Tag archieven: Brad Zellar

Brad Zellar – Till the Wheels Fall Off

Brad Zellar Till the Wheels Fall Off recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Amerikaanse roman. Op 12 juli 2022 verschijnt bij uitgeverij Coffee House Press de nieuwe roman van de Amerikaanse schrijver Brad Zellar. Er is geen Nederlandse vertaling van het boek verkrijgbaar of aangekondigd.

Brad Zellar Till the Wheels Fall Off recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Till the Wheels Fall Off. Het boek is geschreven door Brad Zellar. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Amerikaanse schrijver Brad Zellar.

Recensie van Tim Donker

“Hou je van muziekboeken?” vroeg iemand me laatst. Hum. Hou ik van muziekboeken? Een vraag gelijk aan “Hou je van bumbelie?” of “Hou je van bumbelieboe?”. Hou ik van muziekboeken? Héb ik muziekboeken überhaupt? Road van Wiebren Rijkeboer misschien? Ja dat mag denk ik wel een muziekboek heten. Speelde muziek ook niet een aanzienlijke rol in Het uur van lood van Rob van Erkelens? Maar hoeveel muziek moet er in een boek zitten vooraleer het een muziekboek heten mag? Ik las dat boek zo’n dertig jaar geleden denk ik, Het uur van lood bedoel ik, misschien de allereerste roman die écht indruk op me maakte, het eerste bewijs van een al lang daarvoor sluimerend vermoeden dat ik veel zou kunnen ophebben met literatuur (al zocht ik toen al jaren tevergeefs). Ik geloof dat er veel muziek in zat maar ik geloof dat het toch geen muziekboek was. High fidelity uiteraard. Nick Hornby. Een boek dat ik gekregen moet hebben. Ik zou er in ieder geval nooit een cent voor over hebben gehad. Een pocket, ook nog eens, niets leest zo vervelend als een pocket. Ik hou niet van dat formaat, niet van de kleur van de bladzijdes, niet van hoe die pagina’s aanvoelen. Maar ik las het wel uit, dat wel. Het was een tijdlang een “bovenboek” toen ik nog op mijn vorige adres woonde. Dat betekende dat ik er alleen in las als ik boven naar de weesee ging. Ik las het op een paar maanden tijd uit, en nu weet ik er niks meer van. Ik mocht die hoofdpersoon niet zo geloof ik. Ik mocht de hoofdpersoon van Road ook al niet zo. Is dat zo met muziekboeken? Vinden schrijvers van muziekboeken eigenlijk dat muziekliefhebbers eikels zijn? Hou ik van muziekboeken? Ik kan zeggen dat ik twee muziekboeken las. Ik kan zeggen dat die me niet heel veel deden. Ik kan zeggen dat ik van boeken hou, en van muziek. Ik kan zeggen dat ik in tejorie van muziekboeken zou kunnen houden. Ik kan zeggen dat dat tot voor kort bij een vermoeden bleef, net zoals het tot, wanneer was het?, 1993?, 1994?, het kan niet later geweest zijn dan 1995, maar een vermoeden was dat ik veel van literatuur zou kunnen houden.

Tot voor kort ja. Tot voor Till the wheels fall off. Wat Het uur van lood voor mij deed voor literatuur als geheel, heeft Till the wheels fall off voor me gedaan voor het type “muziekboek”. Of is dat een zjanrûh? Hoe ook. Till the wheels fall off is een muziekboek en Till the wheels fall off is fantasties. Vond ik althans.

Matthew Carnap woont met zijn moeder bij familie in. Zijn vader heeft hij nooit gekend; die is gesneuveld in Vietnam toen Matthew nog niet eens geboren was. Moeder is alleenstaand en jong, en eigenlijk niet echt het type om moeder te zijn. Dus wonen ze in, en worden ze onderhouden door familie. Ooms. Oma. Een okkasjonele tante misschien. Als Matthew een jaar of negen is, trouwt zijn moeder met Russel Vargo, de eigenaar van een rolschaatsbaan. Matthew en zijn moeder trekken in bij Russel in diens kleine appartementje boven de rolschaatsbaan. Omdat de Vargo’s eigenlijk gezworen vijanden zijn van de Carnaps, komen de ooms, de oma, de okkasjonele tante er niet bijzonder vaak over de vloer en bij moeder is het vuur ook betrekkelijk snel gedoofd. Matthew is echter gebiologeerd door de rolschaatsbaan en de vele muziek die Russ er met een passie vanaf zijn “high tower” laat weerklinken. Tussen de jongen en zijn stiefvader, die vaak met zijn tweeën optrekken, ontstaat een zeer hechte band, en de pijn kan dan ook niet groter zijn als een paar jaar later alweer de onvermijdelijke scheiding volgt.

Till the wheels fall off is een hartbrekend hartverwarmend hartveroverend boek over opgroejen, verlies, onvermogen, familie, eenzaamheid, pijn, en muziek, heel veel muziek. Het boek wordt verteld in retrospekt: als Matthew een volwassen man is en vanuit Minneapolis in Minnesota terugkeert naar het Prentice in Wisconsin waar hij geboren en getogen is, waar hij met moeder en Russ woonde boven de rolschaatsbaan, waar hij gebeten werd van het muziekvirus. Waar hij van leeftijd kwam, ja, want behalve een muziekboek is dit ook een komen-van-leeftijd roman.

Prentice. Waar hij eenvoudigweg zou blijven rolschaatsen tot de wielen eraf vielen. De wielen zijn er inmiddels af, alle wielen zijn overal af, en waar ze nog niet af zijn dreigen ze er wel af te vallen. Want Prentice is niet meer het Prentice van Matthews jeugd; “Not a trace of that old magical world remained” laat Zellar Carnap mijmeren als hij als volwassen man voor het eerst weer eens door het noordelijke stadje loopt te dwalen. Hierin lijkt Till the wheels fall off ten dele ook een aanklacht te zijn – een aanklacht tegen het veranderen om het veranderen, het weggojen van wat nog bruikbaar was alleen maar omdat het nieuw moet en nieuwer nog en daarna nog het nieuwste (en dan lachen, met zijn allen om wat ooit nieuw was maar nu alweer oud).

Het is ook een melankoliek boek. Ik herken mezelf in Matthew Carnap – een man die, evenals Vargo overigens, moeilijk om kan gaan met wat voorbij is: “I used to hate the Popular Science magazines Rollie found so fascinating. I hated their fixation on a version of futurism that struck me as pure nightmares from science fiction. These visions of the future seemed to promise nothing but ridiculous and homogenous outfits, human Habitrails, and all manner of contraptions apparently designed to eliminate any sort of inconvenience or difficulty. It all seemed either stupidly utopic or terrifyingly dystopic. And I didn’t want any of it – whatever it was. I wanted life as it was to go on forever. I suppose some people – most people – dream of the future but my dreams are almost exclusively of the past. I dream of going back, of reclaiming a life and a world that’s either lost or rapidly disappearing.” – daar lees ik dan mijn eigen gedacht. Mijn eigen gedacht. In een boek. In het Engels dan nog (denk ik Engels?) (klaarblijkelijk). En ik denk ja. En ik denk ook nee want al dat zou worden “designed to eliminate any sort of inconvenience or difficulty” is helaas al geen toekomst meer, dat is nu gewoon ze prezent. Daarom hebben we “werken op afstand”, mondkapjes, vaccinaties en een anderhalvemetermaatschappij; een -nogal naïeve- (bijna lief naïef, als het niet zo verschrikkelijk was) poging om iets te elimineren wat voor het allergrootste deel van de mensheid inderdaad niet veel meer dan een “inconvenience” hoeft te zijn.

Dit boek is een vriend, dacht ik eerst, maar toen hoorde ik hoe pathetisch dat klonk. Dus ik herstel en zeg: dit boek is als spreken met een vriend. Misschien het soort vriend dat je alle dagen ziet, of meerdere keren per week, weetikveel, ik heb geen vrienden plus daarbij ik zie ze nooit. Eerder nog zou dit boek kunnen zijn als spreken met het soort vriend dat je bijna nooit spreekt maar waarmee het iedere keer als je hem spreekt is alsof je hem gisteren nog sprak (ik had dat laatst of laatst vorig jaar kerst met mijn oudste zus die ik dus bijna nooit zie). Je praat over de mensen die je zag, over de rotzooi die de wereld geworden is, en over muziek, natuurlijk, heel veel over muziek.

Want “He showed me the way one type of music, or one specific artist or record, evolved naturally from another (Howlin’ Wolf to Screamin’ Jay Hawkins to Captain Beefheart to Tom Waits)” lezen, en denken, en zeggen Ja, ja, ja, zo zou het wel eens kunnen zijn al zijn Captain Beefheart en Tom Waits eigenlijk wel min of meer gelijkoorspronkelijk maar goed, toegegeven: Beefheart sloeg al eerder wegen in die Waits pas veel later zou gaan inslaan, nadat hij gedaan had met een folkie te zijn, een nachtclubzanger te zijn, een groezelige blueszanger te zijn, – maar het vervolg lezen: “and the ways obvious influences could be absorbed or incorporated to make something wholly original (Phil Spector plus Bob Dylan plus the Rascals plus Creedence Clearwater Revival equals Bruce Springsteen).” en denken nee, nee denken, nee toch niet denken, want Bob Dylans wijn nemen plus water plus water plus water plus water plus water plus water plus water plus water erbij equals Bruce Springsteen; “wholly original” kun je dat beslist niet noemen, Carnap (of Vargo, want Matthew heeft deze wijsheden van Russ) (of Zellar misschien, wie weet hoeveel van de schrijver er in dit boek zit, ommers) (delen van het boeken komen gemeend genoeg over om voor autofictie te kunnen doorgaan) (en dan, Carnap en Vargo en Zellar, of jullie alle drie, vind ik die Springsteen (die ik graag op zijn Nederlands uitspreek, als een Nederlandse spring en een Nederlandse steen dus, vind ik die springsteen dus, niet eens half slecht. Sterker nog: ik heb seedees van die man. Soms draai ik die zelfs).

Dit boek is ook een essay. Over de wereld en de dingen. Die ja. De wereld en de dingen. En de mensen. Ja de mensen moeten niet vergeten. En hoe het daarmee gaat dan. Met de wereld en de dingen en de mensen. Matthew is vaak alleen in dit boek en dat geeft hem de tijd om te denken, heel veel te denken. Over dus de wereld en de dingen en de mensen.

Een voordracht is het ook. Een poëzievoordracht. Waar de stijl in Till the wheels fall off meestentijds een franjeloze materie-van-feit stijl is, wordt het waar Matthew nadenkt over zijn slapeloosheid juist erg poëtisch en metaforisch. Wat doet hij ’s nachts bij gebrek aan slaap? “I was on the floor. I was in the dark. I was rembering”. Drie regels die samen volgens mij wel als gedicht mogen gelden.

En af en toe is het groot, is het Amerikaans, is het direkt-van-hollywood (ja ik zie dit boek nog wel verfilmd worden en dat is niet per se een compliment). Woonde Matthew als kind in een rolschaatsbaan; zijn oom Rollie (degene die die Popular Science bladen zo interessant vond) (zie een sietaat of drie of vier terug) regelt het zo dat de volwassen Matthew bij zijn terugkeer naar Prentice in het plaatselijke honkbalstadion komt te wonen. Maffe woonlocaties, kleurrijke bijfiguren als Baron, the Cowboy en Greenland Earle, een overdaad aan sentimentele passages en een pompeus, melodramatisch einde ja dit kan zo de bioscoop in (verdorie, het is vaker wel dan niet filmisch: je ziet dit boek eerder nog dan je het leest misschien). En ik haat hollywood, ik haat gezochte bijfiguren, ik haat melodrama en ik haat “filmisch”. Maar in Till the wheels fall off werkt het gewoon. Het werkt allemaal. Dat einde, o god dat einde, ik las het met kippenvel over mijn hele lijf en tranen in mijn ogen en ik weet dat het zemig is en zoet en dat het er helemaal overheen is, over wat, over de top ofzo, nee over de hele godvergemese heuvel heen, sentimentalistisch, weetikveel, maar het werkte, ik las het bijna zonder te ademen, ik vond het prachtig, dan maar een sentimentele dwaas oké?

Uiteindelijk gaat dit boek over luisteren. Naar muziek, naar de ander, naar de straten, naar de nacht. Naar het bloed in je aderen. Naar de wereld, de dingen, de mensen. Daarvoor is het boek. Voor de wereld, de dingen, de mensen. Dit boek is voor iedereen die in leven is.

Brad Zellar Till the Wheels Fall Off Recensie

Till the Wheels Fall Off

  • Schrijver: Brad Zellar (Verenigde Staten)
  • Soort boek: Amerikaanse roman
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Coffee House Press
  • Verschijnt: 12 juli 2022
  • Omvang: 328 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol

Flaptekst van de roman van Brad Zellar

From roller rinks and record players to coin-operated condom dispensers and small-town mobsters, Till the Wheels Fall Off is a novel about an unconventional childhood among the pleasures and privations of the pre-digital era.

It’s the late 1980s, and Matthew Carnap is awake most nights, afflicted by a potent combination of insomnia and undiagnosed ADHD. Sometimes he gazes out his bedroom window into the dark; sometimes he wanders the streets of his small southern Minnesota town. But more often than not, he crosses the hall into his stepfather Russ’s roller rink to spend the sleepless hours lost in music. Russ’s record collection is as eclectic as it is extensive, and he and Matthew bond over discovering new tunes and spinning perfect skate mixes. Then Matthew’s mother divorces Russ; they move; the roller rink closes; the twenty-first century arrives. Years later, an isolated, restless Matthew moves back to his hometown. From an unusual apartment in the pressbox of the high school football stadium, he searches his memories, looking for something that might reconnect him with Russ.

With humor and empathy, Brad Zellar (House of Coates) returns with a discursive, lo-fi novel about rural Midwestern life, nostalgia, neurodiversity, masculinity, and family—with a built-in soundtrack.

Bijpassende boeken en informatie