Tag archieven: Kees ’t Hart

Kees ’t Hart – Het vogelkerkhof

Kees ’t Hart Het vogelkerkhof. Op 5 december 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido de derde dichtbundel van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart. Je kunt hier alle informatie lezen over het boek. Daarnaast besteden we aandacht aan de boekbesprekingen en recensie van Het vogelkerkhof, het nieuwe boek van Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart Het vogelkerkhof

Kees ’t Hart is op 12 juli 1944 geboren in Den Haag. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studie werkte hij als docent aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Leeuwarden en daarna als studiebegeleider Cultuurwetenschappen bij de Open Universiteit.

In 1988 debuteerde hij als schrijver met de verhalenbundel Vitrines. Een jaar later lag zijn debuutroman Land van genade in de boekhandel. Zijn debuut als dichter Kinderen die leren lezen verscheen in 1998. In totaal heeft Kees ’t Hart inmiddels ruim tien romans, drie dichtbundels, een aantal non-fictieboeken en verhalenbundels op zijn naam staan. In 2021 verscheen de verhalenbundel Victorien, ik hou van je die door onze recensent Tim Donkers besproken is en dat geldt ook voor zijn non-fictieboek uit 2022, Pleidooi voor pulp. Het vogelkerkhof waarover hier veel te lezen valt, is de derde dichtbundel van Kees ’t Hart.

Kees 't Hart Het vogelkerkhof

Het vogelkerkhof

  • Auteur: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 5 december 2023
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Kees ’t Hart

Het vogelkerkhof is de derde dichtbundel van Kees ’t Hart. Poëzie is voor hem een lokroep en een ritueel waarbij hij ongegeneerd put uit lage en hoge mythen. Met onder meer een ode aan de werken van Lord Lister, herinneringen aan mensen en dingen, en een wandeling naar het huis van de dichter, waar vogels één keer per jaar bij elkaar komen. Banale en extatische epiek en lyriek vallen samen in zijn gedichten, in een toon van verlangen en geheim.

Hij staat voor de deur en roept
Doe open doe open ik ben het
Ik ben de dichter doe open
Je moet naar me luisteren

Je moet naar me luisteren
Ik vertel je alles over geluk
En liefde en gelukkige dromen
Doe open ik ben het

Bijpassende boeken en informatie

Kees ’t Hart – Pleidooi voor pulp

Kees ’t Hart Pleidooi voor pulp recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe non-fictie boek. Op 6 december 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe non-fictie boek van Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart Pleidooi voor pulp recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Pleidooi voor pulp. Het boek is geschreven door Kees ’t Hart. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Tim Donker recensie

Het begon natuurlijk met mijn grenzeloze fascinatie voor vrachtwagens. Ik was kind, ik was acht of negen, en vrachtwagens vond ik prachtig. Ik verzamelde speeldgoedvrachtwagens en had een grote poster van een vrachtwagen boven mijn bed. Zo’n Amerikaanse vrachtwagen. Met neus. Want die waren het mooist. Het plan was: groot worden, mijn vrachtwagenrijbewijs halen, naar Amerika emigreren en er truckchauffeur worden. Van dat plan is me alleen het eerste geluk, en zelfs dat maar half.

Lezen deed ik ook. Vooral Arendsoog. Want die was cowboy en cowboys vond ik gaaf. Hun enige probleem was dat ze altijd op een paard zaten. Met paarden had ik niks. Arendsoogs paard heette Lightfeet en dat vond ik een superstomme naam. Ik was een kind, ik was acht of negen, cowboys vond ik gaaf maar ze moesten eigenlijk in vrachtwagens rijden.

Ik was een kind, ik was acht of negen, ik liep door de enige supermarkt die het dorp rijk was. Korti. Zo heette die supermarkt. Korti Totaal. Later werd dat een Super. Nu is het geloof ik een Jumbo. Zag ik toen ik een paar jaar geleden met mijn gezin door het dorp reed om mijn kinderen te laten zien waar hun vader is opgegroeid. Ik was een kind, ik was acht of negen, ik had de leeftijd dat ik af en toe een boodschap mocht doen voor mijn moeder. Ga jij even naar de Korti Tim, ik ben bakboter vergeten, en dan ging ik naar daar. Op mijn crossfiets. De Korti lag aan de Dorpsstraat, en dat was een gevaarlijke straat, daar werd onverantwoord hard gereden maar dat maakte niet uit, voor de Korti hoefde je de straat niet over te steken. Ik liep daar, een kind, acht of negen, ik liep langs het tijdschriftenrek, vermoedelijk om te zien of de nieuwe Donald Duck er al was. En toen zag ik het. Een groen blaadje met een nogal schaars geklede mevrouw op het omslag. Maar ook een vrachtwagen. Turbo King heette het. Ondertitel: cowboys van de highway. Dit was het. Dit was waar ik al die tijd naar gezocht had. Cowboys in vrachtwagens. Dit moest ik hebben. Ik kocht. De bakboter ben ik geloof ik vergeten, of misschien kon ik die niet meer betalen.

Turbo King was “een Favoriet roman”; een tijdschrift met een (nog tamelik lang) verhaal er in, uitgegeven door uitgeverij Favoriet die ook heel veel van dat soort bladen uitgaf die zich afspeelden in ziekenhuizen. Maar deze reeks ging dus over vrachtwagenchauffeurs. In Amerika dan nog! Chris Morris en Jim Stonewall, zo heetten de hoofdrolspelers. Ze hadden helaas wel een Europese vrachtwagen, zo’n stomme stompneuzige MAN. Geweldig vonden ze die truck, in meerdere delen feliciteerden ze elkaar ermee dat ze een MAN hadden en geen Amerikaanse vrachtwagen. Dat was hun enige fout. Verder vond ik alles aan die serie fantasties.

Ik ben de verhalen over Jim en Chris gaan lezen toen ik nog een kind was en ben het blijven doen tot diep in mijn puberteit. Elke maand kwam er een nieuw deel uit, of misschien elke twee weken. Ik kon elke nieuwe uitgave net aan betalen van mijn zakgeld maar toen ik ouder werd ging dat beter. Ik kwam erachter dat Favoriet, maar ook andere uitgevers van dit soort “bladenboeken”, tevens andere reeksen had die ik boeiend vond. Over cowboys (echte, te paard), politieagenten, detectives, spokenjagers (serieus!), geheim agenten, premiejagers. Ik werd een verwoed verzamelaar van deze romans. Ik vond ze aan marktkramen, in kringloopwinkels, in rommelwinkeltjes. Ik kwam erachter dat de Turbo King een eerder leven had gehad als Trucker Jim. De Trucker Jims waren op kleiner formaat uitgekomen, en op het omslag stonden Jim en Chris meestal nog in pak afgebeeld, en met hele nette haren.

Pulp, zo werd dat genoemd. Dat was geen “echte” literatuur, dat moest je eigenlijk niet lezen. Mijn nicht Anne (ook zij nu dood) en haar intellectuele vriend, de werkeloze kunstenaar (en later kok) Hans (ook hij nu dood), lieten niet af er misprijzend over te doen. Begonnen ermee me boeken voor mijn verjaardag te geven. Echte boeken. Van echte schrijvers. F. Springer. Kurt Vonnegut. John Irving. Ik vond dat niet slecht, ik las dat met plezier, maar het gaf geen doodsteek aan mijn liefde voor “pulp”. En zeker niet aan de liefde voor de Turbo King-reeks.

En dan Kees ’t Hart. Die maffe, aimabele Kees ’t Hart. Die schrijft alsof hij praat. Alsof hij daar zit, je beste vriend is, met je op kaffee zit en tegen je praat. Omdat zijn woorden levend en bloedwarm regelrecht het papier af marsjeren, je huiskamer in. Diezelfde Kees ’t Hart komt af met Pleidooi voor pulp. Ik lees al jaren geen “pulp” meer, ik weet niet eens of ze nog bestaan: die Favoriet romans die ik las, of al die andere “bladenboeken”, mijn moeder heeft ooit, toen ik al studeerde, mijn hele collectie aan de straatkant gezet, daar was ik toen wel boos over (maar inmiddels zou ik het zelf denk ik gedaan hebben) maar ik herinner me wel de waas van schaamte die eromheen hing; ik bewaarde die romans ook niet zichtbaar op mijn kamer. Dus ik dacht Dit gaat goed worden. Een goed schrijver, een gerespecteerd schrijver, gaat pleiten voor iets dat uit alle hoeken verguisd wordt, iets waarvan ook ik ooit hield. Kees ’t Hart over pulp, dat kon niet anders dan geniaal worden!

Is wat ik dacht.

Helaas. Pleidooi voor pulp viel me een weinig tegen. O jee. Daar verklap ik het al.

Ja. Het viel me tegen. Voor het grootste gedeelte had dat te maken met ’t Harts blikvernauwing. Pleidooi voor pulp gaat uitsluitend over liefdesromans. De truckers-, politie-, cowboy-, spokenjagers- en CIA-romans (om er maar een paar te noemen) die mij zo aanspraken worden nergens genoemd, niet eens in een voetnoot. De onderwerpskeuze als een pars pro toto zien lukte me maar gedeeltelijk: veel van wat hij te berde brengt, is slecht toepasbaar op wat ooit “mijn” soort pulp was. Of is dat misschien nog een lager soort pulp, een soort van pulp dat werkelijk niet meer te verdedigen is – zelfs niet door een doorgaans zeer ruimdenkende ’t Hart?

Maar er is nog iets anders. Ik was erg benieuwd naar zoiets als “terreinafbakening”. Waar houdt pulp op en begint “echte” literatuur? ’t Hart pleit sterk voor de emancipatie van de liefdesromans maar uit diverse terzijdes (“Titels weet ik niet meer. Dat laatste hoort bij deze literatuur. Je vergeet de titels en de verhalen. Je leest ze zoals je kranten en tijdschriften leest, één keer, en dan verdwijnen ze. Deze boeken bewaar je niet in een boekenkast.”) maak ik op dat ook hij een onderscheid maakt tussen “hoogbrauw” literatuur en liefdesromans; tussen “boekenkastboeken” en “pulp”. Dan komt bij mij de vraag omhoog waar die scheidslijn precies ligt. Waar houdt “pulp” op en begint “literatuur”. En is er tussen wat doorgaans onbetwist tot “literatuur” gerekend wordt ook niet genoeg “pulp” te vinden?

Ook in de puberteit geraakte ik in de ban van Stephen King. Gedeeltelijk overlapte dit met de truckersromans e.d.; King bleek wel van langere adem – hem las ik nog toen ik al studeerde. Tussen al dat gestudeerd volk was King al even verboden als de truckersromans eerder bij ander volk waren geweest. Vooral Peter hield maar niet op iedere keer als ik King ter sprake bracht (wat ik zo min mogelijk probeerde te doen) te benadrukken dat dat “geen literatuur” was. Ik wou dat ik Peter was. Voor Peter was alles altijd zo duidelijk. Wat niet zoveel meer met muziek te maken had, wat niet meer zoveel met humor te maken had, wat geen literatuur was, dat hondenhaters ook mensenhaters waren, alles was zo ontzettend duidelijk voor die gast. Voor mij was het niet per se een gegeven dat Stephen King géén literatuur schreef. Oké hij had zijn onderwerpskeuze niet zo mee en zijn thematiek tendeerde geregeld naar het eentonige maar voor een pulpschrijver beschikte hij over verrassend “literaire” technieken: perspectiefwisselingen, vormexperimenten, genreverschuivingen, montagetechnieken: het kwam alles voor bij King. Ik ken menig schrijver van zogenaamd “echte” literatuur die over een onbeholpener pen beschikt dan King.

Ik denk ook aan een plaatje dat ik ooit zag in een leerboek Nederlands op de MAVO. Het ging over het verschil tussen pulp en literatuur. Pulp werd in dat boek “lectuur” genoemd. Hoe dat verschil gevisualiseerd werd, was wat me met name trof. Literatuur, dat was een uitgelezen (!) maaltijd in een exquise restaurant. Pulp was fastfood. Maar dan dat plaatje. De literatuurlezer was een man met een net kapsel, een colbertje, een potloodsnorretje. Hij zat aan een ronde tafel met een lang tafelkleed een hardcoverboek te lezen (of was het de menukaart?). De pulplezer was een dikke gast met een rond brilletje en warrig haar die met een hamburger in zijn hand een wat flodderig uitziend boek aan het lezen was. Hij stond, zei ik dat al? Het was bij de pulplezer alles maar een tussendoortje, terwijl de literatuurlezer er duidelijk eens de tijd voor ging nemen. De pulplezer keek wel veel vrolijker, dat wel. Met een grote lach op zijn gezicht stond hij met die druipende hamburger dat flutboek van hem te lezen. De literatuurlezer keek zuinig, bijna zuur.

Maar ja. Waar houdt de hamburger op fastfood te zijn? De hamburger van de Burger King is niet de hamburger van die creatieve, onafhankelijke snackbar bij u om de hoek en ook een “sjiek” restaurant schaamt zich er niet voor een variant van de hamburger op de kaart te zetten. Welke hamburger is de truckers- of de liefdesroman; welke hamburger is King? En hoe over de “literaire thriller” dan? Ik denk dat ’t Hart over deze vragen behartenswaardiger antwoorden had gehad dan dat leerboek van de MAVO en Peter tesamen en het is ook daarom jammer dat hij deze discussie geheel en al uit de weg lijkt te gaan.

Ook zijn zijn woorden dit keer een graadje minder warm. Het gaat me teveel over wat lezeressen over liefdesromans zeggen op Goodreads, en het gaat me teveel over zijn ergernis over badinerende reacties op “pulp”. Hij verwijt de criticasters helikopterpiloten te zijn: vanuit de hoogte commentaar geven op iets wat ze door hun hoge positie eigenlijk niet eens goed kunnen zien. Maar in feite doet hij hetzelfde: hij veroordeelt het commentaar zonder na te denken over het waarom van dat commentaar.

Ik las nooit liefdesromans. Mijn moeder wel, en die bewaarde ze trouwens wel in haar boekenkast: de hele wand van de slaapkamer van mijn ouders zag rood van de liefdesromans. Hoe grenzeloos haar verzamelwoede; grenzelozer nog dan de mijne. Met alle buurvrouwen, vriendinnen, familieleden, kennissen bestond een akkoordje: iedere gelezen liefdesroman eindigden bij mijn moeder. Maar ze had het zelfs voor elkaar gekregen dat een of andere winkel (niet de Korti) hun onverkochte overschotten aan haar afstonden (gratis of tegen sterk gereduceerde prijs, dat weet ik niet meer). Met vuilniszakken tegelijk kwamen die liefdesromans ons huis in. Een groot deel van mijn jeugd zag ik mijn moeder niet anders dan op de bank, met een liefdesroman in haar hand (of aan de eettafel puzzelend, een andere hobby van haar, Zweedse doorlopers, liefst het hoogste aantal sterren). Af en toe las ze iets voor uit die liefdesromans en dat was bijna altijd slecht. Maar dat is misschien een oneerlijk argument: mijn moeder las alleen die passages voor die haar stoorden omdat ze te stompzinnig, kinderachtig of flauw van aard vond.

Maar als ik terugga naar de truckers en de cowboys en de CIA-agenten: dat las je niet om de schrijfstijl. Dat had altijd hetzelfde stramien. De karakters bleven altijd tot op het extreme plat. Zelfs Jim Stonewall en Chris Morris, waarover ik talloze en talloze Favoriet romans heb gelezen, kregen maar geen structuur (Jim Stonewall was getrouwd geweest, had gewoond, met zijn gezin, een dochtertje Sarah, in Boise, Idaho, maar de verre reizen waren te zeer aan hem blijven trekken, de truck (die stomme stompneuzige MAN) stond op zijn naam; van Chris Morris wist je niks behalve dat hij driftig was en van vrouwen hield). Je moest van die romans niks nieuws, niks verrassends verwachten. Ze waren “alleen maar” onderhoudend. Ik las ze om even weg te zijn. Wist ik veel dat je ook ondersteboven, binnenstebuiten, overdonderd, verscheurd of in de zevende hemel kon zijn van een boek.

Kan pulp wat literatuur ook kan? Moet het ene op het niveau van het andere komen te staan? Ik weet het niet.

Waarlijk interessant vond ik het laatste hoofdstuk, waarin ’t Hart zich waagt aan een analyse van de wortels van de liefdesroman. Hij komt uit bij Søren Kierkegaard die in het mij onbekende De herhaling stelt dat verliefdheid altijd gestoeld is op herhaling: er is altijd een eerdere liefde. ’t Hart ziet dit “herkansing”-thema aanwezig in alle liefdesromans. Daargelaten of Kierkegaards idee toepasbaar is op het “echte” leven (ik kan me nog herinneren dat ik in de derde klas zat, een jongetje van zeven ofzo, en dolverliefd was op Lonneke en dat zich dat niet liet vergelijken met wat dan ook dat ik eerder gevoeld had in mijn leven) (en is niet in elke liefde het singuliere zo aktief: het is steeds “deze ene liefde” die niets uitstaans heeft met welke voorgaande liefde dan ook), kun je best aan een oerbron geloven: de bron van waaruit wij allen drinken, eten, denken, liefhebben en schrijven. Er is niets op tegen om te denken dat schrijvers van “pulp” uiteindelijk uit dezelfde bron putten als schrijvers van “literatuur”; net zoals de dromen van een fabrieksmedewerker dezelfde achtergrond kunnen hebben als de dromen van een professor. Via Ovidius, John Keats, Robert Graves, Carlo Ginzburg en de mij onbekende filosoof Stanley Cavell raakt Kees ’t Hart aan thema’s als een voorwereldlijke witte godin, regeneratie, en het verkiezen van de afbeelding boven het werkelijke. Daar komt hij gevaarlijk dicht in de buurt bij  de zin van alle kunst, en misschien zelfs van alle religie: de vervolmaking van wat in aldagsleven verre van volmaakt is. Het is jammer dat het een kort hoofdstukje is, en het is jammer dat het zo helemaal op het einde is. Ik had hier meer over willen lezen, langer over willen denken.

Ook zo: wat alleen maar aangestipt wordt: pulp in strijd tegen de “ontlezing”. Wat en hoe. En waarom. En hoezo.

Teveel blijft onbeantwoord.

Een uiterst sympathieke gedachte, dit Pleidooi voor pulp. Maar in deze vorm een gemiste kans. Of een opmaat voor meer.


Kees 't Hart Pleidooi voor pulp Recensie

Pleidooi voor pulp

  • Schrijver: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: non-fictie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 6 december 2022
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 12,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Kees ’t Hart

Een wapen tegen de ontlezing Je ziet ze nog liggen in de supermarkt: de Bouquetreeksboekjes, damesromannetjes, pulpboekjes, of hoe je ze wilt noemen. Met mooie jonge mannen en vrouwen op het omslag. En titels als Gekust door de dokter, Haar liefste wens en Nog altijd de zijne. Kees ’t Hart leest ze nog steeds en is solidair met de schrijvers; ze zijn collega’s. Sommigen schreven meer dan vijfhonderd romans en verkochten er miljoenen. Wat bezielt ze om maar door te schrijven? Hoe houden ze hun schrijfverlangen in stand? ’t Hart zou het betreuren als de belangstelling voor deze boeken afnam. Zonder deze ‘lectuur’ en de leescultuur die erbij hoort zal, vreest hij, ook de literatuur verdwijnen. Want deze boeken hanteren dezelfde principes en uitgangspunten die in literatuur worden toe gepast. Ze dromen over de wereld, proberen illusies in stand te houden, voelen zich verbonden met de wereld. Ze zijn de basis van alle schrijfkunst.

Bijpassende boeken en informatie

Kees ’t Hart – VICTORIEN, ik hou van je

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie nieuwe Nederlandse verhalenbundel. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van VICTORIEN, ik hou van je. Het boek is geschreven door Kees ’t Hart. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe bundel met verhalen van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Recensie van Tim Donker

Toen we Kees ’t Hart hadden zien lopen. Toen we gingen lunchen. Toen dat nog kon, toen je nog gedachteloos een restaurant in kon lopen, toen de Hugo restauranteigenaren nog niet verplicht had te discrimineren op medische gronden. Toen het al herfst begon te worden. Toen we daar zaten. Toen we doorheen het raam Kees ’t Hart zagen lopen. Toen het nog dat jaar was waarin ik geloven kon dat we vrienden waren.

Wie is die Kees ’t Hart eigenlijk, een oplichter ofzo? Een illusionist? Een zwendelaar? Een querulant? (dat artikel in nY was raar, Kees) Ik weet het niet. Kees ’t Hart kan je dingen verkopen die je eigenlijk niet kopen wil, dat weet ik wel. Zoals toen. Met die dichtbundel van hem. Zijn tweede. Welk jaar was dat? Ja, 2008, dat kan ik ook wel opzoeken in het boek. Maar 2008 was niet het jaar waarin ik het kocht, al kan het ook niet veel later geweest zijn. Want het was in Eindhoven. Bij De Slegte. Daar kwam ik vaak, bij De Slegte in Eindhoven. Mijn vader woonde in Eindhoven. Mijn zus en mijn nichtje woonden in Eindhoven. Mijn moeder was er aan het doodgaan. Ik kwam vaak in Eindhoven en altijd als ik er kwam ging ik er naar De Slegte. Mooie De Slegte was dat. Hoe het licht daar door de ruiten viel. Zo viel er nergens licht door ruiten. Ik kuierde er rond. Verbleef er meerdere uren. Op elke afdeling moest ik zijn. Literatuur. Proza. Poëzie. Filosofie. Wetenschap. Engels. Nederlands. Strips. Oud. Nieuw. Wat & wat zag mijn oog nu weer liggen. Stapeltje dichtbundels. Ramsj. Maffe kaft. Met die bloempot. Dat ene kinderlijk getekende bloemetje erin en die andere bloem die veel “affer” oogde. Zoiets pak je meteen op. Zoiets blader je door. Zeker in De Slegte in Eindhoven, met dat licht en hoe dat er door de ramen viel (er valt daar geen licht door ramen meer) (wat voor winkel zou er nu in zitten? vast een of andere hippe kledingwinkel met een Engelse naam). God. Hoe nu? Een ode aan Frank Zappa! Die gast heeft me daar een ode aan Frank Zappa geschreven! Gedicht van bijna tien pagina’s lang. Ja hier moet ik geen enkel ander gedicht meer in lezen, dit gaat gewoon meteen mee naar huis. Misschien was het wel 2008. 2009 misschien? Niet later dan 2010 want toen is mijn moeder overleden. Frank Zappa was niet meer de onaantastbare held die hij voor mij was geweest toen ik zijn mjoeziek kennen leerde. Begin negentiger jaren was dat, ik was nog scholier, ik was zeventien ofzo, ik zat op de HAVO, ik weet niet meer waar ik voor het eerst iets van hem hoorde maar wel dat ik meteen verkocht was. Het was ook zoon onnavolgbare vent, die Zappa. Helemaal geen tiepiese popmuzikant. Over alles had hij meningen, over alles had hij uitspraken gedaan, haast altijd rare maar wel zeer doordachte en meestal ook erg rake uitspraken. Hij had een boek geschreven, dat ook in het Nederlands vertaald was. Het Echte Frank Zappa Boek. Pluspunt dat het vertaald was want op de HAVO las ik nog geen Engels. Dat deed teveel aan school denken, dat deed ik in mijn vrije tijd niet. Ik herinner me het kopen. Het Echte Frank Zappa Boek. Bij Van Pierre Boeken zoals die boekwinkel als ik me het goed herinner heette. In Eindhoven ja want verrek, begin jaren negentig woonde ik er zelf ook nog. De boekverkoper zei dat Frank Zappa bijna dood was, dat vond ik een grappige uitspraak, dat vertelde ik de volgende dag op school aan Patrick. “Dat kan niet,” zei Patrick. “Ofwel ben je dood ofwel ben je niet dood. Je kunt niet een beetje dood zijn zoals je ook niet een beetje zwanger kunt zijn.” Ik bewonderde Patrick. Hoe hij altijd op zeer betweterige toon de stompzinnigste dingen kon zeggen. Dat wilde ik ook kunnen: mijn domheden als slimheden presenteren. Niet veel later ging Zappa inderdaad dood. De onbetwiste God. Humoristisch, intelligent, maf, intrigerend, geweldig instrumentalist (zijn solo’s! sjeesis! zijn solo’s!). Maar dat was vroeg in de jaren negentig, In 2008, of 2009 (of was het nou 2010?) dacht ik allang niet meer zo over Frank Zappa. Maar als ik een dichtbundel aantrof met een bijna tien pagina’s lange ode aan hem dan ging die dichtbundel zonder enige twijfel meteen met mij mee naar huis – zo hoog had ik ‘m in die dagen nog wél zitten (inmiddels vind ik bijna niks meer van die man, een arrogante zeur misschien. van zijn wagon- en wagonladingen cd’s zijn er misschien maar een stuk of vijf écht goed en dan nog eens een stuk of tien “wel aardig”. de rest heb ik allemaal aan mijn zoon gegeven) (naja vijf goede en tien aardige cd’s maken, dat is natuurlijk wel nog altijd iets waar de gemiddelde muzikant zijn rechterarm voor over zou moeten hebben). Ik denk dat ik die dag niet eens meer lang gebleven ben in De Slegte. Ik denk dat ik naar buiten wilde. Ik denk dat ik wilde gaan lezen in die dichtbundel van die Kees ’t Hart (die ik alleen van naam kende).

Ik, ik buiten, ik zitten, ik lezen. Maar watte – …? Wat waren dat in jezusnaam voor een gedichten? Gedichten van het soort dat ik normaal niet las. Het NEE-gedicht. God. Ja. Of nee. Dat was geweldig. Het leven van Frank Zappa mocht er ook zijn. Zeker. Maar er was iets. Er was iets met die gedichten. Eigenlijk hadden ze alle elementen van het soort gedichten dat ik haat. Vaak, veel te vaak liet die ‘t Hart iedere nieuwe regel. Van zijn gedichten. Beginnen met een hoofdletter. Of de zin nu eindigt aan het eind. Van een regel. Of niet. Steeds die hoofdletters. Ik moet niet hebben. Van gedichten. Vol met hoofdletters. Waar ze niet hoeven staan. Een hoofdletter. Waar wel de regel. Maar niet de zin begint. Dat leest bijzonder. Irritant. Zeg nou zelf. Of gedichten waarvan elke strofe hetzelfde aantal regels heeft, was dat een of andere klassieke versvorm ofzo? En dat die regels dan ook steeds ongeveer dezelfde lengte hebben. Ik hou niet van die regelmaat, ik hou van gedichten die overheen de pagina’s vliegen, met zinnen die maar nooit eens willen blijven staan. Soms rijmden zijn gedichten, of leken ze te rijmen, of rijmde er zomaar ineens iets en vroeg ik me verschrikt af Hoe lang staat dat hier allemaal al te rijmen, is die gozer me nu bezig me gedichten op rijm door mijn strot te douwen? Lees ik nu rijmende poëzie? Op een bankje ergens in het centrum of Eindhoven dan nog? Deze gedichten hebben alles wat ik niet wil, eigenlijk zou ik deze gedichten moeten haten, eigenlijk zou ik deze bundel hier en nu in een vuilnisvat moeten werpen. Ergens in het centrum van Eindhoven. Maar ik wierp niet, ik zat, ik las, ik las bijna heel die bundel in één keer uit. Ergens in het centrum van Eindhoven. Ik wist het niet. Ik wist niks meer. Vond ik dit nu goed of slecht? Ik wilde mijn geld terug vragen, ik wilde die Kees ‘t Hart gaan opzoeken, ik wilde nog meer boeken van hem lezen om zeker te zijn. Ik had iets gelezen, bijna in één adem uit gelezen, dat ik normaal nooit zou lezen. Had ik gelezen. Daar. Ergens in het centrum van Eindhoven.

Of neem dit hier Victorien, ik hou van je.

(die titel, daar begon het al mee. in eerste instantie las ik Victoriën, ik hou van je. en ik dacht. is het meervoud van victorie victories of victoriën? of victorieën? kent victorie wel een meervoud?, en zo ja waarom dat laatste woord van de titel wel weer enkelvoudig, en niet victoriën, ik hou van jullie? en ik was geprikkeld, en ik vond mezelf peinzend over de titel, en verder nog: want ook dacht ik nog een fractie de titel te moeten lezen als Victori, en ik hou van je – en dat alles in slechts enkele seconden tot ik de titel klaar zag zoals die is)

Neem het titelverhaal. Ja neem dat.

(Nee tegen het titelverhaal, zei Kees ’t Hart jaren eerder in zijn NEE-gedicht)

(& ja toch maar weer eens een bundel gewoon in volgorde zitten lezen)

Dat gaat daar 25 bladzijden lang ofzo over een zin die tussen 1980 en 1992 te lezen was op een brug aan de Waalkade in Nijmegen. Wat moet ik met een zin die tussen 1980 en 1992 gestaan heeft op een brug in Nijmegen? Ik ben die hele periode lang niet één keer in Nijmegen geweest. Ergens na het jaar 2000 ja, toen ben ik enkele jaren lang diverse malen in Nijmegen geweest. Ik studeerde, of misschien net niet meer, en we maakten een literair undergroundblaadje (dat wij – de tweekoppige redaksie – voornamelijk zelf volschreven) en dat we zelf distribueerden onder de verkooppunten waarvan er enkele (één of twee) in Nijmegen waren. Toen kwam ik er wel eens, toen at ik er wel eens in een restaurant, is er kans dat ik toen ook wel eens op de Waalkade gelopen heb? Ja. Goed. Waarom niet. Maar die zin was er toen al niet meer en zou zo’n zin me überhaupt zijn opgevallen anders? Tussen 1980 en 1992 kwam mijn vader wel vaak in Nijmegen. Hij moest daar geregeld zijn voor zijn werk. Een keer per maand? Weetikveel, valt een kind een regelmaat op? Het was vaak, of dat vond ik, maar niet zo vaak als bijvoorbeeld judo waar ik elke week heen moest. Dan was hij voor zijn werk in Nijmegen, dat ik overigens hardnekkig bleef uitspreken als Nijmnegen, dan was hij laat thuis, dan at hij niet mee en dan was hij er zelfs ook nog niet als ik naar bed moest. Moet pappa vandaag naar Nijmnegen?, vroeg ik mijn moeder. Zei ze Ja, dan wist ik genoeg. Dan was het slapen gaan zonder kietelen en stoeien en grapjes maken. Dat is waar Nijmnegen in de jaren tachtig voor mij voor stond: naar bed zonder kietelen en stoeien en grapjes maken.

Dus nogmaals. Wat moet ik met de zin Victorien, ik hou van je die tussen 1980 en 1992 geschreven stond op een brug in Nijmegen?

En die Victorien ken ik ook al niet.

En toch. Ik lees het smaak. Ik lees het geboeid. Ik lees het geamuseerd, en in de ban.

Ofnee. Niet helemaal correct. Ik luister.

Want zo is het. Het is maf, maar zo is het. Ik lees deze teksten niet. Dit is geen proza, is het wel bedoeld als proza, het zijn verhalen en ontboezemingen. Ik hoor dit aan. Ik hoor dit alles aan. Nee niet van een “rasverteller” of zoiets debiels, god bewaar me. Erger nog. Ik luister naar een goede vriend. Ik luister naar mijn beste vriend. Kees ’t Hart en ik zitten op kaffee en hij is aan het woord – alleen hij is aan het woord, ik krijg er niks tussen en dat wil ik ook niet. Dat soort beste vriend is hij. Je hangt aan zijn lippen. Je wil alleen hem nog horen. Je hoopt dat hij nooit ophoudt met vertellen.

Dat soort vriend en dat soort kaffee.

Of is het een restaurant misschien.

We gingen op restaurant want toen kon dat nog. Toen mocht iedereen nog op restaurant: zij die konden bewijzen dat ze “gezond” waren (dat heet: gezond in de opvatting van de Hugo) en zij die dat niet konden. Iedereen mocht, er bestond nog geen uitsluiting (wat wel weer duidelijk maakt waarom apartheid om te beginnen al een Nederlands woord is) (diegenen weren die niet doen zoals de massa doet, daar zijn Nederlanders goed in) (normaal doen, daar houden Nederlanders van) (norm-aal: volgens de norm) (dat waaraan bijna iedereen voldoet) (bijna) (Normaal) (Ik ben moar een eenvoudige boerenlul) (inderdaad, Bennie: eenvoudig is dat simpel breintje van je zeker en een lul dat ben je ook) (g’woon) (Nederland houdt van gewoon) (het enigste wossie wa so lekker gewoon is geblefuh) (en die anderen) (die mottuh altijd so nodig anders sijn as een ander) (apartheid: een Hollandse traditie in ere hersteld) (goed van de Hugo!) (de Hugo for president!), en dus daar gingen we. We zaten aan tafel, we bestelden broodjes. We zagen Kees ’t Hart lopen. Dat kon. Het was immers Den Haag, daar. We bestelden broodjes in een restaurant in Den Haag en we zagen Kees ’t Hart lopen. Edwin zag hem het eerst. Hij wees naar buiten, Ricco en ik keken door het raam. Daar loopt Kees ’t Hart, zei Edwin. Oja, zeiden we, daar loopt Kees ’t Hart. Nu weet ik alles weer, zei ik. Edwin keek me een moment niet-begrijpend aan. Zei toen: O, is dat van hem? Ja, zei ik. Dichtbundel. Zijn tweede. (pas in de trein terug naar huis bedacht ik me dat het is: Ik weet nu alles weer). Misschien voelden we ons een momentje goed. We hadden een dichter zien lopen. Het klootjesvolk herkent mensen van televisie, wij hadden een dichter herkend. Misschien voelden we ons een momentje goed maar toen kwamen de broodjes. Er zat komkommer bij mijn broodje. De zaadlijsten waren eruit verwijderd. Ik begon een relaas over de voors maar vooral over de tegens van het verwijderen van zaadlijsten uit komkommer. Een lang relaas. Misschien een iets té lang relaas, afgaand op de blikken in de ogen van Ricco en Edwin. Blikken die gingen van geamuseerd via ongeduldig naar verveeld en misschien wel verbijsterd. Maar het maakte niet uit. In dat jaar kon ik nog geloven dat we vrienden waren en ik hoopte dat ik het soort vriend was van wie je het hebben kon als hij je verveelde. Het soort vriend waarvan je wist dat hij soms te lang op dingen door ging maar dat maakte niet uit want hij vertelde smakelijk en op zekere manier was het ook zijn charme, van hem, van die vriend: die stokpaardjes die hij soms een weinig te lang bereed.

Dat soort beste vriend dus. In dat soort restaurant. Is hij. Is Kees ’t Hart.

Het proefschrift begint als een soort bespotting van het academische wereldje, misschien een soort hekeling van literatuurwetenschappen? Aan alles betekenis willen hechten, overal iets achter zoeken, alles doordenken, elke regel kapot redeneren? Geweldig, op al wat zich doet als wetenschap zonder ooit werkelijk wetenschap te kunnen zijn kan niet genoeg gescholden worden als je het mij vraagt (je vraagt het mij niet). Maar het stevent helaas af op een flauwzinnig einde: dat met die afgietsels vond ik bij Zappa / GTO’s al niet heel erg grappig maar de herneming ervan in een literaire setting vond ik zelfs op het gênante af (waar las ik Zappa’s versie ook alweer? schreef hij erover in Het echte Frank Zappa boek? ik weet het niet ik kan het ook niet meer nagaan want ik heb al mijn Zappa-boeken naar de kringloop gebracht). Maar Kees ’t Hart mag gênant zijn, zelfs gênant is hij nog uiterst vermakelijk.

Meestal is hij niet gênant.

Meestal is hij niet eens vermakelijk – of liever: ver voorbij vermakelijk is hij meestal.

Toeren met Toon Tellegen en Corrie van Binsbergen – die laatste trouwens ook alweer zo’n naam uit het verleden maar al haar cd’s gaf ik niet eens meer aan mijn zoon, die gingen samen met de Zappa-boeken naar de kringloop; en daarna wilde ik het stedenspel met mijn zoon spelen (wilde ik, wilde ik. maar deed ik niet, Kees ’t Hart kletst mij deze avond de oren van het hoofd en voor enig “ik” (als in doen wat ik wil doen) is hier helemaal geen ruimte en dat is de schoonheid ervan).

Een vogelkerkhof, feitelijk weer een gedicht, en weer met hoofdletters enzo, en elke strofe vier regels en alle regels ongeveer even lang, en aksidenteel rijm of rijmt dat al langer dan ik dacht misschien en valt het me alleen maar af en toe op?, maar mooi en ontroerend en zo bloedwarm dat het ook hier is of ik hem praten hoor, misschien draagt hij tussendoor wel even één van zijn gedichten voor, hoe ging het ookalweer, de avond was zo lang, en zo onwezenlijk vol, achteraf weet je niet meer wat werkelijk zo ging en wat je er later in je kop aan toegevoegd hebt.

En of hij nu een prachtige, verstillende herinnering aan De Eenzame Uitvaart (iets wat ik voornamelijk kende van F. Starik) (ook hij nu dood) (ik deelde ooit een podium met hem) (tenminste als “vlak na hem een eigen schrijfsel in de mikrofoon sputteren” hetzelfde is als “een podium delen”) met je deelt; op even humoristische als erudiete en bevlogen wijze vertelt over een lezing in wording; het keelsnoerende verhaal vertelt dat zit achter een simpel (en overigens mij onbekend) boekje van Søren Kierkegaard of op je vloekt omdat je geboren bent zonder voeling met de schoonheid van het Noorden – je houdt van die man, je houdt van zijn woorden, je houdt van hoe hij daar alles, zittend tegenover je, (& jullie allebei al een beetje dronken misschien), zit te vertellen, en praat, en praat en praat. Je kunt er geen genoeg van krijgen. Je luistert en luistert en luistert. Nu al 184 pagina’s lang.

Maar dan: Na afloop is van papier en blijft van papier. Wat is dat eigenlijk, Kees? Een parodie op David Markson? Waarom zou je David Markson willen parodiëren? Je kunt niets hebben met diens proza, akkoord, maar wat hij doet is uniek en ik weet niet of je het unieke moet parodiëren. Bij iets als wat Markson deed past mijns inziens alleen maar ontzag, en áls je hem als parodiëert doe het dan in ieder geval een stuk beter en niet zo allejezus flauw als in Na afloop (“Suske en Wiske zien elkaar alleen nog maar met Kerstmis.”; “Tristram Shandy schreef in 1762 een roman met alleen maar eerste zinnen.”; “André Hazes heeft zelf nooit gevliegerd”; “Met Josef K. kon in de pauzes van de roman enorm lachen.”; “Vader Abraham is in 2028 bij een poging door een waterkraan te kruipen overleden.” – voor een postje op Facebook was het een geknipte tekst geweest (was je was op tienduizenden “likes” komen te staan), maar na de meeslependheid die dit boek tot hier toe was, doet het me toch een heel klein beetje goedkoopjes aan).

De laatste tientallen pagina’s blijft ’t Hart voor mij een papieren ’t Hart. Het hoofddoekje, over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt, is fantastisch en heel “voelbaar”, maar het blijft een papieren verhaal over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt. Misschien zijn sommige van de verhalen van ná Na afloop even sterk als die ervoor, kan. Misschien is er alleen maar een ander licht aan gezet. Misschien is de teevee aangezet. Het hoofddoekje zie ik vooral voor me als een kortfilm op Nederland drie (of heet die zender anders tegenwoordig?); Bij de uitgever kon een sketch zijn van Jiskefet of misschien zelfs van André van Duin (maar dat laatste kan evengoed als een geweldig groot compliment gelden want die absurde dialogen die Van Duin en Van Dusschoten vroeger deden (was dat in de zeventiger jaren?) (ze speelden zich meestentijds af in een bar geloof ik), mogen zonder enige terughoudendheid geniaal genoemd worden).

Misschien is het ook maar de laatste truc van illusionist / oplichter / querulant / verdwijnkunstenaar Kees ’t Hart: hij sprong levend en briesend en fulminerend en pratend uit een boek tevoorschijn en bijna op het einde verdwijnt hij weer in datzelfde boek. Mij verward achterlatend, hongerend naar meer.

Kees 't Hart VICTORIEN, ik hou van je Recensie

VICTORIEN, ik hou van je

  • Schrijver: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: verhalen
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Kees ’t Hart

In VICTORIEN, ik hou van je verplaatst Kees ’t Hart ons onder meer naar een eindexamenfeest in Nijmegen in de jaren tachtig, naar de wereld van lezingen en congressen, zingt hij de lof van het Noorden, predikt hij de waarheid over Gorter en Bordewijk, bezoekt hij met Alina een instituut voor jeugddelinquenten, maakt hij een reis met het muziekgezelschap van Toon Tellegen, begraaft hij Lord Lister, poseert hij voor een halfzusje, leest hij gedichten voor aan de Syrische grootvader van een garagemonteur en koopt hij in Ieper een speelgoedmitrailleur. Altijd nieuwsgierig, altijd verlangend naar betere herinneringen. Lichtpuntjes zien, daar doet hij het voor.

Bijpassende boeken en informatie

Kees ’t Hart – De ziekte van Weimar

Kees ’t Hart De ziekte van Weimar recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe historische roman. Op 12 juli 2019 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart De ziekte van Weimar Recensie en Informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van De ziekte van Weimar, de nieuwe roman van Kees ’t Hart. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze historische roman van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Kees 't Hart De ziekte van Weimar Recensie

De ziekte van Weimar

  • Schrijver: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: historische roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 12 juli 2019
  • Omvang: 416 pagina’s
  • Uitgave: Paperback / Ebook
  • Waardering:

Flaptekst van de historische roman

Aan de Hogeschool van Franeker komt in 1807 geld vrij voor de oprichting van een monument ter ere van de nieuwe wetenschap en maatschappij. Albert van Huszen reist met leden van de Franeker Ceremoniële Commissie per koets naar Weimar. Men wil Goethes toestemming om een replica van een van zijn beelden in Franeker op te richten. Maar dan groter en grootser.

De situatie in de Duitse landen is sinds het bewind van Napoleon onoverzichtelijk en in Weimar heerst nog steeds chaos na de Slag bij Jena van 1806. Bovendien verdringen zich tientallen andere bezoekers voor Goethes huis; iedereen wil op audiëntie bij de grote schrijver en wetenschapper. Hij laat zich zelden zien. De tijd dringt als Albert erin slaagt hem te spreken.

Kees ’t Hart Informatie

  • Geboren op 12 juli 1944
  • Geboorteplaats: Den Haag, Zuid-Holland
  • Nationaliteit: Nederland
  • Disipline: schrijver, dichter, criticus
  • Soort boek: romans, gedichten, verhalen, essays
  • Boeken van Kees ’t Hart

Bijpassende Boeken en Informatie