Idwer de la Parra – Vlerk

Idwer de la Parra Vlerk recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel. Op 13 april 2023 verschijnt bij uitgeverij De bezige Bij het tweede boek met gedichten van de Nederlandse dichter Idwer de la Parra.

Idwer de la Parra Vlerk recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Vlerk.  Het boek is geschreven door idwer de la Parra. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de tweede bundel van de Nederlandse dichter Idwer de la Parra.

Recensie van Tim Donker

-komt aanwaaien-

-iets-

-(niet niets)-

Dus ik bedoel: een bundel lezen van een dichter die je niet kent. Hoe dat is. En hoe anders ook dan een bundel lezen van een dichter die je wel kent. Want in dat geval zijn er twee mogelijkheden: de dichter is je na, je houdt van zijn of haar gedichten, en je spat haast uit elkaar van voorpret omdat je op het punt staat nieuw werk te gaan lezen. En dan zijn er twee mogelijkheden: óf je wordt bevestigd in je liefde voor het werk van deze dichter, óf er wacht je een grote teleurstelling (misschien nog een derde: de bundel blijkt nog een heel klein beetje beter dan je al had gehoopt. maar op één of andere manier komt dat toch maar zelden voor).

Je kunt daar ook zitten met de bundel van een dichter met wiens werk je helemaal niets hebt, en er met een lichte weerzin aan beginnen en dan zijn de mogelijkheden veel meer dan twee: het kan nog rotslechter zijn dan je al vreesde, het kan volledig voldoen aan je verwachtingen, het kan je meevallen, het kan zelfs eigenlijk goed, zeer goed blijken te zijn.

Maar ja, zult u zeggen of misschien ook niet zeggen en in dat geval zeg ik het maar zelf want ik heb deze gedachte nodig om verder te kunnen met deze bespreking: kennen bestaat in vele gradaties. Of: wanneer ken je een dichter? Als je één bundel gelezen hebt? Bij een dichter met een zeer groot en divers oeuvre (oeuvre! hoor mij bezig!) zegt één bundel minder dan bij een dichter die maar twee of drie titels op zijn of haar naam heeft staan. Maar kennen kan nog vager (kennelijk): misschien maar een paar gedichten ooit gelezen, in een bloemlezing of een literair tijdschrift. Of nog: van naam kennen. Bij die naam almeteens een idee, een gevoel hebben. Dat hebben namen soms. Dat ze zich vullen met dingen. Dingen die vaak los staan van de persoon. Maar daar hebben die dingen maling aan. Die vullen toch wel.

Maar een naam helemaal leeg? Je hoorde de naam nooit, je las nooit, je zag nooit? Het overkomt mij niet vaak dat ik een bundel lees van een dichter die ik niet op zijn minst “van naam” ken. Maar nu is het dan toch gelukt, en Vlerk is niet eens Idwer de la Parra’s debuut. Nu was het lezen leeg, nu was ik wit en onbeschreven toen ik plaatsnam in mijn favoriete leesstoel, het was acht in de ochtend geloof ik en ik dacht wel een paar gedichten gelezen te kunnen hebben vooraleer ik de kinder naar school ging brengen.

Leeg en wit lezen (of naja: geheel leeg laat een naam als Idwer de la Parra je ook weer niet, wel?, want Idwer dat is een rare naam, toch?, wie heet er nu Idwer, ik heb nooit van mijn leven een Idwer gekend, jij?, en ik heb ook geen sekonde overwogen om één van mijn kinder Idwer te noemen, en wie dan?, mijn dochter of mijn zoon?, is Idwer een jongens- of een meisjesnaam?, of is dat een heel unwoke vraag in deze tijden?, en De La Parra: ik dacht meteen aan Fito de la Parra, zou Idwer verre familie zijn en zoja kan hij me dan vertellen waarom die cd-versie van Albert Aylers Last Album zo achterlijk duur moet zijn, of, naja, Fito de la Parra had natuurlijk geen ruk te maken met Last Album. Henry Vestine wel, maar wat heeft Fito te schaften met wat een (voormalig) bandmaatje allemaal doet en ook Vestine heeft weinig te zeggen over wat die muziek zou moeten kosten decennia later op een geluidsdrager die op het moment van opnemen niet eens bestond ja ja ja dat weet ik allemaal wel maar toch voelt het goed om hier en nu te stellen dat het de schuld is van Idwer de la Parra dat ik me geen behoorlijk Last Album aanschaffen kan), op een ochtend, vlak voor school. Hoe dat is. Hoe ongekend dat is. Ik weet niet, ik geloof dat het lege en witte lezen van een dichtbundel toch weer anders is dan het lege en witte lezen van een roman. Misschien omdat er wagon- en wagonladingen romanciers zijn die ik niet ken, zelfs niet alleen maar “van naam”. Misschien omdat poëzie zich toch op mysterieuzer wijzen beweegt: een roman laat zich doorgaans sneller kennen dan een dichtbundel.

Zoals.

Vlerk.

Dus.

Dacht ik eerst nog. Dacht ik eerst nog te zien. Dacht ik eerst nog te denken aan een zekere verwantschap met Gustaf Munch-Petersen maar nee dat was alleen maar hoe het licht viel en een paar woorden misschien en oja ook omdat ik de avond te voren nog gedichten had zitten lezen van Gustaf Munch-Petersen, en misschien moest ik mijn bril poetsen, allee: nog voor de school begon, gaf ik die associatie alweer op.

(mijn zoon, zittend aan de bar, kauwend op wat naar ik hoopte zijn laatste broodje ging zijn -de vader brengt de kinder water maar de vader mag toch wel stiekem hopen dat het broodjessmeren in de ochtend een einde kent, niet?-; ik wou hem roepen; hij interesseert zich soms voor poëzie; ik had nog maar een dag geleden een bundel van Joost Oomen zitten lezen, in precies diezelfde leesstoel op precies datzelfde moment voor school en hij was op mijn schoot komen zitten, had de bundel uit mijn handen getrokken, was hele gedichten gaan voorlezen, had zich verbaasd over de humor, de gekte en de “genialiteit” (zijn woord! alstublieft: zijn woord!) van de gedichten; nu, nu wou ik hem roepen, nu wou ik hem voorlezen, nu wou ik zeggen Ik geloof dat het nog een graadje gekker kan…)

Dit ontvouwt zich langzaam. Schrijft De La Parra:

“Ik droomde vannacht / de omtrek van gemis; hoe iets wat niet / aanwezig is, in de weg kan staan. / Nou, wanneer je zo ontwaakt, / dan moet je wat. Diep nadenken / over de betekenis.”

En ik dacht hm.
En ik dacht de omtrek van gemis.
En ik dacht na over de betekenis.
En ik dacht aan de ruimte rondom haar slapen, toen het 1994 was in ergens een bed.

Misschien over een leegte. Misschien over iemand. Misschien over dromen, of over wakker worden in de ochtend. Misschien een flardje mist misschien, ik wist het nog niet, het was nog maar het eerste gedicht, ik was nog wit genoeg en vol verwachting.

“daar / verschijnen wandelende muziekjes / als repliekjes op wie staart.” zegt het een bladzijde later, en: “Een beetje johnny bij het kabbelende water”

En ik dacht hm.
En ik dacht aan muziekjes die staan, muziekjes die gaan.
En ik aan het kind met het badwater weg.
En ik dacht aan het onverwachte antwoord.

Misschien een beetje absurdisme misschien, misschien een beetje dada misschien, misschien een beetje surrealisme misschien. Het kon. Het ging. Het lezen was vooralsnog geen onpret nee.

Maar het binnenrijm dan? Ach hoe sterck aan het werck, je moet een dichter zijn hebbelijkheden kunnen vergeden, p’don vergeven bedoel ik natuurlijk.

En de stuurloosheid van de gedichten is geweldig. Deze gedichten komen nooit aan waarnaar ze op weg leken te zijn. Want daar wandelen muziekjes, en vervolgens wordt er doodleuk een beetje johnny toegevoegd aan water dat kabbelt. Of te beginnen bij God en te eindigen bij Baudelaire: “Je houdt jezelf een onzichtbaar wezen voor, / geen god maar een wil, en wanneer dat niet wil / dan rest daar een wens – mocht zelfs die ontbreken, / dan creëer je een roes, die een leven lang kan duren.”

Het gaat over het zijn van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn of gewoon maar over wat je ziet als je door straat en veld loopt, de stad testend op haar draagkracht: “het is nu blad – zittend, gesteeld // gekarteld of gelobd, een ovaal, een spatel, een spies, / en soms geoord. Soms zijn de bladeren vergroeid, / ontstaat er een kom, waarin ze samen iets kunnen dragen, / natuurlijk geen leed, geen kind, en al helemaal geen // pakje kauwgom” (waar de kracht uiteraard in dat “al helemaal geen” schuilt), of de verschijnselen op hun benoembaarheid: “om een woord als paddentrek te plakken / op een nieuw verschijnsel.”

Op een dinsdag als het zonlicht gulhartig zijn geel door de ramen naar binnen giet, kan het, met het debuut van Urusei Yatsura op de steerjoo, bijna door gaan voor iets dat op geluk lijkt.

Opvallend is dat de gedichten als geheel nauwelijks weten te overtuigen, maar veel gedichten wel “iets” bevatten – een kortstondig oplichtende schittering, een glimpje schoonheid, de flits van iets dat het verstand een sekonde stilzet. Dat kan een beeld zijn dat de dichter ons toont, een hele of een halve zin die zo goed in elkaar zit dat je weer eens klaar en voor je eigen ogen bevestigd ziet wat een machtig elixer taal toch eigenlijk is – maar evengoed kan De La Parra verwarren met een merkwaardige woordkeus. Zo laat hij iemand ergens “innemend” zuchten. Sta stil. Sta nu stil en denk daarover na. Innemend zuchten, hoe moet dat klinken, hoe zucht je innemend. Sta nu stil en probeer innemend te zuchten. Veel vaker is zuchten irritant, zeker herhaald zuchten, het zuchten dat wil zeggen dat iemand ook aanwezig in de ruimte ergens ontevreden over is maar dat niet gaat zeggen omdat jij ernaar moet vragen en hoe langer je er niet naar vraag hoe irritanter dat zuchten wordt omdat jij zo onattent bent om nergens naar te vragen.

Of. In:

“Stenen waar het verleden / zonder adem in besloten ligt. // Je kunt een grote kiezel / in de mond nemen en proberen // te praten – dan klink je / misschien wel als een orakel.”

vind ik die eerste twee regels erg lelijk, een soort edelkitsch, verleden dat besloten ligt in stenen, zonder adem dan nog, het is wel erg vet allemaal. Maar de rest is prachtig! Het kan een allerdiepste belediging zijn of de allerhoogste mystiek. En alles ertussenin. Dan heb je het maximale van minimalisme goed begrepen.

Naar het einde toe geven de gedichten dit verrassingseffect enigszins prijs en wordt het een slag of drie à vier (of vijf à zes; ik tel zulke slagen nooit) banaler. Gaat het nog maar over de overliggende zijden van een dobbelsteen die altijd zeven; over met kerstmis of met zakkenrollers in de tram; over de vorm van vormeloosheid; over de korrelatie tussen de dingen en je eigen lot. Kon dat gewenning zijn misschien (en de seedee was inmiddels ook al afgelopen), las ik te snel, was het de ingreep van een of andere redacteur die de lezer probleem- en weerhaakloos uit de bundel dacht te laten glijden of waren bij De La Parra de goede ingevingen eenvoudigweg op? Ik nie weet nie maar na de laatste bladzijde ben ik altijd nog een beetje wit. Het is onbeslist. Wat vond ik nu eigenlijk van Vlerk? Ik nie weet nie. Om zeker te weten had ik meer moeten lezen; het is met 45 bladzijden en veelal korte gedichten met veel paginawit ook wel een verdraaid bescheiden bundeltje geworden. Idwer de la Parra laat me (bewust of onbewust) een beetje op mijn honger zitten. En dat intrigeert. En intrigeren is goed. Toch?

Maar wacht eens even. Als het goed is, is het niet onbeslist. En als het beslist is, is het gedaan. En als het gedaan is, is er geen honger meer. En als er geen honger meer is, intrigeert het niet. En als het niet intrigeert, is het niet goed. En als het niet goed is –

Euh..

Naja. Hou het er maar op dat ik een volgende bundel met meer dan gemiddelde belangstelling tot me zal nemen. En nu ga ik even iets eten geloof ik.


Idwer de la Parra Vlerk recensie

Vlerk

  • Schrijver: Idwer de la Parra (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 13 april 2023
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Idwer de la Parra

Met zijn tweede bundel bevestigt Idwer de la Parra eens te meer zijn eigenzinnige positie binnen de Nederlandstalige poëzie.

Dichterschap, dit verendek –
rukwind mort aan de pennen.

Ik wil ze kwijt maar durf ze
zelf niet neer te leggen.

Moeder, wat is er van mij
geworden? Een zingende kraai?

Toch ziek om al die lelijkheid
fraai te willen zeggen.

Idwer de la Parra (1977) publiceerde in RevisorTerrasTirade en de Poëziekrant en won in 2015 de Vondel CS-poëzieprijs met zijn gedicht ‘Kom terug’. Hij studeerde aan de kunstacademie en aan de toneelschool. Zijn debuutbundel Grond (2016) werd lovend ontvangen en bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs en de Poëziedebuutprijs. In 2023 verschijnt zijn nieuwste bundel: Vlerk.

Bijpassende boeken en informatie