Tag archieven: Claire-Louise Bennett

Inger Christensen – Alfabet

Inger Christensen Alfabet recensie en informatie gedichten en dichtbundel van de dichteres uit Denemarken. Op 13 november 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Alfabet, de bundel met gedichten uit 1981 van Inger Christensen, de Deense dichteres. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Inger Christensen Alfabet recensie

  • De ecologische crisis vormt het uitgangspunt voor een deels extatische hommage aan de wereld en de natuur, die ondanks alles nog steeds gevonden wordt: deels in de actieve zin dat ze bestaat, deels in de passieve zin dat ze ontdekt en begrepen wordt – door de dichter en door ons.” (Erik Skyum-Nielsen)
  • “Deze gedichten zijn een schitterende bevestiging van het leven. Een lofzang op de natuur, in eenvoudige, bijna kale taal en heldere zinnen, met maar weinig bijvoeglijke naamwoorden. De abrikozenbomen, de bramen, de ceder, de duiven, de herfst – je ziet ze, voelt ze, ruikt ze.” (Janita Monna, Trouw)
  • “Ondanks de strenge structuur die haar werk vormde – of, waarschijnlijker, juist daardoor – was Christensens stijl lyrisch, zelfs speels.” (New York Times)

Inger Christensen Alfabet

Alfabet

  • Auteur: Inger Christensen (Denemarken)
  • Voorwoord: Claire-Louise Bennett
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Alfabet (1981)
  • Nederlandse vertaling: Annelies van Hees
  • Uitgever: Koppenik
  • Verschijnt: 13 november 2025
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de gedichten van Inger Christensen de Deense dichteres

Inger Christensen, de meest bewonderde dichter van Denemarken, schreef met alfabet een van de opzienbarendste dichtbundels van de twintigste eeuw. Geordend volgens de Fibonacci-reeks, waarin elk getal de som is van de twee voorgaande getallen – een patroon dat ook in de natuur zichtbaar is –, ontstaat een raamwerk van psalmachtige strofes die zich ontvouwen als een uitdijend universum.  

Alfabet, in een herziene vertaling van Annelies van Hees, biedt naast de complexe structuur een zoektocht naar het metafysische in het dagelijks leven en een diep begrip van de voortdurende dreiging van de catastrofe. Dit maakt Inger Christensens poëzie juist nu urgenter dan ooit tevoren.  

Inger Christensen is op 16 januari 1935 geboren in Vejle, Denemakren. Ze was een Deense dichter, romanschrijver, essayist en toneelschrijver. Christensen behoort tot de belangrijkste Scandinavische dichters van haar generatie. Aan het einde van haar leven werd ze voortdurend genoemd als kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Op 2 januari 2009 overleed Inger Christensen in Kopenhagen. Ze was 73 jaar oud.

Bijpassende boeken en informatie

Claire-Louise Bennett – Dikke kus, dag-dag

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag recensie, review en informatie nieuwe roman van de Engelse schrijfster. Op 18 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Big Kiss, Bye-Bye, de roman van de uit Engeland afkomstige schrijfster Claire-Louise Bennett. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag recensie van Tim Donker

Mijn buurman, of feitelijk de vorige buurman, degene die mijn buurman was toen ik in het huis woonde waar ik hiervoor woonde, de Sergio, zei altijd dat je, als je het beste werk van een artist of band in handen wil hebben, er goed aan doet het vroege werk te kopen, de eerste drie, vier platen, want daarna treedt de vervlakking in en of dat altesaam van meden is en van perzen, dat weet ik zo net nog niet (Tom Waits maakte zijn mooiste platen met het drieluik, als het al een drieluik is Swordfishtrombones – Rain Dogs – Franks wild years, en toen was hij echt al tien jaar bezig platen te maken, platen vol met fijne grappige sfeervolle en zomwijlen zelfs ontroerende maar toch nooit echt wereldschokkende liedjes; Hood’s beste platen zijn de door Matt Elliott geproduceerde: Rustic houses, forlorn valleys en The cycle of days and seasons en alles wat daarvoor kwam en alles wat daarna kwam kun je gevoeglijk negeren, misschien op Cold house na, of Silent ’88; ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die de eerste platen van Swans prefereren boven de hele achteropkomende discografie maar ik geef toch echt de voorkeur aan hun “afscheidsplaat” (zwanenzang, iemand?) Soundtracks for the blind en de eerste drie platen van na de comeback van 2010 en zwabber gans de weg is het pad van Simon Joyner: natuurlijk haalt weinig het bij Room temperature of Heaven’s gate maar veel latere platen als Step into the earthquake of Coyote butterfly kunnen zeker tellen kwa schoonheid en kippenvel en kroppen in kelen) maar wat ik me altijd sedert heb afgevraagd is of dit als losvaste richtsnoer ook opgaat voor schrijvers – een mens zou immers kunnen beweren dat een schrijver rondom zijn debuut nog onbevangen is, onbezoedeld zo je wil, en schrijft vanuit innerlijke noodzaak, passie, een geheel eigen poëtica maar ik acht het evenmin ondenkbaar dat een schrijver allicht een paar boeken lang moet zoeken naar zoiets als een eigen stem, dat literatuur een tijdje nodig heeft om uitgepuurd te raken, dat het trager groeit dan muziek & ik zeg nu maar wat.

Want had Koppernik ze niet in omgekeerde volgorde uitgegeven? Eerste Kassa 19, en toen pas het debuut van Claire-Louise Bennett: Poel? Alleszins las ik ze wel in die volgorde, en Kassa 19 had me verpletterd terwijl me de motor in Poel nog niet ganzelijk warmgedraaid leek. Het was een schoon warmdrajen, dat wel. Maar het miste een “iets” dat Kassa 19 had; een iets dat Claire-Louise Bennett bij Poel klaarblijkelijk nog niet gevonden had.

Stijgende lijnen, daar dacht ik aan, en met die gedachte onthaalde ik wat ik dan denk dat haar derde boek moet zijn (maar misschien hebt wij neerlanders nog wel meer gemist?). Zie daar maar eens aan te voldoen, Bennett. Een voorsprong waarmee ze al gelijk op achterstand staat.

Natuurlijk die achterlijke titel. Of de allereerste bladzijde. Ze herinnert zich de laatste keer dat ze haar (inmiddels ex-)lief Xavier zag, en die herinnering wordt ingeluid met de navolgende zin: “We hadden elkaar bijna een jaar niet gezien vanwege de pandemie.” Hum. Sja. Ik had al moeite met alle mensen die het heersende discours rondom corona voor zoete koek slikten en al die totalitaire regeltjes slaafs opvolgden (zo gemakkelijk is het dus om van een democratie een dictatuur te maken) maar het zo serieus nemen dat zelfs de liefde eraan opgeofferd mag worden, gaat nog wel iets verder dan domme gezagsgetrouwheid. Of een paar zinnen verder: “Het was zo’n vreemde plek om te gaan zitten dat ik zichtbaar verontwaardigd was.” Waarbij ik me afvraag hoe je als je niet toevallig net voor een spiegel staat eigenlijk weten kunt hoe zichtbaar je verontwaardiging was. Het is een rare manier om de mate van verontwaardiging aan te geven, en dit, zo kort op dat pandemiegezeik, zou bij om het even welke andere schrijver genoeg zijn om het boek voorlopig heel diep onderaan één van de stapels te proppen waar ik het voorlopig niet meer hoef te zien maar dit is niet om het even welke andere schrijver. Dit is Claire-Louise Bennett. Van Poel. En meer nog: van Kassa 19. Dus ik hou Dikke kus, dag-dag weg van de bodem der stapels, ik zit, in leesstoel, en blijf lezen.

En toegegeven: wanneer je je er aan overgeeft, neemt het je mee. En je vliegt. En je gaat. En het stuwt je voort. Want ze raast, Claire-Louise Bennett, ze raast. Voort. En verder. En vuts. Over dagdagelijksheden, over politiek, over vriendschap, over liefde. Ergens valt het woord dagboek, en misschien is dat wat het is: het dagboek van de nadagen van een liefde. Er was een relatie met een oudere man, Xavier. Een heel stuk ouder, want al volwassen toen Bennett, als je haar tenminste kan laten samenvallen met de ikverteller, nog niet eens geboren was; Xavier was getrouwd toen, en iets van een magnaat ofzo, een privébankier, hoe heet dat, ik ken daar niet zoveel van, een rijk en af en toe op de rand van legaal leven leidend, nu eens hier en dan weer daar, maar in de hedenlijn is hij 75 en Bennett (als zij het is) zal in de vijftig zijn (ze doet een beetje schimmig over haar geboortedatum maar in een oppervlakkig interviewtje dat in 2005 in één of ander Iers tijdschrift stond, zei ze dat ze in de dertig was). Die relatie is over, en het blijft onduidelijk hoe lang het geduurd heeft, hoe ver het ging, maar zeker is wel dat ze Xavier nog mist, en iets blijvends in haar heeft achter gelaten. En daarmee gaat zij nu doorheen haar dagen, en ze loopt en eet en slaapt en herinnert zich. Soms is het in al zijn trivialiteit grappig, zoals een keer dat ze gingen klagen over een high tea die niet was bevallen of de stress om een rekening die Xavier voor haar had afgesloten bij een bloemenwinkel zodat ze daar elke week bloemen kon gaan uitzoeken, maar Xavier had het te besteden bedrag op vijftig euro laten zetten en ze wist begot niet hoe ze elke week weer op vijftig euro moest uitkomen, en dan gaat het bladzijden lang over welke bloemen mooi zijn en welke niet, en welke bij elkaar passen, en dan komt ze op een keer toch nog bijna op vijftig euro uit want ze geeft een etentje en er moet drank en voedsel en jolijt en sfeer zijn en één van de gasten blijft maar met haar vingers door het venushaar gaan en venushaar kan daar niet tegen en dan weet ze niet zo goed of ze er iets van moet zeggen want ze wil geen zeikerd zijn en uiteindelijk duwt ze die gast maar een extra portie baklava in handen zodat haar vingers iets anders te doen hebben dan door venushaar gaan.

Soms is het grappig zonder de omweg langs dit soort truttigheid te nemen, zoals een snel heen en weer pingpongend gesprek tussen Xavier en de ikverteller over de resistentie die sommige dingen hebben tegen woorden. Woorden over woorden en over waar geen woorden voor bestaan.

Maar altijd raast het. Het is alsof Bennett tegenover je zit, op kaffee, en aan het woord is, en blijft, en ze praat en ze praat en ze praat en ze ratelt. Het komt over je heen. De zinnen overwoekeren je.

Soms zijn er flitsen. Xavier die als begroeting altijd Hoe is tie zei maar dan alsof het één woord is: Hoestie en dat katapulteerde me terug naar mijn dagen als kind, en ik kwam tussen de middag thuis om te eten, en mijn zussen zaten al op de middelbare school, en ik was alleen met mijn moeder en altijd vroeg ze Hoe is het, maar dan als één woord: Hoest, en dan stond ik en kuchte ik nadrukkelijk in mijn vuistje, dat was onze vaste grap, dan lachten we een beetje, in de keuken, want altijd in die dagen waren we in de keuken want we waren aan het eten, of samen aan het koken, of paneermeel aan het maken, of koffie aan het zetten; altijd waren we in de keuken, o die keuken in dat huis aan de Oudartstraat in Stiphout zie ik op elk (on)gewenst moment moeiteloos voor me.

Zulke flitsen.

Of andere flitsen.

Prachtig is een sexscene die zich afspeelt in een verlaten of leegstaand gebouw in London, er is een ik en een hij , de hij zou Xavier kunnen zijn, al lijkt dat niet waarschijnlijk op grond van hoe Xavier en de relatie met hem beschreven wordt; de scene op zichzelf detoneert al een beetje met de rest van de roman, zou ook op zichzelf kunnen staan, als prozagedicht, de muzikaliteit ervan, de manier waarop de taal brokkelt en tegelijkertijd kompleet vloeiend is, het ritme, de herhaling, het deed me, idioot genoeg, denken aan een sexscene die ik niet altelang geleden las bij Autran Dourado, over het algemeen ben ik nooit zo gecharmeerd van sex in literatuur, net iets te vaak wordt het plat of lomp of er wordt juist geprobeerd om er in verhullende, zogenaamd mojere, woorden over te spreken maar kiest men dan voor zulke idiote archaïsmen dat het onbedoeld lachwekkend wordt, of het licht dat erop geschenen wordt is gedimd en zoetsappig-romanties en nep en plastiek, maar hier, bij Bennett, is het, evenals laatst, bij Dourado, meer dan geslaagd en gaat het niet eens om de beelden, de sex, maar veeleer om de taal, de sex zit hem in de taal, de taal zelf is sex, alsof de woorden copuleren, weetikveel, jajaja, het is de taal die hijgt, tast, reikt, voelt, penetreert, tot een hoogtepunt komt, dit is zo mooi, dit is waarom ik zoveel hou van literatuur, van lezen, dit is wat taal vermag en het is zo’n voorrecht om daar keer na keer getuige van te mogen zijn.

Of ook. Hoe de ikverteller zich, ergens, voorstelt hoe het zou zijn om samen te wonen met Xavier, hoe zou het ontbijt zijn en hoe het diner; hoe schrijven dan een geplande activiteit zou worden in plaats van iets dan vanuit zichzelf de dag in vloeit, ze zou opstaan en zeggen dat ze even ging schrijven en Xavier zou zien, en ze zou zitten, en gaan schrijven, want nu moest ze wel, en achteraf, bij dat diner, de vragen erover, of het schrijven goed ging en fijn was en of ze zoveel geschreven had als ze wilde, hoe geforceerd dat allemaal zou zijn, de gedachten hierover zijn vervat in vermakelijke, opstandige, grappige, geheel navoelbare taal, en weeral is het zo bloed- en bloedmooi.

Zo ook. De mail die ze aan haar voormalig docent Engels schrijft over de kleur groen en waarin – ofnee dat moet je echt zelf gaan lezen dat is veel te prachtig om naverteld te worden.

Zulke flitsen.

Of ook.

Flitsen van ergernis. Toch. Ook. Nog. Soms. Iedere keer als ze het over “het virus”, “de lockdown”, “je booster” of “een zelftest” heeft, alsof dat vastomlijnde gegevens zijn die exact zó zijn als ze indertijd werden afgeschilderd en geen enkel weldenkend mens het in zijn botte hersens zal halen daar andere connotaties aan te verbinden of andere gevoelens over te koesteren zodat elke lezer geheel aan boord zal zijn met de consequenties die Bennett over deze dingen trekt en niets nog enige nader explicatie behoeft maar nee, ik dus niet Bennett, ik was nooit aan boord van dat schip en eigenlijk snap ik niet waarom iemand die zo onafhankelijk en kritisch in het leven lijkt te staan als deze hier ikverteller, die zo wars is van conventies dat ze zich soms ongepast gedraagt maar liever achteraf de gêne over beschamende vertoningen draagt dan saai en ordelijk en “aangepast” en voorspelbaar te moeten zijn: “Uiteindelijk kan het me niet veel schelen dat ik me laat meeslepen en mezelf voor schut zet. Het alternatief is doodgaan van verveling, het alternatief is opgewekt zijn en gewoon doorgaan, het alternatief is met een lepel mijn hersenen eruit scheppen, het alternatief is te veel drinken en zwijgzaam en verknipt worden, het alternatief is me helemaal niet vertonen en ik heb al deze dingen gedaan maar me af en toe laten meeslepen en mezelf voor schut zetten is uiteindelijk zoveel makkelijker te verdragen.”; dat iemand dus, die bij de alternatieven die ze hier noemt ook “coronavolgzaamheid” had kunnen zetten, geen enkele afstand kan nemen van wat overheden wensten op te dringen, maar was het in die van de gele hond gescheten coronajaren ook al niet mijn verbazing dat het juist de “intellectuelen”, de academici, de cabaretiers, en ja, de schrijvers waren die voorop liepen in deze afgedwongen deugdzaamheid? Ook een gesprek met een vriendin over Amerikanen en Amerikaanse politiek; presidenten (in die tijd Biden) is een beetje te obligaat naar mijn smaak maar Bennett blijft gelukkig over het geheel genomen ver genoeg bij deugliteratuur uit de buurt.

Zet de taal voorop, en niet de preken. Is wat de meestentijds doet.

Wat misschien nog wel het duidelijkst is bij de flitsen waarin ik niet precies weet waar ze het over heeft of over wie het gaat, zelfs niet honderd procent zeker wie er de focalisator is en dat is een andere sensatie waarvan ik heel veel hou als het om literatuur gaat: niet precies weten wat er nu eigenlijk aan de hand is. Je hangt in het luchtledige, zonder ankerpunten, je kunt het niet verbinden aan je eigen referentiekader (oja dat heb ik ook, dat ken ik, dat maak ik ook wel eens mee), je hebt alleen maar de taal om je op te concentreren en dat is puur genot bij Bennett – vanwege de kadans, het meanderen, de woordendans.

Dikke kus, dag-dag is een babbelboek. Een briljant babbelboek. Maar een babbelboek nooitdeminder. Het heeft me niet zo verpletterd als Kassa 19 deed. Maar in de kieren schuilt schoonheid. Heel veel schoonheid. En juist deze nonchalance is het bewijs van haar ongeëvenaarde talent.

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag

Dikke kus, dag-dag

  • Auteur: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: Big Kiss, Bye-Bye (oktober 2025)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Omvang: 220 pagina’s
  • Verschijnt: 18 september 2025
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Claire-Louise Bennett

De hoofdpersoon van Dikke kus, dag-dag is van de stad naar het verre platteland verhuisd. Daar, ontworteld en zwevend tussen twee werelden, denkt ze aan iedereen die ze heeft achtergelaten. Vooral aan haar oudere minnaar Xavier, die haar – zo zegt hij – beter kent dan zij zichzelf. Ze houdt nog steeds van hem, maar het verlangen is verdwenen.

Een onverwachte brief rakelt nog meer herinneringen aan vroegere liefdes op. Er was geluk en ongeluk, bevrijding en beknotting. De sporen die zij achterlieten in haar leven – koffievlekken, voicemails, bloemboeketten – vormen een rariteitenkabinet waardoorheen ze zich beweegt, terwijl ze steeds dichter om de kern cirkelt van wat het betekent om je te verbinden. Waarom willen we de ander aanraken, wie mag ons aanraken? En hoe laten we weer los?

Dikke kus, dag-dag is een even geestige als virtuoze roman over het mysterie van hoe mensen in ons leven komen en er weer uit verdwijnen, terwijl ze ons eeuwig in hun greep houden.

Claire-Louise Bennett is de auteur van de veelgeroemde roman Kassa 19. Haar debuut Poel, dat op de shortlist stond van de Dylan Thomas Prize, won de White Review Short Story Prize. Bennetts verhalen en essays zijn gepubliceerd in The New York Times MagazineHarper’s en andere tijdschriften. Ze woont in Galway, Ierland.

Bijpassende boeken

Claire-Louise Bennett – Poel

Claire-Louise Bennett Poel recensie en informatie over de inhoud van de eerste roman van de Engelse schrijfster. Op 30 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Pond van de Britse auteur Claire-Louise Bennett.

Claire-Louise Bennett Poel recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Poel. Het boek is geschreven door Claire-Louise Bennett. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe van de debuutroman van de Britse auteur Claire-Louise Bennett.

Recensie van Tim Donker

Van verwachtingen en wat ze met je doen sprak ik al eens eerder. Of misschien spreek ik daar wel elke keer over, want het is het licht. Het is het licht dat zet het licht dat kleurt het licht dat toont. Expect the worst and everything is fine zong Steve Westfield reeds waar is die Westfield nu eigenlijk maakt die nog muziek ik draai zijn platen niet zo vaak maar als ik ze draai vind ik het altijd weer fijn. En dat is mooi he, Westfield, als je ergens niks van verwacht en het blijkt toch heel mooi te zijn, dan is het nog een heel klein stukje mojer dan het feitelijk is maarja dat heb je niet in de hand, je kunt wel denken ik ga hier geen ene lor van verwachten maar je verwachtingen trekken zich van zulke denksels helemaal niks aan.

De verwachtingen – mijn verwachtingen – voor Poel waren torenhoog. Op het hysterische af. Theo kan ervan getuigen. Er komt een nieuwe Bennett-vertaling, er komt een nieuwe Bennett-vertaling, er komt een nieuwe Bennett-vertaling. Je hebt hem toch wel aangevraagd he, hij komt toch wel he, is hij er al. Ik was bang hem te missen. Ik was bang iets te missen. Ik wilde dit boek niet missen. Ik heb het niet gemist. En ik –

ofnee wacht. Eerst iets anders. Waarom stonden mijn verwachtingen gans in de hoogte tot het uiterste gespannen? Wel, ik had Kassa 19 gelezen. Ik had het in me op genomen. Ik had het verteerd. Dat boek leeft nu ergens diep in mij. Het beste boek ooit gelezen, ik weet dat ik dat vaker zeg, maar dit was met gemak één van de 388 beste boeken ooit gelezen en dat zegt niet niks. Ik heb er ook over gesproken, hier, ik heb erover gejubeld, hier, u heeft dat kunnen lezen, u heeft het niet gelezen, wie leest die dingen. De Standaard, die lezen ze. En die haadt gezeid dat het briljant proza is dat reist naar het einde van de nacht en weer terug. Waarom die lauwe Céline-vergelijking, rot toch op met je Céline, waarom hij weer. Kassa 19 was geen nachtboek. Kassa 19 was een prachtboek. Voortaan wilde ik, ging ik, moest ik alles opsnuiven dat uit Claire-Louise Bennett heur handen kwam. Ja dat ging ik, en dan kwam al rappekens na Kassa 19 de vertaling van dit hier Poel, en Poel, dacht ik, ging nog wel, voor zover mogelijk, een slag of twee beter zijn dan Kassa 19. Misschien wel drie. Poel. Haar debuut.

Ik dacht niet zozeer dat Poel beter dan Kassa 19 ging zijn omdat het haar debuut was. Of misschien ook wel. Hoe zit dat eigenlijk met schrijvers? Ik heb er nooit zo over nagedacht. Met bands en artisten is het bijna een gegeven, en veel muziekliefhebbers zullen het herkennen: de begintijd is vaak de beste. Oké, zo bont als Callahan maken misschien maar weinigen het. Afkomen met twee geniale albums: Sewn to the sky en Forgotten foundation (met gemak één van de 388 beste albums die ik ooit gehoord heb) (en dan zwijg ik nog van die twee inmiddels natuurlijk volstrekt onverkrijgbare kassettes, van die Tired tape machine ken ik wel zoon beetje alles, en van Cow ook wel maar dat ik sterven moet zonder ooit dat dertig minuten durende Vinyl cranium and camera crushed gehoord te hebben is een bijna onverteerbare gedachte);  Julius Ceasar en Wild love zijn niet slecht maar toch wel een tree of wat onder geniaal; vanaf The doctor came at dawn wordt het per plaat minder om vanaf Knock knock echt afgrijselijk te worden (al vond ik Dongs of sevotion nog wel zo zijn momenten hebben maar volgens the brees (the wrong man in the wrong plees die bijna liet zijn kees) kwam dat doordat dat een verzameling oudere liedjes was). Zo stijl is de weg naar klootloosheid voor de meesten niet. Nick Cave was wisselvallig in de oude dagen. Je zult mij niet betrappen op een grote liefde voor The Birthday Party (ik gaf mijn enige Birthday Party-cd aan mijn zoon; een enkele keer hoor ik het wel eens uit zijn kamer komen) maar From her to eternity is een geweldige plaat. Waarna er twee zwakkere volgen, een weer erg goede, een redelijke, een zeer zwakke, om met Henry’s dream en Let love in weer twee fantastiese titels af te leveren. Vanaf Murder ballads is het om zeep. The boatman’s call is één van de enige twee seedees die ik ooit in het vuilnisvat heb geworpen, ziedend, schuimbekkend, woedend. Tom Waits had zelfs vijf platen nodig om enigszins op stoom te komen; Blue valentine en Heartattack and vine zijn mooi; Swordfishtrombones, Rain dogs en Franks wild years met gemak drie van de beste 388 albums ooit gemaakt; met Bone machine slaat hij een inwisselbaarder pad in als u het mij vraagt u vraagt het mij niet, vanaf dan is elke plaat een herhalingsoefening. En Mogwai (namen in de hele coronasituatie trouwens ook een zeer dubieus standpunt in). En Hood.  En Low. O god zwijg me van Low. Naja. U weet. U begrijpt. Gaat het om een band gaat het om een artist gaat het om muzikanten en zangers liedjesschrijvers blijft u het liefst dicht bij het begin. Maar schrijvers? Ik nie weet nie, er zijn nie zoveel schrijvers nie die ik op de voet volg of ooit op de voet gevolgd heb, misschien alleen Jean-Marie Henri Berckmans. En die zun allervroegste begin was niet zo best eigenlijk. Vanaf Vergeet niet wat de zevenslaper zei heeft hij zijn momenten; waarlijk superieur zou ik Bericht uit Klein Konstatinopel, Ontbijt in het vilbeluik en Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier noemen; wat daarna komt biedt weinig nieuws meer maar alsnog: als u geen enkele titel van Berckmans in huis heeft, koopt u beter het late werk dan het vroege. Dat zou dan dus zeggen dat het bij schrijvers precies andersom zit dan bij musici maar ik kan toch die ene schrijver niet als kontrast bieden tegen die vele, die zeer vele bands en zangers die al hun moje kruit ergens in hun beginjaren verschieten? Goed. Dichters dan. Ik heb nog wel wat dichters in mijn kast die met meer dan één titel vertegenwoordigd zijn. Maar die dichters, al die dichters, Kreek Daey Ouwens, F. van Dixhoorn, Gerrit Krol, Wouter Godijn, Tonnus Oosterhoff, Micha Hamel, K. Schippers, B. Zwaal, Astrid Lampe, Jan Vissers, Sean Thomas Dougherty, Charles Bernstein, Elma van Haren, Tsead Bruinja, Jan Mysjkin, H.H. ter Balkt, K. Michel, bleken eigenlijk redelijk konsistent; een enkele maal kon je wel stellen dat de latere bundels beter waren dan de eerdere of dat de eerdere bundels beter waren dan de latere maar de verschillen in, resepsie, bij mij, waren klein.

Dus staak uw zever. Dus staak mijn zever. Dus staak ik hier mijn zever. Al deze woorden vuil gemaakt alleen maar om te zeggen dat het niet was omdat het heur debuut was dat ik zoveel verwachtte van Poel. Neen Het was de het boek vooruitgesnelde flaptekst waardoor ik me in de luren had leggen. “Poel is glinsterend en ongebruikelijk en eist te worden verslonden in snelle, grote brokken die je lang na de laatste pagina zult blijven proeven.”; zoveel had mijn oog reeds bereikt over dit boek en op grond van Kassa 19 kon ik me daar alles bij voorstellen. Dat boek had ik ook gulzig, hongerend, hijgerig, kwijlend bijna gelezen nee opgesnoven nee opgeslokt. Woorden als bedrieglijk en betoverend werden gebruikt, er was sprake van losse en intense stukken – Poel ging goed zijn, zeker; Poel ging misschien wel beter zijn nog dan Kassa 19, (het) (een van de 388) beste boek(en) ooit gelezen.

Met dat in mijn hoofd zette ik me aan Poel.

En u weet.

Die vakantie waarnaar u reeds het hele jaar uitkeek.
Die hele speciale fles wijn die te lang lag te wachten op die speciale gelegenheid die nooit echt helemaal gekomen is.
Die liefde die de liefde van uw leven ging zijn.

Daaraan kan geen enkele vakantie kan geen enkele wijn kan geen enkele liefde voldoen.

Daaraan kan geen enkel Poel voldoen.

Sorry Bennett dat ik er (te) veel van verwachtte.
Sorry Poel. Sorry mijzelf. Dat ik er teveel van verwachtte.

Poel bleek niet beter dan Kassa 19. Het was niet beter dan het beste boek ooit gelezen. Het kwam zelfs niet recht op daar met de 388 beste boeken. Het is misschien één van de vierhonderd beste boeken ooit gelezen. Of. Misschien 402. Soms tel ik ernaast.

Poel is wel gewoon een heel erg goed boek, namelijk. Met her en der briljante passages. Met ook, helaas, het en der, lichtelijk saje passages.

De naamloze vrouw die de hoofdpersoon van dit boek is, het zou maar zo een versie van Claire-Louise Bennett kunnen zijn, wie weet, leeft ergens achteraf, merendeels alleen, merendeels in afzondering. Hoewel ze in terzijdes wellerus praat over de druk bezochte feesten die ze organiseert (oganiseerde?); over werk, over lezingen; over sex en over (zomwijlen lichtelijk bizarre) sexuele fantasieën (maar daarover kom ik straks nog te spreek); hoewel er tegen het einde van het boek sprake is van een “je” en dat zou maar zo kunnen wijzen op een prille, ontluikende, nog wat onwennige liefde, maakt ze overheen het gehele boek genomen een solitaire indruk; niet perse eenzaam maar wel een eenling, een soms wereldvreemde eenling misschien zelfs. Iemand die niet heel veel meemaakt en voornamelijk al denkend leeft. Denkend aan wat ooit was, of denkend over bananen bij de koffie (want dat vindt ze lekker). Of over pap, amandelschaafsel, boosheid, tegen wil en dank tuinder zijn, de schoenen van de pastoor, liefde, toneel, Roland Barthes, PJ Harvey, Nick Cave, een broer die van een heuvel rolt, soep eten terwijl je aan de telefoon bent, de maan, de kou, de auto’s van de buren, een stok meenemen op de fiets, overhemden, pluchen beren in de vrieskist. Bennett spaart de lezer zeer zeker niet en kan dit soort gedachtegangen bladzijden lang laten aanslepen, ook als ze gaan over het kleinste, het miniemste, over het meest alledaagse.

Of juist over buitenissigheden. Ze loopt. Ze loopt daar in dat buiten van haar, dat afgelegen buiten, op één van de vele landweggetjes en in de verte ziet ze een jongeman aankomen en ineens is er een angst, is er de angst dat die jongeman haar verkrachten zal. Maar dat is nog niet eens haar grootste zorg; ze maakt zich er vooral druk om dat ze heel erg moet plassen en dat ze tijdens de verkrachting dan misschien op hem zal plassen en hoe moet dat dan? De jongeman is echter gewoon een jongeman die daar loopt, zonder iets in de zin, zonder enige interesse in haar, en wat eerst een angst was, ontpopt zich later als een verlangen waaraan niet tegemoet gekomen is. Dan loopt ze, enigszins ontgoocheld, weer terug naar huis, voorbij de koeien die daar altijd al staan en die eerder “raar” tegen haar gedaan hadden (maar dat stukje is eerder, dat is hiervoor nog, dat moet je zelf maar lezen): “De koeien stonden nog bij het hek toen ik langsliep, de heuvel af. Ik vertraagde even en dacht aan Jezus, ik weet niet waarom. Misschien denken jullie allemaal dat ik Jezus ben, zei ik, en keek toen naar de ramen van een naburige bungalow. Er stonden cactussen in bakken op de vensterbank. Al snel stond ik voor mijn eigen cottage en bewonderde de groene deur en verzonken ramen. Niet te geloven, dacht ik. Wat een heerlijke plek om te wonen. Toen kwam ik binnen en nadat ik uit mijn doorweekte laarzen was gestapt ging ik naar het bureau en begon langzaam een fotoboek van Clarence. H. White door te bladeren.”

Poel stroomt. Wat wonderlijk is voor een poel. Poel stroomt van grappig naar verstild, van poëties naar bizar, van landerig naar geëxalteerd, van dagdagelijks naar vervreemdend, van beschouwelijk naar gejaagd. In het korte, laatste hoofdstuk komt alles tot stilstand: de ik is de zij geworden, de broer en de zus zijn nog klein; slakken, een appel, een roepende moeder.

Dit boek bevat zoveel moois, zoveel prachtige bladzijden, zoveel dingen die ik vanaf de daken, schreeuwend, zou willen voorlezen. Zoals. Dit. “Daarachter en heel lang terug en nog verder daar voorbij. En zo was het sindsdien. Maar na alle schijn en wat vergooide middagen bleek het toch niet allemaal uit en over. Nee, nee. Niets geen weifeltwijfel op deez’ heuvel. Ach, maar dat was loos toen en verandering was niet doorgewinterd. Nee, nee. Niets geen twijfelweifel op deez’ eerste sport. Dus, zwaar omgegord en met nieuwe menigvuldigheden kwam een zon purper en leverde de hagel een jaar of twee in. En dat was niet alles. Nee, nee. Niets geen bomma bomma op deez’ gaande maan.” – o, en zo gaat dit nog drie bladzijden door en ik zou alles hier wel willen herhalen voor u, willen voorlezen voor u, willen blazen in uw oor voor u, willen sieteren al de drie bladzijden, met gemak de mooiste drie bladzijden uit dit boek, misschien wel drie van de 388 mooiste bladzijden ooit gelezen, maar ik denk dat dat gaat, ik denk dat dat te boven gaat, ik vrees dat dat mijn sietaatrecht te boven gaat, ooit heb ik het wel geweten van dat sietaatrecht, van hoeveel je maksimaal mocht sieteren in een bespreking, ooit is het me gezegd maar ik ben het vergeten maar dat het niet drie bladzijden bedroeg weet ik nog wel, ik weet er nog wel zoveel van dat ik het verbijsterend beperkt vond, dat sietaatrecht, uw rechten zijn altoos en overal veel berperkter dan juist zou zijn.

Waarom Poel dan toch niet aan mijn hiesteriese verwachtingen kon voldoen, is, nog los van de hysterie van die verwachtingen zelve: de ongekontroleerdheid van het schrijven.

Wat ik prachtig vind.
Waar ik van hou.

Want ze gaat zo lang door, zo fantasties lang door met haar schrijven, en dat levert dan b’voorbeeld die drie briljante pagina’s op waarover ik het net had, bijvoorbeeld, of heerlijke zinnen, zoveel heerlijke zinnen over een jas of een boodschappentas of oude spullen of tomatenpuree of regen op een bladerdak en dat neigt soms naar het absurdistiese (en alleen gode weet hoeveel ik hou van absurdisme) maar het vangt volgens mij vooral goed de sfeer van (lang) alleen zijn en je gedachten zonder teugels laten en je voor je het weet ineens vijf minuten lang heb zitten mijmeren over aan rare vlek op het aanrecht – maar.

Maar ook: ze gaat zo lang door, zo zomwijlen vervelend lang door, op gedachten van meer filosofiese of existentialisiese aard en dat kan af en toe dan een beetje ja, euh, saai zijn. Dat is. Dat zit erin. Dat komt met dit soort van schrijven: doorgaan en doorgaan, of het nu onderhoudend grappig mooi taai of onbegrijpelijk is. Soms ben ik mee in de stromen van Poel, soms sta ik erbuiten en kijk ik er alleen maar naar.

Zodat Poel juist niet dat boek werd dat ik in “snelle, grote brokken” “verslonden” heb, maar nu eens onafgebroken en dan juist weer met grote tussenpozen las en dat, op het eind, een minder overrompelende leeservaring bleek dan Kassa 19.

Doch misschien bewijst Bennett juist vooral haar genialiteit door met een minder goed boek nog altijd van onnavolgbaar grootse klasse te zijn.


Claire-Louise Bennett Poel recensie

Poel

  • Auteur: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: Pond (2015)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 30 mei 2023
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Recensie en waardering van de roman

  • “Sarcastisch, poëtisch, vaak koortsig en rusteloos… De wereld krijgt haar betovering terug” (De Standaard)

Flaptekst van de debuutroman van Claire-Louise Bennett

Poel, het debuut van Claire-Louise Bennett, is een bedrieglijke roman die met een betoverende virtuositeit het innerlijke leven van de naamloze hoofdpersoon beschrijft; een jonge vrouw die ver van de bewoonde wereld een bijzonder bestaan leidt. De losse, verhaalachtige, intense stukken concentreren zich, soms met veel humor, op de verschillende onderdelen uit haar dagelijkse leven; van wat is de beste manier om pap of bananen te eten, tot een ontmoeting met koeien, tot het ambivalente begin van een nieuwe relatie. Terwijl de verteller in al haar excentriciteit naar voren komt, soms pijnlijk en vaak hilarisch, zoekt ze naar een houding om zichzelf te kunnen en mogen zijn in de wereld.

Poel is glinsterend en ongebruikelijk, en eist om te worden verslonden in snelle grote brokken die je lang na de laatste pagina zult blijven proeven.

Bijpassende boeken en informatie

Claire-Louise Bennett – Kassa 19

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie en informatie over de inhoud van de Engelse roman. Op 28 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de in 2021 verschenen roman Checkout 19 van de Britse schrijfster Claire-Louise Bennett. Winnaar Europese Literatuurprijs 2023.

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Kassa 19. Het boek is geschreven door Claire-Louise Bennett. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Engelse schrijfster Claire-Louise Bennett.

Recensie van Tim Donker

Wie was het weer die zei, ik was het die zei, wanneer was het dat ik het zei, het was nog maar pas dat ik het zei, waarover was het dat ik het zei, ik weet niet meer waarover het was dat ik het zei. Goed mogelijk dat het over Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost ging. Maar het kan ook wel eens Het einde van het lied zijn geweest al is dat langer geleden geloof ik, nog maar kort na mijn verhuis dat was. Kanada misschien? Ik weet het niet. Maar ik weet nog dat ik het zei, ik weet dat ik zei Dit is het mooiste boek dat ik ooit gelezen heb tot het volgende mooiste boek dat ik ooit gelezen heb. En dat was oprecht gesproken. Maar nu is het hier.

Nu is het hier. Dat volgende mooiste boek ooit gelezen. Nu heet het Kassa 19. En de schrijfster heet Claire-Louise Bennett. Hier vlak naast me ligt het boek. Het lijkt nog te zinderen. Het lijkt nog na te zinderen van de keren dat ik erin las, al die intense keren, misschien het meest nog de laatste keren. Dat was in een hotel. Ergens nabij Nijmegen. Mijn zoon en ik in de ene kamer; dochter en moeder in de andere. Een hotel ergens nabij Nijmegen, midden in een bos, gans de kamer schimmerde in groenig licht van al de bomen die om het hotel heen stonden. Keek ik op van mijn boek, zag ik mijn zoon, mijn moje lieve zoon, mijn prachtige zoon, en achter hem al die bomen. Soms kwam mijn dochter even kijken op onze kamer; wij kwamen zelden naar de hunne. Toen ik las, toen ik die allerlaatste bladzijden las, hadden we net gelopen, net heeldurdag doorheen Nijmegen gelopen, toen ik las, toen ik die allerlaatste bladzijden las, waren we moe. Ik las verwoed, de televisieprogramma’s van mijn zoon stoorden me niet. Ik las de laatste bladzijden, toen wist ik het al. Toen wist ik al dat dit er weer één was. Zo’n volgend allermooiste boek ooit gelezen. Toen had het me al adem benomen, toen had het me al gevloernageld. Wanneer weet je dat eigenlijk zeker? Op welk moment in een boek weet je dat dit er weer één gaat zijn, zo’n boek, weer zo’n allermooiste boek ooit gelezen?

Ik denk dat ik dat met Kassa 19 al vrij snel wist. Ja. Hoofdstuk 1. Dat Een raar gedoe heet en wees gerust want de titel van het hoofdstuk is het enige dat er slecht aan is. Het is geen lang hoofdstuk. Het begint op bladzijde negen, het eindigt op bladzijde achttien. Maar het zijn de schitterendste bladzijden uit de wereldliteratuur. Voila. Daar. Ik zei het. Ja. Zelfs de eerste regels, de eerste halve bladzijde. Zelfs toen al. Een sterk vermoeden: dit kon wel eens een heel goed boek gaan zijn. Gaaf. Zei ik bijna. Een heel gaaf boek. Zeggen mensen dat nog, gaaf? Het lezen als drinken. Het lezen als verdwijnen. Het lezen als opzuigen nee jij zuigt de woorden niet op, de woorden zuigen jou op. O. Ja. Dat eerste hoofdstuk. Dat is zo ontzettend bloedmooi, dat kan ik je niet eens vertellen. Nee. Ik wíl het niet vertellen. Ik wil springen. Op een tuintafel, op het dak van een geparkeerde auto (ja dan moet ik vrij hoog springen, dat realiseer ik me nu ook, ik doe het wel via de motorkap); ik wil podium, ik wil kansel (ha!); altijd ergens op, altijd ergens vanaf – en dan voorlezen. Ja. Dat hele eerste hoofdstuk. Wil ik aan je voorlezen. Terwijl ik op autodak op balkon op terrastafel of liever nog toch gewoon vlak naast je sta. Of anders hier. Nu. In deze bespreking. Gewoon dat hele eerste hoofdstuk sieteren, nu. Woord voor woord. Zou dat kunnen? Zou dat al ooit eens gedaan zijn? Zou dat meer zijn dat het sietaatrecht of het geduld van de lezer hebben kan? Iemand zei me laatst dat mijn besprekingen tóch al heel veel vragen van het geduld van de lezer. “Je moet wel zin hebben om zoiets te lezen.”, zei die. En ik dacht Maar je moet altijd maar zin hebben om wat dan ook te lezen, niet? Je moet ook maar net zin hebben om een hele korte bespreking te lezen, behalve dan dat die kort is misschien en zo’n beetje feitelijk-mededelend, en het niet veel van je kostbare tijd kost om te lezen. Zoiets als de gebruiksaanwijzing op een fles gootsteenontstopper. (O. Toen. Toen ik jong was, en nog dingen wilde, want alleen jonge mensen willen dingen (wie weet de slogan van Veronica nog?); dit nu, is ouder worden: steeds minder willen en steeds meer kwijt raken & banen en mogelijkheden en dromen en liefdes en vrienden en wensen en idealen en ambities ontvallen je, breken eenvoudigweg met veel gekraak af, vallen met een plons in de rivier en drijven weg, drijven tot ver buiten waar je handen ooit nog reiken kunnen en je zit daar en je ziet het gebeuren en je zegt hmm, zeg je en je zegt oké, zeg je en je haalt je schouders op en je neuriet een liedje van The Pixies en je staat op en je loopt weg – maar goed ik was aan het vertellen, onderbreek me niet steeds, ik was aan het vertellen dat ik jong was en schreef aan wat een boek moest worden en één van de hoofdstukken in dat boek was de gebruiksaanwijzing op een fles gootsteenontstopper want dat was readymade en met een readymade, dacht ik, kun je nooit mis gaan). Laat ik geen fles gootsteenontstopper zijn nee laat ik ook niet het andere zijn nee laat ik me beperken tot de eerste zinnen. Niet de pracht van het eerste hoofdstuk. Maar de geur van de pracht.

“Later hadden we vaak een boek bij ons. Later. Toen we eindelijk een beetje groter waren maar nog lang niet zo groot als de rest namen we boeken mee. O ladingen boeken. En gingen ermee in het gras bij de boom zitten. Eigenlijk maar één boek. Precies, maar één. Heel veel boeken, één tegelijk. Ja precies, één tegelijk. We hadden liever geen stapels boeken, hè. Nee, eigenlijk niet, en nu nog steeds niet. We hebben liever één boek. Ja, nu hebben we liever één boek en toen hadden we liever één boek. We gingen bijvoorbeeld naar de bibliotheek en leerden al snel af om heel veel boeken te lenen hè. Ja. Ja. Ja echt. Eerst leenden we natuurlijk zoveel mogelijk boeken. Dus waarschijnlijk acht boeken. Het is altijd of zes boeken of acht boeken of twaalf boeken. Tenzij het een speciale serie boeken is natuurlijk want in dat geval zijn het er misschien maar vier.”

En dan voort, zoals dit, dat razende, dat mooje, dat volle. God. Ja. Dus.

Maar ken je dat? Dat je las, je was op weg om je gootsteen te ontstoppen maar je las, en je, dit, lezend, doet je willen (doet je willen?) (???), lezen, meer lezen, alleen nog maar lezen, dit, nu, straks, altijd, altijd alleen maar lezen in dit boek, en je wil het geven ook, aan anderen, dit boek, niet in je eigen woorden natuurlijk want je eigen woorden halen het bij lang en bij ver niet bij de woorden van Bennett; Kassa 19 is het mooiste in de woorden van Kassa 19; Kassa 19 is al zovele tinten flauwer in de bespreking van Kassa 19; niemand dan Bennett zelve kan ooit ten volle recht doen aan Kassa 19.

Dat is de kracht. Dat is de pracht. Van Kassa 19. Je moet het boek zelf lezen. Lees het boek. Ik kan niets zeggen. Ik doe alleen maar een leesverslag.

Dat zou je kunnen zeggen. Je zou kunnen zeggen dat Kassa 19 over lezen gaat. Over boeken. De boeken die je las, en er was een rus die je Jenseits von Gut und Böse gaf toen je liep, door de gangpaden van de supermarkt liep je, op weg naar je kassa, naar kassa 19 want dat was jouw kassa, door de supermarkt liep je en toen gaf die rus jou dat boek, en er waren andere boeken, er was een essay over duisternis, er waren boeken over de waanzin, er waren boeken van vrouwen, vooral heel veel boeken van vrouwen, een eindeloze opsomming van gelezen boeken, ergens, bij titel en bij schrijver en soms alleen bij titel, peins The Female Malady: Women, Madness, and English Culture, 1830 – 1980 van Elaine Showalter (een boek over hoe de idee van wat een “normale” vrouw behoort te zijn heeft bijgedragen aan het tot waanzinnig stigmatiseren van vele, vele vrouwen) (en dus nog geen handbreedte bij Geschiedenis van de waanzin van Michel Foucault vandaan) (en denk maar niet dat het na 1980 gedaan was met het ziek maken van gezonden mensen, Illich en de resentelijker nog het hysterische coronabeleid helpen je uit die droom), of peins een essay van Junochiro Tanizaki waarin hij de westerse obsessie met schoon, nieuw, ongeschonden en licht plaatst tegenover de oosterse verzoening met duisternis, patina en broosheid en die woorden, en al die woorden, en wat het met je doet om jong te zijn en al die woorden in je te hebben, vrouw zijn, jonge vrouw zijn en lezen, zoveel lezen, en ik dacht aan Sabine, ik zag voor me Sabine in een huis dat uit boeken opgetrokken is en ik dacht Sabine ik zag u oprecht heel erg graag en ik dacht hoe zou het nu zijn met Sabine, boeken, vrouwen, lezen, zou je kunnen zeggen, ik bedoel je zou kunnen zeggen dat Kassa 19 daar over gaat en dan zou je niet eens iets heel erg raars zeggen.

Je zou kunnen zeggen dat dit een boek is dat boeken bevat, dat het een verhaal is vol verhalen. Zou je kunnen zeggen. “Toen ik begin twintig was,” schrijft Claire-Louise Bennett, “begon ik een verhaal te schrijven over een man die Tarquinius Superbus heette”. En vervolgens gaat het lang, nee zeer lang over Tarquinius Superbus. Over Tarquinius Superbus en zijn bondgenoot de Dokter, die, ergens in de negentiende eeuw, of aan het begin van de renaissance, of, zeg, gewoon “lang geleden” in Stockholm of Malmö of Bazel of Stuttgart of Lyon of Madrid of Turijn of Triëst maar “[v]ooral in Wenen of Venetië” zitten en praten en drinken, en boeken bestellen, en zich verwonderen, en dingen eten, en op zoek zijn naar een zin, en het is grappig en lichtelijk absurd, en heel erg Jean-Paul is het ook, dat was een Duitser geloof ik, en zo lang gaat het over Tarquinius Superbus en de Dokter dat je langzaamaan kunt gaan voelen dat zij de hoofdrolspelers zijn van dit boek & al het voorgaande maar inleiding en dan eist toch de eerdere ikfiguur weer de toneellichten op. God. Je zou Kassa 19 als een duizend en één nacht kunnen benaderen en ik zou je er niet om uitlachen.

Of filosofie. Jong zijn, en filosofie, is de hoofdpersoon nog steeds jong ja volgens mij is de hoofdpersoon heel het boek jong, zijn wij niet altijd jong, zijn wij niet allemaal altijd jong tot we ineens oud zijn (soms, mensen met een niet al te verlopen uiterlijk zeggen tegen mij: Ik word altijd jonger geschat & dan vraag ik me steevast af hoe je weten kunt hoe oud of jong mensen je schatten ik heb zelf werkelijk geen idee hoe oud mensen mij schatten zijn dat dan van die klootzakken die op de vraag Hoe oud ben jij eigenlijk antwoorden met dat afgrijselijke Hoe oud denk je?), altijd maar denken want dat deden we toen we jong waren. Peins weg, ikpersoon, peins breeduit eindsweegs weg, over de transformerende potentie van het donker en ik hang aan uw lippen als je dat kunt zeggen van een boek beter misschien ik hang aan uw inkt (aan het inkt hangen van Kassa 19, ja dát doe ik); de zin “[W]ie wil er in hemelsnaam altijd maar zijn voeten op de grond houden?” deed mij alvast eventjes lichter dan lucht voelen. Ow inderdaad. Dat gruwelijke westerse – en in Nederland is het nog erger. Dat g’woon, dat nuchter, dat doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, dat “mijn gevoel mag niet voorop”; dat “met beide benen op de grond staan” waarderen als positieve eigenschap in plaats van een symptoom van fantasieloosheid, gebrek aan voorstellingsvermogen en gevoelsarmheid. In vele bladzijden analyseert Claire-Louise Bennett genadeloos de psyche van de massamens; bladzijden die me deden denken aan Ivan Illich (ja hij weer), aan Michel Foucault (ja, hij weer), aan When the sick rule the world van Dodie Bellamy, aan A girl is a half formed thing van Eimear McBride, aan Milkman van Anna Burns, aan dat prachtig liedje van Tocotronic: Pure vernunft darf niemals siegen (“Wir brauchen dringend neue lügen / die uns den Schatz des Whansins zeigen”; “und uns hinein ins Dunkel führen”; “Wir sind so leicht daß wir fliegen”), aan iedereen die inziet die norm-aal zijn slechts het voldoen aan een of andere willekeurige en altijd potentieel fascistoïde “norm” is en dus wel het allerlaatste wat je moet willen zijn – en bovenal deed het me denken aan de man die hier mijn trappen heeft gerenoveerd en die gans het wetboek uit zijn hoofd kende wat in combinatie met zijn grote interesse in en kennis van psychologie, geschiedenis, Oosterse filosofie en de armzalige Westerse politiek (zijn gerechtvaardigde wantrouwen in alles dat zich “overheid” pleegt te noemen was legendarisch) garant stond voor vele, lange, geanimeerde gesprekken over boeken, maatschappij, massa, macht, cognitie en denken hier aan mijn keukentafel (waar ik nu deze woorden schrijf), overheen koffie, mjoeziek en soms broodjes zodat de renovatie van mijn trappen uiteindelijk drie hele weken duurde en ik er een vriend aan over hield.

Je zou in Kassa 19 een filosofisch dagboek kunnen zien, ja dat zou je, zou je kunnen zien, je zou  er niet eens zo heel erg ver naast kijken dan denk ik.

De wordingsgeschiedenis van een intellect (Valéry, iemand?) (La marquise sortit à cinq heures) (Klaaglied van Psyche) (Het laatste woord tekende zich af tegen de stilte die het orkest veroorzaakte) (Het gebied ontgroeide via gedachten aan morgen) (En toch is de mens geen vis)

Noem Kassa 19 een reisboek en ik lach je niet uit. Het gaat over Tanger en New York en Innsbruck ja, maar Bennett is vele malen adembenemender als ze praat over kleinere tochtjes (hoe verder van huis ze gaan, hoe inwisselbaarder mensen worden; ik heb nog nooit iemand een uniek verhaal horen vertellen over een verre reis) (“de mensen” in dat daar, eender welk daar, al die verre daars, zijn klaarblijkelijk ook allemaal hetzelfde: alle sympathieke, eenvoudige, tevreden, innemende, gastvrije, ruimhartige en vrijgevige mensen wonen “daar”, nooit “hier”), niet al te ver van haar eigen huis intrek neemt in een bed and breakfast (waarom is daar nog geen goede Nederlandse term voor? ik opteer, gewoon, voor bed en ontbijt), misschien een stomme kamer krijgt, eet in een restaurantje aan zee, tegen niemand heeft ze gezegd waar ze heen ging, misschien iemand bellen, misschien iemand vragen om ook even te komen, misschien haar vriend, die misschien een hele stomme reden heeft om het aanbod af te slaan.

Nog een zjanrûh. Een komen-van-leeftijd roman. Ja. Voor mijn part. Kassa 19 als komen-van-leeftijd roman. Want jong zijn dus, dat zei ik toch?, en vrienden, en liefde, en een bijbaantje, en school, en leraren, en het schrijven ontdekken, je eerste verhaaltjes schrijven achterin je oefenschrift en een leraar die dat dan leest, en boeken, en lezen, en iets ergs meemaken, tegenwoordig zouden ze zeggen een traumatiserende ervaring, en denken, en de kortste liefde is soms ook de langste liefde, en hoe je alles bijeen moet zien te houden binnen de grenzen van het mens dat je bent, was er niet iets met een mandril op een slagboom?

Een ode aan de dingen.
Een ode aan leven.
Een ode aan het leven? Nee, een ode aan leven. “Het leven” is een onwerkzame fictie.

Ficties, ik dacht. En aan Hans Vaihinger. Heel even dan.

Maar gesproken van odes, dit boek lijkt me bovenal een ode aan de taal. Aan de prachtige fascinerende overrompelende überschone kracht van taal. Kassa 19 kent weinig dialogen, er wordt, vooral, in hoofd gesproken. In lange, eindeloze zinnen, soms zonder interpunctie. Soms in eerste persoon enkelvoud. Soms in twede persoon enkelvoud. Soms in eerste persoon meervoud. In terzijdes en dan weer terzijdes binnen terzijdes. In associaties. In lange opsommingen. In waanzinnige humor of dodelijke ernst. Razend. Meditatief. Beschouwelijk. Strijdbaar. Aarzelend. Uniek.

En hier zitten en niet weten wat mijn laatste woorden over dit boek moeten zijn want alles gaat Kassa 19 tekort doen. Gans het lezen lang koesterde ik de wens dat Kassa 19 een persoon zou zijn zodat ik ermee op kaffee kon gaan en praten en lachen en drinken, en ik dacht als laatste zoiets te zeggen maar dat is veel te pathetisch, toch?

Dat er geen laatste woorden zullen zijn omdat Kassa 19 alle woorden overbodig maakt –

Dat iedereen dit moet lezen.

Dat diep onder de huid

Dat nog lang

Dat

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie

Kassa 19

  • Schrijfster: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort: Engelse roman
  • Origineel: Checkout 19 (2021)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 28 april 2022
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: 23,50 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Winnaar Europese Literatuurprijs 2023

Recensie en waardering van de roman

  • “Bennett schrijft als niemand anders. Ze is een zeldzaam talent en Kassa 19 is een magistrale roman.” (Karl Ove Knausgård)
  • “Ik viel in Kassa 19 en wilde er niet meer uit klimmen. Het is prachtig – ik weet niet goed waarom, en dat maakt het alleen nog maar prachtiger.” (Roddy Doyle)
  • “Een diepzinnig en erg grappig boek over groei en belofte, en hoe je die in stand moet houden; over vrouwen die lezen en schrijven en hoe ze overleven… sensationeel.”  (London Review of Books)
  • “Een bijzonder document over de rijkdom van het innerlijke leven… Het komt zelden voor dat je de sensatie van een andere geest zo levendig voelt als in dit glansrijke boek.” (Sunday Times)
  • “Een buitengewoon gevarieerde roman die uit zeven delen bestaat waarin we losjes een verteller volgen – op verschillende leeftijden en op verschillende plekken – door een complexe collage van ideeën, sensaties en emoties.” (The Guardian)

Flaptekst van de roman van Claire-Louise Bennett

In een arbeidersstadje ten westen van Londen krabbelt een schoolmeisje, betoverd door de eerste vonken van haar verbeelding, verhalen achter in haar schoolschrift. Terwijl ze opgroeit verandert alles en iedereen in brandstof voor haar vurige talent. De grote Russische man in de oude kastanjebruine auto die rondzwalkt in de supermarkt waar ze als caissière werkt en die haar een exemplaar toestopt van Voorbij goed en kwaad. De toenemende stapels met andere boeken waarin ze zichzelf verliest en vindt. Zelfs het op een verwoestende manier ontsporen van een vriendschap. De opwinding waarmee ze personages en scenario’s in haar hoofd oproept, wordt geëvenaard door de vreugde waarmee ze haar eigen weg door de wereld creëert. Kassa 19 is een levendige en betoverende reis door de kleine trauma’s en triomfen die ons definiëren – als lezers, als schrijvers, als mensen.

Claire-Louise Bennett is de auteur van Pond, dat op de shortlist stond van de Dylan Thomas Prize, en won de White Review Short Story Prize. Haar verhalen en essays zijn gepubliceerd in The New York Times Magazine, Harper’s en andere tijdschriften

Claire-Louise Bennett Checkout 19

Checkout 19

  • Schrijfster: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort: Engelse roman
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Jonathan Cape
  • Verschijnt: 30 augustus 2021
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Boek bestellen bij: Libris / Bol

Flaptekst van de roman van Claire-Louise Bennett

With fierce imagination, a woman revisits the moments that shape her life; from crushes on teachers to navigating relationships in a fast-paced world; from overhearing her grandmothers’ peculiar stories to nurturing her own personal freedom and a boundless love of literature. Fusing fantasy with lived experience, Checkout 19 is a vivid and mesmerising journey through the small traumas and triumphs that define us – as readers, as writers, as human beings.

Bijpassende boeken en informatie