruk op me maakte. Dat was Between thought and expression, een verzamelaar van drie seedees die ik leende bij de bibliotheek en teepte op evenzovele kassettes. Reed voorzag in iets. Hij voorzag in de dingen die leidend voor me waren in die dagen. Er zat poëzie in zijn liederen. Er dreigde duisterheid in die tonen. En hij leek onontkoombare maar onaangename waarheden in het gezicht van zijn luisteraars te smijten. Maar nergens, ook niet op zijn Metal Machine Music (waar op die verzamelaar echter maar een scherfje van te beluisteren viel), werd het echt moeilijk. Metal machine music is niet de extreemste noiseplaat ook gemaakt – dat was het waarschijnlijk bij zijn verschijnen al niet. En Reed trommelt in zijn teksten uitschot, mafkezen, onaangepasten en gedrochten op maar de pijn snijdt niet – of niet diep toch. Met Reed kon je dwepen met een soort van gevaarloos gevaar, zijn liedjes bleven gewoon rock, je hoefde er niet aan te verwonden. Je kon er zelfs op dansen als je dat wilde (niet dat ik dat deed, ik keek wel link uit). De zelfkant in een doosje. Je kon het bijhouden, iets ervan op je afstralen, maar het hoefde je niet te verpletteren (toen ik, niet veel later, Swans leerde kennen, werd ik wel verpletterd – die muziek deed pijn, de zwartgal was er niet leuk meer). In 1992 kwam Lou Reed met Magic and loss. Een hele plaat over de dood. Dat was mooi. Leven is sterven, die plaat moest ik hebben. Patrick vond Magic and loss een aanstellerige plaat. Dat toonde meteen wie Patrick was, oppervlakkige losbol die hij er hing. Wie Magic and loss niet waardeerde, wist niets van het leven (“Die plaat die jouw vader heeft, New York, die vind ik wel goed.”, zei hij, zei Patrick, en ergens vond ik dat mooi, dat een klasgenoot van mij een plaat die mijn vader in zijn bezit had prees, dat zei iets, dat zei iets goeds, dat zei op zijn minst dat mijn ouwelui niet totaal suf waren; ik kon me, alleszins, niet voorstellen dat ik een plaat die zijn vader had goed zou vinden).

Toen ik me ergens tussen de twintig en de dertig bevond, ergens halverwege, begon mijn voorliefde voor de muziek van Lou Reed te verschrompelen. Het begon met één van zijn platen. The blue mask. Die ik kocht. Zomaar. Ik had zin in een plaat van Lou Reed, ik had wat geld, dit was één van de goedkopere, ik kon hem betalen, ik ging, ik kocht. Hij viel me tegen. Ik vond hem – naja, een beetje saai. Het dreutelde wat, niets raakte me, en toen was de plaat afgelopen. Het was voor het eerst dat muziek van Lou Reed me tegengevallen was, en het viel me tegen dat hij me kon tegenvallen. Een studiegenoot bracht de volgende slag toe. Ook een Reedfanaat, hij had iets over hem gelezen, een biografie of weet ik veel wat, een artikel of misschien een biografie van een andere artist waar Reed alleen maar in voor kwam. Maar het verhaal dat hij me vertelde, waar hij het ook vandaan had, ging in ieder geval over Lou Reed: dat Lou Reed bij een vriend thuis was geweest, en moest plassen, en toen “gewoon in de hoek van de kamer ging staan pissen!”; hard lachend werd dit me verteld maar ik vond het niet grappig. Ik vond het weerzinwekkend. En het stelde me teleur dat Lou Reed weerzin kon wekken bij me.

Daarna kwamen andere verhalen. Hij had zich laatdunkend uitgelaten over Frank Zappa, en over Ian Dury. Andere musici die ik hoog achtte in die dagen. Hoger misschien dan Lou Reed, dat kan, hiërarchie in heldenstatus, het is mogelijk. De man die twijfels had bij de capaciteiten van Dury en Zappa – sja. Zo goed ben jij zelf nu ook weer niet, Reed.

&

En zulke dingen denkt men niet over zijn helden. Men twijfelt niet aan helden. Helden houden op helden te zijn zodra ze aan je twijfels worden blootgesteld. En inderdaad. Verdomme. Die Patrick had toch geen ongelijk gehad. Magic and loss was inderdaad wel een beetje een aanstellerige zeikplaat. En The blue mask had ik van bij aanvang al geen goede plaat gevonden. De enige twee platen van Reed die ik had vond ik nu allebei niet meer goed. Ja. Between thought and expression. Die had ik nog. Op kassette. Maar ik had allang geen afspeelapparatuur voor kassettes meer. En alles ging het raam uit.

Met de velvets was het net zo met de velvets ging het helemaal anders met de velvets ging het precies eender. Maar dan anders. Interesse in de muziek van The Velvet Underground kwam later en ging eerder, er was maar enige overlap met de tijd dat ik luisterde naar Lou Reed. Voor mij stond de band ook los van Lou Reed, ja die had er wel deel van uitgemaakt en dat was te horen ook (bijvoorbeeld aan de zang &zo), maar zijn rol in de band leek me iets toevalligs. Zoiets als op vakantie gaan naar een plek waar een bekende van je onlangs nog geweest is. In het begin denk je nog wel Oja dingetje is hier laatst nog geweest, zou dingetje ook voor dit monument hebben gestaan, dingetje zei dat je beslist moest gaan eten in dit of dat restaurant. En je neemt je voor later die week een keer te gaan eten in dit of dat restaurant, maar uiteindelijk ga je er nooit eten omdat gaande de tijd dat je daar bent het steeds meer de plek wordt waar je nu bent en steeds minder de plek waar dingetje ooit was. Of zoals bij een optreden zijn en dan later horen dat dingetje er ook was, je beleeft het optreden er achteraf niet anders om. Ofzo. In ieder geval kon de idee van The Velvet Underground heel goed zonder de idee Lou Reed. En ik leek het aan mijn eigen muzieksmaak verplicht te zijn minstens één velvetundergroundseedee in mijn verzameling te hebben. En ja. Venus in furs. Inderdaad een prachtliedje. Maar de bananenelpee mocht het niet worden. Veel te veel mensen met een overigens zeer twijfelachtige muzieksmaak hadden ‘em, Heroin leek me iets voor poseurs en ik had een ingebakken schijthekel aan die Warhol, ik wist niet waarom en ik deed ook geen moeite om mezelf daarin te begrijpen, het was me genoeg dat ik het wist. Dus een andere titel aanschaffen. Dat werd VU. Gewoon. Hij stond in het bakje in de platenzaak, hij was betaalbaar, en er stond een liedje op dat She’s my best friend heette en dat leek me te passen bij Iris, inderdaad mijn beste vriend in die dagen, ik maakte geregeld mixtapes voor haar en een liedje met zo een titel moest gewoon op de volgende editie komen. Dus daarom. Daarom VU. En god. Wat viel die plaat tegen. Sja. Eigenlijk ronduit saai. She’s my best friend had dan nog wel iets, iets theatraals, ik voelde daar iets Berlijns bij, een lang vervlogen Berlijn, iets als Die Dreigroschenoper, die mijn vader ooit eens voor mij op kassette had gezet, een kassetje dat ik vaker draaide dan ik dacht te zullen doen. Maar verder. Daar kwam nog bij dat muziekhistories gezien verondersteld leek te worden dat The Velvet Underground een geluid hadden uitgevonden dat er eerst nog niet was, en dat daarna altijd alleen maar naar The Velvet Underground kon verwijzen zodat veel van de bands die ik erg goed vond, zoals The Jesus and Mary Chain of Mazzy Star altijd maar weer verbonden werd aan die eeuwige Underground-lui. Dat stelletje poseurs met minimaal één oersaje plaat en veel te veel eer. Dus. Ja. Ook dat het raam weer uit. Nog voor het goed en wel binnen was.

En toen werd ik dertig, en toen werd ik veertig, en toen werd ik vijftig en dan, net dan, als Lou Reed een allang gepasseerd station is, niet meer dan een eikel uit het verleden, net dan, dus, bereikt mij zijn biografie. En iemand zegt nee Theo zegt dat je juist zo’n biografie moet lezen als de weerstand het grootst is en daar kon ik inkomen, dat vond ik een goed argument (zijn eerste argument vond ik niks: dat Lou Reed dan weliswaar een eikel was geweest maar wel een boeiende eikel. dat vond ik niet eens waar. wás hij maar een boeiende eikel geweest; boeiende mensen, écht boeiende mensen mogen best een beetje eikelig zijn. maar aan Lou Reed vond ik inmiddels niets meer boeiend, eikel wel, en overgewaardeerd); het leek me ook een uitdaging voor Will Hermes: ging diene mens Lou Reed tot leven kunnen wekken voor mij? In theorie immers niet gans onmogelijk: ik had zijn muziek ooit goed gevonden, dus diep in mij verscholen zou best nog eens een laatste restje sympathie voor de man kunnen huizen. En in zijn latere jaren was hij bovendien getrouwd geweest met Laurie Anderson en Laurie Anderson – ach, Laurie Anderson…

Mijn liefde voor de muziek van Laurie Anderson is oud, gaat veel verder terug dan de tijd dat ik naar Lou Reed luisterde, en de waardering voor eerstgenoemde is bovendien duurzamer gebleken – zij het niet onproblematisch. Het begon met O Superman. Natuurlijk, Voor iedereen begon het met O Superman. Mijn moeder vond dat een mooi liedje. Toen ik het voor het eerst hoorde, ik was denk ik een jaar of negen, vond ik het maar raar; later, in mijn puberjaren -wat mijn metaljaren waren- had ik er zelfs een beetje een hekel aan. Maar. Het intrigeerde. Ergens. Ook. Zo pas rond mijn zeventiende begon ik als een blok te vallen voor de muziek van Laurie Anderson. Het was psychedelisch, vervreemdend, verstikkend, desolaat, poëties en bloedmooi. Het ging over eenzaamheid, melankolie, onvermogen. Het kon appelleren aan een ontmenselijkte technocratie maar evengoed aan een op een tropies eiland aangespoelde drenkeling. Het was bedachtzaam, filosofies, konfronterend. Het bestreek ganste nog te exploreren universa. Tot ook universa op grenzen stuiten. Alles heeft grenzen altijd weer. Strange angels heette de eerste grens. Wat een slappe plaat vond ik dat (nu vind ik het één van haar mooiste). Roma Baran had achter de produksietafel gezeten, niet anders dan bij Big science, maar als je me had verteld dat het een aalgladde popproducer was die daar de knoppen had bediend, had ik je onmiddellijk geloofd. Bright red vond ik dan wel weer goed, maar een beetje te lang duren waardoor het tegen het einde wat gelijkvormig en misschien zelfs saai werd (dat vind ik nog steeds wel een beetje waar). The ugly one with the jewels and other stories vond ik bijna onbeluisterbaar bloedeloos (ook dat acht ik nog altijd een niet geheel onterecht oordeel). Komen. Komen er barsten. Komen er barsten in de heldenstatus, breekt naar verloop van tijd het hele beeld. Vond ik Mister heartbreak ook ineens wat verflauwen, en na een tijd ging ook Home of the brave eraan. Riep ik een tijdlang dat je alleen maar Big science en United States Live I – IV hoefde te hebben als het om Laurie Anderson ging, en nog weer later alleen nog maar die laatste. Maar ook daarna, zonder al die schoonheid in mijn leven, bleven dagen na dagen aan mij voorbij trekken. Gedurende een periode of wat had ik Facebook. Eén van mijn facebookvrienden postte Only an expert van Homeland en ik was geraakt. Geraakt, u weet. Diep geraakt. God, wat was dit een mooi liedje. En dan die tekst! Het was nog een jaar of tien voor de coronahysterie maar ook toen leek het waar dat alleen dat het geval is wat de deskundige zegt dat het geval is. Misschien is dat van alle tijden geweest; ik herinner me nog het spottende “de deskundige” onder in beeld bij J.J. de Bom (maar was dat wel J.J. de Bom?).

Ik schafte me Homeland aan en Laurie Anderson krabbelde stukje bij beetje terug mijn verzameling in. Haar seedees kwam uit hoeken en gaten, uit dozen & van zolder, waar had ik het allemaal gelaten, het moest allemaal terug, naja behalve The ugly one with the jewels dan misschien.

Werd me dus. Op een dag. In de herfst. Een biografie in handen gedrukt. Over een man die in zijn latere jaren getrouwd was geweest met deze vrouw. Deze fascinerende vrouw. Deze Laurie Anderson. Liefgehad, zij. Ooit. Door de man wiens biografie nou in mijn stuurtas zat. En ik fietste. En wind waaide. En regen viel. En ik dacht ja. Ja, dacht ik. Gaat die Will Hermes het kunnen. Gaat hij Lou Reed tot leven wekken. Dwars door mijn weerzin heen. Gaat hij dat kunnen, die Hermes. Ik dacht hum. Ik dacht tsja. Ik dacht misschien. De ondertitel viel niet mee. De godvergeten koning van New York? Naja.

En dan al deze woorden om de bespreking nu pas te laten beginnen? Het is niet anders. Maar meteen ter zake kan nu wel: nee. Het lukt Will Hermes niet. Geen nieuwe Lou Reed voor mij. Niet tot leven gewekt. Niet sympathieker gemaakt. Hooguit een beetje minder onsympathiek.

Ik heb de biografie lang met me meegesleept. Vanuit een herfst, ooit, naar een op herfst lijkende zomer, nu. Ik las er steeds in, bij vlagen, en wierp het dan weer terzijde, enige tijd. Het was bij me op een hotelkamer in Heelsum. Eén januari, mijn dochter en ik, op een hotelkamer in Heelsum. Mijn lieve moje grappige betoverende negenjarige dochter. En ik. Eén januari en we zaten om god weet welke reden op een hotelkamer in Heelsum. Vlakbij hadden we koekjes gekocht. Voor op de hotelkamer. De koekjes kwamen niet uit Heelsum, maar uit Renkum. Een Albert Heijn in Renkum en ik dacht O, dus dit is nu een Albert Heijn in Renkum. En het regende en ik dacht O, dus dit is nu regen in Renkum. En we liepen over de parkeerplaats van een Albert Heijn en in Renkum en ik dacht O, dus dit is nu een parkeerplaats in Renkum. En nergens een Mazda Demio te zien.

En we zaten, en we praatten, en we lachten, en soms lazen we. Ik in de biografie van Lou Reed. En al die tijd wilde Lou Reed maar niet tot leven komen.

En later werd het lente, en ik zat, en ik las, en ik dronk koffie. Of was het laat op de avond en dronk ik wijn. Of zat ik maar en dronk ik niets, en was er muziek, en las ik. En al die tijd wilde Lou Reed maar niet tot leven komen. En ik weet wel. En ik weet wel een beetje. Ik denk wel een beetje te weten hoe dat komt.

Lou Reed. De koning van New York is om te beginnen, en nu zeg ik het heel lief, nogal rommelig vertaald. Het boek staat vol met woorden als “venues”, “upstate”, “content”, “fun”, “random”, “hot boys”, “to the point”, “sophisticated”, “sound”, “back to basics”, “channel”, “plenty”, “big deal”, “counterpart”, “on the road”, “safe space”. Is dit een poging om ook jongeren aan te spreken of is het gewoon onversneden luiheid? Dirk-Jan Arensman, Petra C. van der Eerden, Auke Leistra en Jan Willem Reitsma: jullie waren verdomme met zijn vieren en nog waren jullie te beroerd om goede Nederlandse equivalenten voor woorden als de bovenstaande te zoeken. Wat toch wel min of meer de kern is van vertalen: Nederlands maken van wat oorspronkelijk een andere taal was (in dit geval Engels). In plaats van de helft maar zo’n beetje onvertaald te laten, omdat dat wel kan, omdat dat toch populair is, onder jongeren, ouder oud-hippies, onder muziekliefhebbers, ach zo praten ze allemaal, laten we maar de helft vertalen, daar komen we wel mee weg. Met als walgelijke klap op de weerzinwekkende vuurpijl zinnen als “mannen cruiseden op zoek naar een blowjob” en “een perfecte song, hoewel de mannen er niet helemaal in slagen het in één take te nailen” (mijn cursiveringen, om mijn grenzeloze ergernis uit te drukken); jongens, leveren jullie ook een teiltje bij het boek? Hoe kun je jezelf als vertaler nog in de spiegel aankijken als je onbeschaamd met dit soort gedrochten durft af te komen?

Daarnaast, en nu vloek ik allicht in vele kerken, is Will Hermes volgens mij gewoon niet zo’n heel erg kundig schrijver. “Iemand aan introduceren” kan nog wel in de schoenen van dat suffe vertalersclubje geschoven worden, maar heel het boek doorheen kunnen vele zinnen opgetekend worden die niet lekker lopen, ongrammaticaal zijn of taalkundig minstens zeer onbeholpen; het wemelt van onjuiste samentrekkingen, verkeerde verwijswoorden, clichés of gemakzuchtige bijvoeglijke naamwoorden (zo is alles steeds maar “baanbrekend”, zelfs een verdomde sexwinkel is baanbrekend, of een alleenstaandenbar). Tel daar nog eens de redactionele slordigheid bij op (Reed wordt een keer gespeld als “Red”; Lester Bangs als “Bang”; “Michal Jackson”; “can” waar het “van” moet zijn, etc.) en dan weet je al voor de helft waarom dit nergens echt wil gaan sprankelen.

De andere helft slaat Hermes op eigen kracht wel dood. Voor deze muziekjournalist bestaat in de eerste plaats New York, en vooral alles in New York wat homosexueel, transgender, non-binair, alles wat valt binnen die bijna heel het alfabet bestrijkende afkoring (ik weiger mordicus dat acroniem te gebruiken) (want als we ons niet in de bestaande hokjes kunnen herkennen, timmeren we er wel zoveel hokjes bij dat er voor ieder mens één is) (en nog is er geen begrip voor elkaar) (nee, gek he) (iedereen zit daar immers maar in zijn hoogsteigen hokje te zitten, vier muren rondom hem) en ook nog een of andere, liefst hippe, kunstvorm beoefent – alles wat buiten dat ene brandpunt valt, ziet Hermes almeteens een pak minder scherp. Zo valt de animositeit tussen Frank Zappa en Lou Reed aan wel iets meer toe te schrijven dan afgunst (hetgeen Hermes hier min of meer lijkt te suggereren). The Velvet Underground en Zappa’s gedeeltelijk gelijktijdig opererende vroege band The Mothers of Invention vielen allebei niet onder gemakkelijk luisterbare radiopop maar deelden daarmee nog niet eenzelfde muzikale spectrum. Waar de Velvets meer in het verlengde lagen van oude elektronische en minimale muziek, als Stockhausen, Terry Riley, Morton Subotnick, LaMonte Young (uiteraard) (wat dacht je anders van een band die begon met poëet en ziener Angus MacLise op drum) (ja op drum dan nog), met hier en daar allicht wat Alban Berg of John Cage erdoorheen, leunden de Mothers veel meer op freejazz, dada en musique concrete (okee misschien was John Cage bij hun ook nooit ver af) – in zekere zin kun je zeggen dat Reed, Cale, Tucker, Morrison en wie er verder de ene keer wel en de andere keer niet bij hoorde een lichte tunnelvisie hadden gericht op een specifiek New Yorks soort avantgarde waar Zappa en zijn mannen een veel opener blik hadden op alles wat er in Amerika en in Europa “ondergronds” aan het gebeuren was; allicht deelden de bands niet eens hetzelfde publiek. De weerzin van Frank Zappa tegen The Velvet Underground kwam veeleer voort uit Zappa’s intense hekel aan drugs en de manier waarop de Velvets daar juist mee koketteerden. Maarja. Frank Zappa was geboren in Maryland, overleden in Californië en had afgezien van één cd geheten Zappa in New York niet overdreven veel met de stad die volgens Hermes het centrum van het universum moet zijn. En alleen als het New York was zou Will Hermes beter kijken. Of: de jaren zeventig laten inluiden door The New York Dolls? Kom op zeg. Los van de vraag hoe serieus men een band kan nemen die zich kan laten “voorstaan” op het feit dat Steven Duren er ooit gitaar speelde, is het toch wel erg eenzijdig om de jaren zeventig te laten domineren door zoiets als glamrock. Ik geloof dat er in dat decennium wel iets meer gebeurde dan alleen dat ene verkleed- annex dansfeestje, hoor. Maar Lou Reed en de onvermijdelijke David Bowie waren te gast op het feest en meer hoeft Will Hermes dan niet te weten. En als je de hoes van Take no prisoners dan zo uitgebreid meent te moeten bespreken (wat is überhaupt deze overvloedige aandacht voor uiterlijkheden in dit boek?), waarom noem je Nazario dan niet? Of wacht. Nee. Nazario is een Spanjaard. En Spanje ligt niet in New York. Sorry.

Of ook. Tot slot dan. Hoe lang Hermes zich op één onderwerp kan concentreren. Wat misschien een halve minuut is. Ofzo. Hij schrijft zoals hij ongetwijfeld praat. Van de ene associatie in de andere vallend. Van de hak op de tak. Dat doet hij heel het boek doorheen, en soms stoorde het me, soms niet. Soms viel het me anderhalve bladzijde later eigenlijk pas op. Hee. Hadden we het niet ergens anders over? Zo gaat dat dus in gesprekken. Heb je lekker even staan ouwenelen met Jan of met een andere man op die straathoek of de volgende, loop je door, realiseer je je dat je eigenlijk helemaal niet hebt kunnen vertellen wat je aan het vertellen was. Geen erg. Behalve dan dat een boek geen dialoog is, en de enige door wie Hermes onderbroken wordt is Hermes zelve. Ook al niet erg. Totdat het dan eindelijk -eindelijk, eindelijk- over Laurie Anderson zou gaan gaan. Mijn heldin. Ooit. En toen een tijdje niet meer. En nu weer wel, of een klein beetje toch (ik ben te oud om nog echte helden te hebben). Komt ze daar eindelijk. In dit boek. Over Lou Reed. Begint hij, begint me die Hermes, met een soort minibiografietje en realiseer ik me hoe weinig ik eigenlijk over haar weet. Laurie Anderson als kind, de moeder van Laurie Anderson, het gezin waarin Laurie Anderson opgroeide, ik wist het allemaal niet, later, het leven in New York (welja), een spontaan besluit om te gaan liften naar de noordpool (ja dat is dus echt gebeurd mensen, ik kende dat alleen maar als één van haar performanceteksten), de lokroep van de muziek, hoe O Superman ontstond (in eerste instansie als b-kantje, echtwaar, als b-kantje van Walk the dog wat ook een mooi liedje is maar toch niet kan tippen aan het meesterschap van O Superman) & dat het John Peel was, weer maar eens John Peel (zijn -gedeeltelijke- autobiografie heb ik ook nog ergens liggen), die het lied tot een succes maakte zodat Warner Brothers Anderson een contract aanbood, en dan begint het, denk je, vanaf daar ken ik het een beetje, denk je, maar neen, dan is het opeens 1992 bij Will Hermes, slaan we dus al gauw een jaar of vijftien over, maar goed, okee, dit is niet de biografie van Laurie Anderson, dit is de biografie van Lou Reed dus misschien is het te billijken dat Andersons leven na een korte introduksie weer wordt opgepakt bij de eerste ontmoeting met Lou Reed, moje ontmoeting moet dat geweest zijn want weet je wie erbij waren? Ornette met de pet en John Zorn en o gode Arto Lindsay ook (o! O corpo sutil!) (o! Anarchist Republic of Bzzz!) (o! The Golden Palominos!) (ik vind vooral dead inside erg mooi) (maar toegegeven, toen zat Lindsay al niet meer in de band) – maar dan kan het ook al heel snel ineens niet langer meer over die ontmoeting gaan, dan moet het verder gaan aan wat Lou Reed zoal verdiend heeft aan het gebruik van zijn liedjes in reclames. Dus. Vraagteken. ?. Ja. Vraagteken. Begrijp ik ineens wat die onbenoembare wrevel was die al die tijd al ergens in me woekerde. Hermes’ onvermogen om een gedachte af te maken.

Vandaar dus. Sleepte ik Lou Reed. De koning van New York doorheen een herfst, sleepte ik het naar de prachtige eerste dag van het nieuwe jaar met mijn dochter op een hotelkamer in Heelsum, sleepte ik het dwars doorheen een als lente niet te tellen lente en geen moment kwam Lou Reed tot me om aan te raken wat daar ooit gezeten heeft. Maar ook: ik sleepte het doorheen herfst, eerste dag van het jaar, lente, tot prutzomer. En nergens liet ik het liggen. Kennelijk strooide Will Hermes toch ergens een kleefpasta uit waarmee hij me vast hield.

Ik denk dat het misschien wel een voordeel geweest is dat ik allang geen “fan” meer ben van Lou Reed. Bijna de helft van dit boek gaat over The Velvet Underground. Wat kronologies niet echt klopt. Lou Reed heeft maar een paar jaar in The Velvet Underground gezeten, waar zijn solowerk zo’n vier decennia omspant. Ik kan me voorstellen dat er hardekern Lou Reed fanaten zijn die bitter weinig op hebben met The Velvet Underground. Die zullen misschien teleurgesteld zijn dat ongeveer de helft van de biografie van hun held over die vervelende, die eeuwige, die hardnekkige Velvet Underground moet gaan.

Evengoed kan ik me liefhebbers van The Velvet Underground voorstellen die het solowerk van Lou Reed helemaal niks vinden. Misschien was Hermes opportuun genoeg om beide groepen te willen bedienen, ze allebei minstens een halve biografie te geven. Maar misschien moet je dit niet lezen als je houdt van de muziek van Lou Reed of die van The Velvet Underground. Ik hou niet (meer) van beide, en ook niet echt van de denkwereld van Will Hermes en toch heeft dit boek me een half jaar lang achtervolgd.

Misschien moet je hier een roman in zien. Het zou kunnen. Met Will Hermes als vertellend personage, als het vage maar niet gans ongeletterde personage dat alles gezien heeft. Misschien moet je dit zien als een boek over een al of niet fascinerende subcultuur. Misschien moet je het zien als muziekboek. Vele decennia muziek komen voorbij, elke rechtgeaarde muziekliefhebber gaat minstens één van zijn favoriete bands of artisten aan zijn oog voorbij zien trekken.

Misschien een boek over de tijd, de tijden en hoe die veranderen.

Misschien een boek over de liefde. Het laatste stuk, de liefde voor Laurie Anderson (die ik me zo goed in kan denken) (andersom iets minder), de dood van Lou Reed en de dagen erna, dat is mooi, gloedvol, met compassie geschreven. Dat optreden van Laurie Anderson in Amsterdam, ergens na de dood van Lou Reed, waarom heb ik dat gemist? (misschien omdat ik bij toen al te druk was met vader zijn) (ik heb Anderson wel een keer zien optreden in Amsterdam maar dat was int bovenzaaltje van Paradiso en klaarblijkelijk niet bijzonder gedenkwaardig want ik herinner me niets, alleen een beukende violijnstrijk ergens aan het begin & ik dacht, wat is dit hard!).

Misschien ook is Lou Reed. De koning van New York gewoon maar vermaak. Vermaak dat een half jaar duurt, dat is ook wat. Zes maanden toch in ieder geval.

Meer recensies van de Lou Reed biografie

  • “De enige biografie over Lou Reed die je hoeft te lezen.” (The Washington Post)
  • “Hermes onderzoekt scherp Reeds complexe persoonlijke en professionele leven […] zijn kracht ligt in het identificeren en verwoorden van de transformerende genialiteit van Reeds songwriting en optredens binnen de context van de muziek- scene uit de jaren ’60 en ’70. […] Een boeiend, vol- ledig dimensionaal portret van een invloedrijke maar mysterieuze artiest.” (Kirkus Review)
  • “Hermes plaatst Reeds muziek in de context van een scala aan kunstbewegingen, waarbij hij hem neer- zet als een pionierend, relatief ongekroond LHBTI-icoon.” (The Los Angeles)

Flaptekst van de biografie van Lou Reed

In deze biografie duikt muziekjournalist Will Hermes in het leven van de in 2013 overleden Lou Reed. De New Yorker werd bekend als zanger van The Velvet Underground, maar ook als soloartiest was hij succesvol. Met zijn poëtische liedteksten steeg Reed tot grote hoogten, maar ware erkenning kreeg hij niet. Reed hield de pers daarom op afstand.

In Lou Reed – De koning van New York schetst Hermes een persoonlijk portret van de zanger die zich losmaakte van gender en geaardheid. Het resultaat is een verrassende, wervelende en alomvattende biografie van een artiest die zijn tijd ver vooruit was.

Bijpassende boeken en informatie