Tag archieven: Jenny Erpenbeck

Jenny Erpenbeck – Tussen heden en morgen

Jenny Erpenbeck Tussen heden en morgen recensie en informatie over de inhoud van de roman de Duitse schrijfster. Op 25 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij De Geus de Nederlandse vertaling van Aller Tage Abend de roman uit 2012 van de uit Duitsland afkomstige schrijfster Jenny Erpenbeck. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Jenny Erpenbeck Tussen heden en morgen recensie van Tim Donker

Het begint ermee dat een baby sterft.

Een baby gaat dood, en alles begint.

Het is waar het uiteenvallen begint.

Een man die tot voor kort vader was, neemt de boot naar Amerika.
Een vrouw die tot voor kort moeder was, ziet geen andere oplossing dan haar lichaam te verkopen.
Een moeder die tot voor kort oma was, blijft alleen achter.
Een opa en een oma die tot voor kort overgrootouders waren, gaan dood.

Een baby gaat dood en een familie valt uiteen. Dat is hoe dingen gaan.

Tenzij de dingen anders gaan. De dingen hadden altijd anders kunnen gaan, immers. Misschien had de baby gered kunnen worden met een handvol sneeuw, misschien had de moeder de tegenwoordigheid van geest gehad daaraan te denken, misschien was het kind blijven leven, misschien had de familie helemaal niet uiteen hoeven vallen.

Het had gekund.

Dan werd de baby een meisje, en oudste zus, want waarom zou er geen twede meisje gekomen zijn, dan zou de vader misschien zijn overgeplaatst naar Wenen, het had allemaal gekund, een jong gezin in Wenen, het meisje zou zijn opgegroeid tot puber, tegen een achtergrond van oorlog en armoede en ellende, en dan nog de kloterij waar elke puber in elk tijdsgewricht tegenaan loopt, misschien zou het teveel zijn, misschien zou ze, terugkomend van haar oma, inmiddels ook in Wenen, gevlucht vanwege de oorlog, haar Joodse oma, de oma die ze van haar moeder nooit mocht zien, de oma die ze wilde leren kennen, de oma die op die cruciale dag niet thuis was, zodat het meisje, het jonge arme kwetsbare droevige verloren pubermeisje onverrichte zake terugkeerde in de stad en een al even verdrietige jongeman tegen het lijf liep, een jongeman met een Mauser en zonder een reden om te blijven leven, misschien zou een overeenkomst gesloten worden, noemt het een suïcidepact, en de baby zou als veertienjarig meisje alsnog sterven.

Tenzij de dingen anders gingen. Want dingen kunnen anders gaan.

Misschien was de oma wel thuis geweest, en was het meisje bij haar oma op bezoek gegaan, en niet in de buurt gekomen van een treurige jongeman met een Mauser op zak. Misschien zou het niet gevroren hebben die dag zodat de gladheid het meisje niet genoopt had een andere route te volgen dan gewoonlijk. Misschien had de vader van de jongeman de la waarin hij zijn Mauser bewaarde naar behoren afgesloten. Misschien was de jongeman niet gedumpt geweest door zijn vriendin en was alles goed geweest voor hem.

Het had gekund.

Dan werd het meisje een vrouw die, misschien, toetrad tot de Communistische Partij van Oostenrijk, en via Praag naar Moskou emigreerde, en daar een grotere of kleinere rol speelde in de Partij, maar het is de dertiger jaren, het is de tijd van Stalin, overal verdachtmakingen, alles altijd onder druk, iedereen altijd op zijn hoede, alles wat je zegt, zelfs tegen vrienden, kan later altijd tegen je gebruikt worden, misschien zou de vrouw onder verdenking van trotskistische sympathieën (ja stel je voor dat je het fucking communisme fucking democratisch zou willen maken, dat kan nooit de bedoeling zijn) opgepakt worden, in een of ander stalinistische gevangenis gesmeten worden om daar dood te vriezen.

Tenzij de dingen anders waren gegaan.

De bureaucratische rompslomp had anders kunnen lopen. Een van haar kameraden had hun vroegere vriendschap indachtig kunnen zijn en haar amnestie kunnen gunnen. Het verplichte arrestatiequotum had gehaald kunnen zijn voor zij aan de beurt was, of misschien alweer afgeschaft kunnen zijn. Iemand had per vergissing haar echte naam, Hofmann, gebruikt kunnen hebben, in plaats van Fahrenwald, de naam die op de valse Duitse pas stond waarmee ze de Sovjetunie was binnengekomen, zodat ze op een andere stapel was terecht gekomen, en niet gearresteerd, en niet doodgevroren, maar geëmigreerd, uiteindelijk, naar Berlijn.

Het had gekund.

Misschien zou ze tijdens haar omzwervingen doorheen de Sovjetunie zijn bezwangerd door een Russische dichter, misschien zou ze als alleenstaande moeder met haar jonge zoon in Berlijn wonen, misschien zou ze in de DDR successen vieren als schrijfster van socialistische romans en toneelstukken, misschien zou dat haar leven zijn tot ze op haar zestigste ofzo van de trap zou vallen, haar nek breken, overlijden.

Tenzij de dingen niet zo gingen.

Misschien had ze haar rechtervoet neergezet in plaats van haar linker, misschien zou ze vijf minuten later en in andere staat van de trap zijn gegaan, misschien struikelde niet, misschien was ze blijven leven.

Het zou zomaar kunnen.

De zoon, inmiddels volwassen, inmiddels zelf een ouder, inmiddels bij zijn eigen gezin, zou met lede ogen toezien hoe zijn moeder oud werd, en dan nog ouder, vergeetachtig en dan nog vergeetachtiger, aftakelend, beetje bij beetje, eerst nog in haar eigen huis en later in het bejaardentehuis waar hij haar zeer tegenin zijn goesting naartoe had gebracht omdat zijn vrouw er niet op zat te wachten om haar schoonmoeder in huis te nemen.

En dan, kort naar haar negentigste verjaardag, zou de baby, zou het veertienjarig meisje, zou de vrouw, zou de zestiger, dan toch echt, eindelijk, sterven.

Is wat het is. In Tussen heden en morgen.

Alles geplaatst tegen een achtergrond van de geschiedenis van de twintigste eeuw. Koninkrijk Galicië (dus niet de gelijknamige streek in Spanje) (daar ben ik als kind veel geweest) (in de streek in Spanje); Donaumonarchie; Oostenrijk-Hongarije; eerste wereldoorlog; Spaanse Griep; Stalin; Hitler; tweede wereldoorlog; Sovjetunie; communisme; DDR; socialisme; val van de Muur – het komt allemaal lang. Maar het lijkt me niet het wezen te zijn van deze roman.

Het wezen van deze roman is – is ja, is wat?

Langste tijd peinsde ik, en langste tijd peinsde ik ernaast.

Eerst dacht ik dat het ging om determinisme, predestinatie, misschien iets dat zelfs het onderwerp had kunnen zijn van een flauwe hollywoodfilm.

Een baby sterft ofnee wordt gered maar sterft prematuur als jong meisje.
Een jong meisje sterft ofnee wordt gered maar sterft prematuur als vrouw midden in haar leven.

Hum.

Ja.

Als het in een ergens geschreven bedoeling vastligt dat je jong zult sterven, zul je ook jong sterven.

Maar als zestiger van de trap pleuren?
Als negentiger doodgaan in het bejaardentehuis?
Dat staat niet op één lijn met de dood van een baby of de (zelfgezochte) dood van een veertienjarige.

Of ook dacht ik eraan dat de dood soms misschien beter is.
Gered zijn van de dood ben je, maar gered voor welk leven?
Een eind aan de gedachte dat het altijd beter is te leven dan te sterven. Tussen heden en morgen als antinatalitische roman?

Ik dacht. Even.

Maar er worden een beetje teveel kinderen geboren hier, en het leven dat de hoofdpersoon leidt in Berlijn is best een goed leven, en anderen leiden goede levens, en het is niet alles kwaad daar.

Ploeteren is het wel.

Het leven is ploeteren, en het gaat teloor waar je bij staat.
De scenes in het bejaardentehuis spreken boekdelen. “De recreatieruimte is vol wensen’; iedereen wenst van alles nog één keer te kunnen, maar niemand kan. Al dat verleden, dat daar ligt, nu onbereikbaar ver. Al die aftakelende, dommelende, oude mensen.

Misschien gaat het over muren.

Echte muren, zoals de Berlijnse, ook in Kairos al zo aanwezig, maar ook de muren die maken dat mensen nooit echt nader tot elkaar kunnen komen. Altijd is er onbegrip, onvermogen, altijd zijn er geheimen, altijd is er antisemitisme, klassenverschil, machtsstrijd, seksisme, onwil. Altijd zijn er barrières die nooit geheel beslecht kunnen worden.

Misschien is het dat.

Dat, en de taal. Het ritme, de herhaling, de perspectiefwisselingen, de verschuivingen, soms is het niet duidelijk wie er aan het woord is of wat er überhaupt gezegd wordt, soms zweef je als lezer in het luchtledige.

Daarmee is Tussen heden en morgen geen voelgoedroman. Niet hoopvol, niet troostrijk. Maar wel verpletterend, hartverscheurend en ongekend bloedjemooi. Erpenbeck laat de taal zingen, de wind blaast hier doorheen de zinnen gelijk door draden. Aardehoorns en elektronische drones. Voor een schrijver is dat niks om je voor te schamen toch zeker!

Jenny Erpenbeck Tussen heden en morgen

Tussen heden en morgen

  • Auteur: Jenny Erpenbeck (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse roman
  • Origineel: Aller Tage Abend (2012)
  • Nederlandse vertaling: Elly Schippers
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 25 september 2025
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Jenny Erpenbeck

In het stadje Brody sterft aan het begin van de twintigste eeuw een joodse baby. Of toch niet? We zien haar in het volgende hoofdstuk terug als jonge vrouw in Wenen, vlak na de Eerste Wereldoorlog. Daar sterft ze. Of toch niet?

Steeds opnieuw laat Jenny Erpenbeck haar hoofdpersoon doodgaan en toch weer verder leven. Via die mogelijke levens vertelt ze de geschiedenis van de hele twintigste eeuw.

Tussen heden en morgen is een aangrijpende moderne klassieker over leven, dood en toeval van de auteur van Kairos.

Jenny Erpenbeck is geboren op 12 maart 1967 in Oost-Berlijn de voormalige hoofdstad van de DDR. Sinds 1999, toen haar literaire debuut verscheen heeft ze ruim tien boek gepubliceerd. Zonder twijfel is Kairos de roman uit 2021 en waarvoor ze de International Booker Prize ontving, haar bekendste boek.

Bijpassende boeken en informatie

Jenny Erpenbeck – Kairos

Jenny Erpenbeck Kairos. Op 5 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij De Geus de Nederlandse vertaling van de roman uit 2021 van de Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck en winnaar van de International Booker Prize 2024. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Kairos, de roman van Jenny Erpenbeck.

Jenny Erpenbeck Kairos informatie

Jenny Erpenbeck is op 12 maart 1967 geboren in Oost-Berlijn, de hoofdstad van de DDR. Na de middelbare school volgde ze een opleiding tot boekbinder en van 1988 tot 1990 studeerde ze theaterwetenschappen aan de Humboldt-Universität in Berlijn en wisselde in 1990 naar de studierichting muziektheaterregie. Nadat ze in 1997 afstudeerde werkte ze als regisseur bij theatergezelschappen in Duitsland en Oostenrijk.

Het prozadebuut van Jenny Erpenbeck, Geschichte vom alten Kind, verscheen in 1999. Een aantal van haar boeken zijn in het Nederlands vertaald. Heimsuchung (Huishouden) de roman uit 2008, Aller Tage Abend (Een handvol sneeuw) uit 2012 en in 2015 de roman Gehen, ging, gegangen (Gaan, ging, gegaan). De vertaling van haar laatste roman uit 2021 waarover je hier alles kunt lezen, Kairos, verschijnt begin maart 2024.

Winnaar International Booker Prize 2024

Op dinsdag 21 mei 2024 is de International Booker Prize 2024 toegekend aan deze roman van Jemmy Erpenbeck.

Kairos van Jenny Erpenbeck recensie van Tim Donker

Wat opschiet, en woekert, en tijd en ruimte trotseert.

Het schijnt dat George Moore gezeid heeft dat hij overspel had uitgevonden: voor hem schreef niemand erover, na hem iedereen. Michel Butor kookte het in tot er niks meer overbleef dan een treinreis. Maar misschien is het gewoon maar als simpel als de wilde liefde van Billy Callahan. Geen “stormachtige romance” (u daar nog?) en vooralsnog ook niks sexueels, nee, niet meer dan ongecontroleerd groeiende liefde. Als een kruid, of een plant opkomend op de gekste plaatsen. Zou iemand zo goed willen zijn mijn wilde liefde terug te snoeien?

Omdat je het nooit weet. Je kunt getrouwd zijn, en daar groeit je liefde dan, in een keurig onderhouden perkje. Het is een saai perkje, en soms is het eerste kopje koffie in de ochtend mojer nog. Maar het is jouw perkje, en het bloeit daar, en het is genoeg. Maar dat dat perkje er niet is, wil niet zeggen dat liefde ook niet elders zou kunnen groeien, net zo goed en zomwijlen beter nog. Zulke dingen kunnen, omdat liefde zich aan geen perkjes iets gelegen laat zijn.

Dus.

Groeit het. Waar het groeit. Komt het op. Waar het opkomt.

In Rome bijvoorbeeld. Of Parijs. Of Renkum. Of, zeg, Berlijn.

Wel. Ja. Waarom niet. Waarom niet Berlijn? Waarom zou je niet Oost-Berlijn zeggen, weet je dat vreselijke liedje nog van alleen de vogels, waarom zou je niet 1986 zeggen, niet vreselijk lang voor de muur zou vallen, maar dat wisten die domme Berlijners toen nog niet.

Berlijners die overal zijn, maar vooral in Berlijn. Onder hen: Katharina en Hans.

Wereld zonder einde en u vraagt.

Wereld zonder einde en u vraagt: Katharina en Hans?

Oost. De rand van de wereld. West. Zij die voor mij kwamen. En ik zeg ja. Ja, zeg ik. Katharina en Hans. Twee mensen. Wat maakt het uit of ze virtueel zijn of echt? Het zijn mensen in dit universum. Het zijn geesten in deze wereld. Je kunt hun contouren uitdenken. Je kunt ze zien. Je kunt zien hoe Jenny Erpenbeck ze laat gaan. Alleen al wat vooraf gaat aan hun ontmoeting gaat boven alles uit:

“Die vrijdag in juli dacht ze: Als hij nu nog komt, ben ik weg.
Die vrijdag in juli deed hij een hele dag over twee regels. Het brood wordt zuurder verdiend dan iemand zich kan voorstellen, dacht hij.
Zij dacht: Dan bekijkt hij het maar.
Hij dacht: En het wordt vandaag ook niet meer beter.
Zij: misschien is de plaat er al.
Hij: bij de Hongaren zullen ze Lukács wel hebben.
Zij greep haar handtas en haar jas en ging naar buiten.
Hij greep zijn colbertje en zijn sigaretten.
Zij stak de brug over.
Hij liep de Friedrichstraβe in.
En omdat de bus nog niet kwam, wipte zij even binnen bij het antiquariaat.
Hij passeerde de Französiche Straβe.
Zij kocht een boek. Het kostte twaalf mark.
En toen de bus stopte, stapte hij in.
Het geld had ze gepast.
En toen de bus zijn deuren sloot, kwam ze de winkel uit.
En toen ze zag dat de bus nog wachtte, begon ze te rennen.
En de buschauffeur  opende voor haar, bij wijze van uitzondering, nog een keer de achterdeur.
En ze stapte in.”

En hoe mooi dit al beschreven wordt (zeg nou zelf), wat eruit voort zou komen is mojer nog. Grootse liefde. Ja. Hier zou grootse liefde geboren worden. Wat was dat ook alweer over mensen die verliefd worden in de bus? En wat was dat ook alweer over liefde überhaupt? Omdat het groeit waar je het niet zoekt (al blijkt deze ontmoeting later in het boek wat geplander te zijn dan je misschien gepeinsd haadt). Omdat het overal bovenuit zingt. Omdat het mooi is. Ja. Behalve dan dat Hans getrouwd is, en Katharina vijftien jaar jonger is dan hij. Maarja. Liefde laat zich aan geen perkjes wat gelegen zijn (wie zei dat weer), en de relatie tussen Hans en Katharina overstijgt alles. Elke lezer zal een buiging moeten maken voor de oprechtheid en de intensiteit van hun liefde. Muziek speelt er een grote rol in, helaas wel weer die afgezaagde Chopintjes en Bachjes en Mozartjes, kunnen die schrijvers nou nooit eens iets anders verzinnen?, er is in de twintigste en eenentwintigste eeuw ook heel veel moje muziek gemaakt hoor, maar voor een keer maakt dat niet zoveel uit: duidelijker is dat muziek alomvattend wordt als je het met zijn tweeën beleefd (muziek beleven is, uiteraard, niet hetzelfde als eenvoudigweg naar muziek luisteren) (en naar muziek luisteren is, uiteraard, niet hetzelfde als eenvoudigweg met zijn tweeën in de kamer zijn terwijl er ergens een plaat speelt). En ook is er sex, natuurlijk is er sex, maar de gesprekken, jezus de gesprekken. Gesprekken over kunst en boeken en geschiedenis en politiek, wonderschone gesprekken zijn dat, hun relatie zou verre van gelijkwaardig zijn zegt het achterplat maar ik herken dat niet, niet onmiddellijk, in intelligentie, levenshouding, blik op zaken zijn Hans en Katharina behoorlijk aan elkaar gewaard; al maakt hij haar hier en daar wel wegwijs, hoe zou het niet, hij in de dertig, zij nog geen twintig. De muziek is zijn geschenk aan haar, al kent zij los van hem natuurlijk ook wel muziek. Als Hans het huis uit gezet wordt door zijn vrouw, leven Katharina en hij zelfs enige tijd samen, in een piepklein en zeer eenvoudig appartementje waar ze echter heel gelukkig zijn.

En dan moeten ze het appartement weer uit. En dan gaat Hans terug naar zijn vrouw. Gewoon. En zijn relatie met Katharina te verbreekt hij niet. Terwijl het daar nu net om ging. Dat uit huis zetten. Breken met die Katharina of anders. En dan anders. Maar gebroken wordt er niet, wel opgehouden met samenwonen, noodgedwongen. Niettemin gaat hett huwelijk toch maar weer zo’n beetje verder, zoals huwelijken altijd maar zo’n beetje verder gaan, en met Katharina gaat het dus ook verder, sterker misschien nu wel, nu ze ook de gelukkige dagen van het samen wonen met elkaar hebben om te delen.

Vanwege haar studie gaat Katharina een tijdje naar Frankfurt. Frankfurt is geen Berlijn en een studie niet iets wat vierendertigjarige mannen plegen te volgen. Er zijn anderen, jonger dan Hans. Met name is er een leeftijdsgenoot, een aardige jongen, Katharina mag een keer bij hem slapen als ze haar sleutels vergeten is. Alleen maar slapen want voor Katharina is er alleen Hans en buiten Hans is er niemand. En toch. Later is die aardige jongen er weer, en nog altijd aardig, en nog altijd in Frankfurt wat nog altijd geen Berlijn is en dan komt het toch een keer tot sex.

Dat is waar het raar begint te worden. Hans was getrouwd, u weet, en Katharina was niet de eerste die hij liefhad bezijden zijn vrouw. En uitgerekend zoon man, voor wie “trouw” maar een woord is, uitgerekend hij, kan Katharina haar “misstap” maar niet vergeven. En dat is nog niet eens het hele rare ding. Hans is een man van het megalomane soort. Mogelijkerwijs behept met een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het zou kunnen, ik weet het niet, ik ken daar niet zoveel van, maar toch, je had het kunnen weten, er waren aanwijzingen; om “succesvol” te zijn, wat Hans is (als schrijver, als radiomaker), moet je psychopathische karaktertrekken hebben, las ik ooit ergens en ik kon het er niet geheel mee oneens zijn.

Het hele rare is niet eens dat de aandachtsbehoevende Hans, die eksklusiviteit lijkt te eisen van al zijn vrouwen, tot in het diepst van zijn ziel gekwetst is als één van die vrouwen kan wat hij ook kan: elders sex (en liefde?) vinden. Nee, het allerraarste is dat hij de relatie met Katharina niet eenvoudigweg verbreekt. Hij blijft “bij” haar. Maar niet om haar (mettertijd) te kunnen vergeven. Niet in de hoop op beterschap. Niet omdat de tijd deze wond helen zal. Hij blijft bij haar om haar te treiteren, te sarren, onophoudelijk te herinneren aan wat ze “verkeerd” heeft gedaan, haar af te breken, haar steeds weer opnieuw in te wrijven hoeveel pijn ze hem gedaan heeft, hoe diep haar verraad geweest is aan hun grootse heilige liefde (die nu besmeurd is en nooit meer hetzelfde zal zijn). En Katharina blijft. Bij hem. Denkt niet: met zo’n kleinzielige oetlul wil ik niks te maken hebben. Maar blijft. Laat zich afbreken. Laat zich doordringen van haar schuld, haar nietswaardigheid. Omdat ze niet anders kan, omdat ze maar van die man blijft houden, omdat ze haar schuld wil kunnen inlossen.

Kairos kan gelezen worden als een diepgaande studie van man/vrouw-verhoudingen (misschien meent Hans wel dat mannen meer recht hebben op “overspel” dan vrouwen, zou kunnen, zoon man lijkt het me wel) of van relaties tout court – en de manier waarop mensen elkaar ten gronde richten (ja ik heb nooit gezegd dat je er heel veel vrolijker van zou worden). Door de intrige in het Oost-Berlijn aan de vooravond van de val van de Muur te situeren, stelt Erpenbeck zich bovendien in de gelegenheid om doorheen het boek rake observaties te placeren over (de verschillen tussen) socialisme en het “vrije”, kapitalistiese westen. Indringend is bijvoorbeeld een scéne die zich afspeelt als Katharina toestemming heeft gekregen om naar familie in het westen te reizen. Daar ziet ze voor het eerst van haar leven een bedelaar, wat bij Katharina leidt tot de vraag of iemand werkelijk zou “kiezen” om bedelend door het leven te gaan als hij daadwerkelijk de vrijheid zou hebben om andere keuzes te maken. En een ietwat schaamtevol bezoekje aan een sexwinkel:

“Wie had gedacht dat de hel met goedkope vloerbedekking is bekleed, versleten en vlekkerig, dat de verdoemden, die tot in alle eeuwigheid voor de rekken met de videocassettes staan, alleen een rug hebben, dat de mens het vurigst verlangt naar hondenriemen, zwepen en knevels? Is de verkoopster met het geverfde haar ook ooit een kind geweest? En heeft ze daarom een bonbondoos op de toonbank staan, vlak naast een schaal met slappen condooms? Katharina denkt aan de maskers en bodysuits die ze in de winkel heeft gezien. Kun je dan alleen jezelf zijn als niemand meer weet wie je bent? En als de vervulling van de verlangens hier alleen een kwestie van prijs is, verandert dan niet elk verlangen in het verlangen naar geld? Misschien was dat waar de mensen zich eigenlijk voor schaamden, misschien was dat de reden waarom ze zo’n winkel naar een achterbuurt verplaatsen en zichzelf als klant verstopten achter een ondoorzichtige deur.”

“Vrijheid” blijkt dan vaak de wil te zijn om de andere kant op te kijken. Katharina’s kennismaking met het kapitalisme is vooral uitverkoop, vuiligheid en armoede geweest. Een systeem zonder waarde.

De waardeloosheid ervan wordt duidelijker nog als de Muur uiteindelijk valt. Dat is iets. Toen leefden wij. Toen waren we jong. We zagen het op televisie. We zagen mensen op de Muur inslaan, we zagen hem afgebroken worden. We dachten dat dat goed was. Of. Naja. Ik dan toch. Een muur dwars door een stad heen, dat hoort niet, het is goed als dat weggaat. Mensen, families, vrienden worden weer verenigd. Dat is goed. “Vrijheid” komt naar het oosten. Dat is goed. Dat dacht ik toch. Maar bij de oostduitsers primeerde klaarblijkelijk teleurstelling. Was de afspraak niet dat een verenigd Duitsland gezamenlijk een nieuwe grondwet zou maken? In plaats daarvan ging de grondwet van het westelijk deel van Duitsland nu ook voor het oosten gelden. Of dat terecht was, luidt een vraag in dit boek. Sja. Het komt erop neer dat de val van de Muur eigenlijk als een vorm van kolonialisme gezien kan worden. En gekolonialiseerd door wat? Door een systeem waarin iedereen alleen nog maar klant is, waarin waarde alleen is af te meten aan geld, waar alles door en door en geheel en al tot in de diepste diepte onbelangrijk is, waar perspectief veranderd is in een onoverzichtelijke kluwen van mogelijkheden, alles glad en smetteloos: Kairos is een lesje in nederigheid voor iedereen die meent dat “wij” het in “het westen” toch “zo goed voor elkaar” hebben.

Of dan de gesprekken. Noemde ik al de gesprekken? De gesprekken tussen Katharina en Hans, en ook: hun afzonderlijke gedachten. De overpeinzingen, de ideeën, de inzichten. Van (kunst)filosofiese, van politieke, van sociologiese, van geschiedkundige aard. Dit boek staat bol van woorden die tot nadenken stemmen, alles waar je dieper in wil denken, verder over wil denken, meer van wil weten.

En toch. Ja. Toch. Wat, toch? Toch is deze ideeënrijkdom niet het voornaamste van dit boek. De grootste aantrekkingskracht, de ware betovering van Kairos is gelezen in de taal. Die prachtige, muzikale, zwierige, hallucinante taal. Om zinnen als: “De doden blijven dood en Katharina blijft levend”, om de dwingende ritmiek van “Rit door het donker en dan stralend helder licht, rit door het donker en dan stralend helder licht en marmeren zuilen, rit door het donker en dan stralend helder licht, marmeren zuilen, muurschilderingen, bronzen beelden, rit door het donker en dan stralend helder licht, marmeren zuilen, muurschilderingen, bronzen beelden, mozaïeken.” –

daarom lees je dit boek.

Om de verbluffend sterke sfeer: ik begon dit boek te lezen in een onder een kwakkelzomertje zuchtend Nederland, in mijn leesstoel, muziek, koffij, ik las verder in een ligstoel in een achtertuin van een huis in een dorp in een snikheet Zuid-Spanje en de laatste bladzijdes las ik in bad in een Nederland waarvan de zomer nog steeds niet veel beter was (al bezwoer mun schoonfamielje me dat het in de tussentijd tropies was geweest in dit land) en telkenmale overweldigde Erpenbeck me op dezelfde manier, al de andere invloeden met het grootste gemak overklassend met haar trefzekere pen –

daarom lees je dit boek.

Om de kracht van woorden, de oneindigheid van taal, de betovering van de inkt –

daarom lees je dit boek.

Omdat je niet goed weet of je moet buigen of sidderen voor de aan magie grenzende vermogens van (deze) literatuur –

daarom lees je dit boek.

Jenny Erpenbeck Kairos

Kairos

  • Auteur: Jenny Erpenbeck (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse roman
  • Origineel: Kairos (2021)
  • Nederlandse vertaling: Elly Schippers
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 5 maart 2023
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Winnaar International Booker Prize 2024

Flaptekst van de roman van Jenny Erpenbeck

Berlijn, 1986. Katharina en Hans ontmoeten elkaar toevallig in de bus en voelen zich onmiddellijk sterk tot elkaar aangetrokken. Zij is een studente van 19, hij is 34 jaar ouder, getrouwd en een succes­vol schrijver en radiomaker. De twee beleven een allesverzengen­de liefde, die echter verre van gelijkwaardig is. De oudere Hans leert Katharina over het leven, maar als zij haar eigen weg vindt, ontwikkelt hij een agressie jegens haar, die sadistische en paranoïde trekken vertoont en uiteindelijk tot een definitieve breuk leidt. Dit alles speelt zich af tegen de ach­tergrond van de nadagen van de DDR. Het einde van de relatie weerspiegelt zich in het einde van de DDR en de daarmee gepaard gaande ontgoocheling en de teloorgang van maatschappelijke en politieke idealen.

Bijpassende boeken en informatie