Miriam Van hee – voor wie de tijd verstrijkt

Miriam Van hee voor wie de tijd verstrijkt recensie en informatie  bundel met nieuwe gedichten van de Vlaamse dichteres. Op 29 september 2022 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij het nieuwe boek van de Vlaamse schrijfster Miriam Van hee.

Miriam Van hee voor wie de tijd verstrijkt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van voor wie de tijd verstrijkt. Het boek is geschreven door Miriam Van hee. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Belgische dichteres Miriam Van hee.

Recensie van Tim Donker

Sommige dingen zijn jammer, dat zijn de jammere dingen, dat Bach wegvalt in een tunnel bijvoorbeeld, een zonnewijzer in een tunnel, waarom Bach, waarom altijd weer Bach, de literatuur is vergeven van Bach, dichters luisteren altijd alleen maar naar Bach, ik ben geen dichter, ik luister nu naar Etron Fou Leloublan, waarom Etron Fou Leloublan, het had ook iets anders kunnen zijn, het is vaak iets anders immers, Live in London dan nog, Guigou Chenevier op drums, ja die ken ik wel, ik realiseer me vaak onvoldoende dat hij bij Etron Fou Leloublan heeft gespeeld maar de bas van Ferdinand Richard is het sterkst, het is een sterke bas, voorwaar ik zeg u, maar ik snap al dat Bach wel, ook ik heb Bach in mijn verleden want mijn vader draaide dat soms, op zondagochtend, aan het ontbijt, dan mopperde ik een beetje maar stiekem vond ik het best een beetje mooi, of eerder gezellig misschien, want er is mooi vinden en er is gezellig vinden en er is gegrepen worden, Bach heeft me nooit kunnen grijpen, een vluchtige aanraking op zondagochtend soms misschien, meer niet, of misschien was dat het zonlicht of eerder nog het samenspel van Bach en zonlicht, ja dat zal het geweest zijn, Bach en zonlicht en vandaar ook dat dat wegvalt in een tunnel natuurlijk, had ik dat gedicht mojer gevonden als daar had gestaan “in de tunnel valt Etron Fou Leloublan weg”?, ja, nee, misschien, wel had ik dan beter gelezen, als dit Etron Fou Leloublan was zou ik beter lezen als dit Etron Fou Leloublan was zou ik beter kijken, nu las ik half en bleef ik half lezen tot kaarsen.

Ja, kaarsen, dat is het eerste gedicht van de afdeling Reizen, en Reizen is reeds de tweede afdeling van de bundel, had ik me dolend doorheen een ganse afdeling gelezen?, of beter niet-gelezen?, dat kaarsen, dat was mooi, een mooi gedicht, wat me verraste want het begon er bij dan al veel op te lijken dat het verdikt voor voor wie de tijd verstrijkt ging luiden dat het een zo/zo bundel was (het was een zo/zo sorry), een bundel die je niet met heel je lijf las, maar met ogen, halve ogen, één oog (het slechte) en dan kwam een mooi gedicht en ik sta stil, en lees, en lees nog eens, en loop terug, loop een afdeling terug, begin, herbegin, begin opnieuw, faal beter, terug naar bach, dat openingsgedicht van voor wie de tijd verstrijkt, en eigenlijk ook een heel mooi gedicht, boven klonken weer stemmen en “dat het / genoeg is maar geen genoegen te hebben geleefd”, ik dacht aan what fun life was, van wie is dat ook alweer een seedee?, ik dacht bedhead, vind ik dit belangrijk genoeg om op te zoeken, nee ik vind dit niet belangrijk genoeg om op te zoeken, lichtjes, havengebied, de verlossing nabij, en een laatste zin die lijkt weg te lopen in het niet, hoe alles mooi maar nooit geheel grijpbaar, deze twede keer bevalt bach me beter, deze twede keer bevalt bach me een heel stuk beter, en ik begin, ik herbegin, opnieuw de eerste afdeling, maar nu trager, nu beter kijken, en nu is alles mojer, nu.

Inmiddels allang Hungrige speisen, dat prachtig eepeetje van duo adé, had ik het beter gevonden als er had gestaan “in de tunnel valt du adé weg”?, misschien, nee, ja, toch wel, al maakt het niet veel meer uit, deze twede keer op de eerste afdeling bevalt me alles beter, de regen die valt, het wachten op eten, iemand komt te laat (op je begrafenis?), je ouders te eten vragen terwijl je niks in huis hebt (maar dat was maar een droom), je moet de bakker schadevergoeding betalen want je kind had de taart aangeraakt (maar dat was maar een droom), en hoe mooi dat allemaal is, god hoe mooi is dat allemaal, hoe kon ik daar de eerste keer halfogend zijn langsgegaan, kwam dat alleen maar door de jammere dingen, zo’n uitgekauwde Bach of perrons die versmallen rijmend met mensen die vallen, zulke dingen vind ik jammer, zulke dingen vind ik de jammere dingen, maar de schoonheid, en ruimschoots, en er tegenop wegen.

(wist je trouwens dat ik hungrige speisen ooit heb meegenomen naar een hifiwinkel?, toen ik een nieuwe seedeespeler ging kopen?, niet deze, niet mijn huidige, die heb ik ooit gekocht op een schemerige winternamiddag, de kinderen waren daarbij, in mijn herinnering was dat in de periode dat ik mijn enkel gebroken had maar het moet denk ik toch daarvoor zijn geweest, ik herinner me trouwens evenzeer de winkel uitlopen met de doos op één arm en de hand van mijn dochter in mijn vrije hand, en ze zegt nu kunnen we weer dansen pappa, dat was nog in de tijd dat ze nog niet naar school hoefden en ze uit mijn verzameling, mijn gigantiese seedeeverzameling hun eigen krenten hadden gepikt, de muzieksmaak van mijn dochter was waarlijk eclectisch te noemen, er was een Spaanse punkplaat waar ze gek op was, maar ze hield ook van Acid Arab, Cornershop, Fatboy Slim, Gorillaz, de wrakke lofi van The Wave Pictures, de opgefokte deathrock van Destroy All Gondolas, de elementaire blues van Leadbelly, ik dacht nog dat heb ik goed gedaan, ik dacht nog ze is drie maar de muzikale opvoeding is voltooid maar toen kwam school en toen kwamen K3 en Kinderen voor Kinderen, en nu houdt ze van wat er op dit moment weer in de top veertig staat, onderwijs corrumpeert, ik heb het altijd al gezegd, en ik had het kunnen weten want eerder al was mijn zoon drie, en eerder al had mijn zoon zijn eigen voorkeuren ontwikkeld op basis van mijn verzameling, hij had het vooral op met zwarte muziek, met jazz blues hiphop soul, dat vond hij allemaal geweldig, maar een goeje postpunk plaat liet hem ook niet onbewogen, en een keer, toen we op een ochtend Braveyoung luisterden en het mooiste liedje van de seedee kwam langs, werkelijk een bloedmooi liedje, en het was afgelopen, en hij zei Dat was een mooi liedje he pappa?, en ik dacht dat heb ik goed gedaan ik dacht hij is drie maar zijn muzikale opvoeding is voltooid, en toen werd hij vier en kwam school en kwamen K3 en Kinderen voor Kinderen en nu houdt hij vooral van wat er nu weer in de top veertig staat, onderwijs corrumpeert, ik kan het niet genoeg zeggen, maar dit was eerder nog, dit was toen de kinderen er nog niet waren en een andere, een vorige voor de vorige seedeespeler er de brui aan had gegeven, en ik dacht, als je naar zoon winkel gaat klinkt er altijd alleen maar muziek die ik toch nooit draai, ik wil wel eens weren hoe die apparaten de muziek die ik mooi vind laten klinken, en ik was afgekomen met een heel stapeltje seedees, rock, dub, samba, jazz, avant-garde, ik wilde het allemaal horen, en de verkoper was eigenlijk heel vriendelijk en behulpzaam en goedlachs, tot ik Hungrige speisen in de speler stopte)

Meanderend, ja ik gebruik dat woord toch maar, met tegenzin dat wel, voor wie de tijd verstrijkt is voor wie de ruimte verstrijkt, altijd onderweg, altijd voort, in de trein met je moeder maar ze was nog een kind en je waste haar handen in de wc en ze werd steeds kleiner tot ze uiteindelijk verdween in het sop, en je dacht dit moet ik mijn vader vertellen (maar dat was maar een droom), of op weg naar het zuiden en het water was vredig en de dag helder en in de verte zag je de bergen al, de twede keer zag je de bergen al, de twede keer was het anders, je liep overheen de afdeling en je zag, eindelijk zag je, eindelijk zag je echt, de bergen bijvoorbeeld, en inmiddels was het trouwens allang Amina Alaoui, iets met Iris in de titel wat feitelijk de reden was dat ik die seedee überhaupt ooit had gekocht, ik weet lopen met Iris nog, eindeloos lopen met Iris in Eindhoven, was ik zeventien toen, of ouder nog, altijd lopen, altijd onderweg, weer in de trein en dan zie je een huis en een bouwval en je vraagt je af hoe winter daar is en jeugd en liefde, dat er altijd een moment komt dat je met zoeken ophoudt, naar huis verlangt, en bericht krijgt of een ingeving, en god en jezus tesaam: hoe mooi ik dat alles vind, hoe godvergeten mooi toch.

(en uit het niet: leven)

Of hoe dit: “je wilt niet zeggen: maar, anders, ginder, morgen, / luister, ze komen vanzelf naar je toe uit het duister”, dat dat mooi is, dat het voor één keer niet uitmaakt hoe luister en duister, dat rijm, dat het voor één keer niet uitmaakt omdat het gewoon mooi is, mooi al die komma’s, die haar lange zinnen, al die komma’s, die haar lange zinnen, die meanderen en stromen en kabbelen en krullen, mooi dat zachtjes golven dat zachtjes drijven op deze gedichten, gedichten als gezichten, ha nu doe ik het zelf, de mensenstroom, het deinen van de mensenstroom, soms een gezicht daaruit, soms komt er iets uit de mist tevoorschijn, soms klinkt een stem erbovenuit.

(en uit het niet: leven)

Later ben ik dan overheen de hele eerste afdeling gestombeld, inmiddels trager ja, inmiddels ook, hoe raadt u het, andere muziek, inmiddels Beat Keller maar het kon ook alweer Jospeh Kudirka zijn, ik heb zin in violen zei ze en soms mis ik haar, later stuit ik voor de twede keer op kaarsen, het gedicht dat me beter liet lezen, het gedicht waardoor ik op mijn schreden terug, om beter te kijken en ik lees van een moeder in het graf en je spreekt tegen haar maar ze hoort het niet meer en ze ziet ook niet meer “dat er sneeuw / op de houten omheiningen ligt en op de dennen // en hun gezinnen” en dat was mooi ja en dat liet me beter lezen ja en ik dacht even aan mijn eigen moeder ja en aan haar graf, we kusten bij het graf van mijn moeder en soms mis ik haar, en mijn moeder soms ook, later werd mijn moeder geëxhumeerd om verbrand te kunnen worden, de grafsteen staat nu in een achtertuin in Nieuwegein, later de onderkoelde noiserock van Code Inconnu, later, wat werkte wat niet wat niet zou wat zou, later, tonen zonder interessante namen, later, als ik kaarsen voor de twede keer lees en lees: “je moet kiezen als je hier kaarsen laat branden, / je hebt maar een munt, voor je kreupele been / of de ziel van je moeder” glimlach ik even omdat ik denk aan mijn zoon, mijn moje lieve wijze grappige negenjarige zoon en hoe hij een kaars aanstak in een kerk in Deutschland, ik zei Daar moet je voor betalen hoor en hij schrok, en hij zei Waarom moet je daarvoor betalen?, ik zweeg even, zei toen Omdat heil en zielenrust verkopen!, en we lachten, we lachten veel te luid, we lachten waarschijnlijk veel te luid in die kerk, hoe luid mag je lachen in een kerk?

Hoe het zich verweeft met, hoe de gedichten zich nestelen, langzaamaan nestelen, het lichtjes golven ervan, het slingeren, dit traagweg ontrollen, het is net alsof de dichter je telkens maar net één stap voor is, alsof de gedichten voor je ogen ontstaan, en toch zou je kunnen wonen in deze bundel: “uit de verte leek deze plek een bescheiden / vakantieoord, en inderdaad, had wie hier / woonde niet voor altijd vrij, van huishouden, / opvoeden, ruziën, reizen, de deadline halen. // de trein, de bewegwijzering en de kaart / bestuderen, tekorten aanzuiveren, inloggen”, de tijd verstrijkt trager in deze bundel en ik geef mezelf met graagte vrij van alle dingen die ze hier noemt om nog even te kunnen lezen, vandaag maak ik het huishouden niet schoon, vandaag blijf ik lezen, hoe kan deze bundel zo onderaan mijn stapel geraakt zijn, hoe kan ik al die andere boeken alleen al op het eerste gezicht zoveel hoger aangeslagen hebben dan dit hier voor wie de tijd verstrijkt, hoe kon ik halfogend nee zeg gerust blind doorheen de eerste afdeling zijn gegaan, waarom viel mijn franc zo laat, misschien omdat dit een bundel is waarvan je pas geleidelijk aan voelt wat hij met je doet, Paul Demets sprak recht en niet krom, voor één keer eens een waar woord op een achterplat.

Ja Demets, gij zegt het: hoe geleidelijk aan dit voelen, zonlicht op je huid, hoe langer ik deze bundel lees hoe mojer ik hem vind en de jammere dingen worden ook minder jammer, want de eerste keer vond ik dat einde van kaarsen wel jammer, het einde vond ik het jammere ding, die koeien die daar liepen waren wel goed maar “hun adem / vliegt weg als een geest in de ijle siberische lucht // en keert morgen als rijm op de daken terug”?, ???, oké dat die  beesten hun adem wegvliegt als een geest dat kan nog, het vriest daar immers en dan is adem als wolkjes, onstoffelijk gelijk, oké, geesten, oké oké oké, maar waarom rijm op de daken ja dat lijkt op rijp dat snap ik ook wel maar dan nog waarom rijm op de daken, dat was het jammere ding de eerste keer dat ik het las, dat het gedicht dat me deze bundel leerde lezen moest eindigen met rijm op de daken maar de twede keer dat ik het las dacht ik ja als rijm ergens moet liggen dan maar op daken waar ik het meestal niet zie.

En het schone wordt alleen nog maar schoner, bijvoorbeeld dat de niet-ontmoeting bestaat of dat men wacht op onbekenden in regenjassen al regent het niet (maar nu smokkel ik want dat las ik zojuist voor de eerste keer), en voor wie de tijd verstrijkt gaan nu de straatlichten aan, verschuivingen, verplaatste personen, wie echt diep leest voelt soms een heel licht briesje langs zijn wang strijken, en weer dacht ik in deze bundel wil ik wonen.

(en uit het niet: leven)

Hoe zachtaardig en traag.

(ze zei dat haar vader op Woodrow Wilson leek, ik heb hem een keer gezien en vond dat hij een heel klein beetje op Truman leek, ik weet in ieder geval dat hij een Eisenhower-asbak heeft) (maar dat was later, dat was al boven)

Er is een raam waartegen ze praat met haar vader, een vader die valt, en alle treinboekjes nog heeft, nauwelijks nog naar het kielzog kijkt, bittere koffie drinkt, duizend zevenenzestig kilometer van Moskou naar Brest weet, de avond is een doel op zich, de folders van warenhuizen en reisbureaus zijn er nog, die laatste acht gedichten zijn misschien wel het mooist, ondanks of misschien omdat er minder bewegingen in zijn.

voor wie de tijd verstrijkt is een bundel die je traag moet lezen, een bundel die langzaam op je groeit, een bundel om eindeloos te herlezen en steeds mojer te gaan vinden, een bundel om in te wonen. En dan nooit meer verhuizen. Nee. Nooit meer verhuizen.


Miriam Van Hee voor wie de tijd verstrijkt Recensie

voor wie de tijd verstrijkt

  • Schrijfster: Miriam Van hee (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 29 september 2022
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 10,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Miriam Van hee

Miriam Van hee publiceerde haar eerste gedichten in 1978. Met haar debuut het karige maal was het kristalhelder dat dit het begin zou zijn van een meesterlijk dichterschap. voor wie de tijd verstrijkt is haar negende bundel en nog steeds en opnieuw weet ze de lezer te laten samenvallen met de wereld die ze beschrijft: ‘je bent stil in het bos als je paddenstoelen zoekt, je hoort het liedje van de vinken, een onbetrouwbare wind speelt in de kastanjebomen’.

In heldere ritmische zinnen deelt Miriam Van hee alledaagse observaties, en ze weet door haar woordkeus en verdeling van de dichtregels een grotere waarheid aan het licht te brengen. ‘Ze balanceert op het koord tussen het zegbare en het onzegbare,’ schreef Luuk Gruwez over ook daar valt het licht, ‘opdat alles zou worden onthouden, moet het eerst worden gezien. Er is een dichter van dit kaliber nodig om hiervoor alvast onze ogen te openen.’

Bijpassende boeken en informatie