Het laatste woord boek van René ten Bos over twijfelen aan zekerheden

René ten Bos – Het laatste woord

René ten Bos Het laatste woord recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse filosoof. Op 13 maart 2025 verschijnt bij Boom Uitgevers het nieuwe boek van de voormalig Denker des Vaderlands (2017-2019) René ten Bos. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

René ten Bos Het laatste woord recensie van Tim Donker

Dikke Smurfin waakt over de stad. Dikke Smurfin sluit een restaurant. De mensen die in dat restaurant werkten hadden de onbeschaamdheid vertoond gewoon mensen toe te laten die weigerden zich te laten inspuiten met één of ander onbekend serum waarvan niemand de gevolgen op langere termijn kan voorspellen. Niet iedereen wilde dat spul in zijn lijf, niet iedereen zag er het profijt of de noodzaak van in. Dat kon natuurlijk niet zijn. Dikke Smurfin moest waken over de stad, en iedereen moest hetzelfde denken en hetzelfde doen. Voor filosofie was immers geen plaats, had ons aller potentaatje Rutte gezegd.

Dat laatste was René ten Bos ook ter ore gekomen. “Ik ga een boek schrijven”, dacht hij toen. Zo vertelde hij indertijd bij Café Weltschmerz – zo’n beetje het enige waar ik nog naar keek in die dagen. Dat boek werd De coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde (met name die ondertitel vond ik geweldig); het boek dat, samen met De psychologie van totalitarisme van Mattias Desmet en de verzamelde polemische stukken van Giorgio Agamben die in Nederland bij Starfish Books zijn verschenen als Epidemie als politiek. De uitzonderingstoestand als het nieuwe normaal, het beste was dat ik in die van de gele hond gescheten coronajaren gelezen heb over (de doorsnee reactie op) “de pandemie”. Ten Bos schreef een boek omdat ook in benauwde tijden -of misschien zelfs: juist in benauwde tijden- er plaats moet zijn om te filosoferen. Angst is een slechte raadgever immers, en blinde volgzaamheid is vaker niet dan wel de meest geëigende houding.

Toch zit volgzaamheid diep ingesleten in de mens. Ooit volgde hij God. Verlichting en Nietzsche verklaarden God dood maar daarmee verdween de volgzaamheid niet. Iemand sprak over de verraders van de verlichting, maar de verlichting is niet verraden; de verlichting heeft gewoon nooit werkelijk verlichting gebracht. Als we God niet kunnen gehoorzamen, dan gehoorzamen we maar aan wat men wetenschap heet. Als er maar iets is dat een laatste woord brengen kan, iets waaraan we niet meer hoeven te twijfelen.

Het moet zijn dat René ten Bos zich nog steeds verbaast over al het wrakhout waaraan de uit het Paradijs verdreven mens zich wenst vast te klampen, wat hij heeft met Het laatste woord een boek gepend dat goed aansluit bij wat hij in De coronastorm reeds aanroerde. De mensen en hun zwijgzaamheid. Hun weerzin tegen filosoferen. Of tegen twijfelen. Tegen zoeken. Die grote hang naar zekerheden. Het volgzame. De gehoorzame mens. Een onderwerp waardoor, bijvoorbeeld, Isolde Charim zich laatstelijk ook geprikkeld wist: in 2022 publiceerde zij Die Qualen des Narzissmus. Über freiwillige Unterwerfung (in ’23 bij Athenaeum – Polak & Van Gennep verschenen als Narcisme. Over vrijwillige onderwerping). Ik ga meteen moeten bekennen dat ik dat boek niet gelezen heb, op internet las ik wel het voorwoord en dat vond ik bijzonder intrigerend. Maar een reactor haalde het boek door de gehaktmolen omdat Charim Lacan verkeerd gelezen zou hebben. De reactor wist het allemaal veel beter hoe dat zat met Jacques. Tsja. Dat zal. In een hol hoofd past veel kennis, zeg ik Karl Kraus dan na. In ieder geval lijkt Ten Bos bij bepaalde gedachtegangen, met name tegen het eind van dit boek, veel op Charim te leunen.

Was het abecedarium dat De coronastorm was een beetje aan de korte kant zodat er op punten naar mijn smaak te weinig kon worden doorgegaan, in Het laatste woord neemt hij er de tijd en de ruimte voor. Omdat ontogenese klaarblijkelijk altijd nog een recapitulatie van fylogenese inhoudt, iets wat me ook trof in Bonnie Honings Publieke dingen (maar daar kom ik een latere keer misschien nog over te spreken), omdat, anders gezegd, de wet van Ernst Haeckel nog altijd ijzersterk blijkt te zijn, op filosofisch niveau toch zeker, begint Ten Bos bij het kind. Geef een kind, een jong kind, een peuter misschien, een potlood en een stuk papier en het gaat gewoon maar wat krassen. Het maalt niet om wat het op papier zet, het tekent niets na, het zet gewoon krassen. Er is alleen maar een dat, zo zegt Ten Bos, en nog geen wat. Artsen, onderwijzers en ouders waken er echter voor dat het kind niet in het dat-stadium blijft steken want elk dat moet op een gegeven moment een wat worden. Het ongevormde moet vorm krijgen. Dat is een juiste observatie en één die niet alleen opgaat voor tekeningen: vanaf de leerplichtige leeftijd, vanaf dus het moment dat een kind onderwijsinstellingen gaat frequenteren, zie je het vrije existeren langzaamaan sterven: het verwerft enige bewustzijn over hoe zijn zijn is, hoe dat zijn overkomt op anderen, hoe het zijn van andere kinderen is, hoe het om allerlei redenen beter is niet al te ver af te wijken van het “algemene” zijn.

In Het laatste woord onderzoekt René ten Bos hoe op verschillende terreinen -politiek, management, zorg- de ongevormdheid tot vorm geslagen wordt, hoe er een laatste woord moet komen dat geen tegenwerping meer duldt, hoe het existeren (als erbuiten staan, van ex en stare of sistere) van een “in onevenwicht” zijn, een louter bestaan, dus een wat een stevig, duidelijk omlijnd wat wordt.

De staat, die Ten Bos heel lefortiaans (ja waarom wordt Claude Lefort eigenlijk nergens in dit boek genoemd?) ziet als een lege ruimte die opgevuld moet worden, gebruikt de wet als iets waar niets boven kan staan, behalve de wet zelve. Hobbes zei “Auctorias, non veritas, facit legem”, oftewel: “Gezag, niet waarheid maakt de wet”. De wet mag alleen door de wet(gever) geïnterpreteerd worden, hoeft daarbij niet te overtuigen alleen maar te poneren, te stellen, te funderen; iets dat Walter Hamacher “Gesetztotalitarismus” noemt. Nog ontluisterender is het inzicht dat de wet hierbij geneigd is iets feitelijks onwettigs als geweld te monopoliseren, iets dat de politie volgens Ten Bos goed zichtbaar maakt door uit naam van veiligheid voortdurend naar rechteloze middelen te grijpen (ook die gedachte zou Bonnie Honing van harte onderschrijven) (ja waarom wordt Bonnie Honing eigenlijk nergens in dit boek genoemd?).

De wet is een duidelijk dat; het verschaft een kader waarbinnen bewogen mag worden. Over dit kader kan niet gediscussieerd worden (en Rutte zag dat het goed was); waar nodig worden de kaders met krasse maatregelen gehandhaafd. De mens, het wettige dier.

Deze structuren konden ontstaan omdat de mens, minstens vanaf Plato, altijd gevoelig is geweest voor dogma’s, wetten, regels en laatste woorden; in den beginne was er het woord; al vanaf het eerste woord is elk weerwoord uitgesloten. Dat is precies naar de zin van elke manager, wat misschien is waarom Ten Bos in het twede en langste deel van Het laatste woord dieper in gaat op “het zachte imperium”, oftewel het management. “Efficiëntie is in het managementtijdperk de nieuwe referent geworden: alles gebeurt in naam van die efficiëntie. Wie eraan twijfelt, is gek. Iedereen wordt geacht zich eraan te onderwerpen. Het gaat om een quasireligieus evangelie. Als de bewakers van de efficiëntie zeggen dat iets bijvoorbeeld om financiële redenen niet kan, dan gebeurt het ook niet. Het gaat om ‘verschrikkelijke nee-zeggers’, die weten dat ‘nee’ altijd veiliger is dan ‘ja’, al was het alleen al omdat bevestiging meer werk met zich meebrengt dan ontkenning. Hoe zacht deze ontkenningsdictatuur ook is, door onszelf op het werk, in de wetenschap of zelfs in het dagelijks bestaan te onderwerpen aan de eisen ervan, werken we allemaal mee aan een nieuw soort feodalisme dat zijn eigen rituelen en liturgieën kent.” schrijft hij; het is deze gezamenlijkheid die het mogelijk maakt restaurants te sluiten uit naam van de volksgezondheid, me peinst, hoe meer het zich sluit, op allerlei nivo’s, hoe onmogelijker het wordt eraan te ontkomen. Hierin precies, wortelt het ontzeggen van rechten. Een verschijnsel dat door Jacques Ellul ook gesignaleerd wordt in propaganda: de neiging het individu ondergeschikt te maken aan het collectief.

Propaganda en massa gaan uiteraard altijd samen. Dezelfde Ellul ziet propaganda namelijk ook als orthopraxie; iets dat, anders dat orthodoxie, gericht is op reflexief handelen. De succesvol gepropagandeerde heeft het gevoel dat hij doet wat hij doet omdat hij het zelf wil (dat zijn de mensen die destijds over de vaccinaties zeiden dat ze “geen seconde getwijfeld” hadden) (had op zijn minst één seconde getwijfeld man) (en liever nog twee). Al het denken moet uitgeschakeld worden, omdat denken nogal eens de hinderlijke neiging heeft handelen te vertragen of zelfs te belemmeren (dan ga je zomaar een seconde twijfelen voordat je eender welk serum waarvan je de samenstelling helemaal niet kent in je lijf wil toelaten). “[M]ensen die geen vlieg kwaad zouden doen [sloten] hun kinderen op zolder [op] wanneer deze met het vermaledijde virus besmet bleken te zijn.” brengt Ten Bos fijntjes naar voren; en inderdaad zag je juist in de coronaperiode hoe mensen die doorgaans kritisch waren ten opzichte van de regering, sommigen zelfs met licht anarchistische neigingen, totaal kritiekloos het door de overheid naar voren gebrachte discours slikten, geheel geloofden in de zin en het nut van elke volgende idiote maatregel en netjes in de pas bleven lopen waar ze zich in andere tijden eerder op een recalcitrantie lieten voorstaan. Er bestaat ook geen “collectief kritische geest: dus het zich aan het collectief ondergeschikt makende individu stoot zijn vermogen tot kritisch oordelen af, met graagte zelfs, want het is prettiger om niet zelf na te hoeven denken maar de door “experts” gepropageerde “feiten” als voedsel op te zuigen. En iedereen die twijfels of kritiek uit, belemmert de constante levering van dit voedsel en wordt daarom als gevaarlijk en ondermijnend beschouwd. Propaganda verschaf de onthechte, geseculariseerde, “slimme” mens zekerheid, een opgaan in de massa waar iedereen dezelfde mening deelt, zodat die dus wel de juiste moet zijn. Zegt Ten Bos: “Als iedereen de persoonlijke mening is toegedaan dat een vaccin de hoofdweg uit de pandemie is of dat de oorlog in Oekraïne begonnen is door Rusland (en in het bijzonder door zijn

autoritaire leider), als daarbij geen enkele twijfel of tegengeluid nog wordt toegestaan, dan is de eigen positie automatisch gelegitimeerd.”

Een zoeken naar deze legitimatie in het hogere, het zelf overstijgende, is wat de mens altijd gekenmerkt heeft; mythes en goden hebben ooit in deze behoefte voorzien en sedert wat men wel verlichting heet, zijn de bronnen waaraan de massa zich laven kan allicht veeleer wetenschap en kennis. Dit brengt Ten Bos ertoe de maatschappij te kenschetsen als epistemocratie: een samenleving waarin alle macht komt te liggen bij diegenen die pretenderen over de juiste kennis te beschikken (allicht gelardeerd met een snuifje schrik want Hobbes sprak recht en niet krom toen hij zei dat iedereen die de mensen angst kan in boezemen gezag heeft). Zo zagen we in de coronaperiode voortduren epidemiologen, virologen, immunologen en diergelijke aan het woord; vakgebieden waarvan geen zinnig mens daarvoor ooit gehoord had maar nu over alles het laatste woord hadden. De macht die God ooit had, ligt nu bij het weten: via het weten is alles oplosbaar, via het weten is de waarheid toegankelijk en al het andere is onwaar en daarom ronduit gevaarlijk (heel erg ver van ketterverbrandingen hebben we ons vooralsnog niet bewogen). Wetenschap is en blijft echter mensenwerk en daarom te allen tijden gevoelig voor tekortkomingen, fraude, gemakzucht en simplisme. Wetenschap is evenmin de godheid die God zelve ooit was. Er is ook geen militia sine malitia, dat wil zeggen een strijden voor het goede zonder kwaad te doen (aan andersdenkenden); de epistemocratische mens is er echter van overtuigd dat er één duidelijk en aanwijsbaar kwaad is waartegen gestreden moet worden door de goeden die ook strijden uit naam van hen die (nog) niet inzien wat dat goede is. Denk daarbij aan woke, dat heilig overtuigd is van de superioriteit van het eigen gelijk. Of aan wat duurzaamheid is komen te heten; als zelfs iemand als Bruno Latour begon te zeggen dat “klimaatontkenners” geen spreekrecht meer mochten krijgen, is er echt wel iets aan de hand. Of denk. Die afgrijselijke, gluiperige, achterbakse kobold Pannenkoek die vond dat ongevaccineerden best een beetje mochten twijfelen hoor, dat mocht best, zo ruimhartig is die vullak wel, als ze uiteindelijk maar weer op de “goede weg” kwamen.

Vanuit hedendaagse invalshoeken legt Ten Bos eeuwenoude structuren bloot. Via een wat spitsvondige interpretatie van de Narcissusmythe komt hij uiteindelijk uit bij de narcistische wortels in elk mens die maar al te graag deel heeft aan iets onsterfelijks – een gelijk, een waarheid, een weten dat ons allemaal zal overleven.

Hoewel Het laatste woord bij momenten best iets scherper had mogen zijn, verschaft het een moje inleiding in het twijfelen als levenshouding. Dat maakt het boek waarlijk filosofie. Immers gaat filosofie nooit over weten maar altijd over denken. En dat gaat altijd voorbij aan elk laatste woord.

René ten Bos Het laatste woord

Het laatste woord

Twijfelen aan zekerheden

  • Auteur: René ten Bos (Nederland)
  • Soort boek: filosofieboek
  • Uitgever: Boom
  • Verschijnt: 13 maart 2025
  • Omvang: 312 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,90 / € 24,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van filosoof René ten Bos

Wie met gezag en geloofwaardigheid spreken wil, moet dit namens het hogere kunnen doen. Daarom heeft onze seculiere samenleving alternatieven gevonden voor God: we spreken niet langer in Zijn naam, maar in die van waarheid, rechtvaardigheid, efficiency, gezondheid, veiligheid of duurzaamheid. Dit heeft een nieuwe vorm van dogmatiek de wereld in gebracht, een machtige stem die geen tegenspraak duldt en altijd het laatste woord opeist.

In Het laatste woord legt René ten Bos de institutionele, psychologische en politieke mechanismen bloot die verklaren waarom we zo dogmatisch zijn en blijven. ‘Onderwerping,’ zo signaleert hij, ‘is de prijs die we maar al te graag willen betalen om iemand te worden.’ Tegelijkertijd heeft de samenleving behoefte aan sceptici die zich niets gelegen laten liggen aan leerstelligheid en de bijbehorende waarheidspretenties. Onze instituties hebben juist baat bij de frisse lucht van de twijfel om tot nieuwe inzichten te komen.

René ten Bos is geboren op 9 september 1959 in Hengelo. Hij is hoogleraar filosofie en voormalig Denker des Vaderlands (2017-2019). Van zijn hand verschenen bij Boom onder meer Water (2014, genomineerd voor de ECI Literatuurprijs), Bureaucratie is een inktvis (2015, winnaar Socratesbeker 2016), Dwalen in het antropoceen (2017) en Meteosofie (2021).

Bijpassende boeken