Categorie archieven: Nederlandse dichters

Joke van Leeuwen – Levenslust

Joke van Leeuwen Levenslust recensie en informatie over dit nieuwe gedicht. Op 1 oktober 2019 verschijnt bij Uitgeverij Querido het nieuwe boek met een gedicht van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Levenslust Recensie en Informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Levenslust het boek met nieuwe poëzie van Joke van Leeuwen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse schrijfster Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Levenslust Recensie

Levenslust

Een gedicht

  • Schrijfster: Joke van Leeuwen (Nederland)
  • Soort boek: poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 1 oktober 2019
  • Omvang: 56 pagina’s
  • Uitgave: Paperback


Flaptekst van het boek

Van het allerprilste begin tot het einde: in één allesomvattend, stuwend episch gedicht wordt een heel leven gegrepen. Joke van Leeuwen koppelt in meer dan tachtig strofen van elk tien regels persoonlijke herinneringen en gemoedstoestanden aan universele levensvragen en aan de tijd en de wereld om ons heen. Hoe groot tegenslagen ook mogen zijn, altijd is er weer een nieuw begin; wat blijft zijn de hoop en de drang om verder te gaan.

Levenslust is speels en sprankelend, vol trefzekere observaties in Joke van Leeuwens unieke woorden- en beeldentaal.

Bijpassende Boeken en Informatie

Huub Beurskens – Gedurig nader Recensie

Huub Beurskens Gedurig nader recensie en informatie over de inhoud van deze gedichtenbundel. In 2018 verscheen bij Uitgeverij Koppernik deze nieuwe poëziebundel van Huub Beurksens.

Huub Beurskens Gedurig nader Recensie

En dan een Oja. Een oja voor Huub Beurskens. Want oja Huub & oja Beurskens & oja hoe zat dat ook alweer? Ik krijg er almeteens een hoog Raster-gevoel bij, bij die Huub, bij die Beurskens maar of dat een verloren gelopen dan wel een terecht gevoel is weet ik niet.

(witregel wegens opstaan en naar de boekenkast lopen)

Aha. Hier. Zie. Volgens de in 2009 verschenen Raster 1972 – 2008 index (feitelijk Raster 125): Beurskens, Huub: 13 bijdrages; de eerste in Raster 5, de laatste in Raster 105. Voor zover ik nagaan kan, is hij nooit onderdeel geweest van de redactie (zo zat het wel in mijn hoofd. waarom weigert de werkelijkheid keer na keer zich aan te passen aan hoe ze in mijn hoofd zit?). En dertien bijdrages is ook niet overdreven veel. Waarom dan. Waarom dan zegt mijn hoofd. Waarom dan zegt mijn hoofd ogenblikkelijk Oja Raster van zodra mijn ogen de naam Huub Beurskens ontwaren? Waren zijn bijdrages aan Raster dan heel memorabel misschien, moet ik het in die hoek kan zoeken? Moet ik dan echt met die vreselijke chaos die al mijn overheen het huis verspreide zesentwintig boekenkasten zijn (losse stapels en volgepropte bananendozen niet meegerekend) dertien verschillende Rasters zien te vinden om te zien welke tekst me deze onverbrekelijke BeurskensRaster connectie heeft opgeleverd? Ja. Ik moet maar. Misschien. En ik ben boos op mijn brein en zuchtend slof ik naar de thermos om me nog maar eens een kop koffie in te schenken.

(witregel wegens zuchtend naar de thermos sloffen)

En lap. Daar heb je het al. In mijn benedenboekenkasten loopt de Rasterverzameling niet verder dan nummer zestien (en dan volgen nog, for some reason, nummer 49 en nummer 119 – ik zei je toch dat mijn boekenverzameling chaos is?). Maar in nummer 5 moest Beurskens staan, en in nummer 11 ook en ha!, die heb ik dan toch maar alvast hier. Beide nummers zijn uit de tijd dat Raster in dat smalle, hoge formaat verscheen en dat is als u het mij vraagt (u vraagt het mij niet) de interessantste tijd uit de Raster-historie, tezamen misschien, met de hoogste nummers (100+). Eerste Beurskens-bijdrage: Raster 5: het vertalen en inleiden van enkele gedichten van Gottfried Benn, wat zonder twijfel een geniale dichter is. En de titel van Beurskens’ inleiding is fantastisch: Wie de rondedans kent gaat het lab in. Vandaar dan die las? Vanwege een fantastisch getitelde inleiding op een geniale dichter? Kan zijn. Maar kan nog heel wat beter helemaal niet zijn.

Raster 11 dan, Raster 11. Raster 11? Raster 11! Maar dat is het! Hoe kon ik het vergeten? Raster 11 is mijn lievelingsRaster of all time! Het is die Raster over / van / met de Wiener Gruppe (mijn lievelingsgruppe of all time!). Ik bedoel Artmann! Wiener! Rühm! En vooral: Bayer!!! Dit is de Raster die ik van voor naar achter gespeld heb, en van achter naar voor en daarna weer terug. Jean Paul stond er ook in owja, en Leo Pleysier wiens teksten altijd weer mijn ogen strelen. En! En!! En!!! Sandor Weöres. O. Heel veel beter dan Sandor Weöres wordt het van je leven niet, laat me je dat vertellen.

(en op een keer zal het nacht geweest zijn, iets van midden in de nacht, zo ergens rondom het holst, en ik ben een heel klein beetje droef, en ik heb een heel klein beetje teveel zwaar Belgisch bier op, en ik besluit om, dronken en triest en midden in de nacht, iemand op te bellen die ik al jaren niet meer gesproken heb (hee, goed idee). En ze zegt dat mijn stem zo zwaar geworden is en zo vaderlijk en zo zonder intimiteit en het word me bijna teveel allemaal maar het is holst genoeg, en ik ben dronken en triest genoeg om toch nog niet meteen mijn telefoon uit te zetten maar in plaats daarvan, haar teksten voor te lezen. Teksten van deze eigenste Sandor Weöres, uit deze eigenste Raster 11, mijn hoogsteigenste lievelingsRaster!)

Maar waar had ik het over?

(witregels wegens bedenken waar ik het over had)

Beurskens dus, Beurskens en Raster. De connectie moet zijn gelegd omdat hij verscheen in mijn lievelingsRaster. Maar wat heb ik indertijd eigenlijk van de gedichten zelve gevonden? Bladzij 68. Ja daar staat hij. Vierde Kwartet, zo heet het. Een vierdelig gedicht. Elk deel krijg een aparte bladzijde toegewezen, zodat de delen zwemmen in het paginawit. Daar hou ik wel van. Als teksten zwemmen mogen. En het is geen slecht gedicht ook, al zou het hier en daar wat slechter mogen rijmen (vanwaar eigenlijk die levensgrote antipathie in mij tegen gedichten op rijm? waar komt dan vandaan? weet u dat, mijnheer de dokter?). Maar ik kan me niet voorstellen dat ik toen ik het voor het eerst las een brul van enthousiasme gelaten heb. Ik kan me niet eens voorstellen dat ik indertijd de naam Beurskens op één van mijn 100 000 “nader te onderzoeken”-kladpapiertjes geschreven heb (witte memootjes, bierviltjes, snoeppapiertjes, bonnetjes, treintickets, van verpakkingen gescheurde stukjes karton, snippers van kranten en folders: mijn huis puilt uit van op papiertjes genoteerde namen – het zijn er veel meer dan ik er ooit verwerken kan).

Dus. Nu. Kwartieren en zweetdruppeltjes later. Weet ik dan het spoor Beurskens – Raster een doodlopend spoor is. Maar mijn hoofd en mijn hart zijn weer rustig en ik kan nu eindelijk, daar, op de bank Gedurig nader gaan lezen. (misschien een goed muziekje erbij, maar welk muziekje, hum, hum)

(witregel wegens goed muziekje uitzoeken)

En ik lees.

En ik lees.

En ik lees.

(witregel wegens lezen)

(nog een witregel wegens lezen)

(en nog een)

Hum. Weet je wat het is? Nee? Ik zal je zeggen wat het is. Eigenlijk staat Gedurig nader voor zoveel dat ik slecht vind in poëzie. Het aanhaken bij alles klassiek, bijvoorbeeld. O, ik weet wel. Zo hoort het in de literatuur, ik zou haast zeggen zo heurt het in de literatuur. Toen ik nog studeerde ging zelfs een hele godeganzelijke module over hoe literatuur en kunst in het algemeen wortelen in het klassieke. Bronnen van onze beschaving, zo heette die module (beschaving! maakten ze een grapje ofzo?). Dus ik weet het wel. Maar ik ken het verhaal al zo lang. Het verhaal van de voeten in de oerklei. Staatsmannen en redenaars; Perikles; Kalias; Fygië; Socrates; Thales (de uitvinder van niet alleen de filosofie maar ook van de selffulfilling prophecy) Kaïn; Nofretete (o, al is die laatste inspiratiebron geweest voor één van de allermooiste jazzplaten allertijden: Nefertiti, The Beautiful One Has Come van The Cecil Taylor Jazz Unit) (en Miles Davis, eenvoudigweg Nefertiti) (maar die laatste vind ik alweer wat minder) (maar toch – vergeving kan ik opbrengen voor Nofretete ja die ik wil ik je nog wel geven, Beurskens), of dat wat de oergrond reeds voorbij is maar altijd nog redelijk klassiek heten mag: W.H Auden; Brecht; Aelbert Cuyp; Johan Verspronck; Goethe; Michelangelo (hier wat elitairderig bij zijn minder bekende achternaam Buonarotti genoemd) – het is alles zo gekend, zo obligaat, zo afgesleten en een beetje gemakzuchtig ook wel. Noem de grote namen en het zingt zichzelf wel tot Echte Literatuur; de “lageren” halen er echt geen Goethe bij hoor! Het is dit soort van “high brow” dat me op mijn twintigste nog imponeren kon, maar me nu al jarenlang voornamelijk vermoeit.

O, en dan die al even onberispelijke muziek! Chopin! Ravel! Liszt! Preludes, sonates, nocturnes! En ik zou zo graag eens lezen van een poëet die het liefste luisterde naar Pharoah Sanders of Sun Ra of Fly Pan Am of My Bloody Valentine of Alice Coltrane (de favoriete artist van mijn vierjarige dochter trouwens) of Katharina Klement of Fredrik Ness Sevendal of Mugstar of The Doomed Bird of Providence of Kammerflimmer Kollektief of Swans of Lisabö of Lustmord of Torturing Nurse of The Wave Pictures of Lead Belly of Spiritual Joy Band of Dictaphone of Black Sabbath of Napalm Death of Terry Riley of Pauline Oliveros of Muslimgauze of Demdike Stare of Albert Ayler of The Art Ensemble Of Rake of Ah Cama-Sotz of Migala of Mirel Wagner of The Black Heart Procession of Wooden Shjips of Fat Freddys Drop of Kjetil D Bransal of Handful Of Dust of naja weet ik veel. Muziek waar al eens een kreukje in mag zitten. Muziek die vies mag worden. Of muziek die allicht te teer en te klein zal blijken te zijn voor de volgende eeuwen. Zulke muziek. Zulke platen. Die je niet in 100 000 andere boeken ook al bent tegen gekomen. Oké, Beurskens heeft het ook over Louis Andriessen en het gedicht dat hij over hem geschreven heeft is niet meteen heel ergerlijk, maar toch: Andriessen is toch nog maar een tegemoetkoming halverwege.

Ook het gedicht Erfgoed, dat zo losweg op Jelle Reumers in 2011 verschenen De Mierenmens geïnspireerd lijkt te zijn, draagt voor mij meer ruis dan goed in zich mee. Het bestaan als een voortdurend vergaan; gemijmer over celvernieuwing; de Marleen en de flat die er niet meer staat; met een anoniem uit Brussel een nacht in Parijs – o het is heel geschikt voor een 20-jarige debutant (die sportscholen frequenteert, hee Beurskens?), maar zoveel jaren, zoveel dichtbundels, zoveel literatuurprijzen later had het gepeins wel iets minder voordehandliggend mogen zijn.

En dan rijmen de gedichten in Gedurig nader ook nog eens veel vaker dan me lief is. Eigenlijk zou dit alles moeten zijn dat ik niks vind. Eigenlijk zou dit een bundel moeten zijn die ik na een bladzijde of tien zuchtend terug bovenop de stapel leg, wel wetend dat het lot van bundels bovenop de stapel is dat ze dra geheel onderop de stapel zijn komen te liggen – vanwaaruit ze het daglicht zelden nog zullen zien.

Maar toch blijf ik lezen en lezen en lezen. Vandaar al die witregels net. Omdat ik maar bleef lezen. Ga maar na: het bekritiseerde gedicht Erfgoed staat al bijna op het einde van de bundel. Dus. Ik zat, en ben blijven zitten & ik las, en ben blijven lezen. Waarom? Omdat de sfeer in de bundel vaak herfstig en verstild is?; omdat het iets van modder en eindeloze wegen heeft (zonder dat het nu noodzakelijkerwijze gaat over modder en eindeloze wegen?); omdat de stemming nadenkend en contemplatief is?

Omdat Figuurcomposite me een beetje ontroert zonder dat ik weet waar die ontroering in zit & ben je dan misschien & toch & in weerwil van eerdere bedenkingen niet gewoon een heel groot dichter? Als je de ontroering ongemerkt binnensmokkelen weet? “Mijn oma…”, zo stamelt het: zijn oma dus dacht na een droom die ze als kind had te zullen sterven op 5 november maar ze stierf uiteindelijk op een zondag in januari (“want de heer [is] een toffe peer”). Drie dagen later werd ze begraven en de ik-figuur miste hierdoor een college. Dat kon rekenen op lomp onbegrip van de docent. Zo zijn docenten immers. Lomp en vol van niets dan onbegrip.

Omdat De vernissage, een anekdotisch en redelijk grappig gedicht dat speelt met de gedachte dat poëzie vooral dáár spreekt waar het geheugen zwijgt; dichters schrijven de witplekken noodgedwongen zwart (postconfessional, anyone?) me een goed deel van de dag aan het denken zette? En ik daar graag ben: in die bedachtzame, rustige, trage stemming?

Omdat De jonge metamorfosist zich in de eerste regel al herpakt en ik dat prachtig vind, schrijvers die zichzelf herpakken en aldus lezers betrekken in hun eigen zoek- en denkproces. Het beschrijft een mooie jeugdherinnering met een trein en een kelder en een vlinder en kinderfilosofische gedachten voortvloeiende daaruit, en het heeft in “Van mijn berg daalde ik af terwijl ik de keldertrap op liep.” één van de mooiste eindzinnen allertijden.

Omdat ik Koppernik één van de sympathiekste uitgeverijen van Nederland vind met een zeer interessant fonds  (maar waar blijft die Beckett, mannen?)  en ik het interessante wil kunnen lezen in al hun uitgaves? Is het hierom, om dit soort dingen dat ik altijd maar bleef doorlezen in Gedurig nader?

Of is het misschien alleen maar omdat de bundel me het gevoel geeft dat het fijn moet zijn, dat het heel erg fijn moet zijn om Huub Beurskens te zijn

Of is het misschien alleen maar omdat de bundel me het gevoel geeft dat het fijn moet zijn, dat het heel erg fijn moet zijn om Huub Beurskens te zijn en ik het prettig vind om even in de schaduw van die fijnheid te staan. Hoe fijn het is. Huub Beurskens te zijn. Met zijn Huub Beurskens-blik en zijn Huub Beurskens-gedacht en zijn Huub Beurskens-leven. Dat altijd al fijn geweest moet zijn, ook toen in de kelder en nog later blijkens Aan de jonge dichter die ik was: “’Waar ging het altijd al om?’ / vroeg mijn leraar Duits ostensief / toen ik van hem wilde weten / welke hedendaagse poëten hij / aanbeval. ‘Geboorte, liefde, dood,’ / antwoordde hij voor mij / en gaf me, hoewel de zon scheen, / iets van Von Goethe te leen. / Mijn lief wachtte in mini-jurk / voor school met haar blauwe Peugeot / en deed me God en Godin / van Vroman cadeau.”

O ik had ook een leraar Duits en hij liet me ook Goethe lezen. Maar de zon scheen niet die dag, en ik had geen lief die een brommer had en me een Vroman cadeau deed. Hell, ik had niet eens een lief zonder brommer of Vroman. Ik had helemaal geen lief, plus daarbij had ze geen mini-jurk. Beurskens wel, en ze deed hem een boek cadeau en als het allemaal al niet om van om te vallen zo mooi is, had ze op de koop toe nog krullen ook (al had ze die krullen allicht alleen maar om ze te laten rijmen (rijm!) met “niet […] in abstracties […] lullen.”). Dit alles was Beurskens al vroeg en overstijgt in al zijn Beurskensheid mijn mijheid van vroeger of van nu bij verre. En naar onze meerderen kijken we stil en vol ontzag.

Misschien. Zoiets.

Zoiets misschien.

Maar toch. Een écht fantastische dichtbundel kan ik Gedurig nader helaas niet vinden.

Recensie van: Tim Donker

Huub Beurskens Gedurig nader Recensie

Gedurig nader

  • Schrijver: Huub Beurskens (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëziebundel
  • Uitgever: Uitgeverij Koppernik
  • Verschenen: 2018
  • Omvang: 56 pagina’s
  • Uitgave: Paperback

Bijpassende Boeken en Informatie

Eva Gerlach – Oog

Eva Gerlach Oog recensie en informatie over de inhoud van de bundel met nieuwe gedichten. In oktober 2019 verschijnt bij Uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe poëziebundel van Eva Gerlach.

Eva Gerlach Oog Recensie en Informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Oog de nieuwe gedichtenbundel van Eva Gerlach. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met nieuwe gedichten van Eva Gerlach.

Eva Gerlach Oog Recensie

Oog

  • Schrijfster: Eva Gerlach (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: oktober 2019
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Waardering:

Flaptekst van de poëziebundel

Oog bestaat uit negen afdelingen die samen een omgekeerde reeks van Fibonacci vormen. Deze reeks, die Gerlach al sinds haar bundel Dochter (1984) fascineert, is vaak terug te vinden in de natuur: de rangschikking van de zaden in zonnebloemen, een orkaan, de vorm van ons sterrenstelsel… In Oog wordt een orkaanachtige beweging aangejaagd, bekeken vanuit het standpunt van iemand op het vasteland. Steeds toenemend geweld (met ups en downs) piekt tegen het eind van de bundel, abrupt gevolgd door de stilte in het oog – waarna de orkaan zich met volle kracht in omgekeerde richting kan hernemen.

Bijpassende Boeken en Informatie

Lévi Weemoedt – Gezondheid!

Lévi Weemoedt Gezondheid recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe dichtbundel. Op 29 oktober 2019 verschijnt bij Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar de nieuwe bundel met gedichten van Lévi Weemoedt.

Lévi Weemoedt Gezondheid Recensie en Informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Gezondheid, de nieuwe bundel met gedichten van Lévi Weemoedt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van Lévi Weemoedt.

Lévi Weemoedt Gezondheid Recensie

Gezondheid!

  • Schrijver: Lévi Weemoedt (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 29 oktober 2019
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: Paperback 
  • Waardering:

Flaptekst van de dichtbundel

Mijn hoofdpijn is verdwenen,
mijn borstkas voelt weer schoon.
Korstmos groeit op mijn schenen
sinds ik in Drenthe woon.

Sinds Lévi Weemoedt het treurige Vlaardingen heeft verlaten, lacht het geluk hem toe. Maar de mens kan dan wel een nieuwe omgeving opzoeken, zijn ziel verhuist mee.

Goddank, want ook in de veengebieden en op de Hondsrug blijft de vrolijke wanhoop uit Weemoedts aderen stromen. Wie eenmaal heeft doorgeleerd in het pessimisme komt daar niet zomaar van af.

In deze eerste nieuwe verzenbundel na Met enige vertraging heeft Lévi Weemoedt de oude kluizenaar in zichzelf hervonden. Maar dat kluizenaarschap belemmert hem niet om oog te hebben voor alle gekkigheid van deze tijd – en die belachelijk te maken.

Aan mijn therapeut te horen
zit mijn bril
tussen mijn oren

Bijpassende Boeken en Informatie

Elma van Haren – Zuurstofconfetti Recensie

Elma van Haren Zuurstofconfettie recensie door Tim Donker van de nieuwe poëziebundel.

Elma van Haren Zuurstofconfetti Recensie

Recensie van: Tim Donker

Dan val ik op mijn knieën en dan dank ik De Harmonie, want er is weer een Elma van Haren! Dan val ik op mijn knieën, en dan dank ik Elma van Haren, en de poëzie, en de taal die woekert en die leeft. Wie levende en woekerende taal zegt, zou net zo gemakkelijk Eimear McBride kunnen zeggen, en die schreef een boek dat A Girl Is a Half-formed Thing heette – en de halfvorm: nu heb ik u waar ik u hebben wil.

Het was Elma van Haren die ooit afkwam met Flitsleemte; ooit, wanneer? Het kon 2009 geweest zijn, of 2010 want ik kan er een jaartje naast zitten. Naast een jaartje is waar we gaan zitten. Het was voor mij een eerste kennismaking met Van Haren, en liefde op het eerste woord. In die tussentijd is er veel gebeurd. Elma van Haren schreef een verhalenbundel, bijvoorbeeld, en een roman zelfs! O god dan val ik op mijn knieën en dan dank ik het proza, dan val ik op mijn knieën en dan dank ik de roman. Een roman van Elma van Haren dan nog! In welke kringloop ga ik die kunnen vinden? Ik moet dat lezen, zoveel is zeker.

Maar halfvormen is waar ik het over had. De helft is altijd meer dan het geheel, dat weet iedereen. Het half van elk heel overstijgt algauw elk anderhalf. Het geheel is afgerond. Wat wil zeggen klaar. Wat wil zeggen begrensd. Wat wil zeggen los van iedere groeimogelijkheid. Wat wil zeggen zonder potentieel. Halfgevormd is het wat het is, maar ook wat het (nog) niet is. Half is zijn en zou kunnen. En ik denk aan Anne Kawala en wat die gezegd heeft over potentialiteit. Of aan Jon Pineda, die dichtte: “mijn vader, die [de sinaasappel] in tweeën brak, gaf mij de helft. / Wat betekende alles.” Of aan Einstürzende Neubauten en hoe Blixa Bargeld zong: “Was ist, ist, was nicht ist, ist möglich.” Aan mogelijkheden, dacht ik vooral. En dan val ik op mijn knieën en dan dank ik de halfvorm.

Want dat was het gevoel dat me van Flitsleemte bijgebleven is: dat hier een dichteres sprak die niet elk kiertje dichtsmeerde. Die gaten open liet. En die juist daardoor zoveel meer zei dan de dichters die alles benoemen willen. Zo is ze dan toch in mijn geheugen komen te staan, als een dichteres die ook vooral dichtte tussen de woorden. Maarja, het was 2010, of 2009 want ik kan er een jaartje naast zitten en veel is gebeurd in die tussentijd. Mijn kinderen werden geboren, bijvoorbeeld, en ik las veel, heel veel andere dichtbundels en romans en boeken en boodschappenbriefjes en sms’en en e-mails. Dat het me dus allicht helemaal verkeerd is bijgebleven, of dat ik haar woorden met die van een ander verwar.

Want al helemaal vooraan in Zuurstofconfetti, nog voor de bundel echt uit de startblokken schiet, in zo’n schuingedrukt poëem van het slag dat niet echt lijkt mee te doen met de rest (meer de amuse voor de maaltijd of de voorpret voor de vakantie), lijkt Van Haren zich juist te keren tégen de halfalfheid bij uitstek: het heden, en vóór de ultieme voltooidheid: het verleden. “Het heden is een mispelachtig soort”, zegt ze, “wat flauws en vlezigs, dat om zout / en peper vraagt, een beetje mayonaise.” En: “beter / daar confituur van maken / dan vers te consumeren”; nu, dat het heden één keer ingemaakt, dus als verleden, beter smaakt, is een ervaring die bijna iedereen denk ik wel kent. Eerst toen de vakantie voorbij was, werd hij veel leuker dan hij ooit geweest kon zijn. En toen je kind was, scheen bijna elke dag de zon, toch? Zolang we niet weten of het eindigen gaat met een sisser of een klap, kan iets nog niet helemaal volmaakt zijn. Maar langs de andere kant mis ik in deze gedachtegang wel dat “zich altijd ontvouwende” waarvan ik dacht dat het me was bijgebleven van Flitsleemte, ik bedoel: was het niet altijd nú in de gedichten van Elma van Haren?

Maar een paar bladzijden later weet ik het weer. “Gisteren was al langer dan de vorige dagen / en vandaag lijkt nog dieper.”; “Wie niet weg is, / wordt al niet meer gezien”. Het gaat niet over gisteren of vandaag. Het gaat over zien. Hoe te zien wat niet is, hoe voorbij te zien aan wat is. De halfheid wortelt in de paradox, die immers ook noch het een, noch het ander lijkt te zijn. En ik dacht aan dialectiek. Ik dacht aan Kierkegaard. Ik dacht aan de helft die de oppervlakte maar toont, en dus dacht ik aan Éric Suchère.

Wat niet is, is en wat is, is het niet: “Een man stierf, nadat zijn labrador / zijn wonden had schoongelikt. / Uit liefde, dacht de man. / En dat was waar. Zo was het. / Uit liefde doodgelikt.”. Daarmee eindigt een Als niet zus… geheten gedicht en het is dit soort grilligheid dus, dat me zo aanstaat in de poëzie van Elma van Haren. Lieflijkheid kan op gruwelijkheid botsen en zelfs daar waar de gruwelijkheid het dan wint, zegeviert het plezier. Het plezier om poëzie die nooit af is.

Het is het plezier van gedichten die nooit zijn wat ze zijn.
Het is het plezier van taal.

Dan val ik op mijn knieën en dan dank ik (in navolging van Gust Gils)  de blijdschap.

Dit is het plezier dat van pagina’s spat.
Dit is het plezier van van pagina’s spatten.

De gedichten van Elma van Haren rennen over de hele pagina heen en weer. Links, rechts, midden, in elke hoek weten woorden te kruipen. Corpsgrootte, lettertype, druk (vet – gewoon) variëren. Ineens komt er een dik, gekleurd kader met witte letters in (en denkend aan kaders dacht ik aan Ángela Segovia, en dan val ik op mijn knieën en dan dank ik Ángela Segovia, dan zeg ik een monument!, een monument voor Ángela Segovia). Of een woord stijgt op, letter voor letter alsof het zien wil welk leven er boven de bundel bestaat. Of worden drukletters schrijfletters. Of de taal drukt zich uit middels een wiskundige formule, en dan is Stefan Themerson nabij. Wat is, is.

Elma van Haren is het half van mag het een halfje meer zijn. Anderhalf. Tweeëneenhalf. Het maakt niet uit, ze is u steeds een halve stap voor. In een gedicht dat Algebraballade heet, schrijft Van Haren: “Na al die jaren Nada weer ontmoet.” En nada, dat is Spaans voor niks, het niks, dus, was een tijdje weg maar nu is het er weer. “Man of vrouw; dat laat zich moeilijk raden bij Nada. / Ze is een androgyn, maar plant zich makkelijk voort.”; dit laatste natuurlijk wegens wat Heidegger ooit opmerken deed: “Het niets nietst”. Ook hierin de prettige paradox: het niets kan niets zijn (“Een prettige stilte schittert rond Nada”) maar ook alles wat je er in zou willen zien (“Nada kan feestelijk gezelschap zijn”).

Elma van Haren Zuurstofconfetti Recensie

Maar Van Haren speelt niet zomaar een associatief spel met voordehandliggende poëtische en filosofische referenties. Toen ik een jaar of negentien was, verbleef ik een drietal weken bij een Amerikaans gezin in Frankfort, Kentucky. Het gastgezin hield van country ’n western want dat was, anders dan het zo verfoeide rock, lekker “down to earth”. Het was voor mij de eerste keer dat ik die term hoorde. Het was aan het begin van de negentiger jaren en het was –alleszins in Nederland- nog niet heel modieus om “down to earth” te zijn. Neer tot aarde, ik vond dat mooi. Het sluit een beweging in. Het was of we kwamen van alzohoge en terug gingen naar vaste grond onder onze voeten.

Dit. De halfvorm, die in feite de (vier)dubbelvorm is. De paradox, de dialectiek. Het altijd nu, dat altijd geweest is. Het altijd neer, dat steeds weer een omhoog gaan is. Er wordt veel gestorven in de gedichten van Van Haren (“Bejaarden gaan thuis ook prima dood. / Daar hoeven we geen speciaal tehuis voor te bouwen.”) (en wat het niet Émile Zola die ons leerde hoe men sterft?), meestal zijn dingen voorbij (“gisteren bijvoorbeeld dacht ik niet aan eergisteren”) of voorgoed verloren (“De dichter is zijn zin vergeten. / Die ene zin, die net heel dat gedicht uitmaakt.”) en toch barst Zuurstofconfetti van de levenslust: een verlangen naar leven tot over de rand (“het groen had er uitbundig kunnen gedijen, / (en misschien had ik er best willen blijven) / als onmiddellijk snoeien wat / over de rand dreigt te groeien / mensen niet overal / eigen zou zijn.”).

Dit zijn gedichten om steeds opnieuw verliefd op te worden. Nee, in liefde mee te vallen; het anglicisme is hier beter op haar plek. Een buiteling is beter op zijn plek. Om andermaal de beweging in te sluiten. Je wil hier niet alles tot in de puntjes verstaan, je wil vallen, buitelen, koprollen maken in het gras: jij en de gedichten. Misschien een klein horlepiepje dansen om het compleet te maken. En in deze werveling toont zich ook een paradox aan de lezerskant: hoe prachtig ik deze gedichten ook vind, ik kan er niet meer dan twee (of hooguit drie) lezen achter elkaar. En dan moet ik even iets anders doen. Iets anders lezen, of liever nog iets dat helemaal niks met lezen en woorden van doen heeft. Een overbodig loopje hebben, is het beste. Naar het keukenraam lopen om te zien of dat niet op een kiertje is blijven staan (terwijl ik heel goed weet dat dat niet zo is), naar de kamer van mijn zoon om de deken recht te trekken, de tuin in om het hek alvast open te doen (want dat scheelt weer straks, als ik de kinderen uit school ga halen), naar de kamer van mijn zoon om de deken schuin te trekken zodat ik het over twee gedichten weer even recht kan gaan trekken: zulke loopjes zijn het beste. Omdat deze gedichten zo vol zijn. Je moet af en toe lopen. Om de poëzie de kans te geven zich door je lichaam te laten verspreiden. Anders knap je.

En zelfs als. Zelfs als overheen het midden van de bundel zo langzamerhand de eerste ergernisjes de kop op gaan steken bedoel ik. Want dat is normaal. Zo werkt dat met geliefden. Prachtvol aan het begin, en halverwege begint het je ineens op te vallen dat iemand wel erg vaak zijn neus ophaalt. Ofzo. En 93 pagina’s. Dat is best veel voor een dichtbundel, en voor gedichten van dit kaliber is “bijna honderd” pagina’s misschien zelfs wel een beetje teveel. Zo’n Karel ten Haaf ja, die kan met zijn Meisjespijn heel best debuteren met een dichtbundel van vijfhonderdnogwat pagina’s. Vijfhonderdnogwat pagina’s vol met gedichten waarvoor je, en dat bedoel ik helemaal niet rot Karel dat bedoel ik misschien wel integendeel, je hersens niet perse uit de standbystand hoeft te halen is niet veel maar 93 pagina’s met gedichten zoals Elma van Haren die schrijft wel. Al dat dansen en buitelen en liefhebben, dat vermoeit en je gaat zitten en gaan de eerste ergernisjes je dus opvallen.

Dat een gedicht de afgrijselijke term “dating” dragen mag, als titel dan nog. Of dat iemand zonder te verpinken een zin als “Ik schiet een kogel door het hart van de wind” neerschrijven durft. Of dat er wel heel erg veel kleuren voorkomen in Zuurstofconfetti. Dave Hickey, enfant terrible van de kunstkritiek, schijnt ooit gezegd te hebben dat kleur niet zozeer een onderdeel van de taal als wel een remedie daartegen. Nou versta ik daar nog niet de helft van (& wat is het eigenlijk met Amerikanen dat ze taal zo vaak als een ziekte wensen te beschouwen (“remedie”)?  “Taal is een buitenaards virus”, zei Burroughs ook al) maar kleur heeft inderdaad hoegenaamd iets “buitentaligs”. Misschien voegt het daarom vaak niet veel toe aan taal, of doet het er juist wel aan af. Wat gek is want alles om mij heen heeft kleur. Toch doet “de realiteit” zich niet als “een kakelbont geval” aan mij voor. Wij kregen onze eerste kleurentv toen ik een jaar of veertien was. Tot die tijd was mijn venster op de wereld zwartwit geweest. In die dagen was The Hulk een van mijn lievelingsseries. Die vermaledijde kleurentv maakte daaraan echter gauw een einde. Een man die in een kleurloos monster veranderde als hij boos werd ja dat kon ik accepteren (als het moest op metaforisch niveau) maar een man die als hij boos werd veranderde in een GROEN monster? Nee. Dat was infantiele onzin. Kan het zijn dat de poëzie binnen een gedicht wordt afgezwakt door een overdaad aan kleur? Kunnen luiken aan een huis een bron van poëzie zijn tot ik zeg dat het blauwe luiken zijn? Daarna zijn het gewoon maar specifieke luiken aan een specifiek, alledaags huis.

Maar zelfs dan, dus. Zelfs als de eerste ergernissen er zijn, en de bundel misschien al een beetje te lang aan het duren is. Zelfs dan vlamt de schoonheid nog hoog op. Hoge bomen op pagina 74 en verder is fantastisch & ik roep het hier en nu en onherroepelijk uit tot het beste gedicht van 2019, en Dichter vliegensvlug, zelfs alweer enkele pagina’s verder, is grappig en geweldig en uiterst dansbaar (dansbaar? ja, dat zeg ik toch!), en dan is alles bij alles een-bijna-honderd-bladzijden-dikke dichtbundel toch alweer sneller uit dan je wilde (of dan ik wilde toch). De laatste pagina gelezen, zon en licht en de geur van versgezette koffie in mijn huis. En op de stereo Moments of emptiness, het mooiste liedje dat Vitor Joaquim ooit maakte.

Dan val ik op mijn knieën en dan dank ik Vitor Joaquim, het licht, de poëzie, de koffie en het leven.

Zuurstofconfetti

  • Schrijfster: Elma van Haren (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëziebundel
  • Uitgever: De Harmonie
  • Verschenen: januari 2018
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: Paperback

Bijpassende Boeken en Informatie

Iduna Paalman – De grom uit de hond halen

Iduna Paalman De grom uit de hond halen recensie en informatie van deze nieuwe dichtbundel. Op 3 september 2019 verschijnt bij Uitgeverij Querdo De grom uit de hond halen, de debuutbundel met gedichten van Iduna Paalman.

Iduna Paalman De grom uit de hond halen Recensie en Informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van De grom uit de hond halen, de nieuwe dichtbundel van Iduna Paalman. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de poëziebundel De grom uit de hond halen.

Iduna Paalman De grom uit de hond halen

De grom uit de hond halen

  • Schrijfster: Iduna Paalman (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie, debuutbundel
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 3 september 2019
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Waardering:

Inhoud van de dichtbundel

Er is nog niets aan de hand. Maar als je de linzen op je bord aanziet voor uitvergrote kankercellen, begin je toch te twijfelen. De dichter in de poëzie van Iduna Paalman is angsthaas en riskmanager ineen, steeds zoekend naar het einde van de onvermijdelijke dreiging. Uit haar zinnen spreekt het gevaar je geruststellend toe, maar wat moet je geloven? Kun je een breuk echt uit een bot wegdenken, een schaafwond uit een tegel halen, een grom uit een hond? En wanneer is het afdoende? In scènes uit een zorgvuldig opgebouwd bestaan tonen deze sprankelende en ontregelende gedichten de al te menselijke pogingen om gevaar in te dammen en broos geluk te stutten in bakstenen.

Bijpassende Boeken en Informatie

Tsead Bruinja – Ik ga het donker maken in de bossen

Tsead Bruinja Ik ga het donker maken in de bossen recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 4 juni 2019 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel Ik ga het donker maken in de bossen van de Fries-Nederlandse dichter en Dichter des Vaderlands Tsead Bruinja.

Tsead Bruinja Ik ga het donker maken in de bossen Recensie en Informatie

Als de redachtie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Ik ga het donker maken in de bossen van de Dichter des Vaderlands, Tsead Bruinja. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina infformatie over de inhoud van Ik ga het donker maken in de bossen, lezen.

Tsead Bruinja Ik ga het donker maken in de bossen Recensie

Ik ga het donker maken in de bossen

  • Schrijver: Tsead Bruinja (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 4 juni 2019
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Waardering:

Inhoud van Ik ga het donker maken in de bossen

Bomen, brommers, vliegtuigen, bossen, cirkelzagen, Nederland, politiek en figuranten figureren in Ik ga het donker maken in de bossen van, de nieuwe, bruisende bundel van de Dichter des Vaderlands. Zijn talent spat in al zijn facetten van deze nieuwe bundel af: Bruinja is een dichter die het gevoel en het experiment in zijn werk toelaat. ‘als deze wereld onderdeel is van iets wat één is / dan is dat één een één waaraan iets mist’.

Bruinja is een bevlogen ambassadeur voor de poëzie in de breedste zin: als bloemlezer, performer op podia en in de media, organisator van evenementen en aanjager van kruisbestuivingen met andere kunstvormen. Hij beweegt in zijn vaak geëngageerde poëzie moeiteloos tussen binnenwereld en buitenwijk – en waar het wel moeite kost, levert dat spannende poëzie op.’ Benoemingscommissie Dichter des Vaderlands.

Bijpassende Boeken en Informatie