Tag archieven: Willem du Gardijn

Willem du Gardijn – Het koor van de 300 moordenaressen

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen recensie en informatie van de inhoud van de roman over Oost-Berlijn in de DDR. Op 25 maart 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Willem du Gardijn. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen recensie van Tim Donker

De koning danst op de muziek van een fascist.
De zon het volk het brood de spelen.
En de koning danst op de muziek van een fascist.

Andermaal spreekt een achterplat maar halve waarheden. Het zegt van Lena en Maksa. Ze wonen naast elkaar in de brede straat, ze reizen samen met de tram naar hun werk, want ook werken doen ze in hetzelfde bedrijf. Dat is waar, het achterplat liegt er niet over. Ze hebben mannen, Frans en Markus, ze hebben kinderen, Rainer en Rosie, twee gezinnen, wonend naast elkaar, de vrouwen zijn al bevriend sedert hun kindertijd, de kinderen krijgen misschien ook wel iets met elkaar. De boodschappen doen Lena en Maksa ook al samen, het zou alles heel gewoon kunnen zijn, heel volks. Behalve dan dat het verhaal speelt in Oost-Berlijn, in de tijd van, denk ik, Erich Honecker, toen de muur nog fier overeind stond (en dat maakt alles anders en net dat zegt het achterplat u niet). U weet. De socialistische eenheidspartij. De Stasi. Alle bedrijven in handen van de staat, alle neuzen dezelfde kant op. Planeconomie. Afgegrendelde grenzen. De welvaart en de mensenrechten waren elders. Alleen het socialisme gold, wie het socialisme niet aanhing was een vijand van het volk. En alles dat van verre of nabij met het gehate kapitalisme in verband gebracht kon worden, was uit den boze. Maar Lena en Maksa willen ook wel eens een spijkerbroek kunnen dragen. Dan. Er worden dingen gefluisterd, er zou iets gaande zijn, het moet alles strikt geheim, Markus weet ervan, er zijn mensen bij betrokken die alleen gekend kunnen en mogen worden via initialen, maar het lijkt echt zo te zijn: dat er een tunnel gebouwd wordt. Een tunnel, dwars onderdoor de muur, een tunnel die uitkomt in West-Berlijn, een tunnel naar de vrijheid, een tunnel naar spijkerbroeken. En hoe opmerkelijk: de tunnel zou uitkomen in de kelder van de slagerij bij Frans, Lena, Maksa en Markus in de straat, de vier buren moeten daar alleen nog even een beginnetje hakken, en dan komen ze hun bevrijders vanzelf tegen. Het moet gebeuren in een nacht, het komt, het komt eraan, nog even geduld en dan kunnen ze gaan.

Het blijkt alles verraad. Maksa speelt een dubbelrol, onduidelijk is hoe lang al, misschien al heel lang, er is geen tunnel, er zijn wel agenten, er wordt geschreeuwd, gerend, geschoten, iemand overleefd het niet, Lena probeert de koelbloedige moord van een agent op andere familieleden te voorkomen, de kogel verdwaalt en doorboort een andere agent, nu is Lena een moordenares, van een agent nog wel, een beschermer van het socialisme, hoe erg kan een mens zijn, Lena komt in de gevangenis.

In de gevangenis is het erg. Manipulaties, vernederingen, vuigheden, vuile spelletjes. Er is gefilmd, in het huis van Lena en Frans, er zijn beelden, ook van Frans met een andere dame op ergens een hotelkamer ofzo, sadistische bewakers laten Lena alles zien, het is alles onderdeel van iets veel groters, Maksa heeft in veel een rol gespeeld, Maksa heulde al langer van de machtshebbers, onduidelijk is hoe lang, in een onvrij land is het onmogelijk om niet af en toe te collaboreren, Rik Zaal toonde dat onlangs al onweerlegbaar aan, hoe zou je zelf zijn, hoe lang kan je je rug recht houden in omstandigheden waaronder de rug buigen zoveel voordeel brengt? Soms is verraad heel begrijpelijk, al zijn er gradaties misschien, en erg onmenselijk schildert Du Gardijn Maksa zeker niet af. En helemaal vrijuit gaat ze ook niet: na een lichtere straf komt ze onder curatele te staan van een misschien niet heel onaardige maar wel tamelijk opdringerige en ook enigszins viezige man die voornamelijk op haar liefde uit is. Het eindigt ermee dat ook Maksa voor moord gevangen wordt gezet.

Ergens, niet ver van Leipzig, is een vrouwengevangenis. Er zitten driehonderd moordenaressen gevangen. Twee ervan zijn Maksa en Lena. De grote hoedster is “het vrouwtje”, een kleine, niet al te moje vrouw die voor vele veranderingen, zeg verbeteringen, in de gevangenis heeft gezorgd. “Het vrouwtje” houdt therapeutische sessies met de moordenaressen, en de veelvuldige, door haar gedirigeerde, koorgezangen hebben een al even therapeutische werking. Hoewel “het vrouwtje” een sleutelrol speelt in Het koor van de 300 moordenaressen, ontwikkelt deze verhaallijn zich pas tegen het einde van het boek – ja dat hele koor van driehonderd moordenaressen komt pas tegen het einde van het boek aan bod. Het is waar de roman een haast surrealistiese lading krijgt. Ofnee. Wacht. Anders.

Want het zal wel. Dat Du Gardijn een te totalitair en te verstikkend beeld schetst van het toenmalige Oost-Berlijn. Jaja. Dat zal best. Ik weet het niet. Ik was toen niet daar, ik ben maar één keer in Berlijn geweest, dat was aan deze zijde van de millenniumwending, de muur was allang verleden tijd, ik was niet heel erg onder de indruk van Berlijn maar achteraf hoorde ik uit vele monden dat ik me niet in de goede wijken begeven had, ik had naar daar en daar moeten gaan, waar het allemaal veel mojer was dan waar ik geweest was. Het zal wel. Het zal allemaal wel. En toen kwam de overheid en zei dat de mensen niet naar hun werk mochten, dat de kinderen niet naar school mochten, dat niemand na tien uur ’s avonds nog de straat op mocht, dat je louter geboeid en gekneveld de supermarkt in mocht, dat de oude mensen moesten sterven zonder ooit nog hun kinderen of hun geliefden te zien, dat wie zich niet liet inspuiten met een of ander veel te snel ontwikkeld serum waarvan niemand de effecten op langere termijn kon voorspellen niet het recht had om op restaurant of op kaffee te gaan, en ik zei Het totalitarisme is geïnstalleerd, we moeten iets doen en monneer Bepaaldekeuzeshebbenbepaaldegevolgenendatisaltijdalzogeweest zei Ik vind niet dat het totalitarisme geïnstalleerd is en ik dacht hoeveel totalitarisme moet er zijn voor je het totalitarisme mag noemen? En de koning danst op de muziek van een fascist, de koning staat met zijn bolle kop vrolijk te wiegen op de muziek van een fascist, en ik denk is dat niet het begin van verstikking? Mijn ademen alleszins al wat stroever bedacht ik me dat het fascisme zo zou komen: met de koning vrolijk, de koning dansend, de koning die van de krommen aas gebaart. Hoe stroef moet het ademen gaan voor er sprake is van verstikking? Ik weet het niet, maar wat meer is –

want er is altijd meer –

wat meer is, is dit: waarom moeten Nederlanders proza toch altijd aan een of andere buitenromaneske realiteit toetsen? Een romancier is geen historicus. Waarom literatuur meten aan een lat die iets zeggen wil over het “wie es eigentlich gewesen war”, er zijn altijd anderen die beter kunnen zeggen wie es eigenlich gewesen war en die mogen anderen dan op de vingers tikken en zeggen ja so war es dus nicht. Nicht zo verstikkend en nicht zo totalitair, jajaja, het zal wel, er waren geloof ik ook westberlijners die liever in het oosten dachten te wonen, hoeveel verstikking is verstikkend genoeg, de koning danst op de muziek van een fascist en Boele zegt dat dat het verschrikkelijke was, voor ons westerlingen, toen, in de jaren tachtig, dat de Stasi alles van je wist, in zo’n soort maatschappij hoopte je toch nooit te hoeven leven, en nu, zegt Boele, geven we al onze privacy prijs aan koekjes en aan het internet, de grote bedrijven weten nu misschien wel meer van ons dan de Stasi ooit van haar burgers wist, misschien is het waar wij nu leven wel verstikkender en totalitairder dan ooit, en so war es dus nicht, waarom moet ik verdomme een abonnement nemen als ik alleen even wil lezen wat een of andere gast over een of ander boek geschreven heeft, nog een reden om kranten te mijden als de pest, maar wat ik zeggen wil is dat realiteitszin volgens mij niet de voornaamste waarde is in Het koor van de 300 moordenaressen. Misschien vergis ik me, maar het lijkt me dat het Du Gardijn er niet om te doen is een volledig en juist beeld te schetsen van het toenmalige Oost-Berlijn (en misschien had hij er wel beter aan gedaan om een fictieve plek in een fictieve tijd als achtergrond te gebruiken), hij lijkt mij, eerder, een podium te willen geven aan een bepaald soort vervreemding.

Die bijna hypnotiese vervreemding.

Dat vreemde sfeertje dat er doorheen gans de roman hangt.

Dat beklemmend is ja, maar ook bijna kinderlijk, bijna sprookjesachtig. Dat onwerkelijke. Dat, sja, toch, dromerige. De ene keer neigend naar een nachtmerrie. De andere keer alleen maar verwarrend. En soms  welhaast mooi.

Gardijns instrument, de taal, is overeenkomstig gestemd. Lange, meandere zinnen, vol komma’s, soms lichtelijk naïef, of, in ieder geval toch, impressionisties. De ene keer is Lena aan het woord, de andere keer Maksa. Iemand zei dat Du Gardijn doorsloeg in zijn schrijfstijl maar ik vind zijn stijl werkelijk prachtig. Ook de taal is gezang hier, ook de taal hypnotiseert. Uiteindelijk creëert het een heel nieuw universum dat het bestaande universum niet wenst te reproduceren maar zo haar eigen wetmatigheden heeft. Geloven in een tunnel naar West-Berlijn kan, je woonst veil hebben voor een spijkerbroek kan, een gevangenis met driehonderd moordenaressen kan, een vrouw die met liefde het koor leidt kan, gelouterd de gevangenispoort uitlopen kan ook. Kan allemaal zo erg dat het universum van Het koor van de 300 moordenaressen iets is waar je zo maar in zou kunnen verdwalen, hier en nu op goede dag of in een daar en dan op een kwadere dag – want in een land waar de koning danst op de muziek van een fascist is er nog veel meer verstikking mogelijk.

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen

 

Het koor van 300 moordenaressen

  • Auteur: Willem du Gardijn (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse DDR roman
  • Uitgever: Uitgeverij Koppernik
  • Verschijnt: 25 maart 2025
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,50 / € 11,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Willem du Gardijn

De vriendinnen Anna en Maksa, die werken bij Die Fleisch Union Berlin, worden door een functionaris van de partij uitgenodigd voor een gesprek. De intimiderende ontmoetingen zetten een keten van gebeurtenissen in gang die niet anders dan noodlottig lijkt te kunnen eindigen.

In Het koor van de 300 moordenaressen roept Willem du Gardijn, in zijn geroemde stijl, de donkergrauwe wereld van Oost-Berlijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw op. Ondanks de grove ernst van de communistische ideologie en het verraad door je naasten schetst hij een intrigerend claustrofobische wereld die toont dat het zelfs in de meest uitzichtloze tijden saamhorigheid een ontsnapping kan bieden.

Willem du Gardijn (1964) studeerde in Utrecht en Berlijn. In 2008 publiceerde hij de roman Monografie van de mond. Daarmee werd hij genomineerd voor de Academica Literatuur Prijs. In 2011 verscheen zijn buitengewoon goed ontvangen verhalenbundel Negen raven. In 2016 volgde de roman Bevrijding. In de herfst van 2018 verscheen de verhalenbundel Het grote vakantiepark. Met deze verhalenbundel stond du Gardijn op de longlist van de Bookspot Literatuurprijs. Zijn laatste roman Het einde van het lied (2021) stond op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en de Boekenbon Literatuurprijs 2022.

Willem du Gardijn Het einde van het lied RecensieWillem du Gardijn (Nederland) – Het einde van het lied
Nederlandse roman
Recensie van Tim Donker
Weergaloos mooi. Het nam me mijn adem. Het stolde mijn bloed. Het zette de tijd stil. Dit is literatuur van het allerhoogste nivo…lees verder >

Bijpassende informatie

Willem du Gardijn – Het einde van het lied

Willem du Gardijn Het einde van het lied recensie en informatie nieuwe Nederlandse roman. Op 9 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Willem du Gardijn.

Willem du Gardijn Het einde van het lied recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het einde van het lied. Het boek is geschreven door Willem du Gardijn. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Willem du Gardijn.

Recensie van Tim Donker

& even later & Gunther was dood & gasten aan de keukentafel & de dingen die je dan zegt. De vrouw zegt dat ze boeken leest, en de man zit daar maar en praat over formule één, en zit daar maar, en drinkt bier, en lacht. Maar de vrouw zegt dat ze boeken leest, dus ik luister met één oor naar haar. Romantiese boeken, specificeert ze en het ene oor wordt een half oor. Ze mompelt wat, noemt wat namen van schrijfsters. Namen die mij niks zeggen. Ik vermoed er schrijfsters van stuiverromannetjes bij. Het soort dat mijn moeder ook las. Wagonladingen vol. Met hele vuilniszakken tegelijk kwamen die binnen. Ik zit. Drink bier. Voel een zweem van nostalgie omdat ik aan mijn moeder denk. Die al elf jaar dood is, en nu niets meer leest. Hoe ook zij zat. Op de bank. Haar benen opgetrokken onder haar. En lezen.

En zitten, ik. En zwijgen. En de man daar tegenover me die bier drinkt. En de vrouw naast me, die zegt dat ze leest. “Ook historische romans.” zegt ze.

En zitten, ik. En peinzen. Een gedachte die opkomt en die ik formuleren wil. Want uiteindelijk moet een mens iets zeggen. Ik zit daar al te lang te zitten en te zwijgen en bier te drinken en me te ergeren aan dat domme lachje van die man die zo graag naar formule één kijkt. Iets zeggen nu, bijvoorbeeld over historische romans. Iets zeggen over keizer Hadrianus en de laatste tachtig pagina’s van Het einde van het lied. Ik verzamel woorden in mijn hoofd, ik broed op een strekking, ik zoek naar een structuur. Ik wil weten wat ik ga zeggen voor ik het ga zeggen. Maarja. U weet. Gasten aan een keukentafel en hoe dat dan gaat. Dan gaat het zo: ze zijn allang drie onderwerpen verder vooraleer ik maar enigszins weet wat te zeggen en hoe het te zeggen. Ze lachen nu. Om dingen die mij ontgaan zijn. Zo gaat dat met gasten aan een keukentafel. Het moet snel gaan voor gasten aan een keukentafel. Er moet gelachen worden met gasten aan een keukentafel. De man vraagt mij om een volgend biertje. Ik haal het hem.

Zie je, ik hou niet van gasten aan een keukentafel. Ik hou niet van man en vrouw gaan op bezoek bij man en vrouw. Ik hou van gasten die in hun eentje komen op momenten dat ik ook in mijn eentje ben. Gasten die op de bank zitten, of op de vloer, of in de tuin als het weer het toelaat. Of voor mijn part aan de keukentafel maar dan niet op zo’n nadrukkelijke WijZittenAanDeKeukentafel-manier. Bovenal hou ik van gasten die stilte verdragen. Die tegen zwijgen kunnen. Die naar woorden zoeken begrijpen. Die weten dat niet elke gedachte klaar en af in je hoofd ligt te liggen maar soms nog gevormd moet worden – en dat dat tijd kost. Ik hou van gasten waarbij het traag en aarzelend mag.

Zo waren niet deze gasten. Maar wat maakte het eigenlijk uit. Het einde van het lied is toch geen historische roman.

Het einde van het lied is een lied. Nee. Het einde van het lied is drie liederen.

Of.

Nee.

Wacht.

Want zo was het natuurlijk niet begonnen.

Casiotone For The Painfully Alone op de steerjoo, midderdagse herfstzon in het keukenraam en op die vervloekte inductieplaat staat een soepje traag en zachtjes te koken. Er was geen enkele andere reden dat dit soepje traag en zachtjes koken moest dan dat ik vond dat dit het soort soepje was dat traag en zachtjes koken moest. Ik zat. Aan de keukentafel ja. Maar alleen. En ik las. Ik las het eerste lied in Het einde van het lied. Dat eerste lied is een droevig lied. Maar een mooi lied. Ik las moois, er was warmige zon, fijne muziek, trage soep; voor enkele momenten was het leven zelfs in dit godverdomde huis en in deze godverdomde tijd goed (en wat hebben we meer dan momenten) (wie zei dat ook alweer?). Ik las iets over de duistere meisjes, en dat vond ik prachtig. Ik las een zin als “De wijzer van de klok maakte een paar rondjes”, en dat vond ik prachtig. Ik las zinnen als “Voel me veel, behalve mijn naam” en “Wanneer begon het begin van de middag?”, en dat vond ik prachtig. Ruiterlijk -want zo ben ik- vergaf ik Du Gardijn “Niet zomaar, er waren redenen. Die waren niet goed gecommuniceerd.” Ik haat het woord communiceren en het overmatige gebruik ervan waaraan deze tijd mank gaat (naja, deze tijd gaat aan wel veel meer mank natuurlijk). Vooral op kantoor, denk ik. Waar de mensen dingen zeggen als “Daar is naar mij toe niets over gecommuniceerd” waar met hetzelfde gemak gezegd had kunnen worden “Dat is mij nooit verteld” en dan maak je nog een veel minder achterlijke indruk ook. Maar ik vergaf het Du Gardijn want vergeving is een prachtig ding vind ge niet? Ik knarste slechts eventjes met mijn tanden, en las door. Moje dag. Moje muziek. Mooi boek.

Maar zo was het niet begonnen nee.

Willem du Gardijn -ik kende hem niet- heeft een zeer overrompelende schrijfstijl die wegkijken onmogelijk maakt. Hij inkt zijn woorden direkt op de huid van de lezer (ha! mag je van Theo alvast nooit meer kritisch zijn over welke vaccinatie dan ook). Dacht ik: Willem du Gardijn schrijft het leven zelve. Maar meteen schaam ik me voor die gedachte en ik streep hem door: Willem du Gardijn schrijft het leven zelve. Maar toch. Er is wel iets van aan. Zijn schrijvershand grijpt je bij de strot en sleurt je diep het boek in. Je leeft niet zomaar wat mee met de personages: je bént de personages. En dat begint dan goed want als gezegd: het eerste lied is een droevig lied.

Je bent een vrouw in verwarring. Je bent Aimée. In het eerste lied ben je Aimée.

Gevoelige, duistere Aimée ben je nu. Je speelt piano. Je man heet Adriaan. Die schrijft een boek. Het kan zijn dat je in het tuinhuis woont en niet in het hoofdhuis bij je man. Het kan zijn dat je een affaire hebt gehad met je pianostemmer Yves. Het kan zijn dat dat tot een hele hoop gedoe heeft geleid. Het kan zijn dat je later misschien toch weer in het hoofdhuis woont bij je man. Het kan zijn dat je gestopt bent met je praktijk. Het kan zijn dat de dokter soms komt, en dat je medicatie nodig hebt. Het kan zijn dat iemand je partituren gestolen heeft. Het kan zijn dat je niet altijd even goed meer weet wat hier nu eigenlijk aan de hand is.

Het doet pijn om Aimée te zijn. De lezer voelt die pijn.

Het is verwarrend om Aimée te zijn. De lezer voelt die verwarring.

Ja dat doet die Du Gardijn goed. Je bevindt je -ineens- in een situatie waarin je niet heel goed wegwijs meer bent. Er is mist, er is duister. Soms komen er mannen uit het duister tevoorschijn. Adriaan? De dokter? Ook zijn er duistere meisjes die dingen tegen je zeggen. Zijn die echt? Stemmen van vroeger? Demonen? Sirenen? Niet alles wordt opgehelderd. Er blijft te raden over. We raden maar wat. We zijn mensen en we raden maar wat. Hoe diep menselijk om uiteindelijk alleen maar wat te kunnen raden; hoe diep menselijk om Aimée te zijn. De menselijkste van ons allemaal.

Ik moest daar wel even aan wennen; ik moest de melodie van dit eerste lied duidelijk leren kennen. Er was verzet voordat ik de hand me liet meesleuren. Omgekeerd duurde het ook even om er weer uit te krabbelen, me te realiseren dat ik dan misschien wel Aimée was maar ook ‘ne gast die Casiotone For The Painfully Alone en een soepje op had staan. Aan het eind van het eerste lied wordt het echt allerwege onmogelijk om Aimée te blijven. Los van haar blijf ik haar wel als mens zien, een heel echt mens, de mooiste en de liefste vrouw die je je maar indenken kunt. De vrouw die ik eerst was heel werkelijk voor me te zien: dan ben ik maar 55 bladzijden ver in Het einde van het lied maar dan weet ik dat Willem du Gardijn een grote is. Een hele grote.

Het tweede lied dan.

(nu al het tweede lied, denk ik, het eerste lied duurde me te kort denk ik, ik had drie liederen lang Aimée willen blijven denk ik)

Het tweede lied is een koortsig lied. In het tweede lied gaat het over Adriaan. Adriaan reist af naar Italië om er verder te werken aan het boek over de laatste dagen van keizer Hadrianus. Ook de lezer reist, de lezer is ook weer Adriaan maar in het tweede lied is de lezer wat mij betreft minder consequent het personage dan in het eerste lied. Aimée was ik steeds, Aimée was ik volkomen. Als Adriaan met zijn boek bezig is; denkend erover of research doend ervoor, stop ik hem te zijn. Het onderwerp staat eenvoudigweg te ver van me af. Ik volg het van een afstandje. Maar de schrijfstijl blijft, en de zinnen ook. Zeg nou zelf: “De dood achter haar maakte haar lange haar mooi” – dat is toch een pareltje?

Daardoor komt het.

Daardoor komt het dat het praten met oudheidkundigen, conservatoren, archivarissen, archeologen; het opstellen van hypotheses over de sterfplek van Hadrianus; het (soms best abstracte) gemijmer over de (on)mogelijkheden van het schrijven; de haast essayistisch aandoende beschouwingen over leven en dood van dit tweede lied tóch geen dor lied maken. Dat komt door die prachtige zinnen die Du Gardijn je zomaar ineens (een beetje triomfantelijk, stel ik mij voor) in je gezicht kan smijten.

Daardoor. En hierdoor:

Het gaat daar in Italië niet alleen maar over Hadrianus. Je bent ook een geworpen zijnde, geworpen in een groezelige maffiafilm. Zoals je daar zit, als Adriaan, in je rare appartement in Napels. Hitte. Regenval. Achterdocht. Droom. Nachtmerrie. Gestoorde medebewoners. Drank. Sigaretten. Dood. Leugens (want: “Liegen was in Italië een vak op school”). Bedreigingen. Afpersing. De sfeer steeds hallucinant, broeierig, beklemmend. De laatste pagina’s van het tweede lied zijn weergaloos mooi. Het nam me mijn adem. Het stolde mijn bloed. Het zette de tijd stil. Dit is literatuur van het allerhoogste nivo.

Het derde lied is een klassiek lied. Het is 138 jaar na de geboorte van Christus. Du Gardijns schrijfstijl wordt hier een tint of wat statiger, zo lijkt het toch. Geen moment in dit laatste lied word ik Hadrianus; zoveel eeuwen kan die intensiteit klaarblijkelijk niet overleven. Bijzonder onderhoudend vond ik het wel, en dat is meer dan ik verwacht had want ik heb niet zoveel met historische romans. Je hebt gelijk, dat is een vooroordeel. Ik heb namelijk nog nooit van mijn leven een historische roman gelezen. Maar ik kan niet elk boek ter wereld lezen. En daarom heb ik vooroordelen nodig. Om bepaalde schrijvers, genres en stijlen al op voorhand uit te sluiten. Een beetje overzicht moet er zijn. Of deze tachtig pagina’s tekenend zijn voor de gemiddelde historische roman weet ik dus niet. Ik vond het mooi. Ik kon het zien. Hadrianus in zijn koets, reizend tijdens de laatste dagen van zijn leven. Ik kon meegaan op die reis. Ik kon de zeelucht ruiken, ik kon de wind voelen waaien. Ik vond het derde lied niet het mooiste lied maar toch ook een lied dat ik niet had willen missen.

Drie uiteenlopende liederen heeft Willem du Gardijn hier op doen klinken. Het is voorzekers toch niet de eerste keer dat ik zo totaal gegrepen werd door een boek van Koppernik. Jee, wat een fijne uitgeverij is dat toch eigenlijk. Kunnen die niet elke dag een boek uitgeven?

Willem du Gardijn Het einde van het lied Recensie

Het einde van het lied

  • Schrijver: Willem du Gardijn (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 9 september 2021
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Willem du Gardijn

Nadat Adriaan zijn vrouw Aimée heeft verloren, vertrekt hij naar Italië om verder te werken aan een project waar hij al jaren mee bezig is: hij wil de laatste weken beschrijven van het leven van keizer Hadrianus – de periode die Marguerite Yourcenar in Mémoires d’Hadrien heeft nagelaten te vertellen.

Hij treedt in de voetsporen van Hadrianus en verblijft in Rome, in Napels en ten slotte in Baia, de oude Romeinse badplaats waar de keizer volgens overlevering op de tiende juli van het jaar 138 stierf. Terwijl hij werkt aan de beschrijving van de laatste reis van de keizer dringen gedachten aan Aimée zich steeds sterker aan hem op en durft hij het eindelijk aan in haar nagelaten dagboeken te lezen.

Het einde van het lied is een opmerkelijke tour de force over liefde, noodlot en aanvaarding, waarin Willem du Gardijn op geraffineerde wijze fictionele en historisch-biografische verhaallijnen verweeft.

Willem du Gardijn (1964) debuteerde in 2008 met de roman Monografie van de mond, waarmee hij werd genomineerd voor de Academica Literatuur Prijs. In 2011 verscheen de verhalenbundel Negen raven en in 2016 de roman Bevrijding. Zijn verhalenbundel Het grote vakantiepark, die in 2018 verscheen, stond op de longlist van de BookSpot Literatuurprijs.

Bijpassende boeken en informatie