Rik Van Puymbroeck – Treurwil

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek. Op 24 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij het nieuwe boek van de Vlaamse schrijver Rik Van Puymbroeck. Hieronder lees je de Tim Donker recensie van Treurwil de nieuwe dichtbundel van Rik Van Puymbroeck

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie van Tim Donker

In Moeder, Na Vader zegt Gerbrand Bakker dat al dat rouwen na een overlijden niet te gek moet worden. “Je moet er wel een beetje sportief mee omgaan.”, zegt hij. Het wordt gezegd in ergens een dialoog, en zijn gesprekspartner is het met hem eens.

Ik vond dat een lompe, kilhartige en uiterst onsympathieke uitspraak. Onsympathieker nog, dat dat zo onbeschaamd in een boek terecht gekomen is (hoewel het wel weer iets sympathieks heeft om onbeschaamd onsympathiek te duren zijn) (te vrezen valt echter dat Bakker het niet per se bedoeld heeft als onsympathieke uitspraak). Er rust in dit land, of misschien wel in het gehele westen, een raar soort verbod op pijn, ziekte, leed, ellende en droefnis. Niemand zal ooit tegen een ander zeggen dat het nu maar eens uit moet zijn met dat gezond en gelukkig zijn van hem, dat wordt stilaan vervelend, daar moet je nu maar eens overheen groejen, maar verdriet dat moet je zo snel mogelijk overwinnen. Tegen een ziekte moet je vechten. Pijn moet je verbijten. Hoe heroïsch allemaal. Die vreselijke terminologie alleen al. Dat “sportief” van Bakker bijvoorbeeld. Alsof het allemaal teruggevoerd kan worden op “winnen” en “verliezen”. En de winnaar zijn dan diegenen die “sportief” met hun verlies omgaan? De schouders ophalen en weer doorgaan. Gek hoe de schaduwkanten van het leven niet mogen bestaan, hoe we steeds in het licht dienen te blijven. Schouders ophalen. Doorgaan.

Nee, dan Treurwil. Een ruim tweehonderd bladzijden dik boek over alle betreurde doden uit het leven van Van Puymbroeck. Het verdriet koesteren, het laten bestaan, het verdriet willen. Treurwil is een moje wil. Treurwil is goed. Treurwil is nobel. Laat al die gevoelsarme Bakkers van deze wereld maar eens zien dat sport geen zak met rouw te maken heeft.

Ja. Goed. Maar toch. Tweehonderd pagina’s. De ene dode na de andere. Begraafplaatsen. Ziekenhuizen. Gedachten over dood, over verlies en afscheid, over levenseinde. Tweehonderd pagina’s lang. Ben ik een verrader van mijn eigen principes als ik dat wel wat veel vind? (ja, Van Puymbroeck, je moet er wel een beetje sportief mee omgaan, jong)

Het boek is opgehangen aan drie grote doden: die van een vriend toen ze allebei nog kind waren; die van zijn broer; die van zijn moeder. Maar doorheen verweven zijn zovele anderen die ook stierven, en die hem ook na waren. Kruusjaal lijkt daarbij de datum 24 augustus; velen gingen heen op 24 augustus. De overlijdens blijven komen. Hoeveel overlijdens kan een gemiddelde lezer dragen?

Een doodsboek. Ik jij wij kunnen er allemaal één schrijven. Wij zijn mensen, wij zijn veertig of vijftig of zestig, we hebben veel mensen verloren, iedereen is dood maar wij leven nog. Ik snap, ik zou ook kunnen, ik zou kunnen schrijven, een boek als dit, een doodsboek. De drie grote doden? Mijn moeder, mijn vader, en in 2023 nog maar: mijn lievelingstante (de laatste van de broers en zussen van mijn moeder die nog in leven was; mijn hele kindertijd ben ik elke schoolvakantie bij haar komen loozjeren, en later, met mijn kinderen, vele etentjes, vele avondjes, vele jaren oud-en-nieuw). Nicht Anne is er ook niet meer, als kind zag ik haar veel. Zij was toen al volwassen, ze was de enige volwassene die de strips die ik maakte en de verhalen die ik schreef serieus nam, aandachtig las, dat betekende veel voor me. In mijn studentenjaren nam ze me geregeld mee uiteten, of ik kwam bij haar of bij haar vriend Hans van Z., die ik erg graag mocht en die er, zo vernam ik laatst, inmiddels ook niet meer is. Een Australische vriendin, Fiona, waarmee ik als puber jarenlang gecorrespondeerd heb. Een tante die bij de Jehova’s zat en niet helemaal goed bij haar hoofd was maar wel zeer innemend en altijd vrolijk en altijd vriendelijk. Ik zou kunnen, zou ik kunnen? Zou ik over hen en over anderen een boek kunnen, een boek willen schrijven?

Is dood kunst?, vraagt Phil Elverum zich af op de plaat die hij maakte na de dood van zijn vrouw? Dood is echt, dood is al te echt – zo beantwoordt hij zijn eigen vraag. Maar die plaat is er. En het is een moje plaat, misschien niet zo mooi als hij had kunnen zijn, en zeker niet de mooiste plaat die Elverum ooit maakte maar wel hier, en in mijn kast, en soms in mijn seedeespeler.

Misschien lijk ik meer op Bakker dan ik hoop want ik voel steeds een lichte gêne bij dit soort openbare treurnis. Alsof dat onbehoorlijk is. Alsof iemand je iets laat zien dat eigenlijk verborgen moet blijven. Maar ik overwin, ik moet, want ik steun Van Puymbroeck in deze missie. Druk de droefnis niet weg, omarm haar. De wil tot tranen; het gemis der doden niet bedekken met het zand van de tijd. En langzaam maar zeker word ik Treurwil in gezogen. Waar ik eerst nog koketterie zag, zie ik steeds vaker, steeds meer schoonheid. Zoals in deze prachtige regels over zijn moeder:

“Moeder mocht niet studeren. Ze was achttien en haar vader Gustaaf, eervol voorzitter van de Christelijke Mutualiteiten, besliste dat zijn dochter secretaresse moest worden in het lokale kantoor. Dat frustreerde haar tot aan de dood, zo erg dat ze hoopte dat haar drie zonen op de universiteit revanche zouden nemen. Zodat zij tussen al het andere intellectuele familiegeweld van directrice, classicus, dokter en ingenieur, kon zeggen: Zie je wel, ik had het ook gekund. We stelden haar teleur, toen ze werd begraven, sprak ik moeder – zij die de woorden niet meer kon horen – toe: ‘…er moesten konijnenkoten gebouwd worden en onze tuin moest kapot gevoetbald worden, we moesten wereldkampioen wielrennen worden op de brug in Halewijn en in de winter moesten we de sterkte van het ijs op de vijver van de Campagne en in de Kale uittesten. Wanneer hadden wij dat moeten doen, al dat studeren voor die universitaire diploma’s?’”

Of toen ik las: “Daarin zit de spijt. Ik kan haar niks meer vragen.”, wat ik zo goed herken in mijn eigen spijt, in mijn eigen gemis, alle dagen, ofnee niet alle dagen maar wel vaak: dat ik ze, mijn ouders, niks meer kan vragen, niks meer kan zeggen, nooit meer met ze kan praten (dat was de dag, denk ik, dat ik mamma wou vragen of ze She cried van Frank Yamma zo mooi vindt als ik denk dat ze vindt) (het zat in de mjoeziek, kdenk, want het was ook de dag dat ik pappa iets wou zeggen over Spooky Tooth en dat ene liedje van ze, Better By You, Better Than Me, dat vele jaren later nog is gecoverd door een befaamd NWOBHM-bandje, en die laatste versie is, nog vele jaren later, voor twee Amerikaanse idioten aanleiding geweest om zich een kogel door de kop te jagen en een van die twee Amerikaanse idioten overleefde dat wonderwel en zijn ouders klaagden dat NWOBHM-bandje aan en op een avond, ik meen een donderdagavond, hebben mijn vader en ik naar een documentaire over dit absurde drama zitten kijken en daarom moesten we steeds vreselijk lachen, of je dat nog weet, pappa, weet je nog dat we daarom zo moesten lachen, weet je nog dat we die zanger van die band zo’n vreselijk humoristiese man vonden?)

Of als ik dat einde lees, over zijn dochters, ja god, dan ben ik diep ontroerd, dat staat het kippenvel overheen mijn hele lichaam (& de tranen me in de ogen) – zo mooi, zo lief, zo menselijk (& ik ben ook die vader, die vader die de kinder de trap op draagt, die misschien net iets te zachtaardige vader).

Een boek dat zachtjes zingt. In mineur misschien. Maar het zingt.

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie

Treurwil

  • Auteur: Rik Van Puymbroeck (België)
  • Soort boek: Vlaamse literatuur
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 24 augustus 2023
  • Omvang: 208 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Rik Van Puymbroeck

Op de laatste avond van oktober 1984 ziet een jongen hoe zijn beste vriend verongelukt. Het is zijn laatste avond als kind, voortaan moet hij flink zijn en vooruitkijken. Maar wel met een verdriet dat aan niemand uit te leggen is, en met schuldgevoel, met rouw, met gemis en met de dood die er niet genoeg van krijgt. Want in de zomer van 1998 verliest een broer zijn broer en jaren later, op dezelfde dag, een zoon zijn moeder.

De jongen is inmiddels geliefde geworden, man en vader, ook door die doden. De dagen worden mede door hen bepaald. Ze zitten in zijn schrijven, in het zijn en in het liefhebben, ze zitten in alle twijfels, struikelingen en worstelingen. Ze reizen mee naar verre landen. Ze zijn thuis waar hij woont.

Dan wordt het 2022 en hij plant een boom.

In Treurwil zoekt Rik Van Puymbroeck naar verdriet van vroeger en hoe je dat niet kan loslaten, maar juist wilt vasthouden en vorm wilt geven. Hoe de rouw minder rauw wordt, al verwoordt de tweeklank treffend de toch onmiskenbaar blijvende pijn.

Rik Van Puymbroeck werkt voor de krant De Tijd en werd door de Stichting voor Verhalende Journalistiek drie keer uitgeroepen tot Meesterverteller. Hij schreef eerder Thuis en ver van huis over het leven in de Turkse gemeenschap in Vlaanderen en Weduwen, een boek met getuigenissen van twaalf vrouwen die hun man verloren. Ergens onderweg was een bundeling van zeventien kranteninterviews. Treurwil is zijn literair debuut.

Bijpassende boeken en informatie