Antonío Lobo Antunes De omvang van de wereld recensie

Antonío Lobo Antunes De omvang van de wereld recensie

De omvang van de wereld

  • Auteur: Antonío Lobo Antunes (Portugal)
  • Soort boek: Portugese roman
  • Origineel: O Tamanho do mundo (2022)
  • Nederlandse vertaling: Harrie Lemmens
  • Uitgever: Van Maaskant Haun
  • Verschijnt: 26 februari 2025
  • Omvang: 340 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 27,00 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

De omvang van de wereld recensie van Tim Donker

Zou dit niet ook Veghel kunnen zijn
maar het is Veghel niet

Zou dit niet ook Port Bannatyne kunnen zijn
maar het is Port Bannatyne niet

Zou dit niet ook Vilaxoán kunnen zijn
maar het is Vilaxoán niet

je denkt zou dit niet elders kunnen zijn of overal, maar het is Lissabon en dat is ook een moje stad, al prefereer je O Porto maar als ver als een locatie om meer dan driehonderd bladzijden lang te vertoeven gaat kun je niet klagen, zeker niet omdat het een verhaal is dat ook hier zou kunnen zijn, of daar, of daar nog

in de stemmen die opklinken

vier stemmen klinken op

Vier stemmen klinken op. Een oude, rijke fabriekseigenaar die een groot deel van zijn leven bezig is geweest zijn imperium te bestieren en dierhalve voor niet heel veel andere dingen tijd heeft gehad. Een vrouw, de dochter van de rijke fabriekseigenaar, maar dochter vooreerst in bloed, ze is het kind dat hij toen hij jong was verwerkte bij een fabrieksarbeidster werkzaam in de fabriek die toen nog van zijn vader was; toen de dochter klein was, was de man vaak in het souterrain waar ze leefde met haar moeder maar later verdween hij meer en meer in zijn werk, en nu is het meisje volwassen en moet zijn bedrijf gaan overnemen. Een andere jonge vrouw is de persoonlijk verzorgster van de oude man. Een advocaat die een relatie onderhoudt met één van zijn cliënten, niet toevallig de verzorgster van de oude man die haar deel van de erfenis veilig gesteld wil zien; de advocaat weet wel hoe het geld van de man in te pikken en ook hoe voornamelijk hijzelf daar beter van kan worden.

Geld, een oude man, jonge vrouwen, een door haar vader in de steek gelaten dochter; je kan denken dit zal wel een thriller zijn over haat en macht en wraak en wellust. Maar neen.
Of je denkt dit moet een moderne variant van een Grieks drama zijn over vaders die onttroond worden en kapitalen die verdwijnen. Maar neen.
Of je denkt dit is allicht een pamflettistisch geschrift over vaders die hun verantwoordelijkheid niet nemen, en oude mensen die uitgebuit worden, en het geld dat alles zodanig regeert dat er geen plaats meer is voor mededogen, en zachtheid, en liefde. Maar dat is het ook niet helemaal.

De omvang van de wereld is een suite voor vier stemmen, die zich gaandeweg het boek meer en meer in elkaar wikkelen, en die spreken over verloren jeugd, over eenzaamheid, over stilte, over verlangen, over onvermogen, over genegenheid, over gemis, over verkeken kansen, over ouderdom, over leven, over sterven. Over de beelden die je altijd met je meedraagt. Over alles wat voor immer buiten het bereik is komen te liggen. Over het zijn van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn.

Sentrale figuur is allicht de oude man. Hij is ziek, hij is stervend, en, welja, op het eind is hij dood. Hij stal, min of meer toch, de fabriek van zijn vader, hij verwekte een dochter waarnaar hij op zeker ogenblik niet meer omkeek, hij is rijk en hij is alleen. Je denkt dat zal wel een verschrikkelijke vent zijn. Maar in zijn kop zitten al die beelden, die beelden van zijn dochter en van haar moeder, en hij is vervuld van warmte. Steeds opnieuw komen de herinneringen terug aan hoe hij zijn dochter duwde op de schommel, hoe hij deed alsof hij haar neus stal, hoe hij een horloge op haar pols tekende zodat ze altijd op tijd zou komen. En keer en keer opnieuw valt de enorme liefde op die hij had voor zijn dochter, en voor haar moeder. De liefde die zelfs de wrangste scenes mooi maakt. Zo is er, losstaand van de dochter en van haar moeder, de scene waarin de oude man de fabriek eenzijdig overneemt van zijn vader. Die vader komt de directiekamer binnen op het moment dat de zoon de papieren ondertekent waarmee de overdracht een feit is. De vader denkt, hoopt, dat het één of andere misplaatste grap is, wordt steeds wanhopiger, verlaat uiteindelijk het terrein. Maar doorheen dat alles zitten herinneringen -ja herinneringen binnen herinneringen- aan de jeugd van de vader (de vader van de hoofdpersoon) (de hoofdpersoon zelve is ook vader) (alles spiegelt zich in alles) (de belangrijkste personen blijven bovendien naamloos waardoor iedereen nog meer op iedereen gaat lijken) (maar daarover later meer): toen hij een kleine jongen was en soep gevoerd kreeg door het dienstmeisje, uit een bord waarin op de bodem een vrolijke kikker getekend stond die over een al even vrolijke schildpad sprong (want toen die vader klein was glimlachten alle dieren: schildpadden, kikkers, olifanten, pinguïns, er bestond niet één dier dat niet gelukkig was) en later brengt het dienstmeisje de vader-als-jongen naar bed en ze aait hem zachtjes over zijn hoofd zodat hij er rustig genoeg van wordt om in slaap te vallen, en het is mooi en lieflijk en ook een beetje droevig, en het is niet helemaal zeker of die vader zich het herinnert of dat de zoon zich herinnert hoe de vader zich dit in die herinnering misschien herinnerde, want heden en verleden lopen hier, zoals over elders, voortdurend door elkaar.

En de dochter woonde in een klein souterraintje met haar moeder terwijl haar heel erg rijke vader nergens was, soms kwam, en dan weer dagenlang wegbleef, en uiteindelijk zelfs nooit meer kwam, en je denkt zij zal wel een diepe wrok koesteren tegen haar vader. Maar toch, ook hier overheerst warmte en liefde en iets van gelukzaligheid als zij terugkijkt op haar jeugd, waarbij veel van de beelden terugkomen die ook de vader zich graag herinnert. Misschien tekent hij als oude man opnieuw een horloge op haar inmiddels volwassen pols, misschien is dit alleen maar een wensgedachte, misschien ziet ze hem nooit in de fabriek waarin zij nu ook een hoge positie bekleedt, klaar om in zijn voetsporen te treden, misschien is er soms ook weerzin, en boosheid, maar het tast nooit de beelden van vroeger aan die onverkort mooi blijven.

En de vrouw, bijkans een meisje nog, die voor de oude stervende rijke man zorgt en die, denkt de lezer in eerste instantie toch, alleen maar op zijn geld uit lijkt te zijn, wat een harteloos mens moet dat zijn zeg. Maar neen. Weeral neen. Ze voelt genegenheid voor de man, innige genegenheid, bij tijd en stond kon het lijken op lichamelijk genegenheid, betoont ze hem ook sexuele diensten?, heeft ze erotiese fantasieën over hem?, of gaat dat over een andere man, over andere mensen, want mensen en plaatsen lopen hier, zoals over elders, voortdurend in elkaar over.

Zelfs de advocaat. Ja. Bij eerste blik voldoet hij helemaal aan het clichébeeld van de snelle jongen. Protserige auto, veel vriendinnen, en hij zal het deel van de erfenis waar de verzorgster recht op heeft, of in ieder geval denkt te hebben, wel even veilig stellen en er en passant voor zorgen dat het leeuwendeel in zijn eigen handen zal vallen. Zelfs dat soort van mens, dat eerst zo banaal en stereotype wordt neergezet weet Lobo Antunes met elke volgende penseelstreek nee elke volgende maat in deze suite steeds een klein beetje sympathieker te maken. Ook hij is maar een sukkelaar, een mens met zijn onvermogens, een man die een lange weg heeft afgelegd om zijn dorpse en wat armoedige jeugd te ontvluchten. Vol liefde denkt hij terug aan een zekere meneer Baptista die hij gekend heeft toen hij jonger was en “het” probeerde te maken in de grootstad die Lissabon was. Misschien was deze Baptista een soort mentor, of een oudere collega, of een (huis)baas ofzo; alleszins een oudere man die hem eindsweegs op zijn weg geholpen heeft, en nu een grote rol speelt in zijn herinneringen. Een man die er nu niet meer is, of die hij in ieder geval nooit meer ziet, en van wie hij overduidelijk gehouden heeft. Ook mensen die je voor nietsontziend houdt hebben verhalen, hebben een verleden, hebben plekken waar ze geraakt kunnen worden. De zachtheid onder de hardheid is waar Lobo Antunes je iedere keer weer naar terug weet te brengen.

En dan kan je redeneren dat de oude rijke zieke stervende man de hoofdrol heeft want om hem heen sirkelen ook de andere verhalen, en sommige van zijn herinneringen worden gedeeld door alle verhaalfiguren

Ook kan je redeneren dat de hoofdrol in De omvang van de wereld voor de tijd is. Tijd als fictie. Tijd als concept. Tijd als mars. Tijd als ideologie. Tijd als methodologie. Tijd als religiesurrogaat. Tijd als imperialisme. Tijd als vernedering. Tijd als automatisering. Tijd als koopwaar. Tijd als verzet. Tijd als grote gelijkmaker. En je zit daar in je huis en er speelt die seedee van Steve Westfield en hij zingt life is too long en o hoezeer je het altijd bent eens geweest met die woorden, zeker toen er alleen nog maar het verleden was en het oneindige wachten en alles hetzelfde was als voorheen alleen dat je nu wist wat je miste, maar in de achteruitkijk, in de blik terug (in blik terug ontstaan de dingen die onze liefde aan ons binden) was het nog maar gisteren dat je terugliep, in je doje eentje, het hele eind van kleuterschool het Heitje op de gasthuisstraat naar jullie huis aan de oudartstraat, een grote grijns op je gezicht want mamma ging nog al eens opkijken dat je m dat zo helemaal alleen gelapt had, en zo ook vliegen de levens hier. De vader van de oude man was ooit kind, de oude man zelf was ooit jong en duwde zijn dochter op de schommel, de dochter die kind was in het souterrain, de advocaat die kind was in een dorp ergens in Portugal. In hun jeugd, of in ieder geval in het herinneren van de jeugd, zijn alle vier de levens merkwaardigerwijze gelijk. Soms lijkt het alsof hun brein een loopje met hun neemt en alsof een herinnering van een ander in hun kop terecht is gekomen want ja soms werken breinen zo. Iedereen heeft herinneringen waarvan hij met recht kan aannemen dat het niet bijster waarschijnlijk is dat ze precies zó gegaan zijn als ze herinnert worden; je brein gooit dingen door elkaar, heeft er een laag overheen gelegd, verwart jouw verhalen met gelijkende verhalen van anderen; en ook zijn er dromen die zo levendig waren dat je achteraf niet meer goed weet of het nu iets is dat je echt hebt meegemaakt of iets dat je alleen maar hebt gedroomd ooit. Maar veel vaker is het gewoon het gelijkende, de grond waarin allen, of velen toch, geworteld zijn. Drie van de vier verhalen figuren groeiden op in een dorp en kijken dierhalve uit op gelijkaardige vergezichten. De wouwen, de genetkatten. Maar ook levens in het algemeen lijken op elkaar. Iedereen heeft wel die oude vrouw in de buurt die boodschappen doet met zo’n boodschappentas op wielen waarvan een van de wieltjes het niet goed meer doet; er was altijd wel iemand die altijd een lucifer of tandenstoker in zijn mond had; altijd werkt er iemand met rood haar op kantoor zoals ook altijd een dikzak. Iedereen heeft wel ergens in zijn leven diepe genegenheid opgevat voor iemand, iedereen heeft aandoenlijke beelden over de eigen jeugd in het hoofd; iedereen probeert iets te ontvluchten of juist weer iets terug in handen te krijgen. Levens zo dissonant eindigen in harmonie. We waren klein en we zijn eigenlijk nooit echt groot geworden. Dat is waarom je zeggen kan dat de waarlijke hoofdrol hier (en overal elders) voor de tijd is.

Maar toch zeg ik neen. Want de feitelijke hoofdrol wordt bij António Lobo Antunes opgeëist door taal. Door die fantastiese, muzikale, hypnotiese, bezwerende prachttaal van hem. Elk hoofdstuk bestaat uit één lange zin die voortdurende onderbroken wordt (soms zelfs midden in een woord) door beelden, uitspraken, flitsen uit een verleden. Lange zinnen die voortrollen (als de tijd ja) en het ene bloedmoje beeld op het andere nog veel mojere beeld stapelen. Soms schittert er iets bovenuit dat er om vraagt hardop voorgelezen te worden, “de klok in de gang met zijn brede heupen [die] vette uren schommelde”, bijvoorbeeld, of “de wereld bestaat uit allerlei flauwekul die niet bestaat”, hoe een waar woord trouwens daar, of alles waarmee eenzaamheid vergeleken of aan afgemeten kan worden: “eenzaamheid kun je afmeten aan het kraken van de meubels ’s avonds”; “eenzaamheid is een hapje dat nog niet bij de keel is aangekomen”; “eenzaamheid meet je af aan je verborgen verdriet”; “eenzaamheid is een leiding die trilt in de muur”; “eenzaamheid kun je afmeten aan de paniek van de ziekenwagens op straat”; “eenzaamheid meet je af aan de lege yoghurtbakjes met een koffielepeltje erin vergeten op het aanrecht”. Maar ook de vele terugkerende beelden, zinnen, of zelfs hele passages, niet zelden letterlijke herhalingen, fungerend als ritmiese refreinen in dit meerstemmige muziekstuk. En dan, om de genialiteit naar een nog hoger nivo te tillen, af en toe het doorbreken van de vierde wand, of hoe heet dat in literatuur, het doorbreken van de derde kaft ofzo, in ieder geval de momenten waarop het boek zich expliciet als boek laat kennen middels zinnen als “denkt u maar wat u wil, want dit is geen roman maar een sprookje” of “zo meteen komt er een eind aan dit boek en dan vergeten ze ons” (en verhaalfiguren willen zich niet laten doen, vraag dat maar na aan Dregke en aan t schrijverken).

Dit is het mensen.
Dit is dat soort boek.
Dit is weer eens het soort boek om enorm dankbaar voor te zijn. Dat het op je pad kwam. Dat je het las. Dat het moois doorheen je ogen in je kop mocht komen.

Dan val ik op mijn knieën en dan dank ik António Lobo Antunes

Dan val ik op mijn knieën en dan dank ik Harrie Lemmens, die dit onnavolgbaar moje boek zo onnavolgbaar goed vertaald heeft en zodus bereikbaar heeft gemaakt voor al wie geen Portugees spreekt (nog altijd meer mensen, denk ik, dan die die dat wel doen).

Ik kende hem niet, deze António Lobo Antunes. Wel had zijn schrijfstijl van meet af aan iets bekends voor me, en ik stond voor mijn boekenkast en greep boek na boek eruit, denkend, waar ken ik dit ookalweer van, die door- en doorgaande zinnen, die onderbrekingen, die tussen haakjes gezette beelden, uitspraken, flitsen?, en ik stond daar maar en stond daar maar en zocht maar en zocht maar, maar ik vond het niet. Misschien is de stijl van Lobo Antunes zó overweldigend dat hij je al na een paar regels zodanig in zijn ban heeft dat het lijkt alsof je nooit anders gekend hebt (zulke ontmoetingen heb je ook, met mensen, zij het maar één of twee keer in je leven).

En ook dat is het weer mensen. Hier is voor mij een nieuwe held geboren. António Lobo Antunes. Nu wil ik alles van hem lezen. Dat is lang geleden: dat een boek meer dan een voorzichtige nieuwsgierigheid naar de rest van het oeuvre van de schrijver in mij wakker riep; dat het een razende leeshonger losmaakte, dat ik elk laatste woord van hem kennen wilde. Dat is geleden van de dagen dat ik het werk van JMH Berckmans leerde kennen en dan spreken we denk ik van de jaren negentig of hooguit de vroege jaren 00. Decennia later is het er dan weer. Deze schrijver die ik niet kende wil ik kennen nu tot op het bot. Vierendertig romans schreef António Lobo Antunes (naar het schijnt is het onderhavige boek het laatste dat hij schrijven zal) en veertien ervan (plus een brievenboek) heeft Harrie Lemmens in het Nederlands vertaald (wederom val ik op mijn knieën en dank ik Harrie Lemmens). Die wil ik allemaal lezen (bij welke uitgeverij(en) eigenlijk, Lemmens?). En als ik de veertiende uit heb, heb jij hopelijk gedaan met het vertalen van die andere twintig.

Flaptekst van de roman van de Portugese schrijver Antonío Lobo Antunes

Het verhaal in De omvang van de wereld wordt verteld door vierpersonages (stemmen). Als eerste is daar een 77-jarige zieke industrieel, om wie alles draait, die zijn leven overziet aan de hand van vervagende herinneringen. Als jongeman heeft hij een kind verwekt bij een meisje dat in een fabriek van de familie werkte. Dat kind, een dochter, is de tweede stem. Op latere leeftijd wordt ze door haar vader in dienst genomen met de bedoeling hem op te volgen. De industrieel woont in een appartement in Lissabon, met uitzicht op de Taag, in het gezelschap van een jongere dame afkomstig uit zijn geboortedorp (de derde stem) die samen met
haar minnaar, een advocaat (de vierde stem), zijn bezittingen probeert weg te sluizen.

Hoe dat afloopt, is niet van belang: wat telt zijn de met elkaar vervlochten levens van de vier personages, die afwisselend het woord nemen in negentien hoofdstukken, waar seks als een rode draad doorheen loopt. Afgezien van de oorlog komen alle hoofdthema’s van Lobo Antunes in deze terugblik met autobiografsche elementen aan de orde: de kinderjaren, het dorp en de stad, het geheugen, de eenzaamheid, tekortkomingen en een onoverbrugbare afstand. Het verhaal is zeer beeldend en zit vol humor. Met dit boek heeft Lobo Antunes zijn gigantische oeuvre waardig afgesloten.

António Lobo Antunes is geboren op 1 september 1942 in Lissabon.  Hij werd opgeleid tot psychiater en diende als arts in Angola tijdens de koloniale oorlog. Na zijn terugkeer naar zijn vaderland, in 1973, ging hij aan de slag in een psychiatrisch ziekenhuis in Lissabon. Hij debuteerde als schrijver in 1979 met een furore makende roman over zijn echtscheiding, Memória de Elefante, nog in hetzelfde jaar gevolgd door de wrange monoloog De judaskus (1979), waarin een man diep getraumatiseerd terugkeert uit actieve dienst in Afrika. Het betekende na een landelijke ook zijn internationale doorbraak en vormde het begin van een indrukwekkende reeks romans, waarvan De omvang van de wereld (2022) de laatste is.

Bijpassende boeken en informatie