Chantal Akerman – Mijn moeder lacht

Chantal Akerman Mijn moeder lacht. Op 28 maart 2024 verschijnt bij uitgeverij Koppenik de Nederlandse vertaling van Ma mère rit van de Belgische filmregisseur Chantal Akerman. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Mijn moeder lacht, de memoir van Chantal Akerman.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht informatie

Chantal Akerman is 6 juni 1950 geboren in Brussel. Ze groeide op in een Joods-Pools gezin van Holocaust-overlevers. Als ze 18 jaar oud is gaat ze naar de Belgische filmopleiding van het Institut National Supérieur des Arts du Spectacle et des Techniques de Diffusion. Na haar opleing verhuisde ze naar New York en begon met het maken van films. Ze maakte zowel speelfilms en documentaires als installatiewerken en werkte zowel als actrice en als regisseur.

In 1975 maakte ze de film Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Brussel. De film werd geprezen als eerste feministische meesterwerk in de geschiedenis van de cinema en in 2022 door het British Film Institute (BFI) uitgeroepen tot de beste film aller tijden.

Op 5 oktober 2015 overleed Chantal Akerman, 65 jaar oud aan de gevolgen van zelfmoord kort nadat haar moeder met wie ze een gecompliceerde relatie had ook was overleden. In haar memoir Ma mère rit uit 2013 doet ze hier verslag van. Over het boek dat nu in Nederlandse vertaling verschijnt, kun je op deze pagina uitgebreide informatie lezen.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht recensie van Tim Donker

Film heeft mij slechts kortstondig geïnteresseerd, en dan nog noodgedwongen.

De jaren negentig waren bezig, een millennium liep op zijn einde, ik studeerde, ik liep ergens rond in hallen, het beviel me maar matig, het beviel me niks, iemand anders liep daar rond en zei dat er in Amsterdam een studie bestond en dat heette tekstschrijven, het zou schrijven zijn, meerdere soorten schrijven, zakelijk, reclame, scenario, tijdschriftjournalistiek, het leek me niks maar die ander zei dat ze het ging doen, dan ben ik in ieder geval elke dag schrijvend bezig zei ze, dat trok me over de streep, elke dag schrijvend bezig zijn dat ging beter zijn dan dit hier, ja dat ging beter zijn dan alles, en ik wisselde van studie, na een zomer die een hel van een zomer was want iemand moest zo nodig naar Mallorca gaan en mij alleen achterlaten, na zoon soort zomer, na een hel van een zomer deed ik een andere studie, liep ik rond in andere hallen, het beviel me niks, het beviel me misschien minder nog dan de studie die ik eerst deed, alle dagen schrijvend bezig zijn ja maar dit was alle dagen rotzooi schrijven en het deed me langzaamaan een haat tegen het schrijven ontwikkelen en de trut die me overgehaald had deze studie te gaan doen was zelf niet door het toelatingsexamen gekomen en daar zat ik nu, iemand was nog steeds niet terug uit Mallorca, mensen komen nooit terug uit Mallorca, na een jaar ofzo was het tijd om een afstudeerrichting te kiezen, het was kiezen uit kwaden, dan maar scenario, daar leek me nog de meeste vrijheid en creativiteit mee gemoeid, ah!, daar ging ik afgestudeerd scenarioschrijver zijn en nu de omgekeerde beweging: nu moest ik me nog zien te gaan interesseren voor film.

Videokunst ontdekte ik al snel. Dat vond ik goed. Oprecht goed. Het kon bewegend schilderij zijn, een visueel poëem, een literaire videoclip, het kon straf zijn, het kon veelzeggend zijn, het kon iets zijn dat ik ook wel zou willen maken. Met een vriend in die dagen, een tijdelijk in Nederland studerende Fransoos die luisterde naar de onmogelijke naam Valentin, frekwenteerde ik een filmhuis hier ter stede. In Utrecht. Een filmhuis waar je vooraf ook een hapje kon eten. Wat we meestal deden. Ik geraakte een heel klein beetje bekend met de “alternatieve cinema” of hoe heet dat. Zag films. Saje films. Pretentieuze films. Onzinnige films. Vergezochte films. Maar ook moje films. Het schoonst vond ik films met veel leegte, lange shots, weinig dialoog, vrijwel geen actie. Ja. Zoiets ging ik wel kunnen maken, dacht ik, straks, als het dan toch moest, als afgestudeerd scenarioschrijver. Niet dat mijn docenten op de gehate opleiding als gidsen in die richting konden of wilden optreden. Ik herinner me een synopsis moeten schrijven, ik wilde iets doen dat zich in een kleine ruimte zou afspelen, een kale keuken, twee mensen aan weerszijden van een wrakke tafel op eenvoudige stoelen, veel stilte, geen filmmuziek behalve misschien af en toe wat grindcore op ongepaste momenten, of freejazz, het moest, alleszins, het tegendeel zijn van alle gebruikelijke “dienende” filmmuziek; ik wilde het geheel openen met een scene van één minuut waarin niets te zien zou zijn dan een muur en de tafel en de dan nog lege stoelen, de docente zei: dat is veel te lang, één minuut, dat moet je veel korter doen, ga maar eens op het station een minuut lang naar de klok kijken dan zie je wel hoe lang één minuut niks duurt. Ik kreeg minder en minder goesting om scenarioschrijver te worden. Uiteindelijk koos ik alsnog, uit armoede, voor tijdschriftjournalistiek (in mijn uiteindelijke scenario van voornoemd synopsis verving de één minuut muur + tafel + stoelen voor een minuut lang stationsklok).

(toneel, misschien zou ik ooit nog toneel willen schrijven)

De films van Akerman heb ik nooit gezien. Niet toen. Niet nu. Ze zouden me bevallen zijn, wed ik. Toen. Maar ook nu. Al moet ik zeggen dat zitten gaan, in de zetel, kop naar een scherm gericht en kijken tot het gedaan is me nu nog ongemakkelijker toeschijnt dan destijds. Nee dan lezen.

Een boek lezen.

Een cineast lezen.

Een film lezen.

Als ik er iets van zou weten zou ik kunnen beweren dat Mijn moeder lacht leest als één van Akermans films. Ik veronderstel dat ik er met die bewering niet eens ver naast zal zitten. Al weet ik er niets van. Maar “Ik schrijf graag op wat er gebeurt zelfs als er niks gebeurt”, schrijft Akerman in dit boek. Dat is wat het is. Leven. Mensen. En leegte. Leegte die ademt.

Het niks dat schuurt. Het niets dat nietst. Zegt Heidegger.

Het niets dat geen huis kan zijn.

Schrijft Akerman:

“Het lukt me niet om op het voorjaar te wachten. Ik ben in de winter met somber zwarte wolken die hier voorgoed lijken te blijven. Ik heb het gevoel dat het het einde is maar het is niet het einde. Ik weet niet wat ik ga doen en waar ik ga wonen en of ik nog ergens naartoe zal gaan. Misschien ga ik wel naar Parijs naar mijn appartement. Ik heb een appartement. Dat is thuis. Zo noem je dat, thuis. Maar ik voel niet dat ik een thuis of een andere plek heb. Ergens waar je je thuis of op een andere plek voelt. Soms denk ik ik ga naar een hotel, daar zal het een thuis op een andere plek zijn, daar zal ik kunnen schrijven.”

Misschien ben je thuis waar je kunt schrijven. Misschien kun je schrijven waar je thuis bent.

Of nog: misschien moet een mens zich een thuis schrijven. Misschien is dat waar de lezer getuige van is in Mijn moeder lacht: Akermans pogingen zich een thuis te schrijven.

Eigenlijk gaat het in dit boek maar over drie dingen: over de gezondheidstoestand van Akermans moeder, over de dysfunctionele relatie van Akerman met C., en over Akermans depressies.

Haar ontheemdheid. Haar wanhopige pogingen zich een thuis te schrijven.

Lees dit niet als je wilt weten hoe ze haar films maakte. Het gaat summier over film, alleen in een terzijde, hier of daar. Mijn moeder lacht is een zoektocht. Een zoektocht naar iets onvindbaars.

Soms is het wel wat zwaar. Al die twijfels. Al die somberte. Al die duisternis, die steekt in alles wat ze ziet, in alles waarover ze schrijft. Ik dacht aan die jongen die op mijn school zat toen ik de havo in Eindhoven deed. Ik weet niet hoe hij heette, ik weet niet of iemand hem kende, hij leek niet echt met iemand om te gaan. Wat we wisten was dat hij, als havist, reeds uithuizig was. Op kamers woonde, ergens in dat verrotte Eindhoven (of nee niet verrot ik heb mijn gelukkigste jaren gekend, daar). Als er een tussenuur was, ging hij boodschappen doen. Dan kwam hij terug op school en dan stak er een prei uit zijn schooltas. Altijd een prei. Die stomme prei uit die stomme schooltas van hem werkte geweldig op mijn zenuwen. Winkelopeningstijden waren in die tijd misschien nog niet zo ruim als nu, maar na schooltijd boodschappen doen leek mij ook toen zeker geen onmogelijkheid. Waarom moest die eikel zo nodig onder schooltijd boodschappen doen, en steeds weer met die aanstellerige prei verschijnen? Maar als je er iets over zei tegen een klasgenoot, kreeg je de voordehandliggende preek. Dat hij voor zichzelf moest zorgen, dat ik makkelijk praten had, zulke dingen, als je even wachtte kwam er ook altijd een “moeders pappot” in voor. Niemand scheen de evidentie van boodschappen doen na schooltijd te zien, er was nota bene een albert heijn tegenover onze school, die was nog uren open als we naar huis reden. Niemand scheen in hem de poseur te zien die ik in hem zag. Met de prei als symbool. Het symbool dat sprak en zei Kijk mij eens even op eigen benen staan, kijk mij mun eigen potje eens moeten koken, vanavond maak ik iets met prei jongens!

De depressies van Akerman waren me soms een prei die uit een schooltas steekt. De prei in de schooltas, dat is een goede titel voor een boek. Omdat ze alles verduistert met haar somberte, ook wat niet, vooral niet, duister is of ooit hoeft te zijn.

Maar dan spreek ik mezelf vermanend toe. Dat ik makkelijk praten heb, dat zij haar depressies inderdaad voortdurend met zich meedraagt. Als een prei in een schooltas. Dat zij de prei ook niet in haar schooltas wil, dat zij niet kiest voor de prei in haar schooltas.

En ik denk ook aan iets wat mijn allerliefste vriendin allertijden Iris ooit tegen mij zei, toen, in diezelfde Eindhovense dagen. Al zat ik niet meer die havo waar ik haar wel had leren kennen (heb haar eigenlijk nooit gevraagd wat zij van meneer Prei vond), ik deed al een studie, die ene, die eerste, die ik niks vond maar bij nader inzien misschien toch zelfs nog wel beter dan die andere, die twede. Ik voelde me verloren gelopen, daar in Utrecht waar ik al wel studeerde maar nog niet woonde, omdat ik het zag als een opstap naar de wereld, naar mensen waartoe ik mij moest gaan verhouden, niet op de vrijblijvende manier waarvoor je als puber misschien nog wel kunt kiezen, en ik twijfelde er sterk aan of ik wel iets wilde, of kon, met die wereld, met die mensen, met dat alles waar ik moest gaan wonen en werken en leven en zijn. De Eindhovense jaren liepen op hun einde, ik zag dat allemaal niet zitten, en van alle vrienden was alleen Iris nog over. We zaten in mijn kamer, mijn jongenskamer, waar alle hardrockposters nog hingen. Iris zei dat het zo moeilijk was om met mij een licht gesprek over niks te voeren. Ik wist dat niet. Ik wilde niet perse alles zwaar maken, ik wist niet dat ik dat deed, ik dacht juist goed te zijn in blödzin plauderen.

Dus ik ken dat wel. Ik ken de zwaarte van de moed in de schoenen wel. Ik weet wel hoe schuifelend dat lopen is. Ik ben er geloof ik nooit zo erg aan toe geweest als Akerman, maar iets ervan ken ik wel. Dus ik wil kijken naar de prei. Onbevooroordeeld kijken naar de prei. Met open gemoed kijken naar de prei. Met al mijn empathie kijken naar de prei.

Maar dat was soms nog lastig.

Andere dagen vond ik Mijn moeder lacht juist weer een wonderschoon boek. Ik weet een ochtend, ik geloof dat het een donderdag was. Ik had stralend weer verwacht, ik weet niet waarom, maar het was grauw en grijs. Het was nog vroeg op de ochtend, het was nog geen tijd voor boodschappen schoonmaken afwassen vloer vegen opruimen, ik zat daar nog, in mijn leesstoel, met koffie en Akerman en een seedee in de speler. Autistic Daughters. Uneasy flowers. Die seedee is f’domme vele malen beter dan ik me hem herinner, die seedee is goed! Hoe kon ik eigenlijk anders denken, Dean Roberts is al ei zo na een genie. Misschien kan niet alles zo goed zijn als Thela nee maar daarmee legde Roberts de lat ook wel ongekend hoog (is het met The Tower Recordings de verkeerde kan opgegaan toen hij stopte bandlid te zijn? dat zou ik eens moeten uitzoeken). Muziek en boek gingen een huwelijk aan, en het was adembenemend. Alsof ik nu pas echt las, vrij van ergernis over prei. Alsof Akerman me nabijer kwam dan voorheen.

Die taal. Die moje, zachte taal die leegte en stilte ademt.

Haar taal die zoekt, tast, ongedwongen poëties is, alsof poëzie de natuurlijke staat is van (haar) taal. Ze zet een voorzichtige pas naar voren, de toekomst in, en dan weer drie stappen terug het verleden in, waardoor ze in sirkelende bewegingen om haar onderwerpen heen draait, wat veel herhaling genereert. Waardoor er, weeral, muziek ontstaat.

Chantal Akerman. Ze is er niet meer. Ze deed wat ze beloofde, wachtte haar moeders dood af om haar eigen leven te kunnen beëindigen. Met Mijn moeder lacht laat ze een waardevol dokument na. Teer, maar zeker niet krachteloos. Het verscheen in 2013 al in het Frans, twee jaar voor haar dood. Deze fantastische vertaling brengt Chantal Akerman nog één keer op intieme wijze tot leven. Men kan niet anders dan buigen naar Koppernik, en naar vertaalster Martine Woudt.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht

Mijn moeder lacht

  • Auteur: Chantal Akerman (België)
  • Soort boek: memoir
  • Origineel: Ma mère rit (2013)
  • Nederlandse vertaling: Martine Woudt
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 28 maart 2024
  • Omvang: 216 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de memoir van de Belgische filmregisseur Chantal Akerman

In 2013 werd de moeder van filmmaker Chantal Akerman ziek. Ze vloog van New York naar Brussel om voor haar te zorgen, en ondertussen schreef ze: ze schreef over haar jeugd, de ontsnapping van haar moeder uit Auschwitz waar ze niet meer over sprak, de moeilijkheid van haar om van vriendin C. te houden, haar angst voor wat ze zou doen wanneer haar moeder zou overlijden. Tussen de ontroerende fragmenten over haar leven plaatste ze stills uit haar films.

Mijn moeder lacht is zowel een samenvatting van de thema’s waar Akerman zich gedurende haar leven mee bezighield, als een versie van de eenvoudigste en meest gecompliceerde liefdesrelatie van allemaal: die tussen moeder en dochter.

Chantal Akerman Travelling recensieDiverse auteurs (België) – Chantal Akerman: Travelling
filmboek
Uitgever: Lannoo
Verschijnt: 5 maart 2024

Bijpassende boeken