Tag archieven: Zwitserse schrijfster

Nastassja Martin – Geloven in het wild recensie

Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 2 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van het Arctische reisverslag Croire aux fauves, van de Franstalige Zwitserse antropoloog en schrijfster Nastassja Martin.

Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden Geloven in het wild. Het boek is geschreven door Nastassja Martin. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het antropologische Arctische reisverslag van de Zwitserse schrijfster Nastassja Martin.

Recensie van Tim Donker

Je weet niet wat het is. Nog altijd niet. Ook niet nu je zit, met dat ellendige nu nog lege scherm voor je weet je het niet en je hebt niet de illusie dat je het weten zal als het scherm gevuld is.

Je weet wel vaker niet wat het is. Dat is het punt niet. Meestal is het een goed ding dat je het niet weet, en dat is dan alvast iets. Want je gaat er iets over zeggen uiteindelijk. Dat is wat je doet. Je leest dingen, daar zeg je iets over. Misschien zijn er anderen die daar kennis van nemen, misschien niet. Maar je gaat er iets over zeggen. Ook als je niet goed weet wat het is.

Dan zeg je dat je niet goed weet wat het is, en dat dat een goed ding is. Of je praat er maar zo’n beetje rond. Je schrijft er maar zo’n beetje naast. Ook dat is goed. Je wist niet wat je las, en je weet niet wat je geschreven hebt. Dat klopt dan toch.

Maar dit keer weet je het niet en weet je ook niet wat het niet weten zeggen wil. Je bent bijna genegen te denken dat dit een van de weinige keren is dat het niet het goede ding is dat je het niet weet. Je bent bijna genegen te denken dat je in dit geval had moeten weten wat het is, en dat er ergens iemand in gebreke is gebleven omdat je het niet weet.

En dan zit je daar maar. Met dat ellendige nog altijd vrij lege scherm voor je. En dat boek ernaast. Je kijkt naar het scherm, je kijkt naar het boek. O. Je wist wel wat je dacht dat het ging zijn. Je dacht dat het veel ging zijn, je dacht dat het alles ging zijn. Je dacht dat het leesstoelnagelend goed ging zijn, je dacht dat het je onthutst, naar adem snakkend, vervuld van schoonheid ging achterlaten – misschien iets als geluk. Dacht je. Want ga maar na. Die uitgever alleen al. Dat sirkeltje met dat puntje in, is je al haast een kwaliteitszegel geworden. Een stempel. Een merkteken. Dat wat spreekt en zegt let op lees dit zet u neder zwijg stil en lees. Koppernik. Blinde aanschaf gerechtvaardigd. Toch? Is wat je dacht.

En dan: Franse antropologe overleeft berenaanval ergens in het uiterste oosten van Rusland terwijl ze onderzoek doet naar de cultuur van de Evenen. Dan denk je rauw. Dan denk je overleven. Dan denk je bittere kou. Dan denk je hutje in de sneeuw. Dan denk je sprookje en nachtmerrie en vuur en vodka. Maar ook denk je natuurvolkeren en filosofie en Rousseau en Ivan Illich en de naakte essentie.

En het achterplat zei “hypnotiserend” en meestal luister je niet naar wat het achterplat zegt maar dit keer dacht je ja en dacht je poëzie en dacht je koortsdroom en dacht je woorden die je overspoelen woorden die overal zijn woorden die je niet meer wegdenken kunt.

Dat dacht ik toch, toen ik me weer uit jij had gedacht (& ach die eerste je was alleen maar daar om niet met ik te beginnen), en dat zou dit boek gaan zijn voor mij. En in zekere zin is Geloven in het wild dat zeer zeker ook gebleken. Al deze dingen. En nog iets.

Dit boek van de mij voorheen volslagen onbekende Nastassja Martin vond ik een tikje bipolair. Misschien reflekteert dat prima de modus waarin Martin zich bevond toen zij Geloven in het wild schreef doch langs de andere kant kan ik me niet voorstellen dat zij op loutere psiko-analyse uit geweest is.

In ieder geval was het niet waar ik op uit was: ik wou gewoon een boek lezen. Een boek, dat geef ik toe, dat ik almeteens opzadelde met mijn torenhoge verwachtingen; zie daar maar waar te maken. Ik dacht dat het me zou grijpen op bladzijde één om me pas weer los te laten op bladzijde 147. Dat deed het niet. En niet alleen maar omdat het boek pas begint op bladzijde negen.

Het is taal, dacht ik. Een boek dat zozeer onderzoek is naar volk, naar natuur, naar geografie, naar zichzelf, is voornamelijk taal. Is ook wat Geloven in het wild is – meer taal dan gebeurtenis. O. Een berenaanval is gebeurtenis, een berenaanval is heel erg gebeurtenis – maar de berenaanval is alleen maar wat dit in gang heeft gezet. En de rest is taal. En net die taal laat het bij momenten afweten. Raakt los, valt op de grond en breekt. Waardoor dat wat goed is, tegelijkertijd één barst teveel vertoont.

Neem:

“In Tvajan is het aloude idee dat mannen jagen en vrouwen koken een volstrekt fabeltje, een aardig verzinsel van westerlingen om trots te kunnen zijn op de evolutie van hun samenleving en het overstijgen van de veronderstelde geslachtsrollen. Hier kan iedereen alles. Jagen, vissen, koken, wassen, vallen zetten, water halen, bessen plukken, houthakken, vuur maken. Om elke dag in het bos te kunnen leven is de uitwisselbaarheid van rollen een must; de voortdurende mobiliteit van iedereen, hun dagelijkse nomadisme impliceert dat je op elk moment alles moet kunnen omdat overleving letterlijk afhangt van gedeelde vaardigheden wanneer een familielid afwezig is.”

Hoe mooi ik dit wil vinden. Ik wil dit zo mooi vinden. Want het zegt dat de klassiek geachte man/vrouw-rollen dus helemaal niet hun rechtvaardiging vinden in één of andere biologiese oergrond (vrouwen nesten en mannen jagen), maar pas een achteropkomend kultureel en misschien zelfs relatief nieuw verzinsel zijn; Martin toont overtuigend genoeg aan dat het als het op overleven aankomt helemaal niet handig is om maar één truukje te kunnen. Ik heb altijd getwijfeld aan de juistheid van louter op sexe gebazeerde kwalifikasies; zijn we niet veeleer mens, dier, overlevingsmasjienes en pas als er verder niks meer te doen is zoiets als “man” of “vrouw”? En keer na keer wil ik over deze woorden heen gaan maar keer na keer struikel ik, en val.

Waarom moet daar “een must” staan bijvoorbeeld, terwijl er toch veel beter “een vereiste” of “een noodzaak” of “onmisbaar” had kunnen staan. En Gode weet hoe ik gruw van dat overmatige gebruik van “letterlijk”, ik dacht dat alleen pubers en youtubers zich daaraan bezondigden, ik had het van een schrijver, of althans van een intelligente schrijver, niet verwacht. Letterlijk niet gebruikt als het tegenovergestelde van figuurlijk maar als armzalige nadrukgever, de zwakheid van het uitroepteken geslagen tot een zwak woord. En ik zou willen wijzen kunnen, ik zou zo graag wijzen naar Peter Bergsma, ik zou zo graag kunnen zeggen dat dit vertaalarmoede is. Dat er in het Frans geen “must” stond; en dat daar verderop een woord stond dat zich heel goed kon laten vertalen met een ander woord dan dat vermaledijde “letterlijk”. Maar dan zou Bergsma echt wel een heel slechte vertaler zijn, want helaas der helazen vallen er best een hoop kliesjees te rapen in Geloven in het wild. Kliesjees als “erdoorheen zitten”; “speling van het lot”; “bruggen tussen werelden” zijn misschien een antropoloog niet maar een schrijver wel onwaardig. En Martin is naast antropoloog ook schrijver.

Bipolair zeg je?

Of zeg gespletenheid misschien.

Gespleten tussen wetenschap en literatuur. Hum. Hoor mij. Maar toch, elders en verder schrijft Martin de sterren van de hemel: mooi, meanderend, poëties, wild, hevig, organies; elders en verder ook is dit boek, dit Geloven in het wild helemaal dat poëtiese, dromerige, nachtmerrie-achtige, bedachtzame, hypnotiserende, koortsige, sprookjesachtige, wonderlijke, harde, rauwe boek dat ik ervan verwacht had. Vandaar dat ik bipolair, dat ik gespleten zeg.

Je kon gemakkelijk beweren dat het kwam door de hoeden. Maar dat zou te simpel zijn, en een kliesjee op zich. Al zijn kliesjees niet per se onwaar. Maar het is niet slechts de overlap waar het hier hapert. Literatuur en wetenschap; de antropoloog en de schrijver. Ineens dacht ik aan Stephen Jay Gould en er gaan toch echt wel dagen voorbij dat ik niet aan hem denk. Ik dacht aan non-overlapping magisteria, ik dacht aan demarkatie. Raken literatuur en wetenschap elkaar niet of wel, of misschien ergens aan de randen; kan wetenschap literatuur zijn; is dit boek essay of proza en maakt dat uit?, het maakt uit als het haperen gaat misschien als je nog steeds niet weet wat het is nu met dit al zeker niet meer leeg te noemen scherm, of het maakt geen donder uit en het is ook niet dit, alleen dit, wat me Geloven in het wild bipolair deed noemen.

Ook op inhoudelijk vlak stombelt het boek een weinig. Zwabber is het pad. Martin neemt veel op de schop, en eigenlijk zou ze alleen daarom al de nobelprijs moeten krijgen. Met haar anti-speciësistische, animistische, emancipatoire en mystieke vertogen laat de Martin de lezer nadenken over alle te haastig getrokken scheidslijnen, zoals die tussen mens en dier, bezield en zielloos, man en vrouw, droom en werkelijkheid. Je zult er, dit boek lezend, achter komen dat je toch niet zo ruimdenkend bent als je altijd gedacht hebt, en dat ook in jouw wereldbeeld nog vele nuanceringen aan te brengen zijn. Ten dele moet de lezer hier afscheid nemen van zichzelf, en dat is pijn, maar heilzame pijn misschien.

Vooral jij, westerling. Met je welstand en je scholen en je ziekenhuizen. Je denkt altijd dat het hier zoveel beter is dan daar. In die andere streken waar je zeker niet in een ziekenhuizen moet komen te liggen. Maar na de obskure ziekenhuizen waar Martin in allerlei uithoeken van Rusland verbleef, begint de nachtmerrie in het bureaucratiese Frankrijk pas goed. Niet alleen de foute en elkaar tegensprekende diagnoses zijn haar een last; ook het feit dat ze er, jawel “psychische begeleiding” krijgt. Een gesprek met de afdelingspsycholoog zou om te lachen zijn als het niet zo treurig was. Ze vraagt hoe Martin zich voelt, “psychisch”. Het antwoord van Martin: “verscheurd, gebroken, ingekerfd” maar “levend” bevalt de afdelingspsycholoog niet: “Maar hoe voelt u zich echt? […] Want weet u, ons gezicht is onze identiteit.”

Ja, dat is u, westen, dat is psychologie. De kleinheid, de bekrompenheid, de lompheid. En Martin die daar ligt, met haar door de berenaanval gehavende gezicht. Maar haar gedachten zijn niet gehavend: “Ik zou haar willen uitleggen dat ik om dit eenduidige, eenvormige en eendimensionale identiteitsidee te ondergraven al jarenlang verhalen verzamel over meervoudige persoonlijkheden die in een en hetzelfde lichaam kunnen huizen. Ik zou haar ook willen zeggen hoeveel kwaad zo’n uitspraak kan aanrichten wanneer degene tegenover je nu juist datgene is kwijtgeraakt wat, zo goed en zo kwaad als het ging, een soort uniciteit weerspiegelde en zichzelf opnieuw probeert vorm te geven met wat er nu anders is aan haar gezicht. Maar ik houd het voor me.” Uiteindelijk is het enige dat ze zegt: “Ik geloof dat het ingewikkelder is.” en een fraai staaltje galgenhumor: “Gelukkig kunnen de ramen van de kamers niet open – een verloren identiteit is een hard gelag voor een verminkte.”

En ik lach en ik huil en ik tandenknars.
En ik denk aan een meisje op de mavo, een van die akelige wijven, met hun haar en hun brommer en hun sigaret en hun tig jaar oudere vriendje, en hoe zij een auto-ongeluk had gehad met dat tig jaar oudere vriendje, en in de jaren daarna, haar door glasscherven gehavende gezicht, en hoe ik haar toen mojer en liever vond dan daarvoor, en een gesprekje op de gang toen zij terugkwam van het kopiëerhok en ik naar de direkteur moest omdat ik eruit gestuurd was, en dat ik niet wist dat glasscherven dat met iemand konden doen.

En ik dacht aan Levinas. En het gelaat. En de ander.

En dat zijn dan de goede momenten. En die zijn er veel. Maar er is ook:

“Beren kunnen er niet tegen om mensen in de ogen te kijken, omdat ze daarin de weerspiegeling zien van hun eigen ziel.”; “De onderkant van het gezicht, de menselijke kern van de dieren, is wat de beer ziet in de ogen van degene die hij niet zou moeten aankijken; dat is wat mijn beer in mijn ogen heeft gezien. Zijn eigen stukje mens; het gezicht onder zijn gezicht.” –

en gadsie bah. Hoe freudiaans, hoe antropocentrisch, hoe klein; ja hoe alles waartegen dit boek juist lijkt te willen ageren! Hoe is een mens mens voor een beer eigenlijk; is een mens niet veeleer een ander dier voor een beer of misschien nog: gewoon niet-beer. Ik weet het niet. Dit was een van de momenten. Van overgang, zeg bipolair, zeg gespletenheid. Genie het ene moment. Dan weer – zinledig geklets.

Zo is Geloven in het wild niet het hele boek lang op de toppen van zijn kunnen. Of: niet altijd wat je ervan gehoopt had. Zoals een vakantie. Of een etentje in een hoog aangeschreven restaurant. Of die moje wijn die je nog had staan. Of zo’n boek waarvan je net iets meer verwacht had.


Nastassja Martin Geloven in het wild Recensie

Geloven in het wild

  • Schrijfster: Nastassja Martin (Zwitserland)
  • Soort boek: reisverhaal
  • Origineel: Croire aux fauves (2019)
  • Nederlandse vertaling: Peter Bergsma
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 2 maart 2023
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 19,50 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Nastassja Martin

Fascinerend en poëtisch verslag van een bijna fatale ontmoeting met een beer.

Op een van haar onderzoeksreizen naar het Russische schiereiland Kamtsjatka, valt Nastassja Martin steeds meer samen met de door haar onderzochte cultuur van de Evenen. Alle waarschuwingen van de lokale bevolking in de wind slaand zoekt ze de confrontatie op met het dierenrijk. De animistische cultuur die ze als wetenschapper onderzoekt, ondergaat ze nu aan den lijve. De grenzen tussen het wilde dier en haarzelf vervagen. Na een eindeloze reeks operaties in Russische en Franse ziekenhuizen rest de hoofdpersoon slechts één hindernis tot volledig herstel: de wildernis en haar nieuwe identiteit als medka, half mens, half beer, ondergaan.

Nastassja Martin is geboren in Grenoble in 1986. Ze is antropoloog en gespecialiseerd in arctische bevolkingen. Geloven in het wild ontving de Prix Joseph Kessel, de Prix François Sommer en de Prix du livre de Réel, en is in meer dan tien landen vertaald.

Bijpassende boeken en informatie

Fleur Jaeggy – De waterstandbeelden

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster. Op 9 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman uit 1980, Le statue d’acqua, van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de Zwitserse roman uit 1980 De waterstandbeelden. Het boek is geschreven door FleurJaeggy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Recensie van Tim Donker

Misschien als meden. Misschien perzen. Misschien niet bij de pakken neer. Misschien vroeger, of anders later. Misschien als duw komt tot schuif. Misschien een puntje. Misschien een paaltje. Misschien laat op de avond. Misschien als de kinderen op school. Misschien in bad, misschien onder de douche. Misschien in de achtertuin of misschien op de fiets. Als het waait. Regent. Of zon, en windstil, en een reden om in een betere wereld te geloven. Misschien als je het van verre kunt zien komen. Misschien met jeuk op onbereikbare plekken. Misschien zonder reden. Misschien zomaar. Misschien bij de eerste pot koffie van de dag. Misschien in een ander land op het strand. Misschien onder blauwe hemel. Misschien in halfslaap. Misschien dronken. Misschien als ik sta te koken, of mijn nagels knip, of de was ophang. Misschien bijtijds. Misschien veel te laat. Ooit, misschien ga ik de schaamteloosheid bereiken om me die vraag te stellen. Deze vraag: Wat is een boek? Een stompzinnige vraag, zeg nu zelf. Maar. Ik las De waterstandbeelden en het leek me een gepaste doch niet te stellen vraag. Een ongekend domme doch volslagen logische vraag. Een uiterst kinderachtige en toch tamelijk intrigerende vraag.

Met boek bedoel ik natuurlijk fictie.

Met fictie bedoel ik natuurlijk literatuur.

Met literatuur bedoel ik natuurlijk –

O, er zullen ongetwijfeld handboeken bestaan. Het zal wel vastgelegd zijn, ergens. Een of andere literatuurwetenschapper heeft zich er ooit over gebogen en hij heeft iets gezegd. Iets met plot, ontwikkeling, zoiets. Iets met personages die op het eind verder zijn dan aan het begin. Iets met mensen die op de eerste bladzijde al iets moeten willen, al is het maar een glas water. Ik weet het wel. Ik heb die klok ooit horen luiden maar het heeft me nooit een moer kunnen schelen waar de klepel hing. Wetten ontdekken waar die niet zijn, loopt altijd op potsierlijkheden uit. Aan alles valt wel te tornen. Zoals Eekhoorn al zei. In een verhaal van Toon Tellegen dat ik een paar avonden geleden nog aan mijn zoon voorlas.

Ik heb nooit een grijns kunnen onderdrukken als iemand -meestal was Peter dat- oordeelde dat iets “niet zoveel meer met muziek te maken” had, als ik weer eens zo’n soort cd had opgelegd. U kent dat soort cd wel. Geen melodie, geen ritme, soms zelfs in het geheel geen instrumenten meer. The Brutum Fulmen die acht minuten lang het oorverdovende geluid van een industriële ventilator door mijn boxen (of toen: Peters boxen) lieten knallen, die op een werkbank lichtpeertjes kapot hamerden, die het gepiep van een deur in een parkeergarage tot in het ondraaglijke versterkten. Dat heeft niet zoveel meer met muziek te maken, zei hij, zei Peter.

Ik heb me altijd afgekeerd van mensen die naar een schilderij wezen en zeiden Dat kan mijn kleine zusje ook. Klaarblijkelijk is kunst bovenal iets wat je kleine zusje niet kan. Vraag je kleine zusje wat zij niet kan en doe het dan en zie daar: je hebt kunst gemaakt.

Ik heb altijd alleen maar wrevel gevoeld als ik moest zeggen wat ik eigenlijk zo leuk vond aan die “rare boeken” die ik las, ik heb woede gevoeld bij de onderliggende suggestie dat het alleen maar aanstellerij was, dat ik alleen maar deed alsof ik die “rare boeken” leuk vond om interessant te lijken. Want volgens mij heeft dat niet zoveel meer met schrijven te maken. Zei Peter weer.

Toch vroeg ik me toen ik De waterstandbeelden las even, heel even, een kortdurend, schaamtevol, eindeloos lijkend rotmoment, af of ook ik, ik zou bijna zeggen zelfs ik, niet een iets nodig heb, een allerminimaalst iets, een allerlaatste kleine kruimel literatuurwetenschap om mee te wegen, om te zeggen Ja, dit is een boek. Het is onzin, dat weet ik ook wel. Er is alleen maar een kaft, bladzijden, er zijn alleen maar letters. Dat is alles. En met Kraakpen hadden we een keer, één nummer, de kaft zelfs afgeschaft (bijna twee decennia voordat nY dat deed, ik wil het niet zeggen maar ik zeg het toch). Dat begreep toen niet iedereen. Er waren er die dachten dat ze een incompleet exemplaar toegestuurd hadden gekregen.

Jaeggy kende ik nog van De gelukzalige jaren van tucht. Dat was een raar boek, niet? Het was de sfeer, of het was de stijl, of het was de duisternis, of het was het licht, het bleef steeds een laatste rest hebben die je niet benoemen kon. Maar ik kon nog wel zeggen dat het ging over vriendschap, dat het zich afspeelde op een kostschool, dat het jaren overbrugde, dat er twee meisjes waren, dat die zich op het eind op een andere -letterlijke en figuurlijke- plek bevonden dan aan het begin. Daar kon je in de literatuurlessen nog wel wat mee.

Over De waterstandbeelden kan ik niets zeggen. Ik kan wel beginnen over die Beeklam die standbeelden bewaart in een ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, zoals de zijflap zegt, maar De waterstandbeelden gaat niet over Beeklam en in weerwil van de titel ook niet over zijn standbeelden. Amsterdam is een plek, helaas, maar er zijn ook andere plekken. Het zou zich nu af kunnen spelen of vijftig jaar geleden of vele eeuwen geleden. Het zou een roman kunnen zijn, maar ook een theatertekst, of een -daar heb je hem weer- boeklang poëem. Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het boek is maar een luttele 110 pagina’s dik al lijkt het veel dikker. Daarmee bedoel ik dat je het in vele stoelen leest, en onder vele hemels, dat je over vele vloeren gaat terwijl je dit aan het lezen bent, dat je het gedurende vele nachten leest. Ik zat maar in één stoel. Ik las dit in één nacht uit. Maar De waterstandbeelden is rijk, maf, ontregelend, duister. De vele korte, soms zeer korte, hoofdstukjes lijken even zovele geschilderde gruwelijkheden ofnee het zijn geen gruwelijkheden maar ze lijken het slechts. Of. Ja. Nee. Ik weet het niet. Je hebt de indruk dat je naar iets pijnlijks kijkt, dat alles zich afspeelt onder onheilszwangere luchten, er is iets mis aan het gaan maar je kunt niet zeggen wat, straks gaat hier zich iets bijzonder ellendigs afspelen maar dat straks komt nooit. De personages zijn die van Beckett of die van Joyce of die van Poe of die van De Sade of gewoon die van Jaeggy.

Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het perspectief wisselt, de taal vervreemdt, er is een gesprek met een kraai, personages komen uit de lucht vallen, er zijn onnavolgbare monologen, pinteriaanse dialogen, misschien is het één lange hallucinatie, zomwijlen bijkans hermetische tekstbrokjes die door de aarde zelf opgerocheld lijken te zijn, er is onderkoelde humor: “Als hij zei dat het een prachtige ochtend was, dan leek zijn toon eraan toe te voegen dat het betreurenswaardig was dat ochtenden prachtig waren.”; “ze was even lang als de kasten in haar huis hoog waren.”; “Snel, droogjes en verstrooid hadden de twee mannen amper tijd om met elkaar kennis te maken of ze waren het al eens, twee kieskeurige boompjes, die vanbinnen blij dat ze het snoeien hadden overleefd.”; “Beeklam stond weer op straat. De stad leek hem vaag en ver weg, er hing een geur van natte bloemen. Twee meisjes sloegen elkaar, het ene gebruikte haar vuisten, het andere een rood parapluutje. Hij waardeerde de elegante bedrevenheid van het brute geweld.”- naja geen dijenkletsers nee maar iets dat even een tik tegen de werkelijkheid geeft zodat de werkelijkheid scheef komt te hangen en zulke tikken zijn toch altijd weer goed voor een halve of misschien zelfs hele grijns op mijn gezicht.

Maar dat kan allemaal nog. Dat verontrust mij nog niet.

(Peter zou zeggen dat dat volgens hem niet zoveel meer met humor te maken heeft)

(Peter zei dat ooit daadwerkelijk dat iets volgens hem niet zoveel meer met humor te maken had. Dat ging over de zanger van Hallo Venray die ooit, op een of ander festival, meest vermoedelijk Pinkpop, was opgekomen op een pogostick. Peter beschreef me die scéne en voegde daaraan toe: Dat heeft volgens mij niet zoveel mee met humor te maken. Vroeg ik: Was dat als humor bedoeld dan?)

(& vooral dan dat dat parapluutje rood is)

Pas die allerminimaalste kruimel die Jaeggy me liet heroverwegen, deed het boek branden in mijn vingers. Die allerminimaalste kruimel was peteriaans geformuleerd: Heeft dit volgens mij nog wel wat met betekenis te maken?

Fragmentarisme, dat ken ik.
Tijdloosheid (als in: niet onomstotelijk situeerbaar in een duidelijk herkenbare tijd), dat ken ik.
Geen vaste hoofdpersonen, dat ken ik.
Van vorm veranderen, dat ken ik.
Een onduidelijke plot, of misschien zelfs de totale afwezigheid daarvan – dat ken ik.
Maar het betekende altijd nog wel iets. Iemand stond op, iemand ging zitten. Iemand vond iets, iemand voerde een telefoongesprek. Iemand dronk wijn, iemand dacht aan iemand anders. Iemand viel voor de tweede keer. Hoe die Jozef en die Maria dat grootgebracht hebben hè, je verstaat het niet.

Ik las De waterstandbeelden niet in één nacht uit. Ik deed er meerdere dagen over. De stoel en de vloeren en het plafond waren wel dezelfden, dat wel. Al waren zij dat op een ander nivo ook niet. Dit is ook geen in éénnachtuit-boek. Dit hier is een taje lees. Ik vond mij geregeld terug, in mijn leesstoel, hologig naar de bladzij starend, mompelend Wat heb je nu zojuist gelezen, Donker? – en dan het antwoord moeten schuldig blijven (nee, dat is niet waar, ik adresseer mijzelf nooit bij mijn achternaam). De waterstandbeelden telt vele zinnen die ik drie, vier, vijf keer moest herlezen om ergens in het duister toch nog zoiets als kontoeren te ontwaren. Bijvoorbeeld: “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom, ofschoon haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat, waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft.”

Zo’n zin dus. En ik lees dat. En dan lees ik het nog eens. En dan nog eens. En nu heb ik hem zelfs overgeschreven. En ik lees, en ik schrijf over, en ik denk Staat daar iets? Betekent dat iets? Zegt het iets? Delen van die zin vind ik erg mooi. “haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat”, dat vind ik mooi, aan het woord “ofschoon” heb ik al sinds mijn vroegste jeugd een enorme hekel (net zoals aan “een poos”, of “dikwijls”, die haat ik ook al sinds mijn kleutertijd); “waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft” vind ik een beetje te gezwollen en “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom” doet me dan weer te ijl aan, iets waar een bandje als Dead Can Dance mee af zou kunnen komen en dat is niet bedoeld als compliment. Maar het is een zin, en het staat in dit boek, en zinnen als deze deden me dat laatste kruimeltje vastpakken en van dichtbij bekijken. Moet een zin wel iets betekenen, en dan bedoel ik iets buiten die zin zelve. Kunnen zinnen geen “loutere” poëzie zijn, een taal die alleen nog maar naar zichzelf verwijst? Ben ik, juist ik, niet erg afkerig van X verwijst naar Y en Z naar A? Want zou je ommers A bedoelend niet liever ook A schrijven? Wat geen pleidooi is tegen poëtisch taalgebruik, hooguit tegen literair snobisme (ik heb het hier over die werken die je pas ten volle kunt begrijpen als je de bijbel, de Griekse en Germaanse mythologie, de Oosterse filosofie en de gehele wereldgeschiedenis van buiten kent). Mag een zin misschien niet gewoon een moje zin zijn, ook zonder dat je zou kunnen promoveren op die zin?

Dan denk ik aan “In het mooiste uur van de nacht veranderde koelte in treurnis.”. Staat daar iets? Nee. Ja. Ik weet het niet. Misschien is het zwanger van oneindig veel betekenissen. Misschien betekent het niets anders dan dat in het mooiste uur van de nacht de koelte in treurnis veranderde. Koelte verandert wel vaker in treurnis. Wel. Ja. Ik vind het vooral een hele moje zin. Op dit uur van de ochtend, met kaneelkoffie in mijn kop en Ornette Coleman in de speler is een hele moje zin meer dan genoeg. Op dit uur van de ochtend mag een boek best dat zijn: een verzameling hele moje zinnen, een stuk of wat verstillende beelden, vervreemding, duisterheid & dingen die absurd zijn. Ik heb De waterstandbeelden mooi gevonden. Een mooi boek, koffie en Coleman. Niks meer is er nodig om een regenachtige ochtend prachtig te maken.


Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie

De waterstandbeelden

  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: Italiaanse roman uit Zwitserland
  • Origineel: Le statue d’acqua (1980)
  • Nederlandse vertaling: Hilda Schraa
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 9 januari 2023
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1980 van Fleur Jaeggy

Familie, obsessie en rijkdom samengebracht door de meesterstilist.

Zelfs in het bepaald niet weelderige oeuvre van Fleur Jaeggy is De waterstandbeelden een bijzonder eigenaardig boek. Deze vroege roman, wrang van eenzaamheid en vol vervreemde emotionele armoede, is gedeeltelijk gestructureerd als een toneelstuk: de dramatis personae omvatten de verschillende familieleden, vrienden en bedienden van een man genaamd Beeklam, een rijke kluizenaar die standbeelden bewaart in de ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, waar herinneringen beven in traag licht en het omringende water ondergronds naar het IJ wordt gelokt.

De waterstandbeelden, opgedragen aan Ingeborg Bachmann en uitgewerkt in Jaeggy’s sobere maar diamantscherpe stijl, levert – met zijn verzameling getroebleerde maar verwante zielen – een onuitwisbaar beeld van de drassigheid van het leven.

De Zwitsers-Italiaanse schrijfster Fleur Jaeggy (31 juli 1940) werd in Zürich geboren. In 2019 verschenen van haar in vertaling de verhalenbundel Ik ben de broer van XX en de roman SS Proleterka, die op de shortlist van de Europese Literatuurprijs stond. De gelukzalige jaren van tucht, haar bekendste roman, die bekroond werd met de Premio Bagutta, verscheen in 2021 bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Zora del Buono – De maarschalk

Zora del Buono De maarschalk recensie en informatie over de inhoud van de roman over communistisch Joegoslavië en Italië van Mussolini. Op 20 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Meulenhoff de Nederlandse vertaling van de roman Die Marschallin van de Zwitserse schrijfster Zora del Buono.

Zora del Buono De maarschalk recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de historische roman De Maarschalk. Het boek is geschreven door Zora del Buono. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze nieuwe historische roman van de Zwitserse schrijfster Zora del Buono.

Zora del Buono De maarschalk Recensie

De maarschalk

  • Schrijfster: Zora del Buono (Zwitserland)
  • Soort boek: historische roman
  • Origineel: Die Marschallin (2020)
  • Nederlandse vertaling: Michel Bolwerk
  • Uitgever: Meulenhoff
  • Verschijnt: 20 januari 2022
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor de roman

  • “Het waanzinnige verhaal van Zora senior, gecombineerd met de ongelooflijke vaardigheid van de auteur, zorgt voor niets minder dan een kunststuk. Vorm, stijl en inhoud geven de indruk van een klassieker.” (NRC, ∗∗∗∗∗)
  • “De prachtige epiloog is de kroon op deze gulle roman die je nu al mag inpakken voor een tripje richting Italiaanse zon.’’ (Knack, ∗∗∗∗)

Flaptekst van de roman van Zora del Buono

Zora del Buono schetst een bijzonder en fascinerend beeld van communistisch Joegoslavië en het Italië van Mussolini. De twintigste eeuw in Europa aan de hand van het avontuurlijke levensverhaal van Zora del Buono, de grootmoeder en naamgenoot van de auteur.

De jonge Sloveense Zora ontmoet haar toekomstige echtgenoot, radiologieprofessor Pietro del Buono, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Ze volgt hem naar Bari, in het zuiden van Italië, waar het communistische echtpaar een bourgeois maar actief politiek leven leidt in het verzet tegen het opkomende fascisme onder Mussolini. Zora is dominant, indrukwekkend, temperamentvol en getalenteerd, en groot bewonderaar van communistisch partizanenleider Tito, aan wie ze tracht wapens te leveren en van wie haar man het leven redt. Ze wil meer dan waartoe ze in staat is, en toch drukt ze een groot stempel op de mensen om haar heen. Haar leven en de levens van haar kinderen en kleinkinderen spelen zich af in een tijd van oorlogen en geweld, territoriale en ideologische gevechten die onze huidige wereld hebben gevormd. In een magnifieke slot-monoloog besluit Zora del Buono senior haar verhaal, een verhaal over liefde, strijd, haat en verraad. De maarschalk is een kleurrijke roman vol levenslust, over een onvergetelijke vrouw en het tragische lot van een familie.

Bijpassende boeken en informatie

Fleur Jaeggy – De gelukzalige jaren van tucht

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie en informatie over de roman uit 1989 van de Italiaans-Zwitserse schrijfster. Op 16 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman I beati anni del castigo van schrijfster Fleur Jaeggy.

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De gelukzalige jaren van tucht. Het boek is geschreven door Fleur Jaeggy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze Italiaanse roman uit 1989 van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Recensie van Tim Donker

Soms duurt een vriendschap tot aan de dood van Bowie. Want mensen gaan dood, zangers gaan dood, iedereen gaat dood, Bowie ging dood. Ik had nog feesboek in die tijd. Bowie ging dood en ik had nog feesboek. En iemand schreef, iemand zei, toen, bij de dood van Bowie, hij zei, hij schreef, en ik lieg niet, ik spreek de hele zuivere erge waarheid als ik zeg dat hij schreef dat hij zei, bij de dood van Bowie: A saint has passed away.

Die iemand was een vriend van mij.

Ik zeg met opzet was.

En ik dacht O. En ik dacht Hum. En ik dacht Tsja. Uh seent hes past uh-weej. Ik was met die gast op vakantie geweest ooit. Niet met Bowie. Maar met die vent die dat geschreven had. Dat van uh seent hes past uh-weej. Ik had met die gast op een strand gezeten, we hadden biertjes gedronken, we hadden avond aan avond gekaart, we hadden ons de tranen in de ogen gelachen om de absoluutste stompzinnigheden, ik mocht hem wel. Maar ja. Dan moet je niet gaan schrijven dat er uh seent uh-weej gepast is als de meest overgewaardeerde artiest allertijden komt te overlijden. Uh seent hes past uh-weej. Zouter vraten we het niet die zomer, of was het winter toen hij dood ging, ik weet het niet meer. Waarom moest dat in het engels, dat om te beginnen al, misschien omdat het in het Nederlands te duidelijk zou zijn geweest hoe achterlijk die mededeling was. Is een vriendschap bestand tegen zulke dingen, is er een vriendschap denkbaar die hiervoor robuust genoeg is, ach vriendschap, ik zag die gast al jaren nog maar nauwelijks, komaan dan, weg jij met je seent.

Vriendschap, dat is ook waar het in De gelukzalige jaren van tucht over gaat en dan met name over de vraag of een vriendschap “buiten” overleven kan. Buiten? Ja. Waar zal ik eens beginnen? Ow. Dat hele boek, mensen, daar hebt gijlie geen gedacht van.

Doch bijna had ik het boek al bij de eerste bladzijde het raam uit gekegeld. In de twede regel Robert Walser al tegenkomen, dat is niet alleen mooi -want Walser is de schrijver van vele weliswaar bij momenten lichtelijk saje maar vooral toch voor het grootste gedeelte fijne, zachte, warme, innemende, lieve (ja Walser heeft zoon beetje de liefste literatuur ooit nedergepend) en steeds een tikje zonderlinge boeken- maar ook begrijpelijk: het internaat waar De gelukzalige jaren van tucht zich afspeelt (het speelt zich af in een internaat ja had ik dat nog niet gezegd?) staat op een steenworp afstand van Herisau, het gesticht waar Walser de laatste jaren van zijn leven verbleef, en ook van de plek waar Robert Walser op eerste kerstdag 1956 aan een hartinfarct stierf in de sneeuw.

Maar dan staat er: “We kenden die schrijver niet. Zelfs onze lerares Duits kende hem niet. […] Het is echt zonde dat wij niet van het bestaan van Walser afwisten, we zouden een bloem voor hem hebben geplukt. Tenslotte was ook Kant ontroerd toen een onbekende vrouw hem, voor hij stierf, een roos aanbood.” Waarom moet die zin over Kant er nou weer bij? En waarom Kant, waarom niet Jan Boerenlul, die vast ook blij was met een roos, van een bekende of een onbekende vrouw, toen Jan Boerenlul nog in de bloei van zijn leven was of toen Jan Boerenlul al op sterven na dood was? Ja, ik weet waarom Kant: omdat de filosoof de mededeling moet doen uitstijgen boven het stompzinnige, nietszeggende en totaal overbodige anekdotiekje dat het is. Wat een pretentieuze weetjesweterij, wat een pedanterie, want een gemaakt achteloze namennoemerij! Weg, weg, weg met dit boek, onmiddellijk het raam uit ermee! Maarja, ik zat op het weesee toen ik de eerste bladzijden las en ik had zo gauw geen raam bij de hand (ja waar zijn die goeje ouwe weeseeraampjes eigenlijk gebleven?) en ik had ook nog niet ganzelijk gedaan met op de kakstoel te zitten dus ik las maar door. Gode zij dank. Gelukkig las ik door. Hoezee voor de weeseeraampjesloze weesees! Ik las door! Ik las zinnen als “Als je de kleine witomlijste ramen bekijkt en de nijvere, stralende bloemen op de vensterbanken, ontwaar je een tropische stilstand, een getemd woekeren, en krijg je het gevoel dat er zich binnenshuis koel-sombere en enigszins ziekelijke dingen afspelen. Een Arcadië van ziekelijkheid. Het is alsof daarbinnen, in die netheid, de vrede en idylle des doods heersen. Een gejuich van kalk en bloemen”; “Ik deed Frans en Duits en algemene ontwikkeling. Ik deed helemaal niets.”; “Ze was vijftien, had glanzend haar, steil als een lemmet, een duistere, strakke, ernstige blik. Een arendsneus, haar tanden, als ze lachte, en ze lachte niet vaak, waren spits. Een mooi hoog voorhoofd, waarop je de gedachten bijna kon aanraken, waarop voorbije generaties talent, intelligentie en charme hadden overgedragen.” –

en ik was gegrepen.

Gegrepen door de stijl van Jaeggy. Een prachtige, unieke stijl die zich moeilijk typeren laat. Het is poëtisch, het is duister, het is broeierig, het is onderkoeld, het is lyrisch, het is grimmig, het is sienies, het is ontwapenend, het is mooi. Ik ben blij met mijn weesee zonder ramen, heel blij. Ik las door, ik las rap, het is een dun boekje, net iets over de honderd bladzijden heen, met korte hoofstukken en ik hou van korte hoofdstukken, ik hou van te kunnen denken: “Nog één hoofdstukje? Ja dat kan wel voor ik moet gaan koken / voor ik de kinderen uit school moet halen / voor ik de plee moet opkuisen / voor ik de boodschappen moet gaan doen / voor ik nog even kleinstwijltjens melankoliek uit het raam moet gaan staren.”, ik hou van dat ritme, ik hou van dat wit, ik hou van dat deinen.

Jaeggy beschrijft het mooi maar Jaeggy beschrijft ook iets moois: de vriendschap tussen de ikpersoon en ene Frédérique (het meisje met het glanzende haar en de aanraakbare gedachten). In retrospekt: de ikpersoon is geen meisje meer maar vrouw en kijkt terug op “de gelukzalige jaren van tucht”, en haar vriendschap met Frédérique; een vriendschap die niet bestand bleek tegen een leven buiten de muren van de kostschool.

(& vroeger, toen ik kind was, en ging loozjeren bij mijn tante, las ik saavonts, stiekem, want ik had het gevoel dat ik iets deed wat niet mocht, in de stripboeken van mijn tien jaar oudere nichten. die hadden meisjesstripboeken. wij hadden thuis geen meisjesstripboeken, ondanks dat ik twee zussen heb. er was een reeks van dikke stripboeken, ik geloof dat de reeks “Debbie” heette. de verhalen daarin speelden zich bijna altijd af op een kostschool. de kleuren waren donker, veel bruin. de verhalen waren ellendig maar toch vond ik er iets gezelligs in. een beetje dat. dit. nu. deze gelukzalige jaren van tucht. een bruinige gezellige tristesse. ofzo)

De gelukzalige jaren van tucht is een miniatuurtje vol prachtige zinnen van het kaliber “De lucht was nog steeds blauw, geheugenloos”. Het is een verstild, het is een beweeglijk boek. Het is teder, het is zacht, het is bikkelhard. Trieste liedjes en walsen. Eigenlijk meer een herfstboek dan een zomerboek maar soit, ik bespreek het weer eens veel te laat. “De dag was helder en rampzalig”. Ingetogen. Afgemeten. Mat. “Oeroud zijn onze kinderjaren”.

Fantasties is het hoofdstuk van het afscheid, alle meisjes weg uit het internaat, iedereen naar “huis”, hoe problematies want wat is tuis als je de “gevangenis” van het internaat alleen maar kent? Iedereen weg, de ikpersoon als laatst, de leraar gymnastiek, tennis en aardrijkskunde brengt haar naar het station, de trein, dan aankomst in Zürich:  “Op het perron stond Herr Dr. op me te wachten, mijn vader. Hij nam zijn hoed af. Laten we naar huis gaan. Naar het hotel. Het was bijna zomer. Met Pasen was er net zo’n blauwe lucht geweest, en ook die haan op de klokketoren van een protestantse kerk. Er is iets verstards. ‘Bist du zufrieden?’ ‘Ja, mein Vater.’ Ook in de manier van praten iets verstards.”

Tevredenheid lijkt het hoogst haalbare, de geslaagde dag, wanneer was je voor het laatst tevreden? Maar wie heeft tevredenheid nodig als de treurnis zo mooi kan zijn:

“Orde en onderwerping, je weet maar nooit wat die voor uitwerkingen hebben als je volwassen bent. Je kunt crimineel worden of, als de tijd zijn werk doet, een verstandig mens. Maar getekend zijn we allemaal, vooral de meisjes die tussen de zeven en tien jaar kostschool achter de rug hebben. Ik weet niet wat er van hen is geworden, ik weet niets meer van hen. Het is alsof ze dood zijn. Alleen eentje, Frédérique, heb ik overal gezocht, omdat ze voor me uit loopt. En ik ben altijd op haar brief blijven wachten. Zij hoort niet bij de doden. Het stond voor mij onomstotelijk vast dat ik haar nooit meer terug zou zien, en ook dat dankzij onze opvoeding: je de mooie dingen ontzeggen en het goede nieuws vrezen.”

Het goede nieuws is dat het goede nieuws niet gevreesd hoeft te worden.
Het goede nieuws is dat de brief nooit gekomen is.
Het goede nieuws is dat je elkaar nooit meer terug ziet, of in ieder geval pas lang nadat uh seent uh-weej gepast is.

Het goede nieuws is dat alles in ieder geval nog altijd prachtig beschreven kan worden.

Fleur Jaeggy De gelukzalige jaren van tucht recensie

De gelukzalige jaren van tucht

  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: Zwitserse roman
  • Origineel: I beati anni del castigo (1989)
  • Nederlandse vertaling: Annegret Böttner, Leontine Bijman
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 16 september 2021
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek kopen bij: Boekhandel / Bol
  • Winnaar Premio Bagutta 1989

Recensie en waardering voor de roman

  • “IJskoud proza is het, maar vol van spanning en suggestie. Als een tragisch voorval de meisjes uit elkaar drijft, wordt pas echt duidelijk wat er zo gelukzalig is aan die jaren van tucht.” (Emilia Menkveld, de Volkskrant)
  • “Deze Zwitserse schrijfster schrijft spectaculair. Ze durft risico’s te nemen om door te dringen tot de essentie.” (Sebastiaan Kort, NRC, ●●●●)

Flaptekst van de roman van Fleur Jaeggy

In een hoog in de bergen gelegen Zwitsers meisjespensionaat, waar de dagen op exact dezelfde manier verstrijken, doet op een dag een nieuw meisje haar intree: ze is mooi, streng, perfect, ze lijkt alles al te hebben meegemaakt. Tussen deze Frédérique en de hoofdpersoon, die het verhaal van hun ‘amitié amoureuse’ jaren later met een mengeling van nostalgie en huiver te boek stelt, ontspint zich binnen de strenge muren van het internaat een verwarrende verbondenheid.

Deze ongrijpbare verhouding wordt in de buitenwereld nog problematischer wanneer zij elk op hun eigen manier ondervinden dat de tucht weliswaar uit hun leven is verdwenen, maar dat daardoor de eerder zo verafschuwde orde ook ontbreekt. De gelukzalige jaren van tucht is een intens verhaal over idylle en gevangenschap. De Zwitsers-ltaliaanse schrijfster Fleur Jaeggy werd in Zürich geboren. In 2019 verschenen van haar in vertaling de verhalenbundel Ik ben de broer van XX en de roman SS Proleterka, die op de shortlist van de Europese Literatuurprijs stond. De gelukzalige jaren van tucht is haar bekendste roman die verscheen in 1989 en bekroond werd met de Premio Bagutta.

Bijpassende boeken en informatie

Hildegard E. Keller – Was wir scheinen

Hildegard E. Keller Was wir scheinen roman over Hannah Arendt recensie en informatie. Op 26 februari 2021 verschijnt bij uitgeverij Eichborn Verlag deze roman over Hannah Arendt van de Zwitserse schrijfster Hildegard E. Keller. Er is nog geen Nederlandse vertaling van de roman verschenen of aangekondigd.

Hildegard E. Keller Was wir scheinen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Was wir scheinen. Het boek is geschreven door Hildegard E. Keller. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Zwitserse schrijfster Hildergard E. Keller over filosofe Hannah Arendt.

Hildegard E. Keller Was wir scheinen roman over Hannah Arendt

Was wit scheinen

Roman over Hannah Arendt

  • Schrijfster: Hildegard E. Keller (Zwitserland)
  • Soort boek: biografische roman, Zwitserse roman
  • Taal: Duits.
  • Uitgever: Eichborn Verlag
  • Verschijnt: 26 februari 2021
  • Omvang: 576 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek / eBook

Flaptekst van de roman over Hannah Arendt

Im Sommer 1975 reist Hannah Arendt von New York in die Schweiz, in das Tessiner Dorf Tegna. Von dort fliegen ihre Gedanken zurück nach Berlin und Paris, New York, Israel und Rom. Und sie erinnert sich an den Eichmann-Prozess im Jahr 1961. Die Kontroverse um ihr Buch »Eichmann in Jerusalem« forderte einen Preis, über den sie öffentlich nie gesprochen hat. Mit profunder Kenntnis von Leben, Werk und Zeit gelingt Hildegard Keller ein ein faszinierend neues Bild einer der bedeutendsten Denkerinnen des 20. Jahrhunderts.

Bijpassende boeken en informatie

Zora del Buono – Die Marschallin

Zora del Buono Die Marschallin recensie en informatie over de inhoud van deze historische roman uit Zwitserland. Op 16 juli 2020 verschijnt bij Uitgeverij C.H. Beck Verlag dit nieuwe boek van de Zwitserse schrijfster Zora del Buono. De Nederlandse vertaling verschijnt in januari 2022 bij uitgeverij Meulenhoff met als titel De maarschalk.

Zora del Buono Die Marschallin Recensie en Informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de historische roman Die Marschallin. Het boek is geschreven door Zora del Buono. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze nieuwe historische roman van de Zwitserse schrijfster Zora del Buono.

Zora del Buono Die Marschallin Recensie

Die Marschallin

  • Schrijfster: Zora del Buono (Zwitserland)
  • Soort boek: historische roman, familieroman
  • Taal: Duits
  • Uitgever: C.H. Beck Verlag
  • Verschijnt: 16 juli 2020
  • Omvang: 382 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek

Flaptekst van de nieuwe roman van Zora del Buono

Zora del Buono hat von ihrer Großmutter nicht nur den Vornamen geerbt, sondern auch ein Familienverhängnis, denn die alte Zora war in einen Raubmord verwickelt. Diese Geschichte und ihre Folgen bis heute erzählt dieser große Familienroman.

Die Slowenin Zora lernt ihren späteren Ehemann, den Radiologieprofessor Pietro Del Buono, am Ende des Ersten Weltkriegs kennen. Sie folgt ihm nach Bari in Süditalien, wo sie, beide überzeugte Kommunisten, ein großbürgerliches und doch politisch engagiertes Leben im Widerstand gegen den Faschismus Mussolinis führen. Zora ist herrisch, eindrucksvoll, temperamentvoll und begabt, eine Bewunderin Josip Broz Titos, dem sie Waffen zu liefern versucht und dem ihr Mann das Leben rettet. Sie will mehr sein, als sie kann, und drückt doch allen in ihrer Umgebung ihren Stempel auf. Ihr Leben und das Leben ihrer Familie, ihrer Kinder und Enkelkinder, vollziehen sich in einer Zeit der Kriege und der Gewalt, erbitterter territorialer und ideologischer Kämpfe, die unsere Welt bis heute prägen. In einem grandiosen Schlussmonolog erzählt die alte Zora Del Buono ihre Geschichte zu Ende, eine Geschichte der Liebe, der Kämpfe, des Hasses und des Verrats. «Die Marschallin» ist ein farbiger, lebenspraller Roman über eine unvergessliche Frau und ein tragisches Familienschicksal.   

Bijpassende boeken en informatie

Gertrud Leutenegger – Späte Gäste

Gertrud Leutenegger Späte Gäste recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe Zwitserse roman. Op 17 augustus 2020 verschijnt bij Uitgeverij Suhrkamp Verlag de nieuwe roman van de Zwitserse schrijfster Gertrud Leutenegger. Er is nog geen Nederlandse vertaling van dit boek verschenen of  aangekondigd.

Gertrud Leutenegger Späte Gäste Recensie en Informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de roman Späte Gäste. Het boek is geschreven door Gertrud Leutenegger. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Zwitserse schrijfster Gertrud Leutenegger.

Gertrud Leutenegger Späte Gäste Recensie

Späte Gäste

  • Schrijfster: Gertrud Leutenegger (Zwitserland)
  • Soort boek: Zwitserse roman
  • Taal: Duits
  • Uitgever: Suhrkamp Verlag
  • Verschijnt: 17 augustus 2020
  • Omvang: 174 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek

Flaptekst van de nieuwe roman van Gertrud Leutenegger

Ein Dorf nahe der italienischen Grenze. Spät am Abend ist die Erzählerin nach einer Todesnachricht dort eingetroffen. Orion ist gestorben, mit dem sie viele Jahre ihres Lebens geteilt hat, ehe sie mit dem Kind die Flucht ergriff. Sie will die Nacht vor der Totenmesse im Wirtshaus am Waldrand zubringen, einer ehemals herrschaftlichen Villa. Doch diese ist wie ausgestorben, der sizilianische Wirt verreist, die Wirtschafterin wie jedes Jahr zur Fasnacht im Ort jenseits der Grenze, wo sich die Dorfbewohner als »Schöne und Hässliche« verkleiden. Zwar findet sie Zuflucht im unverschlossenen Gartensaal, wo sie früher oft zusammengesessen haben. Doch aufgestört von beunruhigenden Berichten aus dem benachbarten Tal, bedrängt von Erinnerungen an Orion und von Bildern aus der Kindheit, gerät die Erzählerin in einen zwischen Nachtwache und Schlaf oszillierenden Zustand. Nicht nur Szenen aus der Vergangenheit suchen sie heim, gegen Morgen tauchen auch maskierte Gestalten auf, die sie zugleich erschrecken und anziehen.

Bijpassende boeken en informatie