Tag archieven: Anne Carson

Anne Carson recensie en informatie over de dichtbundels en boeken van de dichteres en schrijfster uit Canada.

Anne Carson (21 juni 1950, Toronto, Ontario, Canada) wordt in Canada en de Verenigde Staten al lange tijd beschouwd als een van de belangrijkste stemmen in de hedendaagse literatuur. Ze werd geboren in Canada en is al meer dan dertig jaar hoogleraar klassieke literatuur. Ze ontving vele prijzen, waaronder de Lannan Literary Award en de T.S. Eliot Prize for Poetry.

Anne Carson – Glas, ironie & God

Anne Carson Glas, ironie & God recensie en informatie over de inhoud van het boek met gedichten van de Canadese dichteres. Op 25 augustus 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de dichtbundel uit 1995, Glass, Irony & God van de uit Canada afkomstige schrijfster Anne Carson. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de dichteres, vertaalster en over de uitgave.

Anne Carson Glas, ironie & God recensie van Tim Donker

Glas, ironie & God kon een goeje titel ween Glas, ironie & God zou een goeje titel ween, Glas, ironie & God kan maar zo een verdraaid goeje titel ween; Glas, ironie & God is ook een titel maar wel een titel die is samengesteld uit de titels van stukken in deze bundel en als zodanig dus ten halve al een verkapte inhoudsopgaaf. Het Glas-essay opent, en echt over glas gaan doet het niet en een essay is het als u het mij vraagt evenmin. Moet zo’n tekst een naam hebben misschien moet zo’n tekst een naam hebben voor mij dat u weet waar ik het over heb. Noem het met een kreupele term een prozagedicht. Een ik die misschien Anne Carson is logeert bij haar moeder, een wat bitsige, wat bekrompen, wat normatieve oude vrouw die alleen woont want de vader dementeert in een tehuis. Een relatie van de ik is net stukgelopen, er is hartzeer, er is pijn, er is vertwijfeling. Er zijn dingen te verwerken, er is sprake van therapie, de moeder snapt dat allemaal niet zo, waar hep dat allemaal voor nodig met die therapeuten enzo en helpt het eigenlijk wel ene sikkepit. De moeder woont op een heideveld in het noorden, en de ik maakt daar lange wandelingen, het liefst in de ochtend als alles er langzaamaan tot leven komt. Het lopen is allicht om de gedachten te reguleren. Gedachten over haar grote liefde Law die haar verlaten heeft, over de moeder, over de vader, over de dingen, over het leven, en over Charlotte en Emily Brontë en Woeste hoogten. Onophoudelijk wordt het leven en de literatuur van Emily Brontë geanalyseerd en met het eigen leven, en de eigen tijd in verband gebracht. Op die momenten is dit Glas-essay op zijn essay-achtigst (en misschien ook wel op zijn taaist – maar niemand zei dat literatuur licht verteerbaar dient te zijn, wel?), maar steeds overheerst de sterke, licht melankolieke, herfstige, druilerige sfeer. U zou denken dat het de sfeer is van een vroege winterochtend op ergens een heide en p’sies: dat is de sfeer.

Verstild misschien.
Verstilling, ja daar zegt u zoiets. Anne Carson is classicus. Dat merk, dat proef je in elke regel. Die traagheid, dat bedachtzame, en ook: hoe het voorbije altijd door het huidige heen schemert. Niet als altmodies. Maar als eeuwig. Universeel. Allicht dat ze daarom steeds weer voor de poëtiese vorm kiest: als een oerlied dat onder alle moderne melodieën te slapen ligt.

De waarheid over God is zoiets. Het zou bijna een kop kunnen zijn in een roddelblad. Eindelijk de waarheid over de bekendste aller bekendheden. Maar deze bekendheid heet God, en welke God, de spinozistische God misschien, de God van de christenen, God de Vader, of de uitgebluste en licht bezopen God zoals Twan Vet hem nog niet zo lang geleden nog schilderde? En welke waarheden kennen we nog in deze postmoderne tijden, is waarheid sowieso niet al een verouderd konsept? Waarheden over God zullen eo ipso duister zijn. God is een reusachtige scheur in het hart, heet het. Carsons God is een gemankeerd Wezen. Of misschien al te menselijk: “God vroeg aan Zijn vrouw: ben jij boos op de natuur? / Ja ik ben boos op de natuur ik wil niet / telkens als je bout gesopt moet worden // op je roze staf natuur tussen mijn benen gestoken krijgen / of geografisch uitgestort. / Is dat nou Schepping?”. Maar ja, zo’n vrouw kan wel meer willen natuurlijk maar Gods wil blijft wet: “God schiep de taal van vrouwen als een onomatopee. / Eeuwig strompelende klanken die eeuwig / strompelend // in de woorden zakken van wat ze zijn / als voeten in een bottenschoen. / ‘Bedrog’ (valt haar op) klinkt als Zijn rits die omlaaggaat.” heet het in een paragraaf die “Gods stijve” genoemd is. Sja. Geen patriarchaat zonder fallussymbool en je hebt het maar te willen!

Want

“wij zijn in een leegte gehangen […] Wij zijn opengesneden en leeggebloed […] Wij zijn stof. Wij weten niets. Wij zullen nooit meer praten […] Ons is opgedragen dit Zijn liefde te noemen.” Als het in de mens verankerd is om overheersing voor liefde aan te zien, dan is onderdrukking eigen aan het wezen van de mens en ook aan zijn taal. En taal is een andere, duidelijk merkbare interesse van Anne Carson. Het linguïstisch onderscheid tussen tijd en aspect (dat stemde me filosofisch). De etymologie van compassie. Āvaraņa, een teken van God (Gods eigen kalmte is een teken van God). Leg je droefheid af, het is een mantel van werk (wat me deed denken aan hoe kapotte slaap zegt Leg je onrust bloot). Als vrouwelijke woorden worden gemunt: blozen, stinken, pruim, echtgenote, heks – wat ondergeschikt, zwak, minderwaardig is. Maar ook: kerft God het “mannelijke woord” tsdq in Jesaja’s ene hand. En het “vrouwelijke woord” tsdqh in zijn andere. Zoek je dat op zegt artificiële intelligentie dat tsdq te maken heeft met therapie, met dissociatie, denk ik aan gespletenheid, denk ik aan niet heel zijn. En (zegt artificiële intelligentie) tsdqh is Hebreeuws, is tsedaqah, is geborgenheid en bijbelstudies noemen ook nog 6666 en dat is niet ver van één zes minder. Het beest, de man, het voorhoofd, de gespletene, uit Jesaja’s borsten stroomt melk, een zilveren rivier van mededogen.

Alles dat merkbaar en onmerkbaar overheerst. En ook het licht kan onderdrukken.

TV bestaat uit licht, net als schaamte.

Zegt het. Maar dan gaat het al niet meer over God dan gaat het over TV en over TV-mannen.

De TV-mannen zijnde. Hektor. Artaud. Sokrates. De slaper. Sappho. Lieden die je misschien niet meteen tot het televisievolk rekenen zou; de laatste zou je denkelijk niet eens tot het mannenvolk rekenen. Maar Hektor televisioneert de oorlog. Artaud zijn gekte. Het theater van de wreedheid. Welkom thuis, sanatorium. Socrates, in een ander soort instelling, een gevangenis, betaalt zijn sigaretten niet. Daar draait de cameraploeg voor op.

Misschien is het het patriarchalisme.
Misschien is het hoe het een steeds al het andere overklast.
Misschien is het simpelweg beweging.

In Carsons hervertelling van het boek Jesaja beweegt een land in zijn bolster (en slaapt verder). Nacht stroomt omlaag en God stopt Jesaja’s oren vol met stekels. Alles wat niet blijft hoe het is. In vorm. In consistentie. In plaats. In De val van Rome reist de ik af naar Rome om de wonderschone Anna Xenia te zien. Gidsen vertellen haar hoe te spreken. Wat te zeggen. Zinnen als Pardon, waar is de uitgang alstublieft? Breng me naar de reddingsboot. Ik constateer dat we autopech hebben. Kan ik de manager spreken? Waar vertrekt de trein naar Milaan? Ja dit is mijn / onze eerste keer in Rome. Ik zou graag de commissaris van politie spreken. En ik, ik herinner me een kennis die naar een land zou afreizen waar hij de taal niet sprak en iemand die die taal wel sprak had op een papiertje een paar handige zinnetjes geschreven voor hem. Op dat in vieren gevouwen blaadje stond onder andere Help! Bel de politie! Ik word achtervolgd! en dat dat meer dan één zin is, was niet waarom wij zo hard moesten lachen die dag. Ja. Ik vond humor in De val van Rome, iets wat ik niet bijster vaak tegenkom in het werk van Anne Carson. En licht. En liefde. Al gaat het ook over vreemdelingenhaat maar had je anders verwacht gezien de achternaam van degene die de ikpersoon gaat opzoeken? Duisternis ligt altijd op de loer. En liefde is altijd destructief. “De mens heeft een soort drang te nemen wat hemzelf het dierbaarst is en het kapot te smijten.” Ja. Precies. De nagel op de kop.

De liefde en het zwart.
Het duistert en tegelijk licht het onophoudelijk op in de woorden van Anne Carson. Net dat is het wat haar boeken zo onweerstaanbaar maakt.

Anne Carson Glas, ironie & God

Glas, ironie & God

  • Auteur: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Glass, Irony & God (1995)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 25 augustus 2025
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Anne Carson

De poëzie van Anne Carson combineert met een volstrekt eigen stem het opbiechtende met onderzoekende. Carson, een gerenommeerd classicus, verweeft in Glas, ironie & God in een verbluffende stijl hedendaagse en eeuwenoude poëtische invloeden.

Deze collectie bevat onder meer het beroemde Glas-essay, een krachtig gedicht over het einde van een liefdesrelatie, verteld aan de hand van de zusters Brontë; dat het fundamentele gevoel van het oude jodendom oproept; en De val van Rome, over haar reis om Rome te vinden en over de strijd om daar haar gevoelens van existentiële vervreemding te overwinnen.

Anne Carson (21 juni 1950, Toronto, Ontario, Canada) wordt in Canada en de Verenigde Staten al lange tijd beschouwd als een van de belangrijkste stemmen in de hedendaagse literatuur. Ze werd geboren in Canada en is al meer dan dertig jaar hoogleraar klassieke literatuur. Ze ontving vele prijzen, waaronder de Lannan Literary Award en de T.S. Eliot Prize for Poetry.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Carson – De schoonheid van de echtgenoot

Anne Carson De schoonheid van de echtgenoot recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel. Op 23 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik deze dichtbundel van Anne Carson. In het boek zijn naast de Nederlandse vertaling de originele Engelse teksten opgenomen.

Anne Carson De schoonheid van de echtgenoot recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel De schoonheid van de echtgenoot. Het boek is geschreven door Anne Carson. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud de bundel met gedichten uit 2001 van de Canadese schrijfster Anne Carson.

Anne Carson De schoonheid van de echtgenoot recensie

De schoonheid van de echtgenoot

Tweetalige uitgave

  • Auteur: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: The Beauty of the Husband (2001)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 23 januari 2024
  • Omvang: 184 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Anne Carson

Verteld in negenentwintig tango’s – een tango is net als een huwelijk wat je tot het einde moet dansen – is De schoonheid van de echtgenoot een meesterlijke combinatie van het idee van Keats dat schoonheid waarheid is en het verhaal van een huwelijk.

Dat helderziende, brutale, ontroerende, duister grappige boek vertelt met een directe, toegankelijke stem negenentwintig verhalende verzen die ons levendig meevoeren langs erotische, pijnlijke en hartverscheurende scenes uit een huwelijk dat uit elkaar valt.

Alleen de bekroonde dichteres Anne Carson kan een boek schrijven dat het oudste lyrische onderwerp – liefde – zo krachtig, zo fris en zo verwoestend maakt.

Anne Carson Rood RecensieAnne Carson (Canada) – Rood
Twee romans in verzen
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 20 oktober 2022
Recensie van Tim DonkerWord ik, zo, toch, steeds weer, teruggezogen naar dit boek. Tot het dan inderdaad tot mijn afgrijzen uit is. Maar wel nog in mij meegedragen wordt…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Anne Carson – Rood

Anne Carson Rood recensie en informatie over de inhoud van de Canadese romans uit 1998 en 2013. Op 20 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlande vertaling van de romans Autobiography of Red (1998) en Red Doc> (2013) van de Canadese schrijfster Anne Carson. Deze vertaling verscheen al eerder bij uitgeverij Meulenhoff in het jaar 2000 met als titel Autobiografie van rood. 

Anne Carson Rood recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Rood, twee romans in verzen. Het boek is geschreven door Anne Carson. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van twee romans van de Canadese schrijfster Anne Carson.

Recensie van Tim Donker

Triste van Oren Ambarchi paste er in ieder geval goed bij
Zaterdagavond paste er in ieder geval goed bij

(& vroeger, toen ik kind was, had zaterdag een kleur. het begon in de ochtend met een heel erg lichte tint van geel en naarmate de dag vorderde werd het donkerder; het eindigde ergens tussen donkergeel en lichtbruin)

O.
Wat wilde ik.
O wat wilde ik dit graag.
O wat wilde ik dit graag lezen toen.

Het orzjieneel bedoel ik. De Engelse versie. Die onder mijn aandacht kwam omdat. Weetikveel. Ik wilde het lezen, ook voor Autobiografie van rood, het eerste van de twee delen waaruit Rood bestaat, voor het eerst in een Nederlandse vertaling verscheen. In 2000. Bij Meulenhoff. Al ging dat even langs me heen moet ik eerlijk zeggen. Meulenhoff vliegt wel vaker onder mijn radar. Weet niet goed waarom, een ganzelijk oninteressante uitgeverij is het toch niet. Maar Carson wilde ik al langer lezen. Of las, ook. Red Doc>, het twede deel las ik ook, toch?, in het Engels, in het orzjieneel, ik las het, denk ik, ik zie het omslag nog voor me, zwart en wit en grijs en hardcover, verdorie, ik las dat toch, waarom kan ik dat nu niet meer terugvinden in mijn boekenkast, is het verloren gegaan tijdens mijn verhuis of leende ik het aan Sergio die ik nu zoals te verwachten viel nooit meer zie, of liet ik het liggen in mijn vorige huis op ergens een richel of een reling of een muurtje of een pilaar of een vensterbank, of zit het nog in een doos, waarom kan ik het toch niet vinden, ik meen vrijwel zeker te weten dat ik het las, of wilde lezen, of las, of wilde lezen, dit wilde ik lezen, dat weet ik zeker.

Ging het verloren in een tussentijd misschien.

In Rood gaat Anne Carson door op iets dat Oud-Grieks zou zijn. Iets met Stesíchoros & een mythisch wezen ofzo, weet jij veel. Alleen dat dit meestentijds niet erg Oud-Grieks aandoet. Maar meer lijkt op de vuiligheid die deze tijd, onze tijd, is (waarmee niet gezegd is dat eerdere tijden minder vuil zouden zijn). De lierdichter Stesíchoros “kwam na Homerps en vóór Gertrude Stein, in een moeilijke tussentijd voor een dichter”, zegt Anne Carson.

Een tussentijd, dus, van een eeuw of dertig.

Dat is de tussentijd.

Dat is de tussentijd van Anne Carson.

De “tussentijd” van Rood: ergens tussen nu, en dertig eeuwen geleden.

De twee romans die Rood vormen – Autobiogrophy of Red en Red Doc>, twee poëtisch vertelde “theatrale” romans – spelen zich af in de ontijd, in de al-tijd, in de tijd tussen nu en dertig eeuwen geleden, een tijd die net zo goed nu kon zijn als toen kon zijn, een tijd die mythisch is evengoed als zij hedendaags is. Twee romans die in elkaars verlengde liggen en daarmee meteen al eeuwig zijn.

Wat zal je zeggen? Er kan een mythisch wezen zijn, een roodgevleugeld rood monster – maar in werkelijkheid is hij misschien een jongen met een broer en een moeder, een jongen die goed materiaal is voor een komen-van-leeftijd roman, met vriendschap, met ontluikende (homo)sexualiteit, met zoektochten, met reizen, met vragen, met armoede, en zien, en ellende. Je kunt de betrokkenen namen geven, zoals Gerion, en Herakles, en Ancash; je kunt, ook, alles weer door elkaar gojen, en dan zou Gerion G worden en hoeder zijn van een kudde muskusossen (hee dat klinkt al wat mythischer of niet?), van Herakles Sad But Great maken en hij kwam thuis van de oorlog met een feestje in zijn hoofd (de feesten van angst en pijn), en Ancash voor Ida vervangen of misschien is Ida een afsplitsing of een alter ego van Ancash en na het reizen en na het zien en na de vragen is er nu ook ruimte voor een oorlogstrauma, voor psychiatrie, en voor stervende moeders.

Er is ruimte steeds is er ruimte. Er is ruimte voor veel.

Er is ruimte voor poëzie voor proza voor theater voor wetenschap voor filosofie voor vragen er is ruimte voor “VROUW VAN BREIN”, is dat iemands moeder is dat de vertelster is dat de schrijfster is dat een zieneres of is dat waar wij louter brein worden en alleen nog maar begrip willen zijn?

Er is ruimte als puur ruimte, het bestrijken van ruimte, ruimte als be-grijpen: altijd maar meer gebieden gezien, geproefd, omarmd, gekend willen hebben. En vliegen dus maar weer, of rijden dus maar weer. Tot voorbij de hoekjes, tot achter een gletsjer waar het in Rood doc> ineens nogal –

(?)

wordt

(absurd?)
(surreëel?)
(hallucinant?)
(koortsig? nachtmerrieachtig? Onwerkelijk onheimelijk onalledaags?)

(onalledaags ja. minstens onalledaags)

Eerder, of later, nee eerder, maar was is tijd in een tussentijd van dertig eeuwen, waren er al mensen in een tunnel, tunnelmensen, mythopoëzie, dan is Alice Notley niet veraf, The Descent of Alette, “Een moeder” “& kind” “stonden beiden in brand, onophoudelijk” “Het vuur” “zat in hen verankerd” “en sloot hen af van anderen” (& denk ik, is het niet eens tijd, Koppernik, om The Descent of Alette een deftige neerlandse vertaling te geven?) (en de wereld die rondgaat ondergronds, ook dat niet direkt alledaags misschien) (iets lijkt hier hetzelfde te zijn, maar wat?) (maar dat is Maggie Nelson, dat is Bluets, dat heeft Atlas Contact allemaal al voor haar schone rekening genomen).

(zou Anne Carson Alice Notley gelezen hebben?) (met haar experimenteerdrift? vast)

The Lighter van Joanne Robertson paste er alvast goed bij.
Dinsdagochtend paste er alvast goed bij.

Wat een genot is het om Rood te lezen nee ik herbegin deze zin en kapitaliseer genot, wat een GENOT is het om Rood te lezen. Het boek bleef me roepen als ik even weglegde, en ik bleef terugkomen, en lezen en lezen en lezen. Ik wilde zo graag in Rood blijven lezen, en anderzijds ook weer niet omdat ik het moment vreesde dat ik het uit zou hebben, en toch bleef ik lezen en zag ik de achterkaft met rasse schreden dichterbij komen, wat zijn rasse schreden?, zag ik de achterkaft angstwekkend snel naderbij komen.

En, even later, Herbarium van Turdus Merula paste er alvast goed bij.
En even later paste er alvast goed bij.

(verbazingwekkend) (maar misschien dat ijselijke) (van Herbarium, bedoel ik) (ik was toen immers al achter een gletsjer beland)

Ik ken weinig boeken die zo gelaagd prachtig zijn, waarvan de pracht zo gelaagd is: Rood is mooi om wat het vertelt. Want het vertelt van verlangen en tekortkomen en liefde en onvermogen, en het vertelt over de verlorenen, de mensen die niet meer meespelen, en in een tunnel wonen, of in een gesticht, of sterven op een zaal in het hospitaal, finaal, totaal, integraal. Het vertelt over trauma en pijn en over hunkeren naar een daar dat altijd voorbij de horizon ligt. Het vertelt over natuur, en dieren, en de lucht. Over water en ijs en vulkanen. Het vertelt hoe het is om in leven te zijn.

Maar Rood is ook mooi vanwege de taal. Er staan talloos veel adembenemend mooje zinnen in dit boek.

Zinnen als “Zes uur ’s avonds ging als een golf door het hotel.”
Of “Een laag dieprood luisteren met hoge tonen in de klank.”
Of “Na glanzende mede dronk je de nacht.”
Of “Wakker worden is oplopend donkere lijnen tot klanken.”
Of “Elke dag weer dit lawaai vergeet ze elke dag.”

Of neem “Zoals wij de wereld nu begrijpen is veel ervan verkeerd benoemd.”, wat me deed denken aan Stefan Themersons woorden over paranomie en aan zijn wantrouwen tegen de zelfstandignaamwoordentalen met hun (foutieve, of minstens onvolledige) etiketteringen (en de logika, en het vlees) (zou Anne Carson Stefan Themerson gelezen hebben?) (met haar taalliefde? vast)

Of “Winter bestaat en winter komt nooit snel genoeg.”, wat me juist weer deed uitwajeren naar Inger Christensen en die prachtige bundel alfabet die zij ooit pende, maar is het wel een bundel is het niet veeleer een boeklang & sterk gefragmenteerd poëem; hoe ook: het hoort bij het mooiste dat de poëzie voortbracht, wereldwijd en allertijden) (zou Anne Carson Inger Christensen gelezen hebben?) (met haar wereldomspannende tijdeloosheid? vast)

(winter komt mij altijd weer veel te snel en februari gaat nooit voorbij)

Of neem een hele reeks zinnen in één keer:

“Tijd gaat snel tijd gaat niet snel. Tijd gaat helemaal niet snel. Tijd gaat meestal snel. Tijd gaat sneller dan jij en staart je aan. Tijd kan niet staren. Tijd als volharding. Tijd als honger. Tijd spreekt vanzelf. Tijd toen je zes was de dag een berg. Bergtijd. Tijd waarvan ik niets meer weet. Tijd voor een hond in een steeg gevangen in het licht van je lantaarn. Tijd is geen video. Tijd als vouwpapier dat op een berg moet lijken. Tijd uitgesmeerd onder de ogen van een mijnwerker die ratelend omlaag de mijn ingaat. Tijd als je bankroet bent. Tijd als je Prometheus bent. Tijd als je alle buisjes aan de wortels van een bremplant bent en groenzwart vocht opzuigt in pas beschreven continenten. Tijd waarin de postbeambte achter in het postkantoor haar lippen kan stiften totdat de baas terugkomt. Tijd waarin een koe omvallen kan. Tijd in de nor. Tijd als jassen in een kast. Tijd voor een toom kalkoenen die uitglijden op ijs. Alle tijd die hier in deze muren is getrokken. Tijd tussen de kleine klikjes. Tijd vergeleken met verbeelde wilde stilte van de sterren. Tijd waarin de man op één been bij de bushalte zijn veters strikken kan. Tijd die Nacht bij de hand neemt en in draf met hem over de weg verdwijnt. Tijd gaat snel en niet zo’n beetje. De tijd was me met sprongen voor.”

Zulke zinnen maken me vrolijk. Gelukkig. Vullen me met gekleurd licht, iets tussen donkergeel en lichtbruin, niet ongelijk aan het licht waarvan vroeger mijn zaterdagavonden gemaakt waren. Niet ongelijk aan het licht dat hier nu door mijn raam valt, en op mijn kladblok en mijn koffie. Of dat licht van eerder. Ik had mijn zoon naar school gebracht. Later dan normaal, want hij ging op kamp. Waar hij geen zin in had. Wat niemand zich beter voor kan stellen dan ik. Ik ben vier keer in mijn leven een midweek op schoolkamp geweest en dat zijn met afstand de vreselijkste weken van mijn leven geweest. Zo moet de hel zijn: een nooit eindigend schoolkamp. Ik probeerde geruststellende woorden te bedenken maar vond er geen, en liep daar maar zoon beetje met mijn arm om hem heen. Hij wilde dat ik bij wat school het “uitzwaaimoment” had genoemd zou zijn, als hij echt zou vertrekken, in een colonne auto’s. Dat gaf me een stief half uurtje. Een half uurtje waarin ik koffie zette, en The three things you can hear van Seamus Cater draaide en dertig pagina’s las in Rood waar ik op de zin “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” stuitte; een zin die me even grinnikend zette (en ha! The three things you can hear van Seamus Cater paste er alvast goed bij) (bij Rood, niet perse bij die zin, of bij grinniken). En toen liep ik terug naar school voor dat vermaledijde “uitzwaaimoment”, en met herfstlicht in mijn haar peinsde ik aan wat ik zou zeggen als hij me zou vragen wat ik in dat stief half uurtje had gedaan: koffie zetten (?), een plaat drajen (?), dertig bladzijden in mijn boek lezen (?), of “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” (?).

(maar waarom zou hij me vragen wat ik gedaan had thuis)

Tot slot is Rood mooi vanwege de vorm.

De vallende zinnen in Autobiografie van rood: breed, wajerend.

En de smalle kolommen van Rood doc> (en godverdrie: ik kén die smalle kolommen maar waar is dat godverlaten Red doc> dan en waarom staat het niet in mijn kast?) (what’s that you’re holding & why is it so bright?) – elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is pure visuele poëzie; elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is een bladzijde die ik eruit zou kunnen rukken en aan mijn muur hangen en naar kijken, elke dag (ofnee dat zou ik helemaal niet kunnen, zoon prachtboek verscheuren) – Rood is om naar te kijken al even mooi als om in te lezen.

(iemand zei me ofnee laat ik hem weer eens bij naam noemen Theo zei dat hij clausterfobies werd van die smalle kolommen of misschien zei hij het anders maar kwam het daar geloof ik wel op neer. en al had ik daar geen last van, toch, lezend, later, kon ik hem wel begrijpen. en al had ik er geen last van dacht ik toch, later, dan Rood doc> misschien ook daar een heel klein beetje over gaat: gepropt zijn in een bestaan dat eigenlijk te smal voor je zijn is) (maar misschien, ook, gaat het daar helemaal niet over)

Word ik, zo, toch, steeds weer, teruggezogen naar dit boek. Tot het dan inderdaad tot mijn afgrijzen uit is. Maar wel nog in mij meegedragen wordt. Als ik, kort daarop, buiten ga. In herfstlicht ben. Weeral herfstlicht ja. Maar dit keer op de fiets en naar de supermarkt. Het is donderdag en Rood is uit.

Anne Carson Rood Recensie

Rood

Twee romans in verzen

  • Schrijfster: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: Canadese roman
  • Origineel: Autobiography of Red (1998), Red Doc> (2013)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 20 oktober 2022
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 29,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Anne Carson

De roodgevleugelde jongen Gerion is onsterfelijk verliefd op Herakles, die de jongeling niet kan weerstaan. Op het hoogtepunt van hun erotische relatie laat Herakles Gerion vallen en stort deze in het diepste leed. Maar dan reist Gerion op magische wijze uit de antieke oudheid naar de tegenwoordige tijd – en vindt troost in de fotografie.

De dichteres Anne Carson heeft het meest bandeloze en vreemdste verricht wat de literatuur van deze tijd te bieden heeft. Ze plaatst Homerus in een deeltjesversneller om in de versplintering van oude betekenissen een spiegelbeeld van onze huidige tijd te schetsen. Rood is ongehoord erotisch en even boosaardig als de Griekse mythen.

Rood verenigt twee werken in één band: Autobiografie van rood, dat in 1998 verscheen, en het vervolg Rood Doc>, dat in 2013 verscheen. Anne Carson heeft in Rood een nieuw genre uitgevonden; het is zowel roman als poëzie, zowel een onconventionele herschepping van een oude Griekse mythe als een volstrekt origineel coming-of-ageverhaal dat zich in het heden afspeelt.

Bijpassende boeken en informatie