Categorie archieven: Nederlandse dichters

Alle boeken van Wouter Godijn

Alle boeken van Wouter Godijn romans en dichtbundels. Welke boeken heeft de Nederlandse schrijver Wouter Godijn geschreven en gepubliceerd?

Alle boeken van Wouter Godijn

De Nederlandse schrijver Wouter Godijn is op 31 juli 1955 geboren in Amsterdam. Zijn debuutroman Witte tongen verscheen in 1997. Hierna schreef meerdere romans en bundels met gedichten.

Recensie van de boeken Wouter Godijn

Poging een luchtig gedicht te schrijven

  • Schrijver: Wouter Godijn (Nederland)
  • Wouter Godijn Poging een luchtig gedicht te schrijven recensieSoort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 17 november 2022
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Recensie van Tim DonkerDe bundel te stoelnagelend om steeds naar de seedeespeler te lopen. Het is te mooi, te vrij, te speels, te vrolijk, te grappig ook. Ja. Hardop lachen. Hardop lachend poëzie lezen. Is wat kan en wat (soms) goed is. Zelfs het titelgedicht waarin Godijns multiple sclerose een duidelijke (maar niet expliciete) rol krijgt zit vol zomwijlen bijkans slapstick-achtige humor. In veel gedichten speelt zijn ziekte een rol, maar meestal niet zo pijnlijk grappig als hier…lees verder >

Karina of de ondergang van Nederland

  • Wouter Godijn Karina of de ondergang van Nederland RecensieSchrijver: Wouter Godijn (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse dystopische roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 5 maart 2021
  • Omvang: 350 pagina’s
  • Uitgave: Paperback / Ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie∗∗∗∗∗ (uitmuntend)
  • Recensie romanFlashbacks en herinneringen worden afgewisseld met uitbarstingen van woede en onmacht waarin de schrijver de lezer rechtstreeks aanspreekt. Wouter Godijn doet dit in een eigenzinnige stijl waarin hij speelt met de wetten van de roman. Hierdoor roept hij unieke, enigszins onheilspellende sfeer op die zo spannend is dat je het boek in één ruk wilt uitlezen. Karina of de ondergang van Nederland is zeer indrukwekkend, verdient veel aandacht en een groot lezerspubliek…lees verder >

Alle boeken van Wouter Godijn romans en dichtbundels

Chronologisch overzicht van de romans en dichtbundels van Wouter Godijn

2022 | Poging een luchtig gedicht te schrijven (gedichten)
2021 | Karina of de ondergang van Nederland (roman, ∗∗∗∗∗)
2019 | De kamer waar alle verhalen beginnen (roman)
2018 | Niets is iets (gedichten)
2016 | De liefdesmachine (roman)
2015 | De professor en de hyena (gedichten)
2013 | Hoe ik een beroemde Nederlander werd (roman)
2021 | Hoe H.H. de wereld redde (gedichten)
Winnaar Jan Campertprijs 2012
2010 | Wiegeliederen en blaaskikkermuziek (gedichten)
2010 | Mijn ontmoeting met God en andere avonturen (roman)
2008 | De zieken breken (gedichten)
2007 | De dood van de auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt (roman)
2005 | Kamermuziek, of De weg naar de onverschilligheid (gedichten)
2003 | De karpers en de krab (gedichten)
2002 | Langzame nederlaag (gedichten)
2000 | Alle kinderen zijn van glas (gedichten)
1997 | Witte tongen (roman, debuut)


Bijpassende informatie

 

 

Ali Şerik – Land van weemoed

Ali Şerik Land van weemoed recensie en informatie over de inhoud van de poëtische vertelling over de eerste gastarbeiders, Op 1 september 2022 verschijnt bij uitgeverij U2pi, Land van weemoed, het boek van de Turks-Nederlandse schrijver en dichter Ali Şerik.

Ali Şerik Land van weemoed recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van het epos van een vergeten generatie, Land van weemoed.  Het boek is geschreven door Ali Şerik. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek van Ali Şerik.

Recensie van Tim Donkers

Nacht. Absolute duisternis. Starend naar een plafond dat feitelijk niet te zien is. Wakker. Oja. Klaarwakker. Ik weet niet hoe laat het is, vermoed dat het rond drieën is. Misschien gaat de slaap zich nog aandienen deze nacht. Misschien ook niet. Voorlopig lig ik hier, en vraag ik me dingen af. Hoe heette ook alweer de conciërge op de vorige school van mijn kinderen? Of het zusje van Vita? Waarom realiseer ik me niet elke dag wat een fantastische plaat When in vanitas is? Wat zal ik maken van dat restantje kip, paella of mexicaanse kip? Heb ik het licht in de hal wel uit gedaan? En wat moet ik aan met die bespreking van Land van weemoed?

Want o. Dit is mooi. Land van weemoed. Ali Şerik. Ja mooi. Het is een boeklang poëem nee het is een hybride roman nee het is schierbeekiaans proza. Het is in het oosten van Turkije. Een eeuw, de vorige, is nog niet ten einde. Een dorp, ergens in de bergen. “Hier in dit godverlaten landschap / houden de bergen waarachtig niet van mensen”, zo luidt de openingszin en die is er meteen op. Şerik maakt het dorpsleven in deze onherbergzame streken voelbaar middels Yusufkadir en zijn vrienden Mehmet, Kemal en Ahmet en hun familieleden, verwanten en dorpsgenoten (kleurrijk is bijvoorbeeld de dorpsgek Halil Amca – die later nog tot heilige wordt uitgeroepen). Het leven in het dorp is eenvoudig – meer dan het hoognodige is er niet. Şerik neemt de tijd om alles zo zorgvuldig mogelijk te schetsen in een taal die soms de vorm aan lijkt te nemen van gezangen:

“De zigeunervrouwen kunnen uit handpalmen de volmaakte toekomst / voorspellen voor twee eieren. / Zij kunnen in handpalmen vooruitblikken of je man je trouw blijft / voor twee eieren. / Zij kunnen in handpalmen je zorgen herkennen / voor twee eieren. / Zij kunnen het boze oog uitdrijven / voor twee eieren.”

en:

“Hier droogt men groente en fruit, de winter is lang.
Hier droogt men verhalen, de winter is lang.
Hier droogt men idealen, de winter is lang.
Hier droogt men vlees, tarhana, de winter is lang.
Hier droogt men loyaliteit en achterdocht
de winter is lang.
Hier droogt men hartzeer, huidhonger
de winter is lang.”

en:

“Hij heeft een transistorradio gekocht / waar hij stilletjes van droomde. / Een radio die je verbindt met de wonderbaarlijke stad / een radio die je verbindt met de uiteinden / van de provincie, een radio die je verbindt / met het fabelachtige gehele land / een radio die je verbindt / met de grenzeloze planeet. / De onmetelijke wereld wil Yusufkadir zien. / Hij heeft veel gehoord over de continenten / in Australië hebben ze kangoeroes / ze lopen op hun achterpoten / springend bewegen ze zich voort / hebben een buidel waarin hun nakomelingen opgroeien. / Raar, denkt Yusufkadir / dat God zulke dieren schept. / Je hebt in de oceaan de blauwe vinvis zo groot als drie huizen / zachtaardige dieren zijn het. / Raar, denkt Yusufkadir / dat God zulke dieren schept. / Je hebt in Afrika de witte neushoorn zo sterk als honderd man / ze worden bejaagd vanwege hun wonderen verrichtende horens. / Raar, denkt Yusufkadir / dat God zulke dieren schept. / Je hebt pinguïns die niet kunnen vliegen en leven op het ijs / leven in een wereld waarin de mens / het niet volhoudt door de kou. / Raar, denkt Yusufkadir / dat God zulke dieren schept. / Hij wil ze zien, wil naar al deze landen / maar eerst wil hij hun geluiden horen op de radio.”

Ja dit is mooi. Dit is heel mooi. Dit is poëties, melodies, ritmies, dit is beeldend, dit spreekt nee jankt nee zingt – Şerik bespeelt de taal als een viool. Onder zijn klanken ontstaat een beeld van een plek en een tijd waar het leven trager was, gericht op onmiddellijke noden – er is gemeenschapszin, er is eten, er is diepe liefde. Maar ook uithuwelijken, schande, eer, wraak, agressie, geweld, onvrijheid, bekrompenheid. Dat is er ook en Şerik poetst het niet weg.

Later emigreren veel dorpelingen naar Nederland en dat geeft de schrijver de gelegenheid het Nederlandse volk een spiegel voor te houden. Het is halfweg de twintigste eeuw. en de onvrijheid van de Nederlandse vrouw is niet ver verwijderd van de onvrijheid van de vrouw in het Turkse dorp dat net verlaten is. De Wet Handelingsonbekwaamheid, bijvoorbeeld. Stel je voor: je wordt toevallig met een baarmoeder geboren, nou dan mocht je tot diep in de jaren vijftig niet werken, reizen of dingen kopen zonder toestemming van iemand die toevallig géén baarmoeder had. De baarmoederlozen lieten wel een handjevol boodschappengeld achter want ja “de man kan moeilijk de hele dag thuis blijven om bakker en melkboer te betalen, hij heeft wel wat beters te doen” schreef een blad dat zich Vrij Nederland noemt (let op dat “vrij”) (iedereen vrij behalve vrouwen) nog in 1949, niet de oertijd.

Land van weemoed is lokaal en mondiaal, is politiek en opiniërend, is actueel en histories. Leer iets over de geschiedenis van Turkije, leer iets over de geschiedenis van Nederland (met al zijn feilen), leer via de radio van Yusufkadir iets over de geschiedenis van de wereld. Laat je verleiden door de muzikale taal van Ali Şerik, geef je over aan een roman van een type dat we sedert Schierbeek niet veel meer gezien hebben. Laat de personages je huis in stappen, aanhoor hun verhalen, voel hun tragiek. Men spreekt wel over the great American novel, men spreekt ook wel over the great European novel; dit zou the great Turkish novel kunnen zijn, of the great migration novel.

Zou kunnen. Zou allemaal kunnen.

O, Ik dacht ook aan Elio Vittorini. In de schaduw van de olifant. Ook een prachtboek ja. Vittorini en Şerik hebben dezelfde kleuren op hun palet. Şerik een Turks-Nederlandse Vittorini?

Zou kunnen. Zou allemaal kunnen.

Had gekund misschien. Ware het niet. Ja en dit is dus waarmee ik worstelde die slapeloze nacht. Want dit boek, dit Land van weemoed, dit verdomd fraje prachtboek is echt te lang. Ja. Sorry. Ik kan het niet mojer brengen. Het is met 423 bladzijden ruim tweehonderd bladzijden te lang. 423 bladzijden, zo dik bakte Schierbeek ze ook niet (ik vond Een grote dorst al iets te lang en die klokt geloof ik ergens over de tweehonderd). Ik heb de laatste 150 bladzijden met lichte tegenzin gelezen. Of tegenzin is het woord niet. Maar het gevoel heette wel “dit boek mag nou wel een keer klaar zijn”. De zoveelste goedhartige persoon wordt geïntroduceerd, ja iedereen is maar moedig en sterk en prachtig en vaardig en vindingrijk, en al die namen worden steeds voorafgegaan door dat soort bijvoeglijke naamwoorden. En weer eens gaat er iemand dood, en weer is er een groots drama, en weer wordt een landschap uiterst dichterlijk beschreven en in die laatste 100, 150 of 200 bladzijden wilde ik nog wel eens denken Ja nou wéét ik het wel. En dat is jammer. Dat is doodjammer voor een boek dat eigenlijk heel erg mooi is, lezenswaard, ook tot op de laatste bladzijde.

Dus. Hum. Ja.

Er had geschrapt moeten worden. Misschien. Al weet ik dat dat moeilijk is. De woorden zijn je lievelingen, die wil je niet doden. Maar zijn er geen redacteuren daar bij dat U2pi, het is toch “schrijven doe je alleen maar uitgeven doe je samen”?, en er was toch ook iets over “weten wat het boek nodig heeft”, iets met een kasteel en kwam dat kasteel uit Harry Potter eigenlijk?, ik weet nagenoeg niets van Harry Potter.

De treinscéne is wat lang. Misschien had daar een mes in gekund. Hoewel. In de portretteringen van de passagiers toont Şerik wel zijn genie. Wat een meesterlijk verteller is hij! Iedereen in de trein wordt met een levensgeschiedenis bedacht. Zelfs de dansende beer voor het station van Ankara krijgt een liefdevolle gestalte.

Naja. De stompzinnige, oubollige, vervelende, ellenlange kitschgedichten in de bundel die Yusufkadir leest in het pension in Nederland hadden er in ieder geval wel uit gemogen (“Waarom houdt de tomaat zo hevig van de kleur rood”???, kom op, in ernst?) maar dat had geen honderden zelfs geen tientallen pagina’s gescheeld. Maar het is niet aan mij om aan te wijzen wat weg had gekund zonder dat het boek aan kracht zou inboeten, zijn er geen redacteuren daar bij dat U2pi?

Land van weemoed had ook uitgegeven kunnen worden als sieklus, trilogie, tweeluik, weetikveel, of gewoon het volgende boek verder gaan in dezelfde trant, er zijn zoveel schrijvers die in hun nieuwe boek de draad oppakken waar ze hem in het vorige hadden laten liggen. Het Nederland-deel had met gemak een los boek kunnen zijn, ik zeg maar wat.

Maar nogmaals: het zeggen is niet aan mij. Zijn er geen redacteuren daar bij dat U2pi?
(en nog even iets: een paginanummer op een witpagina plaatsen is lelijk)
(en nog even iets: de noten haperen soms)
(en nog even iets: dit boek is niet geheel vrij van spel- dan wel zetfouten)

(en nog even iets: dat openpoëziefonds waar zogezegd ook ruimte zou zijn voor experimentele poëzie, dat is allemaal heel mooi, maar hoe moet ik weten welke bundel spek voor mijn bek zou kunnen zijn? puur op titel, op omslag, of omdat ik de naam van de dichter mooi vind? is het nu echt zo ondenkbaar om even wat gedichten per bundel op de site te plaatsen?)

Niet alleen is het zeggen niet aan mij, het zeggen is nu reeds mosterd na de maaltijd. Daarom zeg ik dit. Lees dit boek. Lees het. Jullie. Allemaal. Misschien is jullie allemaal niet bespreker. Dat is goed, dan maakt het niet uit. Dan kun je dit lezen tot de klok 2032 slaat. En presies dat wil ik aanraden. Schaf dit boek aan, het is een mooi boek, het is een uniek boek. Schaf het aan en het leg het op een tafeltje. Het soort van tafeltje dat daar maar staat, niemand weet waarom het daar staat, het wordt nergens voor gebruikt. Het zou schelen als het een tafeltje op het eerste of het twede verdiep is. Een tafeltje in een kamer waar niet dagelijks iemand komt. Zodat je dit boek erop kunt leggen en er zeker van zijn dat onverlaten er niet iets bovenop zullen leggen. Zodat je kunt pakken. Dit boek. Als er ijs op de ruiten staat en je denkt aan een ochtend met een heet bad met een goed boek. Als het de eerste echt moje dag van het jaar is en je denkt aan een middag in het park met een goed boek. Als iedereen in huis om welke reden dan ook al vroeg op bed ligt en je denkt aan een lange avond met muziek en een goed boek. Dit boek. Laat het dit boek zijn. Lees het, lees het soms, lees het traag. In 2032 zul je denken: ik héb me toch een mooi boek gelezen!


Ali Şerik Land van weemoed recensie

Land van weemoed

Epos van een vergeten generatie

  • Schrijver: Ali Şerik (Turkije, Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: U2pi
  • Verschijnt: 1 september 2022
  • Omvang: 421 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Tim Donker recensie: Dit boek. Als er ijs op de ruiten staat en je denkt aan een ochtend met een heet bad met een goed boek. Als het de eerste echt moje dag van het jaar is en je denkt aan een middag in het park met een goed boek. Als iedereen in huis om welke reden dan ook al vroeg op bed ligt en je denkt aan een lange avond met muziek en een goed boek. Dit boek. Laat het dit boek zijn. Lees het, lees het soms, lees het traag. In 2032 zul je denken: ik héb me toch een mooi boek gelezen!…lees verder >

Flaptekst van het boek van Ali Şerik

Land van Weemoed is een poëtische vertelling over de eerste generatie gastarbeiders, hun vrouwen, kinderen en familie, die begint in het bergachtige Oost-Turkije. Het verhaal schetst de mensen, hun dagelijkse leven en onderlinge relaties, in een dorp waar met de komst van de radio de moderniteit zijn intrede doet. De wereld wordt groter, horizonten verschuiven en een aantal gaat werken in landen ver weg, zoals Nederland, zo anders dan het land van herkomst.

Dit boek vertelt de onvergetelijke levensverhalen van velen, zoals die zich ontvouwen tegen de achtergrond van de geschiedenis, in verhalende poëzie die rijkelijk leeft en ademhaalt. Het zijn verhalen die, net als de mensen uit die eerste generatie, nu langzaam uit het leven verdwijnen. Deze beeldende vertelling is geschreven voor iedereen die van poëtische taal houdt en belangstelling heeft voor de recente geschiedenis.

Bijpassende boeken en informatie

Kees Stip – Puntgaaf Gedundrukt

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt recensie en informatie over de inhoud van de selectie van gedichten, samengesteld door Ivo de Wijs. Op 28 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Van Oorschot de dichtbundel Puntgaaf van Kees Stip.

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Puntgaaf in de reeks Gedundrukt. Het boek is geschreven door Kees Stip. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met gedichten van Kees Stip, verzameld door Ivo de Wijs.

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt Recensie

Puntgaaf

Het mooiste en grappigste van Kees Stip. verzameld door Ivo de Wijs

  • Schrijver: Kees Stip (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Van Oorschot
  • Reeks: Gedundrukt
  • Verschijnt: 28 oktober 2022
  • Omvang: 280 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 27,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de bundel van Kees Stip in de reeks Gedundrukt

Kees Stip is de puntdichter bij uitstek. Uit zijn duizenden gedichten maakte liefhebber en kenner Ivo de Wijs, bijgestaan door Jaap Bakker, een ruime selectie. Deze bundel Puntgaaf telt veel verzen van topkwaliteit die niet eerder in boekvorm verschenen zijn.

Kees Stip (1913–2001) studeerde klassieke letteren en debuteerde als onderduiker in 1943 met ‘Dieuwertje Diekema’, een persiflage op ‘Mária Lécina’ van J.W.F. Werumeus Buning, die anoniem en illegaal verspreid werd. Het was het begin van een grote carrière als puntdichter, met talloze virtuoze korte gedichten, waarin vaak dieren en plaatsnamen figureren. Na de oorlog was hij werkzaam voor onder meer de Volkskrant en NRC Handelsblad, en was hij redacteur van het Polygoonjournaal. Bovendien was Stip actief als scenarioschrijver van films voor de Rijksvoorlichtingsdienst en schreef hij teksten voor de radio en de reclame. In 1952 begon hij voor de Volkskrant nonsensicale dierenverzen te schrijven onder het aan Multatuli ontleende pseudoniem Trijntje Fop. Deze gedichten werden samengebracht in De dierkundige dichtoefeningen van Trijntje Fop (1955). In de decennia daarna publiceerde Stip nog acht van dergelijke bundels. Hij schreef daarnaast nogal wat maatschappijkritische sonnetten, onder andere gebundeld in Een kind met kikkerpoten (1987). Zijn verzamelde gedichten werden in 1993 uitgebracht onder de titel Lachen in een leeuw.

Bijpassende boeken en informatie

Annemarie Estor – Nanopaarden megasteden

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 26 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het boek met nieuwe gedichten van Annemarie Estor.

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Nanopaarden megasteden. Het boek is geschreven door Annemarie Estor. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het nieuwe boek met gedichten van Annemarie Estor.

Recensie van Tim Donker

Dat het draafde, was wat ik dacht. Dat het hoger draafde. Weer zo één, was wat ik dacht. Weer zo één die maar meteen gans de aarde in woorden vatten wil. De Oldowan en de Awen en de An sunnan satta selitha sina. Een dichter uit Wales, een kloof in Tanzania, een Oudnederfrankische psalm, ja hoor. En dan zijn de paginanummers nog eens een keer van die pretentieuze romeinse sijfers ook. Weer zo één die op elke bladzijde met nadruk moet laten blijken dat waj niet fan de straat is. Is wat ik dacht, toen ik ja mompelde en zuchtte en deze bundel terzijde smeet. En dat is ook waar de bundel bleef: terzijde. Wekenlang. Tot ik hem weer oppakte. Een even kleine als zinloze reorganisatie van mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire) had de bundel weer bovenaan de stapel gebracht en ik had hum gezegd en door mijn baard geraspt (want het was donderdag en scheerdag is vrijdag), en gedacht dat poëzie altijd vele kansen verdient, en dat de titel bovendien niet onaardig is, en de kansen van poëzie zijn oneindig. Dus ik open weer, ik heropen, ik zit weer, ik ga weer zitten en lees verder bij Zelfontsnapper. Want daar stak de boekenlegger uit. Had klaarblijkelijk maar drie gedichten gelezen toen ik terzijde smeet. En watdoetjijweten? Zelfontsnapper is voorwaar lang niet slecht. Geen idee waar we zijn maar ik meen te mogen vaststellen dat het niet Wales of Tanzania of Oudnederfrankië is. Weet ook niet zo heel erg goed waar het over gaat maar het wemelt in dat Zelfontsnapper wel van de verleidelijke, fantastiese, geweldige prachtzinnen. “Nog nooit hadden we een lijk gekust. // We vochten. / We bewapenden hele bataljons strontvliegen / met liefde en tuberculose.” is hoe het opent en zeg nou zelf: je zult menige bibliotheek moeten doorploegen om een gedicht te vinden dat mojer opent dan dit. Of misschien niet menige bibliotheek maar toch wel menige boekenkast. Of misschien niet menige boekenkast maar toch wel menige boekenplank. Of. Naja. Het is een sterke opener, laat ik het daar op houden. En ik was weer wakker, en ik was mee, en ik las door. “Het leven was een eindeloos schadeformulier”, lees ik even verderop, en: “We waren blind geworden voor winkels. / Hebben en geld diende nergens meer toe. / Nu we geen winperextensions meer wilden, / specialiseerden we ons in zelfontsnapping. // Nu pas sliep de hommel / in de paarse artisjokkenbloem. // De hommel was dronkener in dieperslaap daar / dan in weer zo’n loft / van een gladjakker in een witte Opel Insignia.”, en: “We kochten een ruïne. / Althans, we soort van kochten een ruïne. // Een hut om in te schuilen. / Tegen woorden. / Tegen concepten. / Tegen het woord ‘conceptueel’.”, en dan ook weer het einde: “Ooit hadden we tuberculose / en lief / en verachtten we / de dood in de bergen.”, en ik is wow (al had ik misschien een fraksie liever gezien: Hebben en geld dienden nergens meer toe), en ik is plat op de grond, liggend, bijkomen van zoveel schoonheid. Dit voel ik wel. Ja deze taal voel ik branden. En wat is poëzie anders dan een poging de taal tot ontbranding te brengen.

En dan begint het stilaan, of anders met een knal. Ik laat me meevoeren door Estor, op dwaaltocht, langsheen uithoeken, verten, het nimmer geziene. Of dat nu hier is, of daar, of elders (kan het nooit goed aanschouwde nabije immers niet evenzeer als uithoek gelden?). Als spinnendraden blijven in haar vrijwel steeds door slagschaduwen verdeemsterde poëzie zinnen aan mijn gelaat kleven. Zinnen en beelden. Mensen die overgojen met harde schijven bijvoorbeeld. Een koning die met vleesmessen een aan hun oren aan waslijnen opgehangen koor van konijnen staat te dirigeren. Een rat die een maf liedje zingt: “Koop is om / Be is dorven / Eer lik on / Ver komt het valst (herh. ad infinit., smorz.)”. Of de idee dat we allemaal wolken zullen zijn: “We zullen allemaal wolken worden, / paspoortloos drijvend over de aarde / paspoortloos rondjes drijvend om de aarde / regenend op wie we maar willen.” – stel je voor dat je boven gaat (want laat & naar bed moet je ook eens) en dat je in de badkamerspiegel kijkt en je ziet dat allemaal aan je gelaat kleven (waarom gelaat waarom niet gezicht), dan weet je dat je iets goeds hebt gelezen. En als je weet dat je iets goeds hebt gelezen dan weet je dat je iets goeds hebt gedronken. En als je weet dat je iets goeds hebt gedronken is het alvast geen verloren dag geweest.

Estor slaat bodems weg, zaait twijfel. Twijfel groeit immers het best op weggeslagen bodems. Ik weet niet meer wat het zijn is van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn, ik ken onder niet meer uit boven, en ik weet ook niet meer hoe laat het is. Maar het meest trek ik nog in twijfel hoe benoembaar alles is. Deze teksten hier in die Nanopaarden megasteden, hoe zou je die noemen? Het omslag houdt het op “gedichten”. Maar je kunt evengoed spreken van eindetijdsverhalen, ontstaansmythen, ontspoord dagboekproza, tot woorden gestolde dreampop (of dark ambient of coldwave of free jazz voor die materie), parabels, omleidingen, berichten om bestwil, parasociaal surrealisme, lucide sprookjes, sardoniese reisverslagen of een verzameling pilromans. Alles beweegt, niets staat stil, een mij iets te gezwollen zin als “De grendel ging / op de achterdeur van de tijd.” kan gevolgd worden door transludieke bemerkingen als: “Ik was de planning vergeten, / de pagina’s met meetuitslagen, / de geheugenkaarten, / mijn oplaadsnoer / en mijn verzameling / van de meest wiskundige partituren van Bach. // Ik had het dakraam open laten staan. // De complottheorieën, / de farmaceutische industrie, / de toeslagenaffaire, / het institutioneel racisme, / kometen, fruitvliegjes, alles, / ja echt alles / kon zomaar binnen komen vallen. // Op het bureau had ik gewoon / de mythen en de satire laten liggen / vlak naast een kilo jarig gehakt. // Maar vooral was ik vergeten mee te nemen, / nog vruchtbaarder dan mijn urine: / mijn weemoed.”

Ik bracht in deze bespreking, op subtiele en minder subtiele wijze, Nanopaarden en megasteden al een aantal keer in verband met het werk van Gust Gils. Dat soort van Zuid-Amerikaanse Vlaamsheid bezit bijvoorbeeld ook een zin als “Wie om het laatst in zijn graf ligt / draagt de goudste tanden.”, maar bij “Ze nam zich voor: Vanavond / om 24 minuten, 4 seconden, / en 36 milliseconden over 8, / zal ik / voor het eerst van mijn leven / de realiteit binnentreden./ Dan ga ik door zijn vliegengordijn, / bestijg ik zijn gekromde trap / en laat ik mij verblinden / door wat daar maar staat.” moest ik dan weer sterk denken aan het fantastiese My shit and my love van Walasse Ting denken (leeft Walasse Ting nog eigenlijk?) (zoiets is tegenwoordig natuurlijk gemakkelijk genoeg uit te zoeken met de wiki en de pedia en de google en de internet maar ik laat de vraag liever in de lucht hangen) (zolang de vragen nog in de lucht hangen leven we nog) (feitelijk een kunstschilder geloof ik, die Ting) (wel zag ik ooit dat eigenste My shit and my love op een veilingsite aangeboden worden voor honderddrieënveertig dollar, wil je wel geloven dat ik mijn eigen exemplaar vele jaren geleden uit de kringloop viste voor weinig meer dan een paar senten?).

Doch stuk, waarlijk stuk, ging ik op een gedicht (tekst?) (verschuiving?) (entiteit?) (rorschachtest?) met als titel Ziener, zapper, haruspex. De ongemene rijkdom van de woordkunstenarij daarin had niet misstaan in de Operaties-trilogie van Jacq Firmin Vogelaar. Ow. Hoorde je wat ik zei, Estor? De Operaties-trilogie. Dus. Kaleidiafragmenten en Raadsels van het rund en Alle vlees. Deze drie boeken mogen tot het beste gerekend worden dat de hele Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft opgeleverd en zijn sowieso de allermooiste die Vogelaar ooit schreef. Helaas zijn het ook meteen de allerlaatste moje boeken die hij ooit schreef: direkt maar dan ook echt direkt na Alle vlees was er ineens geen ene donder meer aan. Alsof hij met de Operaties-trilogie het beste uit zichzelf had weggeschreven en er een lege huls in de vorm van een saje, fantasieloze sufbubbel was overgebleven. Maar daar gaat het nu niet over, het gaat over Nanopaarden megasteden en mijn stukheid, echt stuk dus en zo was ik: vol basten en kieren en gaten, maximaal open: zo was ik, zo las ik. En steeds opnieuw deden de woorden me sentimeters boven het vloeroppervlak zweven.

(en wat is met dat My junkyard sweetheart? Dat een liedje van Pavilion zou moeten zijn? Ik heb gezocht en op al mijn schermen geeft de titel alvast geen raak terwijl die bandnaam daarentegen weer zo algemeen is dat ik na weken zwemmen in de zoekresultaten nog niks gevonden zou hebben. Maar ik wil weten, ik is muziekverslaafde, god wat hou ik van muziek, had die Estor niet wat meer kunnen geven, niet een plaattitel, een label, de naam van de zanger? Of past dit langs de andere kant bezien juist naadloos in haar schrijven: altijd maar sturen met kluitjes in het riet of een wilde ganzenjacht of zoeken naar het onvindbare, altijd maar onoplosbare speurtochten uitzetten, altijd maar de lezer uit zichzelf trekken) (ik ga ervan uit dat het niet de Pavilion is van Tales of the south, een eepeetje waar een liedje op staat dat niet My junkyard sweetheart heet maar Junkyard sweetheart, een liedje dat best mooi is maar zeer zeker niet de pot met goud die je hoopt te vinden aan het eind van een zoektocht die toch ruim… uhm… twee minuten duurde) (maar van iemand die partituren van Bach spaart kun je alles verwachten).

Wel. Deze dag was een andere dag. Deze dag was een andere dag dan de vorige dag, toen ik thuis kwam met een bos bleekselder in mijn hand en ze verdomme nog steeds voor het raam stond te grijnzen (met heur moddervette harses). Deze dag hield een fluwelen mist mijn huis in een zachte omhelzing. Deze dag begon met McCoy Tyner en ging naadloos over in Jarboe (en wat een bloed- en bloedmoje seedee is The cut of the warrior eigenlijk) en aldurtijd was de koffie warm en geurig en verfijnd. Deze dag stroomde de taal vrijelijk. Deze dag dankte ik mijn vier muren voor de fantastiese leeservaring die Nanopaarden megasteden geweest was. Deze dag was gezegend met de genialiteit van Annemarie Estor.


Annemarie Estor Nanopaarden megasteden Recensie

Nanopaarden megasteden

  • Schrijfster: Annemarie Estor (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 26 oktober 2022
  • Omvang; 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Annemarie Estor

Van de winnaar van de Herman de Coninckprijs en de Jan Campertprijs!

Al met al hebben we het goed voor elkaar. Toch? Onze wereld is compleet in kaart gebracht, getemd en vormgegeven. We lijken aan alles te hebben gedacht, maar in Nanopaarden megasteden vraagt Annemarie Estor zich af hoeveel we onderweg zijn vergeten en verloren. Weten we bijvoorbeeld nog wel dat onze kennis ooit als verwondering is begonnen? Of dat er sinds het begin van het bestaan überhaupt tijd is verstreken? Estor neemt de lezer mee naar plekken waar we liever niet meer komen en gaat de strijd aan met het idee dat alles beredeneerbaar is. Zo ontstaat een wonderlijk beeld van een wereld die we dachten te kennen.

Annemarie Estor (24 april 1973) is dichter en essayist. Ze is gepromoveerd cultuurwetenschapper. Eerder verschenen van haar bij Wereldbibliotheek Vuurdoorn me (2010, bekroond met Herman de Coninckprijs voor het beste debuut), De oksels van de bok (2012, Herman de Coninckprijs voor de beste dichtbundel 2013), Dit is geen theater meer (2015, nominatie Pernathprijs), Niemandslandnacht  (2018, bekroond met de Jan Campert-prijs); en het beeldverhaal Hauser (2013) met dichteres en beeldend kunstenares Lies Van Gasse.

Bijpassende boeken en informatie

Eva Gerlach – Hier

Eva Gerlach Hier recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 11 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichteres Eva Gerlach.

Eva Gerlach Hier recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Hier. Het boek is geschreven door Eva Gerlach. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van dichteres Eva Gerlach.

Recensie van Tim Donker

Dat ze zaten te eten en dat de dingen hen langzaamaan weer in genade aannamen was wat ik onthouden had. Het had iets kunnen zijn uit de verhalen van eekhoorn en mier, al was het dan waarschijnlijk in minder gezwollen taal gezegd. Dat je tussen het eten en de dingen misschien pas echt hier bent, welk hier, elk hier. Losse bedrading zo heette dat. Had ik het niet eens gevonden in de kringloopwinkel, ik weet het niet, tweedehands alleszins, lang geleden, in ergens een daar. Misschien kende ik Eva Gerlach toen nauwelijks. Een beetje van naam. Ook de naam van mijn lievelingszus (die voornaam althans, mijn lievelingszus heeft verder gewoon mijn achternaam). Zo’n naam blijft. Zo’n boek pak je wel op. Zo’n boek koop je. Op een dag in een tijdperk dat je nog tweedehands boeken kon kopen, ergens, daar, nooit hier.

Hier. Dat is eigenlijk nergens. Er is altijd veel meer daar dan hier. Iemands hier is voor heel veel anderen al snel een daar. Jouw daare hierheid is niet hier. De fantasie dat een daar jouw hier zou kunnen zijn. Het hier van een ander ook jouw hier. Vanuit de trein misschien. Een wijk die je ziet, en je afvragen hoe het zou zijn om daar te wonen, alle dagen daar thuis te komen, daar te zitten, tussen die muren en dat dat dan je hier is. Of gewoon zo maar. Een dorp op de kaart. Renkum misschien.

Een daar beleef je anders dan het hier, zelfs als dat daar tijdelijk je hier is. Op vakantie zijn, of op bezoek. Hoe je even een daar als een hier kunt zien, maar hoe het dan toch een daar blijft. Je moet immers vragen wanneer de visboer er staat, en tegenover welke supermarkt eigenlijk. Misschien is het dat met het hier. Hier behoeft geen vragen. Hier is waar de dingen je langzaamaan weer in genade aannemen.

Of toch. Het hier van Meindert, de hoofdpersoon van het gelijknamige openingsgedicht in Hier -de dichtbundel van Eva Gerlach waarover ik hier moeizaam mijn gedachten probeer bijeen te schrapen- is het hospitaal waar hij, Meindert (“Meindert was iemand vroeger hij leerde de mensen.”), langzaamaan onttakelt wordt, tot er niets meer is. Alleen nog maar de dingen, die ellendige dingen weer, die altijd ja. “In zijn kamer zie je // de naalden gevouwen nachthemd afgehaald bed / op de wasbak 1 lege ampul OxyNorm in de emmer / 1 bijsluiter Mitomycine 3 TENA Men 4”. Want dat is een ander ding met hier. Het hier kan genadeloos illusieloos zijn. Het hier is lichaam, je lichaam is nooit daar. Dat maakt hier onontkoombaarder dan daar. Daar, dat kan nog alles zijn. Totdat daar hier is.

Waarmee niet gezegd wil zijn dat hier alles duidelijk is. Hier is waar je bent, en daarstraks was je nog daar. Ik las Hier enige weken geleden, toen ik op vakantie was in het noorden van Limburg. Dat was toen hier, maar is nu weer daar. Toen ik las, een bos vlak achter het raam waarvoor ik zat, hield ik vooral van de manier waarop Hier voedsel geeft aan. Ruimte laat voor. In de ruimtes tussen het variabele hier zweeft. Poëzie die kieren laat waardoorheen gekeken kan worden. Dat is mooi, woorden zijn mooi maar de ruimte tussen woorden is ook mooi. Poëzie die zoekt, niet perse zoekt te vinden. Poëzie die dwaalt, niet perse aankomt. Poëzie die herijkt. Herademt. Herhaalt. Herneemt. Herdenkt. Herziet. Herschrijft. Hervindt. Hernieuwt. Hertrouwt. Herbouwt. Herformuleert. Herkrijgt. Herkanst. Herroept. Heropent. Herwaardeert. Herenigt. Hervormt. Herleid. Herschept. Herkent. Het regende op de dag dat ik Krista weer zag.

Of dat je voor het raam staat, adem in en uit, het gordijn beweegt zachtjes in een ongedefiniëerde luchtstroom. Of de zee misschien. Of dat het later wordt, en hoe het licht dan valt. Of je pocheert een ei, en ergens in huis valt iets om. Of jeuk op onbereikbare plekken. Of het eerste water van de dag. Dat de einder ergens moet beginnen. Dat één leven het laatste moet zijn. Zulke dingen.

Nee. Wat zei ik? Hier kan nog alles zijn. Hier stelt onophoudelijk vragen. Hier nemen de dingen je nooit meer in genade aan. In dit hier werpt elke schaduw een duister, het hier is altijd maar tijdelijk, het hier heb je nooit voorgoed: “Als je uit me vandaan springt kijk ik”, heet het dan, of: “We denken dat we het zien […] [m]aar we doen onze ogen open / en er is zwart”, of: “om hier niet te zijn liepen we / daarheen”; “ik lig / hier, ik die daar moet zijn”; “leen me je oplichterij je gescharrel je vleesmes” – is er altijd een daar dat een hier had moeten zijn, een Ene die beter de Ander was geweest, het onkenbare dat met het kenbare werd verward? Of gaat het hier alleen maar over de (on)mogelijkheid over je eigen schaduw te springen?

Het ultiemste daar zou de maan zijn. Waarlijk gelukkig zijn op de maan, en “veertjelicht zo”.

Misschien is dat dan het verschil tussen hier en daar? Kan het gewogen worden in het gewicht van ellende? Of dood? Of afbraak? Meinderts aftakeling? Het gewicht van ellende als het hier is, en niet daar. Als het huis uit Huis jouw huis: “In de kelder bewoog iedereen”; “In ons dorp stond geen huis meer recht op”; “Bont en blauw kort / en klein hier en nooit meer / verschil”. En “[a]ls ze komen en ze vinden je dwingen ze je / je kleren uit te trekken en ze Vernederen je / zei iedereen die kwam groeten maar ik blijf hier. // Als ze komen kruip ik in mijn bed waar niemand me ziet / ik maak mezelf klein ik verstop me onder de dekens // en ik huil en ik schreeuw maar ik maak geen enkel geluid.” (hoe erg hier zo’n hier is als het jouw hier is, als jij die ik bent, niet een ik uit een gedicht of iemand die je ziet op tv)

Je hier is eindeloos veel, eindeloos ver, eindeloos vol. Zo ook deze poëzie (die steeds in beweging is). Dacht ik dat je uiteindelijk misschien niets rest dan je bal oprapen en verder lopen, maar daar eindigt het niet. Althans daar eindigen de woorden niet. Er zijn ook nog aantekeningen (heb je werkelijk Bob Marley nodig om te zeggen dat je niet moet vragen waarom?), en die lees ik -helaas- en ik denk O ging dat over een jongleur dan?

(die associatie had ik er niet direkt bij) (maar ik associeer bijna niets met jongleurs) (maar nu dan toch in dit onvoorzien kielzog) (en hongerkunstenaar en kafka en je moet je leven veranderen in dit onvoorzien kielzog) (zijn associaties in dit onvoorzien kielzog) – zijn

Zijn associaties in dit onvoorzien kielzog.


Eva Gerlach Hier Recensie

Hier

  • Schrijfster: Eva Gerlach (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Eva Gerlach

Wit bot op het strand
ravenbeksleutel
Ik pak het op
voel het spannen
van vleugels

Hier: waar je bent; waar, hoe, wanneer ook. Schaduw en plaats, vast en los, ziekte, oorlog; aarde, lucht, water en vuur; dood en liefde: een reis om het lichaam in 47 gedichten.

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948) is een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied. Zij debuteerde in 1977 in Hollands Maandblad; twee jaar later verscheen haar eerste bundel, Verder geen leed, waarop tot dusver een klein twintigtal andere voor volwassenen en kinderen volgde. Haar werk voor volwassenen werd bekroond met tal van literaire prijzen, waaronder de P.C.Hooftprijs 2000; voor haar eerste jeugdbundel, Hee meneer Eland (1989), ontving zij een Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs. Gerlach publiceerde recent het drieluik Labyrint, dat bestaat uit KluwenOntsnappingen (bekroond met de Awater Poëzieprijs 2016) en Oog (bekroond met de Herman de Coninckprijs 2020).

Bijpassende boeken en informatie

Joke van Leeuwen – Aan tafels

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel met eigen tekeningen. Op 4 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek met een lang gedicht en tekening van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Aan tafels. Het boek is geschreven door Joke van Leeuwen en bovendien heeft ze ook de tekeningen gemaakt Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met lang gedicht en tekeningen van Joke van Leeuwen.

Recensie van Tim Donker

Joke van Leeuwen. Waarom las ik haar niet eerder? Ja, ik weet denk ik wel waarom ik haar niet eerder las. Maar dan weer. De vraag beantwoorden is een vervolgvraag uitlokken. Want vermoedelijk las ik haar nooit omdat ze ook kinderboeken schrijft. Maarja. Wat is dan toch dat diepgewortelde wantrouwen tegen kinderboekenschrijvers? Er is toch helemaal niks mis met kinderboeken? Toen ik kind was las ik notabene zelf kinderboeken (sterker nog: ik zat in de kinderboekenjury, en we mochten met ons clubje naar Het Speelhuis, en kinderboekenschrijvers lazen voor en gaven handtekeningen, ik had de handtekening van Evert Hartman, dat vond ik een hele moje handtekening maar zijn boeken las ik nooit). Het is dan ook pas later mis gegaan tussen mij en kinderboekenschrijvers. Dat was toen een millennium op heur laatste benen liep. Eind jaren negentig bevonden er zich in mijn kennissenkring plotseling verbazend veel volwassenen die bij voorkeur, of zelfs alleen maar, kinderboeken lazen. “Die zijn tenminste nog fantasievol,” zeiden ze dan vaak maar als ik ze dan absurdistische boeken liet lezen, of dada, of grotesken, of automatisch schrijven, of cabaret voltaire, vonden ze het meestal alleen maar raar. Ik weet niet of dat indertijd een landelijke trend was, dat van die kinderboeken bedoel ik, of dat ik me mogelijkerwijs alleen maar in verkeerde kringen had begeven. Maar ik kon in ieder geval met bijna niemand meer een gesprek over literatuur beginnen zonder dat binnen een paar minuten over kinderboeken ging. Na een tijd ging dat storen. Na een tijd ging het goed mijn kloten uithangen. Na een tijd vond ik het nogal aanstellerig, al die volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig hielden. Dacht ik ook: kinderboekenschrijvers zijn volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig houden. Hield ik me verre dus. Dus hield ik me verre. Het ging langzaamaan weer beter toen mijn kinderen geboren werden, en het voorlezen er kwam, en tochtjes naar de bibliotheek. Maar toch las ik Joke van Leeuwen niet eerder nee, en nu las ik Aan tafels en nu denk ik Waarom las ik haar toch niet veel en veel eerder.

Ofnee. Wacht ik lás haar eerder. Wel. Ja. Ik las haar vlaggen als werkwoord niet zelfstandig naamwoord in Rasters Vergeetwoordenboek. Nummer 58. Een fantastiese foto van een tienjarige Joke, en vele onderhoudende gedachten over jurken en nylons en jarretels & ge moogt gaan maar ge moogt niet lopen. Ja. En ik las haar in Raster 105, Lettres, Velouté heette dat gedicht, fantasties gedicht, fantasties resept. En ik las haar in Raster 106: De plek. Een fijn verhaal over intrek nemen in een oud Antwerps huis. En Bezichtiging. Een mooi gedicht. En ik las haar in Raster 123/24. Het einde. Met die prachtige tiepmasjiene op de voorkant. O God. Waarom zijn die dingen eigenlijk ooit in onbruik geraakt? De wereld was een betere wereld toen tiepmasjienes nog niet in onbruik waren geraakt. Het is het einde van Raster en Joke van Leeuwen schrijft over eindes. Het einde van het einde van de geschiedenis. Krijgt die Fukuyama me daar mooi even een tik. Of zo stel ik me voor. B’voorbeeld misschien omdat ik vind dat die Fukuyama het allemaal een beetje te serieus neemt, zichzelve voorop. Ik had haar meer kunnen lezen, want ze stond in veel meer Rasters maar plotseling was aan mijn Rasterverzamelwoede een einde gekomen, soms gebeurt dat, soms komen dingen ineens aan hun einde, soms hou je ergens gewoon mee op, ik liep vaak naar de kamer waar ik mijn Rasters bewaarde, de meeste toen nog ongelezen, dan strekte mijn arm zich uit, dat opende zich mijn hand, dan pakte ik er eentje van de plank, willekeurig, dan bladerde ik, dan verheugde ik mij, dan dacht ik aan de dag dat ik deze Raster zou gaan lezen, zonnig moest het dan zijn, in het park moest het zijn, op mijn rug in het gras moest het zijn, lekker liggen met mijn open ogen lezen, met een appel en een moje mandarijn. Dan kwam de dag dat het verheugen verflauwde, dat ik de eigenste Raster daar nu in mijn hand niet zonodig hoefde te lezen ooit, niet in het park en ook niet op mijn rug, ach waarom spaarde ik die dingen eigenlijk nog? En de plekken waar je gelezen Rasters kon vinden verdwenen ook, alles verdwijnt maar, het einde van de tijd. Ook dat nog.

Joke van Leeuwen & nu lees ik haar. Aan tafels heet het en het is een boeklang poëem en ik ben verrukt. Ja al op de eerste bladzijde van Aan tafels ben ik verrukt. In verrukking of hoe heet dat. “ik ben, nee ik heb / zeventig” staat daar, amper zeven regels ver zijn we, ik vind dat zo mooi. Dat zeggen ze ook in Spanje, tengo setenta años, dat heb ik altijd zoveel beter gevonden dan wat wij zeggen. Liever dat je de jaren die je bent gewoon maar hebt, de jaren die je hebt die heb je al en je weet niet wat je nog krijgen gaat. Of neem dit: “ik ben geboren / als een zij en gottegot wat een gedoe / dat wie geboren als een zij met lijf dat / alles kan door heeldur maatschappijen / weggepraat achter wie man, door / godsverhalen uit hun rib, maak dat / de kat wijs en de olifant en de dolfijn / die haar dolfijnenklit door vinnen / van vriendinnen strelen laat” – daar kun je op zuigen, toch, op zulke woorden. Daar kun je lang op zuigen en steeds weer een andere smaak proeven. Het gaat tekeer en het is grappig en dat van die dolfijnen komt trouwens helemaal op het einde nog een keertje terug. En vegen uit de pan voor man of maatschappij, en ook voor de bijbel trouwens. En dat zijn dan nog maar de eerste regels, Van Leeuwen gaat verder, en spreekt en dicht en schrijft: “dat / koude scherm waar sneeuw van vroeger / uit verdween, waar binnenscamera’s / gelachen wordt, waar zoete zelfronk / triomfeert, scheefte rechtop gezeten / wordt becommentarieerd” en dan zie ik een teevee en niet een teevee van vroeger waar het nog sneeuwen kon (dan zat de antenne er niet goed in) (ik probeerde mijn kinderen laatst het testbeeld uit te leggen) maar de teevee van nu met zijn overdaad aan talkshows vol bekende nederlanders en deskundigen en anderszins schaapjesophetdrogehebbenden of nietsteklagenhebbenden die vanuit een misschien net iets te gemakkelijke positie heel politiek correct misstanden aankaarten en ook de journalistiek moet haar failliet inmiddels toegeven: “een krant vraagt een / bekend geworden mens wanner hij / voor het laatst gehuild, want dat is / entertainend voor wie zelf terwijl / geen ander kijkt of weten wil”, en woorden als binnenscamera’s en zelfronk hoef je maar te rapen.

En in 71 pagina’s krijgt uiteindelijk heel de samenleving er duchtig van langs. De computersamenleving. De vermaaksamenleving. De smileyssamenleving. De googleteamssamenleving. Hoe leuk, hoe gestroomlijnd, hoe efficiënt, hoe vervelend (zegt, zingt Wannes: Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit godverdomme allemaal toch zo goed in mekaar). Een samenleving van (on)maakbaarheid, een samenleving van consumentisme en afval, een samenleving van niet of nauwelijks, een samenleving, misschien, die druk bezig is zichzelf uit de markt te prijzen. En onze angsten kunnen we altijd nog overschilderen.

En doorheen alles gewoon het leven: “waar woensdags nog / een taart, een gaatje in je trui / een opdrachtje voor school, een / lumineus idee, en donderdags / alleen het hoogstnoodzakelijke mee / naar ergens waar daar hier heet / en hier daar”, omdat dagen toch ook gewoon dagen blijven: “elk jaar complimentendag, tussen / een rare disease day en een hearing day”, want gekte blijft ook gewoon gekte en dat is hoe de dagen gaat en hoe het leven gaat en hoe de gekte gaat die daar ook alleen maar is om grip te krijgen op dat andere, op dat leven en op die dagen: daarom dit afbakenen, dit verdelen in ruimtes en tijden en namen: “we hadden jullie niet verwacht en / al dit licht is weliswaar van ons / maar jullie mogen erin lopen / toon jullie wijdte om die op te meten – / ach, is het waar, lijken hier onze / vorken zo op die van jullie daar?”

De mens bekeken, de mens gemeten (waarom dook niet uit de nalatenschap op dat De gemeten mens dat ik mijn vader ooit kado deed, een boek, van Stephen Jay Gould als ik het me wel herinner, we spraken er nog over toen hij in het ziekenhuis lag, hij vertelde me dat hij en zijn nieuwe vrouw er elkaar uit voorlazen als ze in bed lagen, mijn moeder was toen al dood, de gedachte van hem in bed met haar ergerde me, mijn moeder was nog niet zo lang dood, later kon ik er ook iets vertederends in zien maar het boek had ik graag gehad), de mens gekeurd, de mens gewogen, de mens vergeleken want we kunnen lijken op de Ander in al zijn vreemdheid en desnoods kunnen we het vreemde dusdanig exotiseren dan het nog een klein beetje leuk wordt (ik had een collega ooit die uit Java kwam, op een keer ging hij het depot aanvegen, geen idee waarom hij het depot aan ging vegen want daar was hij helemaal niet voor aangenomen hij was aangenomen om de post te bezorgen maar goed hij ging het depot vegen en omdat er geen langstelige bezem aanwezig was maar wel een stoffer en blik ging hij zoon beetje op zijn hurken doorheen het depot om beetjes vuil op het blik te vegen en later zei iemand heel anders as dat wij souwen doen hun doen dat heel anders as wij hun doen dat op hun hurken en niet staand – alsof dat gehurkte vegen cultureel bepaald was en niet uit een gebrek aan materiaal voortkwam) want als het niet bekend is, is het vreemd en als het niet al te vreemd is, kunnen we het misschien wel bekend noemen. Want wie niet weg is, is gezien. En wie niet gezien is, is weg en daarom ook toch ook facebook tv prikkeldraad de guillotine. En verder niks nog, of toch maar weer dat liefdevolle klojen, dat warmbloedig gesukkel, dat naarstig getimmer aan tafels om aan te zitten.

En aldurwijle foto’s en herinneringen.
En aldurwijle vallende en vervangende en verdwijnende stoelen.
En uiteindelijk niets om ons nog te houden.

Aan tafels is een ongekend rijk en mooi boek. Het klaagt aan, maar het is niet bitter. Het ziet er nog de humor in, maar het lacht niet uit. Het legt vingers op zere plekken, maar het strooit geen zout in open wonden. En als je mocht gaan denken dat we inmiddels een vogel voor de kat zijn, lijkt het toch nog te eindigen met hoop. Of met het begin. Of, in ieder geval, aan tafel(s). En in mijn geval met muziek. Dat was het: aan tafel, met een gedicht en muziek. Als jij iets mojers weet, mag je het zeggen.

Joke van Leeuwen Aan tafels Recensie

Aan tafels

Een gedicht

  • Schrijfster: Joke van Leeuwen (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 4 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Joke van Leeuwen

Tafels zijn uitgelezen plaatsen van samenkomst, maar laten ook de lege plekken zien van wie gemist wordt. Van overledenen of van wie op een andere manier vertrokken is, voor wie zijn tafel een schuilplaats was en heeft moeten vluchten.

Aan tafels is één ononderbroken sprankelend gedicht over de sporen die mensen in dingen achterlaten, over het ouder zijn in de jongste jaren. Maar Aan tafels is óók beeld: de bundel wordt gesierd door stoelen die als vluchtelingen een nieuw thuis zoeken.

Bijpassende boeken en informatie

Margriet Westervaarder – Wiggelied

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 27 september 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer de nieuwe bundel met gedichten van de Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Margriet Westervaarder.

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Wiggelied. Het boek is geschreven door Margriet Westervaarder. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder.

Recensie van Tim Donker

Sommige dichters meteen.
Sommige dichters nooit.
En sommige dichters moeten een beetje groeien op je.

Het lezen is gespleten, nu. Het meeste lezen dat ik doe is lezen als bespreker. Dat is een lezen dat behept is met een zeker soort moeten. Ik moet er iets van vinden, ik moet er iets van denken. Anders zou ik niets te zeggen hebben. En wie niets te zeggen heeft, bespreekt niet. Al zou een bespreking zonder woorden in bepaalde gevallen zeer veelzeggend kunnen zijn. Slechts een enkele keer nog lees ik oemsonst. Voor muh eiguh. Privé. Het priveë lezen is zowel korter als ook langer van adem. Wanneer ik een boek lees dat ik niet hoef te bespreken, en ik vind het niks dan leg ik het weg. Dat doe ik als bespreker minder snel. Ik geef het nog een paar bladzijden. Nog even. Een dertigtal misschien. Of meer nog. De bespreker gaat niet over één nacht ijs. Overwegingen van diergelijke aard. Maar: als ik als bespreker een boek wegleg, is het wel definitief. De privépersoon, de niet-bespreker (de onspreker?) kan een boek jaren later nog wel eens opnieuw tegenkomen. Een verhuis, of een reorganisatie in de bibliotheek omdat het de spuigaten aan het uitlopen is met al die boeken – boeken die je allang was vergeten kunnen je zomaar opnieuw onder ogen komen en dan lees je nog eens, of verder van waar je gebleven was (want er stak nog een boekenlegger in) en dat je allang niet meer weet wat je al gelezen had is alleen maar een voordeel. Soms zijn dat boeken die ik als bespreker definitief terzijde had geschoven. Maar dan nog blijft het lezen een privélezen. Je kunt goed een boek van jaren oud bespreken. Maar definitief, had de bespreker gezegd. En de privépersoon moet de bespreker maar op zijn woord geloven. Iets anders dan woorden heeft de bespreker immers niet. Soms blijkt een ooit verbannen boek dan al die jaren later best nog heel aardig te zijn. Het komt ook voor dat een ooit vol enthousiasme begonnen maar om een of andere reden toch in de vergetelheid geraakt boek bij heroppakking zó slecht blijkt dat je ineens weer heel goed weet waarom het in de eerste plaats vergeten werd.

Westervaarder komt af met Wiggelied. Een titel die nauwelijks tot de verbeelding spreekt. En dat kan ook gezegd worden van het omslag. Ja. En dat ik heel die Margriet Westervaarder dan ook nog eens van haar noch pluim ken, helpt ook niet mee. Dan zijn er alleen maar de woorden van Ingmar Heytze op het achterplat. Heytze vergelijkt Westervaarder aan een Jan Arends, aan een Anna Świrszczyńska, ja “zelfs” aan een Elsa Lasker-Schüler (hee kijk die Heytze me daar eens eventjes niet van de straat zijn zeg!)(de zelfsheid der dichters – waaraan zou zo’n Lasker-Schüler het verdienen een zelfse dichter te zijn?) & daarvan ken ik alleen Arends. Iedereen zegt altijd tegen mij Jan Arends, Jan Arends, dat zou iets voor jou zijn, tiepies een schrijver voor jou die Jan Arends en de eerste twintig jaar ofzo nam ik dat nog wel ter harte. Dan ging ik maar weer naar de bibliotheek, dan pakte ik een Arends-boek uit de kast en dan ging ik zitten, bladeren, kijken, lezen, zien wat ik al die voorgaande keren misschien over het hoofd gezien had. Maar neen. Ik had niks over het hoofd gezien. Echt. Ik heb niks met die Arends, en hou nu eens op hem te noemen (of nog even dit: was het Jan Arends die toen hij uit dat raam sprong nog één keer aan zijn Dinky Toys dacht?) (vooral aan die ene) (maar dat was m) (en die sprong van hoger dan Arends) (maar dat kan de algemeenheid zijn die daar spreekt) (de grootste gemene deelder) (we zaten in een auto) (we stonden bij een torenflat) (& soms mis ik haar). In De Knipscheer ken ik natuurlijk wel (werkt Peter de Rijk daar nog?) (die ik hierbij broederlijk groet) (hallo, Peter). Vroeger, met Jos, iets als een keurmerk. Dat je wist dat het misschien niet half slecht ging zijn. Dat het iets ging zijn dat je misschien best gelezen wilde hebben. Een Mijn territorium. Een Jezus’ zoon. Een En de Ezelin zag de Engel. Een Mijn leven als museum. En ik heb horen fluisteren dat ze ook ooit eens iets van Jerome Rothenberg hebben uitgegeven (“zélfs”, had ik bijna gezeid) (ja als er één zelfse dichter is, dan toch wel Jerome Rothenberg hoor) (gedichten voor het spel van de stilte) (waarin hij zijn emmer verloor) (ja) (maar die is niet uitgegeven door In De Knipscheer). Doch of die In De Knipscheer nog dezelfde In De Knipscheer is aan deze zijde van de millenniumwende weet ik niet zo zeker.

Dan ga ik maar lezen. Dan lees ik maar. Uiteindelijk ook het beste wat je kunt doen met een dichtbundel. Er is een groot met zwart bekleed blok dat huilt als je het aanraakt. Er is een mes dat scherper wordt naarmate het botter wordt. Er is een vaalgeschopte hond en een pop die nog niet dood is. Sja. Ik weet het niet. En dan is er:

lava wordt hard
en men neemt brokken mee
naar huis
voor op de kast waarin
het zilveren bestek

de grote en kleine apart
en twaalf van elk

Ja. Dat weet ik wel. Dat vind ik mooi. Dat is zo’n brok steen, je was op vakantie misschien, je dacht dat neem ik mee, dat is decoratief. Voor op de kast. De kast met het bestek. Volgt een kleine beschrijving van de bestekset. Misschien zit het in een koffer, dat bestek. Dat hadden wij vroeger. Bestek in een koffer. Dat was het zondagse bestek. Dat stond in een kast. Misschien lagen er wel stenen op, op die kast, ik weet niet, we hadden ergens wel alikruiken die mijn ouders gevonden hadden op ergens een strand in ergens een buitenland. Zo’n kast waaraan je alle dagen voorbij loopt, zelfs het zondagse bestek werd na verloop van tijd met altijd maar minder aandacht tevoorschijn gehaald. De rode, met vilt beklede binnenkant, met gaten voor de messen en gaten voor de vorken en gaten voor de lepels, begon scheuren te vertonen. Het ongeziene, het kleine een gedicht geven. Ja. Dat vind ik mooi. Zei ik dat al?

Maar later weet ik het opnieuw niet meer. Later legt iemand wilde salie tussen iemands borsten of is het schaamrood neergelegd in het ochtendnat, iemand die ontkent een “haar” ooit ontmoet te hebben maar balt daarbij zijn vuisten  en juist  dat is zo verdacht. En dat is het. Dat is het precies. Ik ben in deze gedichten te vaak op mijn hoede. Ik meen in deze gedichten te vaak op mijn hoede te moeten zijn. Ik lees in alles een zekere dreiging. Ik lees in een bos een sinistere plek, en in elke liefkozing een poging tot aanranding. Ik weet niet of ik dat wil, en die weigering komt me verdacht voor. Want ik, juist ik, ben toch niet de lezer die zijn gedichten dreigingsvrij eist?

Of katapulteer ik juist dreiging daar waar het de dichter het zelf nooit bedoeld heeft? Maak ik woorden onnodig zwaar? De langste tijd weet ik niet met welk been ik in deze bundel moet stappen. Ik probeer het met muziek. The Boxhead Ensemble. Gewoon omdat dat toevallig onder handbereik lag, verder nergens om. Even later Charlie Parker. Idem. Het kalmeer mijn zenuwen weliswaar, evenals de whisky die ik er nog weer later ook nog bij besluit te nemen, maar het weerhoudt de beelden niet: een vrouw die geranseld wordt, een kind onder het ijs, een mens dat zichzelf een “het” noemt en zelfmoord overweegt (?); het blijven “zinnen” die “breken / onder hun eigen gewicht”, zoals Westervaarder dat zelf ergens noemt. Hoeveel zwaarte kan een zin aan?, en verre zij het van mij om light verse te willen, of poëzie waarbij er nog iets te lachen valt ofzo. Toch. Er is zwaarte die werkt, en er is zwaarte die instort.

dat je weer lichaam zou worden
en met die ouwe broek aan
de heg zou knippen

dat we weer rond de tafel
met z’n drie
gewoon weer ruzie
gewoon weer in de driehoek
van gespannen lijnen

Dat is zwaarte je. Iemand moet weer lichaam krijgen om de heg te kunnen knippen, dus iemand is dood. Die iemand is een vader, en als de vader er is, en de moeder, is ruzie heel gewoon. Is spanning heel gewoon. En toch kun je hem missen, die vader die in zijn ouwe broek de heg knipte en alleen maar ruzie en spanning meebracht. Dat is treurig, dat is deerniswekkend, dat is zwaar. Maar mooi. Ja dat vind ik mooi.

zoals mijn vader altijd zei
het kan verkieren
buigzaam, boogzaam

vrouw languit achter de voordeur
vrouw opgesloten in brandkast
vrouw verdwijnt in gootsteen
vrouw waait van balkon
vrouw zonder gehemelte heeft wel tanden

in taal kan alles

misschien ben ik deze vrouw
misschien een welvarend koekoeksjong
misschien een visarend boven het bos

misschien heb ik mij verzonnen
misschien ben ik een mus
een badende mus met fladderveertjes

Vaders die kliesjees bezigen met aksent, want de dingen gaan toch zoals ze gaan, alleen in taal is alles uitdrukbaar, in taal is het erge minder erg misschien, geef het woorden en je kunt het al bijna grijpen, misschien hoorde je eigenlijk in een ander nest thuis, welk kind heeft die gedachte niet ooit eens gehad?, in luttele regels een psychologie schetsen, pijn bedekken met veertjes, nog steeds is het niet licht maar nog steeds vind ik het mooi, ja heel erg mooi. Ook als een seniele oude man (de vader misschien?) een den voor een “zeldzaam mooie mast” aanziet.

Hoeveel zwaarte kan, hoeveel zwaarte instorten doet. Ik weet het niet. Misschien moet je Wiggelied benaderen als lopen. Of als fietsen misschien. Laatst fietste ik naar mijn werk, ik zag een vrouw, een heel normale vrouw, een goed geklede vrouw (denk ik maar wat weet ik nou helemaal van mode), ze liep naar een afvalbak, ik dacht keurige vrouw die gaat haar pepermuntpapiertje weggojen natuurlijk, ze opende de afvalbak en ging er omstandig in zitten grajen.

Het zette me heeldurwegen denkend over armoede.

Ik fietste, ik zag eenden, ik dacht over mensen die de boodschappen niet meer kunnen betalen, jongens op een brommer, kinderen op een schoolplein, overal bladeren, ik stelde me een maatschappij voor waarin iedereen op straat zwerft en alleen de allerrijksten zich nog het wonen kunnen veroorloven, toen dacht ik na over wonen als aktiviteit, de trein kwam voorbij, een kruising, het was groen, ik boog af naar depot, achterop kwam mijn collega Boele die iets zei, en ik schrok.

Zoiets dus. Wiggelied is fietsen. Je ziet dingen die je mooi vindt, je ziet dingen die je niet zo mooi vindt en ineens komt iemand achter je fietsen en die zegt iets en je schrikt.


Margriet Westervaarder Wiggelied Recensie

Wiggelied

  • Schrijfster: Margriet Westervaarder (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 27 september 2022
  • Omvang: 78 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Prijs: € 18,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder

‘Wie van namedropping houdt kan in de gedichtenbundel Wiggelied verre verwantschappen met Jan Arends, Anna Świrszczyńska en zelfs Elsa Lasker-Schüler lezen, maar Margriet Westervaarder heeft toch vooral haar eigen stijl om de grote thema’s in te verdichten: jeugd, pijn, afscheid en verzoening. De gedichten zijn nuchter en wars van sentiment, waardoor ze des te harder aankomen. Wiggelied is zintuiglijk, zinnelijk, angstaanjagend, ongemakkelijk, ontroerend, hartstochtelijk en vooral: aangrijpend mooi. Flonkerende, diamantscherpe gedichten van een eigenzinnig dubbeltalent.’ – Ingmar Heytze

ik heb een lepel om brood te snijden
roest om de kachel te stoken
grint om een muur te bouwen
rode menie voor mijn lippen

ik heb schriften en diploma’s
zakdoeken met rozengeur
gezellige vazen bergschoenen en een waterpas

ik heb carbonpapier
voor liefdesbrieven

en mezelf
een meisje voor dag en nacht

Bijpassende boeken en informatie

Victor E. van Vriesland – Gekozen gedichten

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten recensie en informatie over de inhoud van de bloemlezing met gedichten. Op 18 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer deze bundel met poëzie van de Nederlandse dichter Victor E. van Vriesland.

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Gekozen gedichten. Het boek is geschreven door Victor E. van Vriesland. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bloemlezing met poezie van de Nederlandse dichter Victor E. van Vriesland (1892-1974)..

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten Recensie

Gekozen gedichten

  • Schrijver: Victor E. van Vriesland (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 18 oktober 2022
  • Omvang: 124 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de bloemlezing met gedichten van Victor E. van Vriesland

Van de roem en reputatie die Victor E. van Vriesland tijdens zijn leven (1892-1974) ten deel viel, is weinig over. Nog maar een kleine kring van lezers herinnert zich wie hij was en wat hij heeft geschreven. Rob Groenewegen nam het op zich een biografie te schrijven over Van Vrieslands fabelachtige leven (Weerloos tegenover alles, 2023). Daarin komen onder meer de diversiteit en kwaliteit van diens poëzie naar voren. Samen met Dirk Kroon die Van Vriesland goed kende en ook over hem publiceerde, kwam Gekozen gedichten tot stand.

Deze bloemlezing bevat een ruime keuze uit alle door Van Vriesland gepubliceerde gedichten en werk uit zijn nalatenschap. Daarmee krijgen latere generaties de mogelijkheid dit werk te ontdekken en te ervaren hoe deze dichter markante diepgang en toenemende toegankelijkheid heeft weten te ontwikkelen. Wie weet worden met deze Gekozen gedichten de beginregels van zijn gedicht ‘Klopsignalen’ waargemaakt:

Een der
Bedolven mijnwerkers in een ingestorte mijn
Die door klopsignalen te kennen geven
Dat ze nog leven,
Zoeken mijn verzen nog een verbinding
Met de buitenwereld te handhaven.

Vanaf januari 2023 verschijnen bij Uitgeverij Atlas Contact de biografie van Victor van Vriesland Weerloos tegenover alles en bij Uitgeverij Flanor een uitgave met jeugdherinneringen van Victor van Vriesland aan Den Haag en zijn lagere schooltijd.

Bijpassende boeken en informatie

Pieter Boskma – Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen recensie en informatie over de inhoud van de bundel met nieuwe gedichten. Op 29 september 2022 verschijnt bij Uitgeverij De Bezige bij de nieuwe dichtbundel van Pieter Boskma.

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen.  Het boek is geschreven door Pieter Boskma. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter Pieter Boskma.

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

  • Schrijver: Pieter Boskma (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 29 september 2022
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Pieter Boskma

Uit Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen rijst een even grimmig als geestig beeld op van onze zelfgenoegzame tijd, waarin het eigen gelijk en het luidkeels uitventen daarvan tot het hoogste goed zijn verheven. Vol droge, soms vileine humor en met veel zelfspot beziet Pieter Boskma de wereld om hem heen, waar het absurde niet langer absurd is maar de alledaagse realiteit. Hoewel de toon hard kan zijn, prevaleert de bekommernis om de condition humaine in deze beeldrijke bundel die de actualiteit dicht op de huid zit.

Een aantal schitterende in memoriams voor bevriende dichters als Joost Zwagerman, Rogi Wieg, Menno Wigman en Hafid Bouazza vormen een ontroerend tegenwicht voor de hectiek en uitwassen van onze tijd waarmee deze bundel ons op nietsontziende maar ook vermakelijke wijze confronteert. Dit maakt Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen tot een rijke en opvallend vitalistische bundel, een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van deze gevierde dichter.

Bijpassende boeken en informatie

Laura Broekhuysen – Wij capabelen

Laura Broekhuysen Wij capabelen recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten. Op 30 augustus 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Laura Broekhuysen.

Laura Broekhuysen Wij capabelen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Wij capabelen. Het boek is geschreven door Laura Broekhuysen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van Laura Broekhuysen.

Laura Broekhuysen Wij capabelen Recensie

Wij capabelen

  • Schrijfster: Laura Broekhuysen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 30 augustus 2022
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Laura Broekhuysen

Staat in haar proza de taal centraal, in haar poëziedebuut is Laura Broekhuysen op zoek naar een verhaal: verbindingen tussen personages, tussen generaties, tussen een werkelijke en een fictieve ik, tussen IJslandse sagen en dagelijks leven, tussen moeder en vrouw, herinnering en voorstelling. Toch blijft de verhaallijn onbenaderbaar, manifesteert die zich als iets wat per definitie niet toe te eigenen is. Hoe capabel ook, de plot zal je ontglippen, al had je ogen in je ellebogen, oren in elke porie.

Laura Broekhuysen (1983), schrijver en violist van beroep, woont in IJsland. Ze schreef de romans Twee linkerlaarzen (genomineerd voor de Selexyz Debuutprijs en de Vrouw & Kultuur DebuutPrijs) en het op IJsland gesitueerde Hellend vlak. Zowel Winter-IJsland (shortlist Bob den Uylprijs) als Flessenpost uit Reykjavik stond op de shortlist van de Confituur Boekhandelsprijs. Ze schrijft voor LOD muziektheater (Gent), publiceert in Terras en De Revisor en is viooldocent in Reykjavik.

Bijpassende boeken en informatie