F. van Dixhoorn De kat van de muziekschool recensie

F. van Dixhoorn De kat van de muziekschool recensie

De kat van de muziekschool

  • Auteur: F. van Dixhoorn (Nederland)
  • Soort boek: gedicht
  • Uitgever: Het Balanseer
  • Verschijnt: 24 maart 2024
  • Uitgave: Zes velden, zes katernen
  • Prijs: € 25,00
  • Boek bestellen >

F. van Dixhoorn Het doel van de opticien en De kat van de muziekschool recensie van Tim Donker

Hoe vaak was poëzie me een revelatie? Ik doel niet op schoonheid. Duizend keer vond ik gedichten prachtig. Ik heb het ook niet over poëzie van de daken willen schreeuwen. Duizend bundels heb ik van de daken willen schreeuwen, opdat ze wisten, de sukkelaars in de straten, opdat ze wisten. Ik spreek ook niet over poëzie die me de adem benam, aan de grond nagelde, me met stomheid sloeg. Duizend gedichten benamen me de adem, nagelden me aan de grond, sloegen me met stomheid.

Nee.

Ik bedoel.

Hier is wat ik bedoel: poëzie die om een uitbouw aan je brein vraagt. Omdat je categorieën blijkbaar net een maat te klein waren. Omdat je niet wist dat ook dit poëzie kon zijn. Dat het dit vermocht. Niet zomaar “experimentele poëzie”, als dat überhaupt al als categorie op zich kan tellen. Niet zomaar experimenterende dichters die ver gingen, en verder nog, maar afkwamen met een eindproduct dat mijn idee van poëzie nog niet al te erg op de proef stelden. Ruben van Gogh met zijn elkaar overwoekerende woorden in Klein Oera Linda; Anselm Berrigan die in Come In Alone afkwam met “gesloten” gedichten; poëzie als een perpetuum mobile, de eeuwige loop, je kon elk gedicht in principe oneindig blijven lezen, of steeds opnieuw maar dan op een andere plek in de ring beginnend; M. NourbeSe Philip met haar langzaamaan uiteenrafelende, dan verdwijnende (desintegrerende?) boeklange poëem Zong!; het gedicht als sudoku waarmee Onno Kosters kwam in zijn De grote verdwijntruc – ik zag het, nam er kennis van, vond het in meer of mindere mate interessant, vermakelijk. Maar een ontregelende schok was het niet.

De sublieme ervaring?

Na. Ja. Zo je wilt.

De openbaring. Kun je ook zeggen. De eerste keer was het in een trein. Ik had int winkeltje in de hogeschool waar ik studeerde Een leeuwerik boven een weiland van K. Schippers gekocht. Het boek had me een dreun verkocht die ik tot op deze dag nog niet te boven ben. Fotoreeksen, een enkele losse inval, een observatie, ogenschijnlijk willekeurige opsommingen, samenklonterende letters. Was dit poëzie? Dit was poëzie. Dit was veel meer poëzie dan welke poëzie ik tot dan toe gelezen had, omdat het taalplezier en -liefde tot uiting bracht. Dit ging uit van taal; niet van een of andere boodschap die op een “dichterlijke” manier voor het voetlicht werd gebracht.

Schippers liet me taal ervaren. Wat meer poëzie doen kon. Ik denk dat ik het boek bijna geheel uit las in die ene treinreis, maar ik was nog wekenlang onder de indruk.

Misschien wel de enige andere keer dat poëzie me in die mate overviel, was toen ik Takken molenwater / Kastanje jo / Hakke tonen / Hakke tonen / Uierton / Molen in de zon las van F. van Dixhoorn. Zo spaarzaam. Zo veel wit. Zo weinig woorden. En dan een zeggingskracht zo groot. Ik wist niet eens hoe ik het moest lezen. Moest ik alle gelijkgenummerde zinnen en zinsflarden na elkaar lezen, in logiese volgorde, dus eerst alle enen, dan alle tweeën, dan alle drieën? Of gewoon alles na elkaar, zoals het op de pagina stond? Ik las en herlas, las en herlas, las en herlas op alle mogelijke manieren. En iedere keer was er schoonheid, muziek, ritme, zuurstof, adem, leven.

In korte tijd verzamelde ik alles wat ik vinden kon van deze dichter. Wat Dixhoorn deed in Groningen vond ik nooit. Wat Dixhoorn deed in Groningen. Dat zou een schone titel geweest zijn. Toen. In de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels gaf. Ook niet alle Bezige Bijen; wel die Slibreeks maar die dacht ik al te kennen. Bleef een van mijn favoriete dichters, al leek hij steeds verder onder mijn radar te vliegen (het kan ook zijn dat mijn radar tijdenlang op zwakstroom stond met mijn twee kinderen die er intussen bij waren gekomen). Maar toen ik vernam dat hij werk bij het balanseer zou gaan uitgeven, sprong mijn hart op.

F. van Dixhoorn bij het balanseer, ja dat past als een ei bij een kip. Eén van de interessantste uitgeverijen van de Benelux, samen met Koppernik dan misschien. het doel van de opticien en de kat van de muziekschool. De titels klinken in ieder geval tiepies Van Dixhoorn.

De “bundels”, als je de werken nog zo kunt noemen, komen als losse katernen in een kassette, of, zeg, een foedraal. Het deed me denken aan ongeluksvogels van B.S. Johnson – weet u nog dat de schrijver de lezer opriep om zijn katernen flink te husselen vooraleer hij ten lezen aanving? Van Dixhoorn nummerde zijn katernen: het doel van de opticien in 33, 38, 69, 83 en 88/89; bij de kat van de muziekschool heten de katernen “velden”, onderverdeeld in veld 2, veld 3, veld 4 (verre uittrap), veld 6, veld 7 en veld 8 wat al iets logieser lijkt al vraag ik me af waar veld 1 en veld 5 zijn (of heb ik een inkomplete versie?) (veld 4 heeft een voor Van Dixhoornfans niet onbekende titel).

Maakt het uit in welke volgorde de lezer de katernen leest? Is er uberhaupt een volgorde? De katernen kennen erg veel wit, soms zijn hele pagina’s wit (bij de kat van de muziekschool blijft zelfs het hele vierde veld wit, nota bene nog een van de dikkere katernen!); veelal lopen worden en zinsflarden van de pagina af, zodat er hier en daar niet veel meer dan een leesteken (een puntkomma of een haakje sluiten) overblijft. Van wat leesbaar is, is amper een koherente zin te maken, laat staan zoiets als een “ontroerend” gedicht (of heb ik een misdruk?). Flarden, brokjes, splinters, meestal van kliesjees die uit elk gemiddeld straatgesprek opgetekend zouden kunnen zijn. Daarbij stuit u wel op het mooiste taalfragment van het jaar: “het tumult tot geroezemoes / reikt / tot aan de zomer”; op deze woorden kan ik zuigen tot ver voorbij de zomer!

Intrigeren doet het me weer. Wat moet ik hiervan maken? Cageïaanse “toevalspoëzie”? Stilteverklanking? Witgedicht? Het verslag van een ommetje doorheen de straten, en wat de dichter daarbij zoal opving? Stadspoëzie? Of een dichter die langzaamaan uit zijn eigen werk stapt en de taal laat woekeren, of juist uitdoven?

Zegt u het maar.

het doel van de opticien. de kat van de muziekschool. Twee nieuwe titels van F. van Dixhoorn, en in al zijn spaarzaamheid is het weeral niet niks. Misschien niet het mooiste wat hij ooit schreef. Maar zeker wel het bijzonderste.

Bijpassende boeken en informatie