Tag archieven: Fleur Jaeggy

Fleur Jaeggy – De waterstandbeelden

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster. Op 9 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman uit 1980, Le statue d’acqua, van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de Zwitserse roman uit 1980 De waterstandbeelden. Het boek is geschreven door FleurJaeggy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Recensie van Tim Donker

Misschien als meden. Misschien perzen. Misschien niet bij de pakken neer. Misschien vroeger, of anders later. Misschien als duw komt tot schuif. Misschien een puntje. Misschien een paaltje. Misschien laat op de avond. Misschien als de kinderen op school. Misschien in bad, misschien onder de douche. Misschien in de achtertuin of misschien op de fiets. Als het waait. Regent. Of zon, en windstil, en een reden om in een betere wereld te geloven. Misschien als je het van verre kunt zien komen. Misschien met jeuk op onbereikbare plekken. Misschien zonder reden. Misschien zomaar. Misschien bij de eerste pot koffie van de dag. Misschien in een ander land op het strand. Misschien onder blauwe hemel. Misschien in halfslaap. Misschien dronken. Misschien als ik sta te koken, of mijn nagels knip, of de was ophang. Misschien bijtijds. Misschien veel te laat. Ooit, misschien ga ik de schaamteloosheid bereiken om me die vraag te stellen. Deze vraag: Wat is een boek? Een stompzinnige vraag, zeg nu zelf. Maar. Ik las De waterstandbeelden en het leek me een gepaste doch niet te stellen vraag. Een ongekend domme doch volslagen logische vraag. Een uiterst kinderachtige en toch tamelijk intrigerende vraag.

Met boek bedoel ik natuurlijk fictie.

Met fictie bedoel ik natuurlijk literatuur.

Met literatuur bedoel ik natuurlijk –

O, er zullen ongetwijfeld handboeken bestaan. Het zal wel vastgelegd zijn, ergens. Een of andere literatuurwetenschapper heeft zich er ooit over gebogen en hij heeft iets gezegd. Iets met plot, ontwikkeling, zoiets. Iets met personages die op het eind verder zijn dan aan het begin. Iets met mensen die op de eerste bladzijde al iets moeten willen, al is het maar een glas water. Ik weet het wel. Ik heb die klok ooit horen luiden maar het heeft me nooit een moer kunnen schelen waar de klepel hing. Wetten ontdekken waar die niet zijn, loopt altijd op potsierlijkheden uit. Aan alles valt wel te tornen. Zoals Eekhoorn al zei. In een verhaal van Toon Tellegen dat ik een paar avonden geleden nog aan mijn zoon voorlas.

Ik heb nooit een grijns kunnen onderdrukken als iemand -meestal was Peter dat- oordeelde dat iets “niet zoveel meer met muziek te maken” had, als ik weer eens zo’n soort cd had opgelegd. U kent dat soort cd wel. Geen melodie, geen ritme, soms zelfs in het geheel geen instrumenten meer. The Brutum Fulmen die acht minuten lang het oorverdovende geluid van een industriële ventilator door mijn boxen (of toen: Peters boxen) lieten knallen, die op een werkbank lichtpeertjes kapot hamerden, die het gepiep van een deur in een parkeergarage tot in het ondraaglijke versterkten. Dat heeft niet zoveel meer met muziek te maken, zei hij, zei Peter.

Ik heb me altijd afgekeerd van mensen die naar een schilderij wezen en zeiden Dat kan mijn kleine zusje ook. Klaarblijkelijk is kunst bovenal iets wat je kleine zusje niet kan. Vraag je kleine zusje wat zij niet kan en doe het dan en zie daar: je hebt kunst gemaakt.

Ik heb altijd alleen maar wrevel gevoeld als ik moest zeggen wat ik eigenlijk zo leuk vond aan die “rare boeken” die ik las, ik heb woede gevoeld bij de onderliggende suggestie dat het alleen maar aanstellerij was, dat ik alleen maar deed alsof ik die “rare boeken” leuk vond om interessant te lijken. Want volgens mij heeft dat niet zoveel meer met schrijven te maken. Zei Peter weer.

Toch vroeg ik me toen ik De waterstandbeelden las even, heel even, een kortdurend, schaamtevol, eindeloos lijkend rotmoment, af of ook ik, ik zou bijna zeggen zelfs ik, niet een iets nodig heb, een allerminimaalst iets, een allerlaatste kleine kruimel literatuurwetenschap om mee te wegen, om te zeggen Ja, dit is een boek. Het is onzin, dat weet ik ook wel. Er is alleen maar een kaft, bladzijden, er zijn alleen maar letters. Dat is alles. En met Kraakpen hadden we een keer, één nummer, de kaft zelfs afgeschaft (bijna twee decennia voordat nY dat deed, ik wil het niet zeggen maar ik zeg het toch). Dat begreep toen niet iedereen. Er waren er die dachten dat ze een incompleet exemplaar toegestuurd hadden gekregen.

Jaeggy kende ik nog van De gelukzalige jaren van tucht. Dat was een raar boek, niet? Het was de sfeer, of het was de stijl, of het was de duisternis, of het was het licht, het bleef steeds een laatste rest hebben die je niet benoemen kon. Maar ik kon nog wel zeggen dat het ging over vriendschap, dat het zich afspeelde op een kostschool, dat het jaren overbrugde, dat er twee meisjes waren, dat die zich op het eind op een andere -letterlijke en figuurlijke- plek bevonden dan aan het begin. Daar kon je in de literatuurlessen nog wel wat mee.

Over De waterstandbeelden kan ik niets zeggen. Ik kan wel beginnen over die Beeklam die standbeelden bewaart in een ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, zoals de zijflap zegt, maar De waterstandbeelden gaat niet over Beeklam en in weerwil van de titel ook niet over zijn standbeelden. Amsterdam is een plek, helaas, maar er zijn ook andere plekken. Het zou zich nu af kunnen spelen of vijftig jaar geleden of vele eeuwen geleden. Het zou een roman kunnen zijn, maar ook een theatertekst, of een -daar heb je hem weer- boeklang poëem. Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het boek is maar een luttele 110 pagina’s dik al lijkt het veel dikker. Daarmee bedoel ik dat je het in vele stoelen leest, en onder vele hemels, dat je over vele vloeren gaat terwijl je dit aan het lezen bent, dat je het gedurende vele nachten leest. Ik zat maar in één stoel. Ik las dit in één nacht uit. Maar De waterstandbeelden is rijk, maf, ontregelend, duister. De vele korte, soms zeer korte, hoofdstukjes lijken even zovele geschilderde gruwelijkheden ofnee het zijn geen gruwelijkheden maar ze lijken het slechts. Of. Ja. Nee. Ik weet het niet. Je hebt de indruk dat je naar iets pijnlijks kijkt, dat alles zich afspeelt onder onheilszwangere luchten, er is iets mis aan het gaan maar je kunt niet zeggen wat, straks gaat hier zich iets bijzonder ellendigs afspelen maar dat straks komt nooit. De personages zijn die van Beckett of die van Joyce of die van Poe of die van De Sade of gewoon die van Jaeggy.

Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het perspectief wisselt, de taal vervreemdt, er is een gesprek met een kraai, personages komen uit de lucht vallen, er zijn onnavolgbare monologen, pinteriaanse dialogen, misschien is het één lange hallucinatie, zomwijlen bijkans hermetische tekstbrokjes die door de aarde zelf opgerocheld lijken te zijn, er is onderkoelde humor: “Als hij zei dat het een prachtige ochtend was, dan leek zijn toon eraan toe te voegen dat het betreurenswaardig was dat ochtenden prachtig waren.”; “ze was even lang als de kasten in haar huis hoog waren.”; “Snel, droogjes en verstrooid hadden de twee mannen amper tijd om met elkaar kennis te maken of ze waren het al eens, twee kieskeurige boompjes, die vanbinnen blij dat ze het snoeien hadden overleefd.”; “Beeklam stond weer op straat. De stad leek hem vaag en ver weg, er hing een geur van natte bloemen. Twee meisjes sloegen elkaar, het ene gebruikte haar vuisten, het andere een rood parapluutje. Hij waardeerde de elegante bedrevenheid van het brute geweld.”- naja geen dijenkletsers nee maar iets dat even een tik tegen de werkelijkheid geeft zodat de werkelijkheid scheef komt te hangen en zulke tikken zijn toch altijd weer goed voor een halve of misschien zelfs hele grijns op mijn gezicht.

Maar dat kan allemaal nog. Dat verontrust mij nog niet.

(Peter zou zeggen dat dat volgens hem niet zoveel meer met humor te maken heeft)

(Peter zei dat ooit daadwerkelijk dat iets volgens hem niet zoveel meer met humor te maken had. Dat ging over de zanger van Hallo Venray die ooit, op een of ander festival, meest vermoedelijk Pinkpop, was opgekomen op een pogostick. Peter beschreef me die scéne en voegde daaraan toe: Dat heeft volgens mij niet zoveel mee met humor te maken. Vroeg ik: Was dat als humor bedoeld dan?)

(& vooral dan dat dat parapluutje rood is)

Pas die allerminimaalste kruimel die Jaeggy me liet heroverwegen, deed het boek branden in mijn vingers. Die allerminimaalste kruimel was peteriaans geformuleerd: Heeft dit volgens mij nog wel wat met betekenis te maken?

Fragmentarisme, dat ken ik.
Tijdloosheid (als in: niet onomstotelijk situeerbaar in een duidelijk herkenbare tijd), dat ken ik.
Geen vaste hoofdpersonen, dat ken ik.
Van vorm veranderen, dat ken ik.
Een onduidelijke plot, of misschien zelfs de totale afwezigheid daarvan – dat ken ik.
Maar het betekende altijd nog wel iets. Iemand stond op, iemand ging zitten. Iemand vond iets, iemand voerde een telefoongesprek. Iemand dronk wijn, iemand dacht aan iemand anders. Iemand viel voor de tweede keer. Hoe die Jozef en die Maria dat grootgebracht hebben hè, je verstaat het niet.

Ik las De waterstandbeelden niet in één nacht uit. Ik deed er meerdere dagen over. De stoel en de vloeren en het plafond waren wel dezelfden, dat wel. Al waren zij dat op een ander nivo ook niet. Dit is ook geen in éénnachtuit-boek. Dit hier is een taje lees. Ik vond mij geregeld terug, in mijn leesstoel, hologig naar de bladzij starend, mompelend Wat heb je nu zojuist gelezen, Donker? – en dan het antwoord moeten schuldig blijven (nee, dat is niet waar, ik adresseer mijzelf nooit bij mijn achternaam). De waterstandbeelden telt vele zinnen die ik drie, vier, vijf keer moest herlezen om ergens in het duister toch nog zoiets als kontoeren te ontwaren. Bijvoorbeeld: “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom, ofschoon haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat, waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft.”

Zo’n zin dus. En ik lees dat. En dan lees ik het nog eens. En dan nog eens. En nu heb ik hem zelfs overgeschreven. En ik lees, en ik schrijf over, en ik denk Staat daar iets? Betekent dat iets? Zegt het iets? Delen van die zin vind ik erg mooi. “haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat”, dat vind ik mooi, aan het woord “ofschoon” heb ik al sinds mijn vroegste jeugd een enorme hekel (net zoals aan “een poos”, of “dikwijls”, die haat ik ook al sinds mijn kleutertijd); “waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft” vind ik een beetje te gezwollen en “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom” doet me dan weer te ijl aan, iets waar een bandje als Dead Can Dance mee af zou kunnen komen en dat is niet bedoeld als compliment. Maar het is een zin, en het staat in dit boek, en zinnen als deze deden me dat laatste kruimeltje vastpakken en van dichtbij bekijken. Moet een zin wel iets betekenen, en dan bedoel ik iets buiten die zin zelve. Kunnen zinnen geen “loutere” poëzie zijn, een taal die alleen nog maar naar zichzelf verwijst? Ben ik, juist ik, niet erg afkerig van X verwijst naar Y en Z naar A? Want zou je ommers A bedoelend niet liever ook A schrijven? Wat geen pleidooi is tegen poëtisch taalgebruik, hooguit tegen literair snobisme (ik heb het hier over die werken die je pas ten volle kunt begrijpen als je de bijbel, de Griekse en Germaanse mythologie, de Oosterse filosofie en de gehele wereldgeschiedenis van buiten kent). Mag een zin misschien niet gewoon een moje zin zijn, ook zonder dat je zou kunnen promoveren op die zin?

Dan denk ik aan “In het mooiste uur van de nacht veranderde koelte in treurnis.”. Staat daar iets? Nee. Ja. Ik weet het niet. Misschien is het zwanger van oneindig veel betekenissen. Misschien betekent het niets anders dan dat in het mooiste uur van de nacht de koelte in treurnis veranderde. Koelte verandert wel vaker in treurnis. Wel. Ja. Ik vind het vooral een hele moje zin. Op dit uur van de ochtend, met kaneelkoffie in mijn kop en Ornette Coleman in de speler is een hele moje zin meer dan genoeg. Op dit uur van de ochtend mag een boek best dat zijn: een verzameling hele moje zinnen, een stuk of wat verstillende beelden, vervreemding, duisterheid & dingen die absurd zijn. Ik heb De waterstandbeelden mooi gevonden. Een mooi boek, koffie en Coleman. Niks meer is er nodig om een regenachtige ochtend prachtig te maken.


Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie

De waterstandbeelden

  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: Italiaanse roman uit Zwitserland
  • Origineel: Le statue d’acqua (1980)
  • Nederlandse vertaling: Hilda Schraa
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 9 januari 2023
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1980 van Fleur Jaeggy

Familie, obsessie en rijkdom samengebracht door de meesterstilist.

Zelfs in het bepaald niet weelderige oeuvre van Fleur Jaeggy is De waterstandbeelden een bijzonder eigenaardig boek. Deze vroege roman, wrang van eenzaamheid en vol vervreemde emotionele armoede, is gedeeltelijk gestructureerd als een toneelstuk: de dramatis personae omvatten de verschillende familieleden, vrienden en bedienden van een man genaamd Beeklam, een rijke kluizenaar die standbeelden bewaart in de ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, waar herinneringen beven in traag licht en het omringende water ondergronds naar het IJ wordt gelokt.

De waterstandbeelden, opgedragen aan Ingeborg Bachmann en uitgewerkt in Jaeggy’s sobere maar diamantscherpe stijl, levert – met zijn verzameling getroebleerde maar verwante zielen – een onuitwisbaar beeld van de drassigheid van het leven.

De Zwitsers-Italiaanse schrijfster Fleur Jaeggy (31 juli 1940) werd in Zürich geboren. In 2019 verschenen van haar in vertaling de verhalenbundel Ik ben de broer van XX en de roman SS Proleterka, die op de shortlist van de Europese Literatuurprijs stond. De gelukzalige jaren van tucht, haar bekendste roman, die bekroond werd met de Premio Bagutta, verscheen in 2021 bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Fleur Jaeggy – De gelukzalige jaren van tucht

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie en informatie over de roman uit 1989 van de Italiaans-Zwitserse schrijfster. Op 16 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman I beati anni del castigo van schrijfster Fleur Jaeggy.

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De gelukzalige jaren van tucht. Het boek is geschreven door Fleur Jaeggy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze Italiaanse roman uit 1989 van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Recensie van Tim Donker

Soms duurt een vriendschap tot aan de dood van Bowie. Want mensen gaan dood, zangers gaan dood, iedereen gaat dood, Bowie ging dood. Ik had nog feesboek in die tijd. Bowie ging dood en ik had nog feesboek. En iemand schreef, iemand zei, toen, bij de dood van Bowie, hij zei, hij schreef, en ik lieg niet, ik spreek de hele zuivere erge waarheid als ik zeg dat hij schreef dat hij zei, bij de dood van Bowie: A saint has passed away.

Die iemand was een vriend van mij.

Ik zeg met opzet was.

En ik dacht O. En ik dacht Hum. En ik dacht Tsja. Uh seent hes past uh-weej. Ik was met die gast op vakantie geweest ooit. Niet met Bowie. Maar met die vent die dat geschreven had. Dat van uh seent hes past uh-weej. Ik had met die gast op een strand gezeten, we hadden biertjes gedronken, we hadden avond aan avond gekaart, we hadden ons de tranen in de ogen gelachen om de absoluutste stompzinnigheden, ik mocht hem wel. Maar ja. Dan moet je niet gaan schrijven dat er uh seent uh-weej gepast is als de meest overgewaardeerde artiest allertijden komt te overlijden. Uh seent hes past uh-weej. Zouter vraten we het niet die zomer, of was het winter toen hij dood ging, ik weet het niet meer. Waarom moest dat in het engels, dat om te beginnen al, misschien omdat het in het Nederlands te duidelijk zou zijn geweest hoe achterlijk die mededeling was. Is een vriendschap bestand tegen zulke dingen, is er een vriendschap denkbaar die hiervoor robuust genoeg is, ach vriendschap, ik zag die gast al jaren nog maar nauwelijks, komaan dan, weg jij met je seent.

Vriendschap, dat is ook waar het in De gelukzalige jaren van tucht over gaat en dan met name over de vraag of een vriendschap “buiten” overleven kan. Buiten? Ja. Waar zal ik eens beginnen? Ow. Dat hele boek, mensen, daar hebt gijlie geen gedacht van.

Doch bijna had ik het boek al bij de eerste bladzijde het raam uit gekegeld. In de twede regel Robert Walser al tegenkomen, dat is niet alleen mooi -want Walser is de schrijver van vele weliswaar bij momenten lichtelijk saje maar vooral toch voor het grootste gedeelte fijne, zachte, warme, innemende, lieve (ja Walser heeft zoon beetje de liefste literatuur ooit nedergepend) en steeds een tikje zonderlinge boeken- maar ook begrijpelijk: het internaat waar De gelukzalige jaren van tucht zich afspeelt (het speelt zich af in een internaat ja had ik dat nog niet gezegd?) staat op een steenworp afstand van Herisau, het gesticht waar Walser de laatste jaren van zijn leven verbleef, en ook van de plek waar Robert Walser op eerste kerstdag 1956 aan een hartinfarct stierf in de sneeuw.

Maar dan staat er: “We kenden die schrijver niet. Zelfs onze lerares Duits kende hem niet. […] Het is echt zonde dat wij niet van het bestaan van Walser afwisten, we zouden een bloem voor hem hebben geplukt. Tenslotte was ook Kant ontroerd toen een onbekende vrouw hem, voor hij stierf, een roos aanbood.” Waarom moet die zin over Kant er nou weer bij? En waarom Kant, waarom niet Jan Boerenlul, die vast ook blij was met een roos, van een bekende of een onbekende vrouw, toen Jan Boerenlul nog in de bloei van zijn leven was of toen Jan Boerenlul al op sterven na dood was? Ja, ik weet waarom Kant: omdat de filosoof de mededeling moet doen uitstijgen boven het stompzinnige, nietszeggende en totaal overbodige anekdotiekje dat het is. Wat een pretentieuze weetjesweterij, wat een pedanterie, want een gemaakt achteloze namennoemerij! Weg, weg, weg met dit boek, onmiddellijk het raam uit ermee! Maarja, ik zat op het weesee toen ik de eerste bladzijden las en ik had zo gauw geen raam bij de hand (ja waar zijn die goeje ouwe weeseeraampjes eigenlijk gebleven?) en ik had ook nog niet ganzelijk gedaan met op de kakstoel te zitten dus ik las maar door. Gode zij dank. Gelukkig las ik door. Hoezee voor de weeseeraampjesloze weesees! Ik las door! Ik las zinnen als “Als je de kleine witomlijste ramen bekijkt en de nijvere, stralende bloemen op de vensterbanken, ontwaar je een tropische stilstand, een getemd woekeren, en krijg je het gevoel dat er zich binnenshuis koel-sombere en enigszins ziekelijke dingen afspelen. Een Arcadië van ziekelijkheid. Het is alsof daarbinnen, in die netheid, de vrede en idylle des doods heersen. Een gejuich van kalk en bloemen”; “Ik deed Frans en Duits en algemene ontwikkeling. Ik deed helemaal niets.”; “Ze was vijftien, had glanzend haar, steil als een lemmet, een duistere, strakke, ernstige blik. Een arendsneus, haar tanden, als ze lachte, en ze lachte niet vaak, waren spits. Een mooi hoog voorhoofd, waarop je de gedachten bijna kon aanraken, waarop voorbije generaties talent, intelligentie en charme hadden overgedragen.” –

en ik was gegrepen.

Gegrepen door de stijl van Jaeggy. Een prachtige, unieke stijl die zich moeilijk typeren laat. Het is poëtisch, het is duister, het is broeierig, het is onderkoeld, het is lyrisch, het is grimmig, het is sienies, het is ontwapenend, het is mooi. Ik ben blij met mijn weesee zonder ramen, heel blij. Ik las door, ik las rap, het is een dun boekje, net iets over de honderd bladzijden heen, met korte hoofstukken en ik hou van korte hoofdstukken, ik hou van te kunnen denken: “Nog één hoofdstukje? Ja dat kan wel voor ik moet gaan koken / voor ik de kinderen uit school moet halen / voor ik de plee moet opkuisen / voor ik de boodschappen moet gaan doen / voor ik nog even kleinstwijltjens melankoliek uit het raam moet gaan staren.”, ik hou van dat ritme, ik hou van dat wit, ik hou van dat deinen.

Jaeggy beschrijft het mooi maar Jaeggy beschrijft ook iets moois: de vriendschap tussen de ikpersoon en ene Frédérique (het meisje met het glanzende haar en de aanraakbare gedachten). In retrospekt: de ikpersoon is geen meisje meer maar vrouw en kijkt terug op “de gelukzalige jaren van tucht”, en haar vriendschap met Frédérique; een vriendschap die niet bestand bleek tegen een leven buiten de muren van de kostschool.

(& vroeger, toen ik kind was, en ging loozjeren bij mijn tante, las ik saavonts, stiekem, want ik had het gevoel dat ik iets deed wat niet mocht, in de stripboeken van mijn tien jaar oudere nichten. die hadden meisjesstripboeken. wij hadden thuis geen meisjesstripboeken, ondanks dat ik twee zussen heb. er was een reeks van dikke stripboeken, ik geloof dat de reeks “Debbie” heette. de verhalen daarin speelden zich bijna altijd af op een kostschool. de kleuren waren donker, veel bruin. de verhalen waren ellendig maar toch vond ik er iets gezelligs in. een beetje dat. dit. nu. deze gelukzalige jaren van tucht. een bruinige gezellige tristesse. ofzo)

De gelukzalige jaren van tucht is een miniatuurtje vol prachtige zinnen van het kaliber “De lucht was nog steeds blauw, geheugenloos”. Het is een verstild, het is een beweeglijk boek. Het is teder, het is zacht, het is bikkelhard. Trieste liedjes en walsen. Eigenlijk meer een herfstboek dan een zomerboek maar soit, ik bespreek het weer eens veel te laat. “De dag was helder en rampzalig”. Ingetogen. Afgemeten. Mat. “Oeroud zijn onze kinderjaren”.

Fantasties is het hoofdstuk van het afscheid, alle meisjes weg uit het internaat, iedereen naar “huis”, hoe problematies want wat is tuis als je de “gevangenis” van het internaat alleen maar kent? Iedereen weg, de ikpersoon als laatst, de leraar gymnastiek, tennis en aardrijkskunde brengt haar naar het station, de trein, dan aankomst in Zürich:  “Op het perron stond Herr Dr. op me te wachten, mijn vader. Hij nam zijn hoed af. Laten we naar huis gaan. Naar het hotel. Het was bijna zomer. Met Pasen was er net zo’n blauwe lucht geweest, en ook die haan op de klokketoren van een protestantse kerk. Er is iets verstards. ‘Bist du zufrieden?’ ‘Ja, mein Vater.’ Ook in de manier van praten iets verstards.”

Tevredenheid lijkt het hoogst haalbare, de geslaagde dag, wanneer was je voor het laatst tevreden? Maar wie heeft tevredenheid nodig als de treurnis zo mooi kan zijn:

“Orde en onderwerping, je weet maar nooit wat die voor uitwerkingen hebben als je volwassen bent. Je kunt crimineel worden of, als de tijd zijn werk doet, een verstandig mens. Maar getekend zijn we allemaal, vooral de meisjes die tussen de zeven en tien jaar kostschool achter de rug hebben. Ik weet niet wat er van hen is geworden, ik weet niets meer van hen. Het is alsof ze dood zijn. Alleen eentje, Frédérique, heb ik overal gezocht, omdat ze voor me uit loopt. En ik ben altijd op haar brief blijven wachten. Zij hoort niet bij de doden. Het stond voor mij onomstotelijk vast dat ik haar nooit meer terug zou zien, en ook dat dankzij onze opvoeding: je de mooie dingen ontzeggen en het goede nieuws vrezen.”

Het goede nieuws is dat het goede nieuws niet gevreesd hoeft te worden.
Het goede nieuws is dat de brief nooit gekomen is.
Het goede nieuws is dat je elkaar nooit meer terug ziet, of in ieder geval pas lang nadat uh seent uh-weej gepast is.

Het goede nieuws is dat alles in ieder geval nog altijd prachtig beschreven kan worden.

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie

De gelukzalige jaren van tucht

  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: Zwitserse roman
  • Origineel: I beati anni del castigo (1989)
  • Nederlandse vertaling: Annegret Böttner, Leontine Bijman
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 16 september 2021
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek kopen bij: Boekhandel / Bol
  • Winnaar Premio Bagutta 1989

Recensie en waardering voor de roman

  • “IJskoud proza is het, maar vol van spanning en suggestie. Als een tragisch voorval de meisjes uit elkaar drijft, wordt pas echt duidelijk wat er zo gelukzalig is aan die jaren van tucht.” (Emilia Menkveld, de Volkskrant)
  • “Deze Zwitserse schrijfster schrijft spectaculair. Ze durft risico’s te nemen om door te dringen tot de essentie.” (Sebastiaan Kort, NRC, ●●●●)

Flaptekst van de roman van Fleur Jaeggy

In een hoog in de bergen gelegen Zwitsers meisjespensionaat, waar de dagen op exact dezelfde manier verstrijken, doet op een dag een nieuw meisje haar intree: ze is mooi, streng, perfect, ze lijkt alles al te hebben meegemaakt. Tussen deze Frédérique en de hoofdpersoon, die het verhaal van hun ‘amitié amoureuse’ jaren later met een mengeling van nostalgie en huiver te boek stelt, ontspint zich binnen de strenge muren van het internaat een verwarrende verbondenheid.

Deze ongrijpbare verhouding wordt in de buitenwereld nog problematischer wanneer zij elk op hun eigen manier ondervinden dat de tucht weliswaar uit hun leven is verdwenen, maar dat daardoor de eerder zo verafschuwde orde ook ontbreekt. De gelukzalige jaren van tucht is een intens verhaal over idylle en gevangenschap. De Zwitsers-ltaliaanse schrijfster Fleur Jaeggy werd in Zürich geboren. In 2019 verschenen van haar in vertaling de verhalenbundel Ik ben de broer van XX en de roman SS Proleterka, die op de shortlist van de Europese Literatuurprijs stond. De gelukzalige jaren van tucht is haar bekendste roman die verscheen in 1989 en bekroond werd met de Premio Bagutta.

Bijpassende boeken en informatie

Fleur Jaeggy – SS Proleterka

Fleur Jaeggy SS Proleterka recensie waardering en informatie over de inhoud van deze Zwitserse roman. Op 5 maart 2019 is de roman SS Proleterka van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jeaggy verschenen bij Uitgeverij Koppernik.

Fleur Jaeggy SS Proleterka Recensie

Fleur Jaeggy SS Proleterka Recensie

Nadat de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de Fleur Jaeggy SS Proleterka recensie en waardering lezen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de roman SS Proleterka van de Italiaanstalige schrijfster Fleur Jaeggy lezen.

Fleur Jaeggy – SS Proleterka

  • Titel: SS Proleterka
  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: psychologische roman
  • Origineel: Proleterka
  • Nederlandse vertaling: Frans Denissen
  • Uitgever: Koppernink
  • Verschenen: 5 maart 2019
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Tags: cruise, Middellandse Zee, vrouwenleven
  • Waardering:

Bestelmogelijkheden

Inhoud Fleur Jaeggy SS Proleterka

De vijftienjarige hoofdpersoon en haar afstandelijke financieel geruïneerde, maar toch geliefde vader, Johannes, gaan samen op een cruise naar Griekenland aan boord van de Proleterka. Vanuit een vreemd, telescopisch perspectief, verteld vanaf de dag dat ze plotseling besluit dat ze de as van haar vader wil ontvangen, vertelt ze over haar jeugd. Haar hertrouwde moeder, koud en ver weg, stond de vader slechts sporadisch toe zijn kind te komen bezoeken, dat weggestopt zat bij familieleden of op een school voor meisjes.

Aan boord van de Proleterkaheeft ze heftige, vleselijke omgang met de zeelui: ‘Ik had geen ervaring met het andere deel van de wereld, het mannelijke deel.’ In de ban van het verlangen ervaring op te doen beschrijft ze zelfverzekerd zowel haar afspraakjes als hoe ze haar vader vrijwel totaal negeert. SS Proleterka is een genadeloos onderzoek naar afstand, schroom en wrok.

Bijpassende Boeken en Informatie

Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX RecensieFleur Jaeggy – Ik ben de broer van XX
verhalen
Uitgever: Koppernik
Verschenen: 5 maart 2019

Fleur Jaeggy – Ik ben de broer van XX

Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX recensie waardering en informatie over de inhoud van deze verhalenbundel. op 5 maart 2019 is bij Uitgeverij Koppernik de verhalenbundel van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy – Ik ben de broer van XX verschenen.

Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX Recensie

Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX Recensie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX recensie en waardering lezen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je informatie over de inhoud van de verhalenbundel van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX lezen.

Fleur Jaeggy – Ik ben de broer van XX

  • Titel: Ik ben de broer van XX
  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Sonoil fratello di XX 
  • Nederlandse veraling: Hilda Schraa
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschenen: 5 maart 2019
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Waardering:

Bestelmogelijkheden

Inhoud Fleur Jaeggy Ik ben de broer van XX

Fleur Jaeggy staat bekend om haar spaarzame en telegramachtige stijl, wat een intrigerende paradox oproept: ondanks de kaal-tot-op-het-bot-basis is haar werk zeer aangrijpend. Zoals April Bernard opmerkte in Newsday: ‘Het is een raadsel hoe het werk tegelijkertijd kil en hartstochtelijk kan zijn.’

In Ik ben de broer van XX – of de verhalen nu over beroemde schrijvers (Calvino, Ingeborg Bachmann, Joseph Brodsky) of over baronessen, dertiende-eeuwse visionairen of gekwelde kinderen op elitaire Zwitserse kostscholen gaan – slaagt Jaeggy er op steelse wijze in je geest in bezit te nemen. Haar gotische werelden lopen over van stil geweld – en zijn onvergetelijk.

Bijpassende Boeken en Informatie

Fleur Jaeggy SS Proleterka RecensieFleur Jaeggy – SS Proleterka
psychologische roman
Uitgever: Koppernik
Verschenen: 5 maart 2019