Tag archieven: Nederlandse dichteressen

Yentl van Stokkum – Winterbloeiers

Yentl van Stokkum Winterbloeiers recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 15 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij Hollands Diep het boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichteres en toneelschrijver Yentl van Stokkum.

Yentl van Stokkum Winterbloeiers recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Winterbloeiers. Het boek is geschreven door Yentl van Stokkum. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het tweede boek met poëzie van de Nederlandse auteur Yentl van Stokkum.

Yentl van Stokkum Winterbloeiers recensie

Winterbloeiers

  • Auteur: Yentl van Stokkum (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Hollands Diep
  • Verschijnt: 15 augustus 2023
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Yentl van Stokkum

Voorspellen groene parkieten ons de toekomst? Hoe zet je tijd stil? Wat hebben liefde en klimaatrouw met elkaar gemeen?

In Winterbloeiers probeert Yentl van Stokkum grip te krijgen op de toekomst. We weten niet of een geliefde morgen nog bij ons is, maar 90 procent kans dat het regent. In onstuimige, hunkerende gedichten wisselt ze zachte zomeravonden en zware stormen af. Volgens de verwachtingen staan ons extreme omstandigheden te wachten.

Yentl van Stokkum (1991) is dichter, toneelschrijver en performer. Als dichter stond ze onder meer op Lowlands, Poetry International, Dichters in de Prinsentuin en Oerol. In 2021 verscheen haar poëziedebuut Ik zeg Emily, waar ze een C.C.S. Crone-stipendium voor ontving. Yentl maakt deel uit van de redactie van literair tijdschrift De Revisor en cureert samen met Joost Oomen en Stefanie Liebreks het populaire Instagram-account poëzieiseendaad.

Voor alle dagen recensie en informatie@poezieiseendaad – Voor alle dagen
Honderd-nog-wat gedichten door @poezieiseendaad
gedichten, 
poëzie
Tim Donker recensie:  Er stroomt de poëzie door hun aderen. Ze reiken de gedichten in Voor alle dagen ook niet vanuit de hoogte aan: deze poëzie moet u kennen, ze delen graag gedichten die ze zelf mooi vinden. In de hoop te enthousiasmeren…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Voor alle dagen

Voor alle dagen recensie en informatie over de inhoud van de bundel met gedichten samengesteld door Joost Oomen, Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum het instagramkanaal @poezieiseendaad. Op 6 juni 2023 verschijnt bij uitgeverij Podium deze bloemlezing met Nederlandse en Vlaamse gedichten samengesteld door @poezieiseendaad.

Voor alle dagen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de bloemlezing met Nederlandse en Vlaamse gedichten Voor alle dagen. Het boek is samengesteld door @poezieiseendaad. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bloemlezing,

Recensie van Tim Donker

Joepie. Een bloemlezing. Hoe fijn. Zit ik net op te wachten. Weer één of andere arrogante gast die de lezertjes wel eens vertellen zal wat de Nederlandse poëzie van de negentiende en de twintigste eeuw is in duizend en enige gedichten. Of anders een opgepompte eikel van televisie die zo nodig moet laten weten dat hij ook best iets van poëzie kent. Of, erger nog, poëzie verzameld rond een of ander luchtig tema zodat het goed verkoopbaar is, leuke kadoboekjes voor speciale gelegenheden: voor je oude moedertje die een nieuw lief gevonden heeft via dat rare internet, voor je buurman die met pensioen gaat, voor je maat die per ongeluk op het hamstertje van zijn dochter is gaan staan. Zelden, zeer zelden, las ik een pruimbare bloemlezing. Ik hou van poëzie maar ik haat bloemlezingen.

Maar wat meteen opvalt is dat Stefanie Liebreks, Joost Oomen en Yentl van Stokkum het anders hebben aangepakt. Oké, die Oomen kun je inderdaad ook kennen van televisie. Maar hij heeft tenminste nog nooit een boek geschreven dat Fit heette. Nee, bij deze mensen stroomt de poëzie door hun aderen. Ze reiken de gedichten in Voor alle dagen ook niet vanuit de hoogte aan: deze poëzie moet u kennen (met daarbij de onderliggende boodschap: alle andere poëzie mag u best negeren); ze delen graag gedichten die ze zelf mooi vinden. In de hoop te enthousiasmeren. Verder te lezen. Buiten deze bloemlezing om, buiten deze dag om. Want ja. Dat kan maar zo: op alle heel gewone nikserige niksdagen poëzie lezen.

Wat opvalt is dat dit dus geen gewone bloemlezing is. Dat hier bloem gelezen wordt uit de aldag. Uit gewoonstleven. Want wij allen dansen. Wij allen zingen. Wij allen verlangen. Wij allen storten in. Wij allen dromen. Wij allen observeren. Wij allen schreeuwen. Wij allen werken en bloeden en fietsen en gaan en staan, en sommigen overleven. Op deze momenten kun je lezen, op welke momenten zou je geen poëzie willen lezen? Voor alle dagen reikt momenten aan, heel gewone momenten op hele gewone dagen, die om poëzie kunnen vragen of misschien erom schreeuwen. Poëzie voor als je je verveelt, het stormt, je kwaad bent, je niet kunt slapen, je toe bent aan weekend, je vandaag alleen maar saje gedachten gehad hebt. Poëzie voor zulke momenten en andere nog.

Wat opvalt is dat de drie konservators onevenredig veel momenten noem het zijnsmodi hebben uitgekozen die op één of andere manier samenhangen met liefde: verliefd zijn, al een tijdje bij elkaar zijn maar elkaar nog steeds erg leuk vinden (dat schijnt te kunnen), inmiddels zo lang bij elkaar zijn dat je moeite moet doen om nog te zien wat je ooit zo leuk aan de ander vond (klinkt al bekender), of, als het echt allemaal faalde: liefdesverdriet en later nog de wens om nooit meer iets van doen te hebben met afspraakjes, relaties en één of andere betekenisvolle Ander. Wijltjenslang ben ik, oprecht, verbaasd: gaat het in poëzie zo vaak over liefde dan? En ik sta voor mijn poëziekast en pak er zo hier en zo daar een bundel uit en ik denk hmm ja misschien. Maar toch. Ik zie daar ook veel, heel veel bundels staan waar ik niet één (1) liefdesgedicht in weet staan.

Wat opvalt is dat veel van mijn favoriete dichters ontbreken, ik wil daar niks mee zeggen, het viel me gewoon op.

Wat opvalt is dat veel van mijn favoriete dichters niet ontbreken. Ik noem een Monika Rinck een K. Schippers een Bert Schierbeek een Sybren Polet een Alfred Schaffer een Jack Spicer een Tonnus Oosterhoff een Anne Vegter een H.H. ter Balkt een K. Michel een Gerrit Krol een Eva Gerlach een Breyten Breytenbach (hoewel ik hem als romanschrijver hoger heb zitten) een Wim Brands een Mark Boog een Hans Arp misschien zou ik met de nodige reserves zelfs nog een Jan Elburg of een Riekus Waskowsky kunnen noemen.

Wat opvalt is dat dichters waar ik geen biezonder hoge pet van op heb, hier toch vertegenwoordigd zijn met een meer dan redelijk gedicht. Neem nu zo’n Gerrit Kouwenaar. Ja neem zo’n man nou eens. Ik weet niet. Vind dat een beetje pretentieuzerig, een beetje wauwelig, een beetje interessantdoenerig, een beetje aanstellerig soms. Ik heb met hem dezelfde moeite die ik ook met sommige beat-poëten heb. Laten we het allemaal een beetje in het vage houden, gooi er iets mystieks doorheen hier en wat -liefst sjamanisties- geleuter daar en dan kan het misschien wel voor iets heel diepgaands doorgaan. Maar dit hier Doe die deur open vond ik mooi, verstillend, simpel, doeltreffend en niet volstrekt humorloos ook.

Wat opvalt is dat ik opvallend veel dichters hier niet ken, totaal niet ken, niet eens van naam. Mijn poëziekast is niet armzalig, en dan spreek ik nog niet eens van de vele, vele literaire bladeren die overal rond mijn huis slingeren en let op, ik zeg niet dat het totaal onmogelijk is om mij een mij onbekende dichter te presenteren maar dat er zoveel waren waar ik nog nooit van gehoord had verbaasde mij toch wel een beetje.

Wat opvalt is het moois, het vele moois, het zo heel erg veel vele moois dat hier langs komt.

Wat opvalt is dat deze samenstellers een zeer gelukkige hand van kiezen nee een gelukkige kieshand nee dat zij gelukkige handen hebben.

Wat opvalt is dat ik meteen, of snel toch, de neiging voel op te staan en voor te dragen (desnoods in een lege kamer), niets hoeft op kamertemperatuur te komen, het hoeft niet te groejen, eerst, het moois is direkt daar, en ik sta op, en draag voor, zoals, nu, de Dominicaanse dichter Frank Báez (die ik niet kende, nooitvangehoord), wiens Geef mijn zus haar MacBook terug ik gewoon hardop moest horen, dan maar met mijn eigen stem, ik stond naast mijn stoel, mijn zoon kwam langs, mijn prachtige wijze zachtaardige lieve tienjarige zoon die stilstond en luisterde, het was nog vijf minuten voor school, hij stond stil, hij luisterde, hij leek het al gauw een slagje of twee minder geweldig te vinden dan ik.

Wat opvalt is dat Sjoerd Kuyper (die ik niet kende, nooitvangehoord) gewoon naar Stavoren vaart om er te wachten op dolfijnen die niet kwamen die nooit komen maar dat maakt niet uit want het is juist het wachten op dolfijnen dat zo mooi is. Wat opvalt is dat hier onderzeeërs door je haren kunnen varen en dat Rik Andreae (die ik niet kende, nooitvangehoord) dat doet mijmeren: “Voor een hoofd / is een volle zee een mooi bezit”, wat misschien wel de mooiste zin uit de bloemlezing is, de mooiste zin sinds, ach, vul dat zelf maar in. Wat opvalt is dat je kunt denken vanaf een flatgebouw, zoals Gerard B. Berends doet (die ik niet kende, nooitvangehoord).

Wat opvalt is dat het deze dag, zoon en dochter inmiddels in school maar nog voor ontbijt ja zelfs nog voor koffie, zo goed, zo heel erg goed samen gaat met Fuck Buttons op de steerjoo (misschien niet de beste maar toch zeer zeker ook niet de slechtste band die er is).

Wat opvalt is hoezeer ik in Voor alle dagen wil blijven lezen.

Wat opvalt is dat het later die dag, inmiddels wel ontbijt gehad, inmiddels koffie gehad, zo heel erg goed samen gaat met Blue Camel van Rabih Abou-Khalil.

Wat opvalt is dat ik de afwas steeds langer uitstel.

Wat opvalt is dat je je hart wel net zo goed op het dak kon gojen (zegt Alfonsina Storni) (die ik niet kende, nooitvangehoord) (maar haar vertaler, Wouter Noordewier, ken ik wel) (hallo Wouter hoe gaat het met je) (sorry dat het blad er nooit gekomen is, man, ik had er opeens helemaal geen zin meer in het was teveel werk voor een man alleen en er stonden te weinig goede gevoelens tegenover) (ik kwam het nog tegen bij mijn verhuis, de losse bladen die ooit dat blad had moeten worden, en het zou een fantasties blad geworden zijn, Wouter, het mooiste dat ik nooit gemaakt heb) (is het waar, Wouter, dat Alfonsina Storni zich ziek door kanker in 1938 verzopen heeft door zich bij Mar de Plata in zee te werpen nadat ze een krant haar laatste gedicht getiteld Voy a domir had toegestuurd, zoon titel en dan zoon daad, denk daar eens over na) (bij wie las ik ookalweer dat de verdrinkingsdood een hele vreselijke dood is?).

Wat opvalt is dat ik de bundel onmiddellijk zie liggen als ik thuis kom van de winkel, een pak koffie in mijn ene en een kaascroissant in mijn andere hand.

Wat opvalt is hoe stil het gedicht van Kira Wuck me maakte, hoe ik  het steeds opnieuw en opnieuw wilde lezen, Kira Wuck die dacht ik wel te kennen toch, niet nooitvangehoord maar eerder een hele verre bel en wat een bloedmooi gedicht dit gedicht hier.

Wat opvalt is hoe goed het samen gaat met Writing On The Wall. Wat opvalt is hoe goed het samen gaat met The Deviants. Wat opvalt is hoe goed het samen gaat met Chicken Shack. Maar dat was alweer later, weeral later die dag, toen stond de hartige aspergetaart al in de oven.

Wat opvalt is hoe nabij verlorenen kunnen blijven: “er hoeft nog altijd niet veel / te gebeuren voor ik aan je denk // iets wat niet op jou lijkt is al genoeg / dan denk ik kijk // dit lijkt echt niet op haar” dicht Maud Vanhauwaert (die ik niet kende, nooitvangehoord) en dat vond ik zoon lief, zoon klein, zoon sjarmant gedicht en dacht ik hoe weinig woorden heeft poëzie eigenlijk nodig om poëzie te zijn en is dat niet het moje, het verbazende, het geniale aan poëzie en aan taal; een woord is duizend klappen in het gezicht waard.

Wat opvalt is dat deze bloemlezing me meer bevalt dan treinwrakken bouwen als de zon ondergaat.

Wat opvalt is dat Voor alle dagen een bloemlezing is die opvalt door niet op te vallen: in deze gedichten kun je wonen. En zingen. En aspergetaart maken. En de afwas uitstellen.

Wat opvalt is dat hier precies gebeurt wat beoogd werd: door Voor alle dagen realiseer je je weer dat poëzie altijd is, en overal.


Voor alle dagen recensie en informatie

Voor alle dagen

Honderd-nog-wat gedichten door @poezieiseendaad

  • Auteurs: Diverse dichters
  • Samenstellers: Joost Oomen, Stefanie Liebreks, Yentl van Stokkum
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Podium
  • Verschijnt: 5 juni 2023
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de bundel met gedichten

Op het hoogtepunt van de pandemie startten Joost Oomen, Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum het instagramkanaal @poezieiseendaad. Sindsdien delen zij dagelijks hun liefde voor poëzie met een almaar groeiend aantal volgers. Binnen een jaar had het account 10.000 volgers en inmiddels staat de teller op ruim 17.000. De missie van Poëzie is een Daad: meer poëzie in ieders leven. Er is een gedicht voor elk moment, elke gelegenheid – niet alleen voor de gewichtige. Dus bijvoorbeeld ook voor als je op maandag al toe bent aan weekend, voor als het code rood is, als de verkiezingsuitslagen tegenvallen, als je al te lang ligt te scrollen op de bank, of voor die eerste dag dat je de lente kunt ruiken.

Met de bloemlezing Voor alle dagen gaan Joost, Stefanie en Yentl van het (telefoon)scherm weer terug naar het papier, waar de gekozen gedichten oorspronkelijk vandaan komen. Voor de selectie putten ze uit alle uithoeken van de literatuur: van bekende Nederlandse en Vlaamse dichters die in een bloemlezing niet mogen ontbreken tot jonge dichters die hun debuut nog niet maakten, en van vertaalde grootheden tot obscure, inmiddels vergeten parels. Sommige gedichten deelden ze al eerder online, andere zijn zorgvuldig bewaard, tot dit moment.

Bijpassende boeken en informatie

Stella Bergsma – Meesterwerk voor de prullenbak

Stella Bergsma Meesterwerk voor de prullenbak recensie en informatie over de inhoud van de bundel met gedichten. Op 25 april 2023 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar het nieuwe boek met gedichten van Stella Bergsma.

Stella Bergsma Meesterwerk voor de prullenbak recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Meesterwerk voor de prullenbak. Het boek is geschreven door Stella Bergsma. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe boek van de Nederlandse schrijfster Stella Bergsma.

Stella Bergsma Meesterwerk voor de prullenbak Recensie

Meesterwerk voor de prullenbak

  • Schrijfster: Stella Bergsma (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 25 april 2023
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Stella Bergsma

De gedachten die mensen weggooien zijn vaak interessanter dan de brave bedenksels die tussen kaften terechtkomen. Die verfrommelde pogingen tot schoonheid met woeste krassen erdoor zeggen meer over onszelf en het leven dan alle gelukt- en geliktheid. Vuilnis heeft meer lagen dan al het geslaagde. Misschien leggen we met de woorden en zinnen die we bewaren een photoshopfilter over de werkelijkheid, terwijl ons afval onze ware aard toont. Bergsma heeft al haar proppen en kladjes gladgestreken. Haar misluksels en probeersels gebundeld. In de prullenbak, daar vind je de echte kunst.

Bijpassende boeken en informatie

Liesbeth Lagemaat – Simones en Dainina

Liesbeth Lagemaat Simones en Dainina recensie en informatie over het nieuwe boek met een episch gedicht. Op 7 februari 2023 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het nieuwe boek van de Nederlandse dichteres Liesbeth Lagemaat.

Liesbeth Lagemaat Simones en Dainina recensie en informatie

Als het de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering lezen van Simones en Dainina. Het boek is geschreven door Liesbeth Lagemaat. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de het boek met een episch gedicht van Liesbeth Lagemaat.

Recensie van Tim Donker

Wat je niet kunt afdwingen. Niets kun je afdwingen. Maar wat je wel weer eens willen zou. Dit is wat je graag weer eens willen zou.

Maar misschien moet ik eerder beginnen. Misschien moet ik beginnen bij altijd.

Hoe het zitten daar. Hoe altijd. Dit is hoe het altijd is. Als ik lees bedoel ik. Als ik lees zit ik altijd daar. Ofnee. Dat is niet waar. Ik lees ook hier. Aan tafel. En verder. Op plee. En hoger. In bad. En hoger nog. In bed. En zomer nog. In tuin, op strand, in park. Maar toch: het uitgangspunt is de leesstoel. Die staat daar. Zie je wel? Daar staat hij, bij het raam, naast de tuindeur. Al het licht vangend dat er is. Al is dit een vrij donker huis; soms, als er alleen maar een wolk voor de zon drijft, moet ik reeds de staande lamp aanklikken naast me, in de hoek. Maar de stapel. Van de stapel wou ik praten. Er is een manshoge stapel boeken naast de leesstoel. De stapel wordt steeds hoger omdat het aanvullen klaarblijkelijk sneller gaat dan het verwerken. Maar wat is het principe, het principe is als volgt: ter linkerzij daar staat de stapel. Aan de linkerzijde van de leesstoel. Ik pak een boek van de stapel, ik lees wat, bladzijden, ik leg het boek ter rechterzijde van de leesstoel, ik pak het volgende boek van de stapel.

Dat is het principe.

Maar de aanwas is groter dan de afvoer, ik zei het reeds.

Dat komt: een dag is niet gevuld met vierentwintig uur alleen maar voor lezen. De kinderen moeten naar school, de boodschappen moet gedaan, het huis moet gekuist, het eten moet gekookt, de vaat moet gedaan, er zijn speeltuinen, er zijn spelletjes, er is de avond, er is wat gelezen is besproken moet en dan is er nog de slaap die moet geslapen. Hoeveel uren in de dag blijven er helemaal over voor lezen? Je weet het niet. Maar die stapel blijft maar groeien.

Dus, ah!, ik heb een methode. Tegen de methode zegt Feyerabend maar ik heb een methode. Ik wil de stapel beheersbaar ik wil geen boeken die jarenlang in de stapel blijven. Dus de  methode is simpel de methode is dit: een boek, lezen, en dan het volgende boek, lezen, en dan het volgende boek. Maar je leest niet elk boek in één keer uit en boeken moeten ook niet jaren in de stapel. Dus neem het totale aantal bladzijden en deel het. Door drieën, door vieren, vijven of zessen, het hangt een beetje af van de dikte van het boek. Boek, volgende boek, volgende, volgende, volgende, et cetera, onderste boek, de stapel opnieuw, geen enkel boek zou meer dan, zeg, vier vijf zes rondes in de stapel moeten blijven. Daarom het delen door vieren, vijven, zessen.

Dus: ik lees: vijftig, honderd, honderdvijftig, tweehonderd bladzijden en ik ga door naar mijn volgende boek.

Idealiter.

Soms is het lezen stroef. Soms lukt net zo’n hoofdstukje van tien bladzijden. Of zo’n paragraafje van twee. Is boek niet slecht nee. Het schrijven te geconcentreerd, bijvoorbeeld. Of je zoekt nog. Soms je denkt: als je geen bespreker was. Als je gewoon dit boek gekocht had. Dan was je misschien gewoon blijven lezen, dan had je misschien anders gedacht. Maar in stapel. In manshoge stapel. In van linkerzijde naar rechterzijde bewegende stapel. Zijn er ook genoeg boeken waarbij je niet aan je zelfopgelegde quotum van vijftig of honderd of tweehonderd pagina’s kunt voldoen. Waarbij je genoegen moet nemen met elk gelezen woord, elk gelezen woord dat zegt dat dit boek voorlopig nog in de stapel gaat blijven, elk gelezen woord dat zegt dat dit woord vooralsnog geen ongenoegen zaaide voor het volgende woord.

Daartegenover staat het andere lezen.

Daartegenover staat het boek.

Daartegenover de boeken die. De boeken die zich hechten aan mijn ogen. De boeken die ik maar blijf lezen. Voorbij mijn leesquotum. En verder. Dit hier Simones en Dianina. Liesbeth Lagemaat. Die ik nog wel kende. Ik las Handlanger: het witte kind ooit. Toen. Ik weet niet wanneer. Het was in mijn vorige huis nog. De kinderen waren er geloof ik nog niet. Ergens aan het begin van het vorige decennium, en nu doe ik maar een gooi. Las ik, en vond ik goed: dat Handlanger. Zeer tot mijn verrassing. Wie kon denken dat een actrice zou kunnen schrijven wie kon denken dat een journalist zou kunnen schrijven wie kon denken dat een reclametekstschrijver zou kunnen schrijven wie kon denken dat een fucking accountmanager zou kunnen schrijven? Lagemaat was het en toch kon Lagemaat schrijven. Vier van de vreselijkste beroepen ter wereld, en Lagemaat kon schrijven.

Maar ik zou nooit fan willen zijn van iemand die ooit reclametekstschrijver is geweest, dus ik las niks meer van haar. Maar Simones en Dianina kwamen ze me gewoon in mijn handen drukken, dus toen moest ik wel.

Ik prepareerde het voor de stapel. Op een avond was dat. Iedereen vroeg naar bed behalve ik. Moje avonden zijn dat. 157 bladzijden dus ik dacht: een iets kleiner of iets groter vijftigtal bladzijden per keer, is het in drie keer de stapel uit, moet kunnen. Het kwam nog redelijk uit met de hoofdstukken ook. Ik zou de twede keer iets minder te lezen hebben dan vijftig bladzijden en de laatste keer iets meer. Maar zo naar het einde toe golf je zelf wel mee naar de laatste bladzij. Moest kunnen. Moest gaan. Ging gaan.

Hoofdstuk III: De uitgestotene, en het boek moest de rechterstapel op en ik verder met de linkerstapel tot heel de linkerstapel rechterstapel geworden was en ik Simones en Dianina vanzelf wel weer zou tegenkomen. Maar Simones en Dianina ging niet de rechterstapel op. Nog niet. Ik besloot te lezen tot bladzijde 98. Hoofdstuk VI: Vraag. Antwoord. Vraag. Antwoord. Dat wat ik eigenlijk pas zou doen als Simones en Dianina voor de twede keer uit de linkerstapel op zou duiken. Wat ik nu las. Wat ik net zo goed nu lezen kon. Omdat ik nog even wilde blijven lezen. Nog heel even. Maar toen ik bij dat zesde hoofdstuk met die prachtige titel was aanbeland, dacht ik het boek wel net zo goed meteen te kunnen uitlezen.

O hoe hou ik van die boeken. De boeken van in één keer uit. De boeken die maar niet in de stapel willen blijven. Het was alweer even gelezen dat ik zo’n boek in handen had gehad en ik wilde zo graag weer. Wilde zo graag weer zo’n boek. Maar je kunt het niet afdwingen. Je kunt niet eender welk boek blijven lezen. Sommige boeken hechten gewoon niet. Zijn niet persé slechte boeken. Maar ze moeten ademen tussendoor. Ze kunnen niet in één adem uit omdat ze gewoon meer adem nodig hebben.

Ik had niet in eersten verwacht gegrepen te worden. “Een episch gedicht”?; alle bladzijden ongeveer even vol; meestal een regelmatige regellengte; steeds twee regels tekst en dan een witregel (het woord distichon komt helemaal vanaf de middelbare school naar me toegedreven); de dichter als mysticus; de sfeer voormodern – de middeleeuwen of verder terug nog – iets bijbels of verder terug nog – Grieken, Plato, Socrates; diepzinnigheden die soms wat quasi-diepzinnig aandoen; levenslessen die soms trekken op pleetegeltjeswijsheden; filosofieën die je soms voor pseudo-filosofie zou verslijten en dan nog een potje potjeslatijn om het af te potten – het rook hier niet bepaald naar een hoek waarin ik normalerwijze mijn poëzie zoek. Sterker: in de handen van anderen. Minderen. Zij die hun hoed dienen af te nemen voor Lagemaat (hun naam is Legioen wat zij zijn met velen). Die handen dus, daarin. Had dit “episch gedicht” gemakkelijk kunnen verworden tot kaum onpruimbare hoogdraverij.

Maar het was niet in andere handen. Het was in Lagemaats kundige handen. En dan glijdt het wél met smaak mijn hoofd in. De muzikaliteit, de ritmiek, de herhaling, de vervreemding, de taalvreugd, het vleugje duister en naar ik ook meen te ontwaren: de ironie (maar ironie zit in het oog van de beschouwer) (dat zal best maar toch: de zeven kringen van het ei?) (???) (kajje je voorstellen dat Cronos had moeten zingen: the seven gates of egg?) (shape of a woman, temptation of egg) (en hoe zat dat ook alweer met dat hij op een ochtend wakker werd met één van haar wimpers in zijn oog en hij nadacht over zijn oog als bevatter, hoe zijn oog bewaarde?) (maar ik bedoel alleen maar zeggen dat het me zou verbazen als dit alles in bloedernst genomen diende te worden) – het zijn de kruiden, de ruggengraat, het leven van dit boek. Het is waarom het nooit de rechterstapel op wilde, op kon, op ging.

Het is omdat ze schrijft: “Is hun geest een pluizenbol, ongeschikt om vast te houden wat ik boodschap. / Baadschiep. / Had geboetschopt.”, als vroeg als bladzijde negen al. Zeg zou zelf: in zo’n boek wil je blijven lezen.

Het is omdat ik niet weet wat het is. Is het sprookje, is het fabel, is het sage, is het een allegorie, of wordt hier iets gepastiesjeerd wellicht of gaat het gewoon maar over daarzijn misschien. Over mensen die wakend slapen (gezombifikeerd door werk of huwelijk of leven), en hun slaap is dat ei. Een ei met zeven sirkels. In de zevende sirkel is er alleen nog maar sluimer en slaapmuziek en de wens om altijd maar kleiner en kleiner te worden, en duister. Gelukkig sloot men in een andere sirkel met veel moppentapperij reeds de luiken.

Het is om de melodische zingtaal.

Het is om de ontmande en ter aarde gestorte kathedraal dat ik blijf lezen, en hoe die, terwijl hij “horizontalig ligt te versmorzen”, spreekt over zijn botergeile liefde voor het licht: “Hoe dat melkige // sneeuwlicht zich op mijn marmer verstrooide. Het licht – wat / hield ik van haar. Vanaf timpanen en steunberen stuiterde ze, // dol van zichzelf, mijn gebrandschilderde rozetten in. Elke kleur / een fonkelend vuurvliegje, als de poedersneeuw op het plein, // buiten, maar dan van een coloriet: een constante jazzdance / met flikkerdropjes, scherfjes beweging, altijd beweging. O god // ik kwam klaar op dat licht. En nu, nog, wanneer ze verschaalt / en verstoft met een wijsvingertje langs mijn kale transept strijkt – // dan nog voel ik een trilling door mijn mergel gaan. Ik was / een jonge vent en dacht dat het leven één lange dag duurde – // de mijne.”

Het is om heer Kraai, daadwerkelijk een Kraai en niet een heer die Kraai heet, om Simones, om Dianina dat ik lees. Twee zielen in de pandhof. Dolend naar de pandhof. Stommelend in de pandhof. Zich dingen voornemend in de pandhof: “Hij zou toortsen maken, er moest / meer licht komen hier. Hij zou graan, hij zou tomaten, en bieten // zou hij, een geit zou hij, perfect, hij zou hoenders, en klei, / hij zou modder in mallen te drogen leggen. Hij zou zon. // Hij zou zich vullen met gedachten die zo zuiver waren als / de tonen uit een strijkkwartet van Beethoven. Hij zou muziek.”. Al heeft hij geen benul van wanneer hij zou of van tijd überhaupt: “ordening // moest er komen en wel nu meteen. Of tenminste dan toch aan / het eind van de week. Wanneer was dat? Had hij het eerste // houtskoolstreepje al gezet op de pilaar. Of was het vandaag al / gisteren.”

Zeg nou zelf: in zo’n boek wil je blijven lezen.

Om de pracht.

De pracht een stap voor de bezegeling. De zevende kring, de diepste. Maar daaruit wellen misschien wel de mooiste regels van Simones en Dianina op: “Ik – bdwaafsprpl bonka. Szju szju deszju. Er ligt een spin / in de jus. Bonka. Wie de hete aardappel vangt heeft gewonnen. // Pas op dat de zilvervloot niet overstroomt, zsju. Bonka. / De flikflak lekt door mijn kleppen repperdierep waar is die spin // gebleven. Opgegeten door de termietenbende van bdwaahprpl klapka.” O en nog veel meer zou ik van deze pagina willen voorlezen, in je ogen strojen, in je gehoorgangen kriewelen, bijna alles wil ik je geven maar nee oja dan deze toch nog: “Op Watsdag de nulde klim ik mn schelp uit.” (en wie is wie in watland); het is om zulke zinnen, het is om deze taal, het is om deze loutere muziek dat ik blijf lezen.

En zeg nou zelf dat je zou blijven lezen.

En zeg nou zelf: hoe zou je niet van vreugde, van puur leesgenot exploderen, in vele kleurtinten uiteenspatten omdat je te klein bent, elk mens is te klein, om zoveel schoonheid te omvatten.

Het is het leven waarom ik blijf lezen.

Het leven in het pandhof konsentreert zich. Zelfs de tegels worden tot spreken bewogen, spreken tot Heer Kraai (die door het donker gedronken wordt) (of verraad ik nu iets?) (ja mensen het was alweer de butler die het had gedaan): “Wij zijn de tegels van het Pandhof-pad. / Als niemand – dan hebben wij u gezien, Heer Kraai. // Als niemand – dan hebben wij u. / Als niemand – dan hebben wij. // Als niemand – dan hebben. / Als niemand – dan.” (en is dat niet altijd wat er op het laatst overblijft: “Als niemand – dan”?)

En zeg zou zelf zo’n boek wil je lezen.
Zeg zou zelf zo’n boek wil je blijven lezen.

Deze wonderschone poëzie. Dit ongekend prachtige boek. Deze bloedmoje taal. Deze zangerige zinnen. Deze verslavende woorden. Deze roes. Zeg nou zelf. Zeg dan toch eens zelf.


Liesbeth Lagemaat Simones en Dainina recensie

Simones en Dainina

Een episch gedicht

  • Schrijfster: Liesbeth Lagemaat (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 7 februari 2023
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Liesbeth Lagemaat

Hoog boven de aarde kijkt Heer Kraai op het gepeupel neer. Hij is niet erg onder de indruk van het aardrijk, totdat hij Dianina opmerkt, die dromerig en daardoor wakkerder dan menig mensenkind door het leven gaat. Haar wandel raakt verweven met die van Simones, een al even vluchtige ziel. De wereld en het mensdom bespiegelend, proberen ze greep te krijgen op het bestaan. Simones en Dianina vertelt een mythisch verhaal over zijn, niet-zijn en alles daar tussenin.

Achter alles zit een plan. Althans, in de wereld die Liesbeth Lagemaat schept in haar nieuwe, adembenemende epische gedicht. Dat weten ook Socrates, en Hildegard von Bingen. Dat vermoeden alle stervelingen.

Bijpassende boeken en informatie

Merel van Slobbe – De maan schijnt feller in de metaverse

Merel van Slobbe De maan schijnt feller in de metaverse recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel. Op 4 april 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van Merel van Slobbe.

Merel van Slobbe De maan schijnt feller in de metaverse recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel De maan schijnt feller in de metaverse.  Het boek is geschreven door Merel van Slobbe. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met gedichten van Merel van Slobbe.

Merel van Slobbe De maan schijnt feller in de metaverse recensie

De maan schijnt feller in de metaverse

  • Schrijfster: Merel van Slobbe (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 4 april 2023
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Merel van Slobbe

In deze bundel verkent Merel van Slobbe intimiteit in het tijdperk van internet, popcultuur, metropolissen en virtual reality. Etherische avatars en verdwaalde realitysterren spoken door de gedichten. Steeds staan spanningen centraal: tussen intimiteit en vervreemding, lichamen en data, sensualiteit en kunstmatigheid, magie en machines. Tegelijkertijd wordt fluïditeit gevierd. Grenzen vervagen, zowel inhoudelijk als qua vorm: poëzie versmelt met proza en essayistiek, in een overvloed van tekst en beeld.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Vegter – Zam Zam stadsgedicht Rotterdam

Anne Vegter Zam Zam stadsgedicht Rotterdam 2021-2022 recensie en informatie over de inhoud van de bundel. Op 26 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido, als markering het einde van Vegters stadsdichterschap Rotterdam, de nieuwe bundel met poëzie van Anne Vegter.

Anne Vegter Zam Zam stadsgedicht Rotterdam recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Zam Zam, stadsgedicht Rotterdam 2021-2022. Het boek is geschreven door Anne Vegter. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van Anne Vegter.

Recensie van Tim Donker

&. & dag, en licht valt. licht valt traag en zacht en wat een moje seedee is Pansophical Cataract van Man Forever toch eigenlijk & staan. & staan, de boodschappen gedaan (een hele moje vrouw in gangpad twee scheen mij te kennen of zei anders gewoon maar hallo). & staan, de afwas gedaan (lang voordat wat zwart is geblakerd werd, maakten grijze bloeisels moeder lieflijk). & staan, in vrijtijd, wat zeggen wil in even niks, staan dus, en je afvragen wat je moet met Anne Vegter. O. Wijltjens lee, je wist het wel. Wat te moeten met Anne Vegter. Haar woorden indrinken als een idioot, dat was wat te moeten met Anne Vegter. Haar woorden in je glas. Nee. Haar woorden in je bloed. Dat moest er met haar woorden, dat moest er met Anne Vegter. Harries hoofdingang. 1999. Spamfighter. 2008. Die woorden. Dat glas. Die Anne Vegter. Dat bloed. Je wist dat er meer woorden te vergaren waren en je was altijd op jacht. Of jij misschien niet. Maar ik wel. Maar er waren wegen te gaan, en er waren wegen zeker niet te gaan. Toen. In die dagen. In die dagen ik vond: een boek, dat moet een toevallige ontmoeting zijn. Lijflijk. Het liefst in een elders maar als het niet anders kon volstond de thuisstad ook. Wat zeggen wil, aan bestellen deed ik niet. Ik schuimde de antiquariaten af. Die bestonden toen nog. De Slegte ja. Die ook. Maar ook de kleine onafhankelijke antiquariaten. Meestal werden die geleid door een man en meestal was dat een autist. Een man die je niets moest vragen, en al helemaal geen ijdele praatjes mee moest slaan. Hij zat daar verscholen achter die boekenberg die een toonbank voor moest stellen. Daar moest je hem laten, ongemoeid, tot je je vondsten kwam afrekenen. Zat daar iets tussen dat hem beviel, gromde hij wat. Anders was het niets, geen woord, niet eens goedendag. Afrekenen in stilte en gaan. Je hoorde alleen de winkelbel. Zo had ik die antiquariaten het liefst. Elke (middel)grote stad was er minimaal één rijk, bezijden de obligate De Slegte bedoel ik. Daar zocht ik mijn boeken, daar joeg ik op woorden, daar trachtte ik (onder andere) Anne Vegter te vinden. Meestal vond ik haar niet, kennelijk was ze geen schrijfster die je van de hand deed als je haar eenmaal in je kast had. Verder dan Harries hoofdingang en Spamfighter was ik dus nog niet gekomen toen. Toen het zoeken tot een abrupt einde kwam. Want antiquariaten begonnen stilaan te verdwijnen? Ja. Want mijn kinderen werden geboren? Ook ja. 2013. In dat jaar werd mijn zoon geboren. Mijn zoon, de oudste. Mijn moje lieve wijze grappige unieke zoon. Werd geboren. In 2013. Ook in dat jaar werd Anne Vegter Dichter des Vaderlands.

Gode ja. Dichter des Vaderlands.

Ik had nog feesboek in die dagen. En ik herinner me nog schrijven, “postten” heette dat geloof ik: “En nu heb ik zin om Spamfighter en Harries hoofdingang het raam uit te kegelen!”. Iemand, ik meen dat het Jeany was, zei: “Je moet altijd je intuïtie volgen.”

Ik volgde niet.

Dat heet: ik kegelde niet.

Maar, Gode. Dichter des Vaderlands (waarom die hoofdletters?) (waarom vaderland?) (waarom vader?) (te sterven voor zijn moederland is niet de wens van elke vader). Past het een dichter wel om enige binding met het “vaderland” te voelen? Is des dichters ziel naar haar aard juist niet ongebonden, dolend, thuisloos, zoekend, vlinderend, zonder zeker- en zonder vastigheden? Waarmee ik niet bedoel dat de beste dichters reizigers zijn, nee helemaal niet, integendeel zelfs: de beste dichters laten me het stof op de kasten in hun slaapkamer zien alsof het Ierland is. In ieder geval is de dichter het tegendeel van lokaal, bekrompen, begrensd (God schiep eerst de nationalisten en toen de apen, en dat was al een hele verbetering). Horizonloos is wat de dichter is, waarbij ik nogmaals wil benadrukken dat een mens heel goed horizonloos op een zolderkamer kan zijn (misschien een aardige titel voor een dichtbundel: horizonloos op zolder).

Dichter des Vaderlands. Kan het erger?

Ja. Het kan erger. Het kan nog veel erger. Een mens kan zijn territorium zelfs nog korter pissen en stadsdichter worden. Van Rotterdam dan nog. Stadsdichter = gelegenheidsdichter. En gelegenheidsdichter = een contradictio in terminis. Poëzie schiet juist dáár op waar er gaar geen gelegenheid is. En Rotterdam. God ja. Rotterdam. Het is een vooroordeel, dat geef ik toe, en om vooroordelen mag u mij veroordelen maar sjee, wat héb ik een hekel aan Rotterdam! Niet zo’n erge hekel als aan Amsterdam, nee. Bijlange niet. Vergeleken bij Amsterdammers zijn Rotterdammers me haast lief. En hun tongval smaakt me vele malen beter. Maar toch. Ik weet niet wat het is, ik ben in heel mijn vijftigjarig bestaan maar drie keer in die stad geweest of laat het vier keer zijn. Eén keer heb ik er opgetreden. Bij ver het mafste optreden dat ik ooit heb gedaan. We gingen als razenden te keer, die dag, ik op guitaar en mijn kompaan op accordeon, en ergens daardoorheen klonk ook nog een teep waarop ik een op zijn zachtst gezegd nogal experimenteel verhaal had in gesproken. Zelfs ik vond ons bizar die dag. En toch die dag, kwam er na ons optreden een nog jonge vrouw naar me toe om te zeggen dat ze het zo mooi had gevonden. Dat was lief want we waren maf, die dag. Ik had haar een koffij moeten aanbieden, of een bier, of een roodwijn, maar ik zei alleen maar Dank je, ik was te verbijsterd te horen dat iemand het mooi gevonden wat we daar gedaan hadden. Ik was zonder spraak, ik vond maar twee woorden en bezijden Antonio was de sociale was ons twee. Maar Antonio was daar niet bij, die stond helemaal achter in de zaal te ouwehoeren met de geluidsman. Daar ging ze. Een moje vrouw, een lieve vrouw, onze enige fan. Misschien wel een Rotterdamse. En toch. Alle keren dat ik Rotterdam was, wilde ik er zo snel mogelijk weer weg.

Vind ik nu op mijn besprekerstafel: Zam Zam. Van Anne Vegter. Van ná dat ze Dichter des Vaderlands was. Van ná dat ze benoemd werd tot stadsdichter van Rotterdam. Sterker nog: Zam Zam zijn stadsgedichten over Rotterdam (al houdt het omslag het om welke reden dan ook enkelvoudig). Had ik mijn intuïtie gevolgd, lieve Jeany (hoe gaat het eigenlijk met je?), dan zou ik Zam Zam het raam uit hebben gekegeld.

Maar ik volg niet.

Ik kegel niet.

Ik ben inmiddels ten halve een serieus bespreker geworden. Halfserieuze besprekers kegelen niet, die openen eerst.

(in die dagen, mijn feesboekdagen, de dagen van weleer, was ik ook bespreker, voornamelijk van mjoeziek, maar de halfserieusheid had ik toen nog niet bereikt)

Dus ik open. Voila. Ik open Zam Zam. Het werk van een stadsdichter. Een stadsdichter die ook nog Dichter des Vaderlands was ook, om de ramp compleet te maken. Maar halfserieus opent niettemin.

Wat dan opvalt is de prachtige vormgeving. Er zijn bloedmoje foto’s. Echt adembenemend bloedmooi. Overheen bloedmooi zijn teksten. Dat zullen dan wel de gedichten zijn. En het komt. Het komt in golven.

Eerst grijpt me nog slechts een zin. Een zin als:

je kunt wel overal hebben gewoond
je kunt wel iedereen zijn
Het vele zwart. De woorden veelal wit. En zinnen. Dan meerdere zinnen. Zinnen als:

ze zeggen makkelijk praten
als je hier niet woont
makkelijk praten
als je ijskast vol ligt
makkelijk praten
als je makkelijk praat

(en hoezee alleen al voor het woord ijskast, ik hou van het woord ijskast, ik hou van iedereen die ijskast zegt, ik wil trouwen met alle mensen die ijskast zeggen, wees op uw hoede voor mensen die het koelkast noemen en vlucht voor mensen die uw ijskast wensen te “verbeteren” in koelkast)

(er is maar één mens erger dan de ijskastkoelkastverbeteraar en dat is de mens die paprika uitspreekt als paaprika)

En dan heet er een gedicht Iedereen is dood behalve wij en even, echt heel erg eventjes even, sta ik mijzelf toe te denken dat Anne Vegter dat gejat kan hebben van mij. In een elders en een vorig schreef ik menig in memoriam onder terugkerende titel Iedereen Is Dood Maar Wij Leven Nog (zelf jatte ik het trouwens weer van Gorki (de band, niet de schrijver): “punk is dood / en wij leven nog”), en een eventjes van een eventjes sta ik die gedachte toe me vrolijk te stemmen.

En hoe prachtig is Hoogvliet nxt lockdown:

Wat begon als ziekte eindigde
als besluit ik werd in je gedicht
wakker ik wilde mijn bed kleiner
maken mijn huis groter maken
mijn straat kleiner maken mijn
buurt groter maken mijn stad
kleiner maken mijn continent
groter maken ik maakte je zee
kleiner ik maakte je geschiedenis
groter ik groef je pleinen uit
ik groef je torens uit ik groef
je stilte uit toen ik wakker werd
in je gedicht stuurde je liefde uit
eens begroef je de woeste planeet

(hoe waar ook die eerste zin: “corona” was veel meer “beleid” dan wat voor “crisis” dan ook)

En hoe prachtig ook hoe Anne Vegter in Eigen regels uitlegt hoe ze invulling heeft willen geven aan haar stadsdichterschap, ik zou dat hier graag in zijn geheel sieteren maar het is waarlijk te lang. Laat ik volstaan te zeggen dat het mijn vooroordelen tegen het stadsdichterschap verbrijzelt. Of niet verbrijzelt, dat is te sterk, maar het sloeg er toch wel een flinke barst in.

Deze bundel greep me. Eerst in delen. De kleur, de belichting, de foto’s, een hiere of dare zin, een deze of gene tekst, zet me voor, zet me tegen (ik bedoel: een gedicht als Wat is een gelukkige stad? kan maar beter spottend bedoeld zijn, of laat het een readymade wezen ofzo: het is een aaneensluiting van lauwe, wollige, glijerige verkiezingspraat van het slag politici dat precies denkt te weten wat er speelt onder Het Volk – laat dit een meedogenloze persiflage zijn want anders kan ik bijna niet anders dan concluderen dat het dus toch waar is dat het stadsdichterschap korrumpeert – om nog maar te zwijgen van fucking Dichter des Vaderlands met hoofdletter D hoofdletter V) (waarom vader) (waarom land) (te sterven voor zijn moederlands is niet de wens van elke vader).

Deze bundel greep me. Eerst in delen. Toen helemaal:

Want Zwethka zwijgt is gewoon een heel erg mooi gedicht.
En Buurtkinderen van is gewoon een heel erg mooi gedicht.
En Stadswoede zonder bedrijfsbelang is gewoon een heel erg mooi gedicht.
En Rotterdam circulair is gewoon een heel erg mooi gedicht.
(mojer nog omdat mijn zoon, mijn moje lieve wijze negenjarige zoon de bundel uit mijn handen greep en dit gedicht aan me voorlas)
En 4 mei is gewoon een heel erg mooi gedicht.

(alleen jammer, een beetje, van die laatste zin die iets te nadrukkelijk poëzie staat te zijn) (niet mooi maar de idee van mooi) (geen poëzie maar wat mensen die nooit poëzie lezen of schrijven denken dat poëzie hoort te zijn) (en wie had het ook alweer steeds over ruggelings het nieuwe millennium in, ergens in 1999 was dat)

En Utopia / Dystopia is gewoon een heel erg mooi gedicht.
En Rotterdam, mon amour is gewoon een heel erg mooi gedicht.

Deze bundel greep me. Stadsdichter of niet; Dichter des Vaderlands of niet. Wat meer is: deze bundel liet me kortstondig houden van Rotterdam. En wie heeft opgelet, weet dat dat niet anders kan betekenen dan dat Zam Zam een verpletterend mooi boekwerk is dat gelezen moet worden door iedereen die lezen kan.


Anne Vegter Zam Zam stadsgedicht Rotterdam recensie

Zam Zam

stadsgedicht Rotterdam 2021-2021

  • Schrijfster: Anne Vegter (Rotterdam)
  • Soort boek: gedichten, poezie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 januari 2023
  • Omvang; 88 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het stadsgedicht van Rotterdam

Rotterdam is ‘snel en vernieuwend’ en bekend om zijn havens en moderne architectuur. Alles lijkt er groot en fonkelnieuw, maar er is ook armoede, dakloosheid, isolement. Anne Vegter woont al dertig jaar in Rotterdam en onderzocht welke verhalen verteld moesten worden. Als stadsdichter doorkruiste ze de stad van Hoek van Holland tot Nesselande en van Schiebroek tot IJsselmonde. Geflankeerd door een team kunstenaars bewerkte ze Rotterdam tot een levend atelier. Na een bezoek aan een wijk schreef ze nu eens lyrische, dan weer verhalende, soms activistische gedichten over en voor de stad.

Zam Zam verschijnt bij het einde van Vegters stadsdichterschap en bevat niet alleen al haar Rotterdamse gedichten: beeldend kunstenaar Kamiel Verschuren maakte een fotoverslag waarin we de stad aan de Maas zien zoals we die niet eerder zagen en compagnon Xandra Nibbeling tekende voor een begeleidend essay.

Bijpassende boeken en informatie

Dewi de Nijs Bik – Indolente

Dewi de Nijs Bik Indolente recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 21 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers deze bundel met gedichten van Dewi de Nijs Bik.

Dewi de Nijs Bik Indolente recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Indolente. Het boek is geschreven door Dewi de Nijs Bik. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe boek met poezie van de Nederlandse dichteres Dewi de Nijs Bik.

Dewi De Nijs Bik Indolente Recensie

Indolente

  • Schrijfster: Dewi de Nijs Bik (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 21 maart 2023
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij:  Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Dewi de Nijs Bik

Indolente is op zoek naar een andere ervaring van de werkelijkheid, buiten de kerkers van de taal en de ketenen van de tijd. In een stofwolk voert ze langs persoonlijke observaties, culinaire oriëntaties en historische sensaties, van het Indische Californië tot aan de zwarte parelstranden van Columbus. Tijdens deze verkenning, waarin het lyrisch ik oplost en indolente ontluikt, overstijgt de meerstemmigheid het verweerde oppervlak van een verstokte culturele identiteit. Dat is het moment waarop de oester zich ontsluit.

Dewi de Nijs Bik publiceerde eerder in onder meer Poëziekrant en DW B. Ze werd geselecteerd voor de Parijsresidentie van deBuren en voor de minitournee Vers van het Mes. Sinds 2012 verzorgt ze diepteinterviews voor het Indisch maandblad Moesson.

Bijpassende boeken en informatie

Annemarie Estor – Nanopaarden megasteden

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 26 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het boek met nieuwe gedichten van Annemarie Estor.

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Nanopaarden megasteden. Het boek is geschreven door Annemarie Estor. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het nieuwe boek met gedichten van Annemarie Estor.

Recensie van Tim Donker

Dat het draafde, was wat ik dacht. Dat het hoger draafde. Weer zo één, was wat ik dacht. Weer zo één die maar meteen gans de aarde in woorden vatten wil. De Oldowan en de Awen en de An sunnan satta selitha sina. Een dichter uit Wales, een kloof in Tanzania, een Oudnederfrankische psalm, ja hoor. En dan zijn de paginanummers nog eens een keer van die pretentieuze romeinse sijfers ook. Weer zo één die op elke bladzijde met nadruk moet laten blijken dat waj niet fan de straat is. Is wat ik dacht, toen ik ja mompelde en zuchtte en deze bundel terzijde smeet. En dat is ook waar de bundel bleef: terzijde. Wekenlang. Tot ik hem weer oppakte. Een even kleine als zinloze reorganisatie van mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire) had de bundel weer bovenaan de stapel gebracht en ik had hum gezegd en door mijn baard geraspt (want het was donderdag en scheerdag is vrijdag), en gedacht dat poëzie altijd vele kansen verdient, en dat de titel bovendien niet onaardig is, en de kansen van poëzie zijn oneindig. Dus ik open weer, ik heropen, ik zit weer, ik ga weer zitten en lees verder bij Zelfontsnapper. Want daar stak de boekenlegger uit. Had klaarblijkelijk maar drie gedichten gelezen toen ik terzijde smeet. En watdoetjijweten? Zelfontsnapper is voorwaar lang niet slecht. Geen idee waar we zijn maar ik meen te mogen vaststellen dat het niet Wales of Tanzania of Oudnederfrankië is. Weet ook niet zo heel erg goed waar het over gaat maar het wemelt in dat Zelfontsnapper wel van de verleidelijke, fantastiese, geweldige prachtzinnen. “Nog nooit hadden we een lijk gekust. // We vochten. / We bewapenden hele bataljons strontvliegen / met liefde en tuberculose.” is hoe het opent en zeg nou zelf: je zult menige bibliotheek moeten doorploegen om een gedicht te vinden dat mojer opent dan dit. Of misschien niet menige bibliotheek maar toch wel menige boekenkast. Of misschien niet menige boekenkast maar toch wel menige boekenplank. Of. Naja. Het is een sterke opener, laat ik het daar op houden. En ik was weer wakker, en ik was mee, en ik las door. “Het leven was een eindeloos schadeformulier”, lees ik even verderop, en: “We waren blind geworden voor winkels. / Hebben en geld diende nergens meer toe. / Nu we geen winperextensions meer wilden, / specialiseerden we ons in zelfontsnapping. // Nu pas sliep de hommel / in de paarse artisjokkenbloem. // De hommel was dronkener in dieperslaap daar / dan in weer zo’n loft / van een gladjakker in een witte Opel Insignia.”, en: “We kochten een ruïne. / Althans, we soort van kochten een ruïne. // Een hut om in te schuilen. / Tegen woorden. / Tegen concepten. / Tegen het woord ‘conceptueel’.”, en dan ook weer het einde: “Ooit hadden we tuberculose / en lief / en verachtten we / de dood in de bergen.”, en ik is wow (al had ik misschien een fraksie liever gezien: Hebben en geld dienden nergens meer toe), en ik is plat op de grond, liggend, bijkomen van zoveel schoonheid. Dit voel ik wel. Ja deze taal voel ik branden. En wat is poëzie anders dan een poging de taal tot ontbranding te brengen.

En dan begint het stilaan, of anders met een knal. Ik laat me meevoeren door Estor, op dwaaltocht, langsheen uithoeken, verten, het nimmer geziene. Of dat nu hier is, of daar, of elders (kan het nooit goed aanschouwde nabije immers niet evenzeer als uithoek gelden?). Als spinnendraden blijven in haar vrijwel steeds door slagschaduwen verdeemsterde poëzie zinnen aan mijn gelaat kleven. Zinnen en beelden. Mensen die overgojen met harde schijven bijvoorbeeld. Een koning die met vleesmessen een aan hun oren aan waslijnen opgehangen koor van konijnen staat te dirigeren. Een rat die een maf liedje zingt: “Koop is om / Be is dorven / Eer lik on / Ver komt het valst (herh. ad infinit., smorz.)”. Of de idee dat we allemaal wolken zullen zijn: “We zullen allemaal wolken worden, / paspoortloos drijvend over de aarde / paspoortloos rondjes drijvend om de aarde / regenend op wie we maar willen.” – stel je voor dat je boven gaat (want laat & naar bed moet je ook eens) en dat je in de badkamerspiegel kijkt en je ziet dat allemaal aan je gelaat kleven (waarom gelaat waarom niet gezicht), dan weet je dat je iets goeds hebt gelezen. En als je weet dat je iets goeds hebt gelezen dan weet je dat je iets goeds hebt gedronken. En als je weet dat je iets goeds hebt gedronken is het alvast geen verloren dag geweest.

Estor slaat bodems weg, zaait twijfel. Twijfel groeit immers het best op weggeslagen bodems. Ik weet niet meer wat het zijn is van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn, ik ken onder niet meer uit boven, en ik weet ook niet meer hoe laat het is. Maar het meest trek ik nog in twijfel hoe benoembaar alles is. Deze teksten hier in die Nanopaarden megasteden, hoe zou je die noemen? Het omslag houdt het op “gedichten”. Maar je kunt evengoed spreken van eindetijdsverhalen, ontstaansmythen, ontspoord dagboekproza, tot woorden gestolde dreampop (of dark ambient of coldwave of free jazz voor die materie), parabels, omleidingen, berichten om bestwil, parasociaal surrealisme, lucide sprookjes, sardoniese reisverslagen of een verzameling pilromans. Alles beweegt, niets staat stil, een mij iets te gezwollen zin als “De grendel ging / op de achterdeur van de tijd.” kan gevolgd worden door transludieke bemerkingen als: “Ik was de planning vergeten, / de pagina’s met meetuitslagen, / de geheugenkaarten, / mijn oplaadsnoer / en mijn verzameling / van de meest wiskundige partituren van Bach. // Ik had het dakraam open laten staan. // De complottheorieën, / de farmaceutische industrie, / de toeslagenaffaire, / het institutioneel racisme, / kometen, fruitvliegjes, alles, / ja echt alles / kon zomaar binnen komen vallen. // Op het bureau had ik gewoon / de mythen en de satire laten liggen / vlak naast een kilo jarig gehakt. // Maar vooral was ik vergeten mee te nemen, / nog vruchtbaarder dan mijn urine: / mijn weemoed.”

Ik bracht in deze bespreking, op subtiele en minder subtiele wijze, Nanopaarden en megasteden al een aantal keer in verband met het werk van Gust Gils. Dat soort van Zuid-Amerikaanse Vlaamsheid bezit bijvoorbeeld ook een zin als “Wie om het laatst in zijn graf ligt / draagt de goudste tanden.”, maar bij “Ze nam zich voor: Vanavond / om 24 minuten, 4 seconden, / en 36 milliseconden over 8, / zal ik / voor het eerst van mijn leven / de realiteit binnentreden./ Dan ga ik door zijn vliegengordijn, / bestijg ik zijn gekromde trap / en laat ik mij verblinden / door wat daar maar staat.” moest ik dan weer sterk denken aan het fantastiese My shit and my love van Walasse Ting denken (leeft Walasse Ting nog eigenlijk?) (zoiets is tegenwoordig natuurlijk gemakkelijk genoeg uit te zoeken met de wiki en de pedia en de google en de internet maar ik laat de vraag liever in de lucht hangen) (zolang de vragen nog in de lucht hangen leven we nog) (feitelijk een kunstschilder geloof ik, die Ting) (wel zag ik ooit dat eigenste My shit and my love op een veilingsite aangeboden worden voor honderddrieënveertig dollar, wil je wel geloven dat ik mijn eigen exemplaar vele jaren geleden uit de kringloop viste voor weinig meer dan een paar senten?).

Doch stuk, waarlijk stuk, ging ik op een gedicht (tekst?) (verschuiving?) (entiteit?) (rorschachtest?) met als titel Ziener, zapper, haruspex. De ongemene rijkdom van de woordkunstenarij daarin had niet misstaan in de Operaties-trilogie van Jacq Firmin Vogelaar. Ow. Hoorde je wat ik zei, Estor? De Operaties-trilogie. Dus. Kaleidiafragmenten en Raadsels van het rund en Alle vlees. Deze drie boeken mogen tot het beste gerekend worden dat de hele Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft opgeleverd en zijn sowieso de allermooiste die Vogelaar ooit schreef. Helaas zijn het ook meteen de allerlaatste moje boeken die hij ooit schreef: direkt maar dan ook echt direkt na Alle vlees was er ineens geen ene donder meer aan. Alsof hij met de Operaties-trilogie het beste uit zichzelf had weggeschreven en er een lege huls in de vorm van een saje, fantasieloze sufbubbel was overgebleven. Maar daar gaat het nu niet over, het gaat over Nanopaarden megasteden en mijn stukheid, echt stuk dus en zo was ik: vol basten en kieren en gaten, maximaal open: zo was ik, zo las ik. En steeds opnieuw deden de woorden me sentimeters boven het vloeroppervlak zweven.

(en wat is met dat My junkyard sweetheart? Dat een liedje van Pavilion zou moeten zijn? Ik heb gezocht en op al mijn schermen geeft de titel alvast geen raak terwijl die bandnaam daarentegen weer zo algemeen is dat ik na weken zwemmen in de zoekresultaten nog niks gevonden zou hebben. Maar ik wil weten, ik is muziekverslaafde, god wat hou ik van muziek, had die Estor niet wat meer kunnen geven, niet een plaattitel, een label, de naam van de zanger? Of past dit langs de andere kant bezien juist naadloos in haar schrijven: altijd maar sturen met kluitjes in het riet of een wilde ganzenjacht of zoeken naar het onvindbare, altijd maar onoplosbare speurtochten uitzetten, altijd maar de lezer uit zichzelf trekken) (ik ga ervan uit dat het niet de Pavilion is van Tales of the south, een eepeetje waar een liedje op staat dat niet My junkyard sweetheart heet maar Junkyard sweetheart, een liedje dat best mooi is maar zeer zeker niet de pot met goud die je hoopt te vinden aan het eind van een zoektocht die toch ruim… uhm… twee minuten duurde) (maar van iemand die partituren van Bach spaart kun je alles verwachten).

Wel. Deze dag was een andere dag. Deze dag was een andere dag dan de vorige dag, toen ik thuis kwam met een bos bleekselder in mijn hand en ze verdomme nog steeds voor het raam stond te grijnzen (met heur moddervette harses). Deze dag hield een fluwelen mist mijn huis in een zachte omhelzing. Deze dag begon met McCoy Tyner en ging naadloos over in Jarboe (en wat een bloed- en bloedmoje seedee is The cut of the warrior eigenlijk) en aldurtijd was de koffie warm en geurig en verfijnd. Deze dag stroomde de taal vrijelijk. Deze dag dankte ik mijn vier muren voor de fantastiese leeservaring die Nanopaarden megasteden geweest was. Deze dag was gezegend met de genialiteit van Annemarie Estor.


Annemarie Estor Nanopaarden megasteden Recensie

Nanopaarden megasteden

  • Schrijfster: Annemarie Estor (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 26 oktober 2022
  • Omvang; 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Annemarie Estor

Van de winnaar van de Herman de Coninckprijs en de Jan Campertprijs!

Al met al hebben we het goed voor elkaar. Toch? Onze wereld is compleet in kaart gebracht, getemd en vormgegeven. We lijken aan alles te hebben gedacht, maar in Nanopaarden megasteden vraagt Annemarie Estor zich af hoeveel we onderweg zijn vergeten en verloren. Weten we bijvoorbeeld nog wel dat onze kennis ooit als verwondering is begonnen? Of dat er sinds het begin van het bestaan überhaupt tijd is verstreken? Estor neemt de lezer mee naar plekken waar we liever niet meer komen en gaat de strijd aan met het idee dat alles beredeneerbaar is. Zo ontstaat een wonderlijk beeld van een wereld die we dachten te kennen.

Annemarie Estor (24 april 1973) is dichter en essayist. Ze is gepromoveerd cultuurwetenschapper. Eerder verschenen van haar bij Wereldbibliotheek Vuurdoorn me (2010, bekroond met Herman de Coninckprijs voor het beste debuut), De oksels van de bok (2012, Herman de Coninckprijs voor de beste dichtbundel 2013), Dit is geen theater meer (2015, nominatie Pernathprijs), Niemandslandnacht  (2018, bekroond met de Jan Campert-prijs); en het beeldverhaal Hauser (2013) met dichteres en beeldend kunstenares Lies Van Gasse.

Bijpassende boeken en informatie

Eva Gerlach – Hier

Eva Gerlach Hier recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 11 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichteres Eva Gerlach.

Eva Gerlach Hier recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Hier. Het boek is geschreven door Eva Gerlach. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van dichteres Eva Gerlach.

Recensie van Tim Donker

Dat ze zaten te eten en dat de dingen hen langzaamaan weer in genade aannamen was wat ik onthouden had. Het had iets kunnen zijn uit de verhalen van eekhoorn en mier, al was het dan waarschijnlijk in minder gezwollen taal gezegd. Dat je tussen het eten en de dingen misschien pas echt hier bent, welk hier, elk hier. Losse bedrading zo heette dat. Had ik het niet eens gevonden in de kringloopwinkel, ik weet het niet, tweedehands alleszins, lang geleden, in ergens een daar. Misschien kende ik Eva Gerlach toen nauwelijks. Een beetje van naam. Ook de naam van mijn lievelingszus (die voornaam althans, mijn lievelingszus heeft verder gewoon mijn achternaam). Zo’n naam blijft. Zo’n boek pak je wel op. Zo’n boek koop je. Op een dag in een tijdperk dat je nog tweedehands boeken kon kopen, ergens, daar, nooit hier.

Hier. Dat is eigenlijk nergens. Er is altijd veel meer daar dan hier. Iemands hier is voor heel veel anderen al snel een daar. Jouw daare hierheid is niet hier. De fantasie dat een daar jouw hier zou kunnen zijn. Het hier van een ander ook jouw hier. Vanuit de trein misschien. Een wijk die je ziet, en je afvragen hoe het zou zijn om daar te wonen, alle dagen daar thuis te komen, daar te zitten, tussen die muren en dat dat dan je hier is. Of gewoon zo maar. Een dorp op de kaart. Renkum misschien.

Een daar beleef je anders dan het hier, zelfs als dat daar tijdelijk je hier is. Op vakantie zijn, of op bezoek. Hoe je even een daar als een hier kunt zien, maar hoe het dan toch een daar blijft. Je moet immers vragen wanneer de visboer er staat, en tegenover welke supermarkt eigenlijk. Misschien is het dat met het hier. Hier behoeft geen vragen. Hier is waar de dingen je langzaamaan weer in genade aannemen.

Of toch. Het hier van Meindert, de hoofdpersoon van het gelijknamige openingsgedicht in Hier -de dichtbundel van Eva Gerlach waarover ik hier moeizaam mijn gedachten probeer bijeen te schrapen- is het hospitaal waar hij, Meindert (“Meindert was iemand vroeger hij leerde de mensen.”), langzaamaan onttakelt wordt, tot er niets meer is. Alleen nog maar de dingen, die ellendige dingen weer, die altijd ja. “In zijn kamer zie je // de naalden gevouwen nachthemd afgehaald bed / op de wasbak 1 lege ampul OxyNorm in de emmer / 1 bijsluiter Mitomycine 3 TENA Men 4”. Want dat is een ander ding met hier. Het hier kan genadeloos illusieloos zijn. Het hier is lichaam, je lichaam is nooit daar. Dat maakt hier onontkoombaarder dan daar. Daar, dat kan nog alles zijn. Totdat daar hier is.

Waarmee niet gezegd wil zijn dat hier alles duidelijk is. Hier is waar je bent, en daarstraks was je nog daar. Ik las Hier enige weken geleden, toen ik op vakantie was in het noorden van Limburg. Dat was toen hier, maar is nu weer daar. Toen ik las, een bos vlak achter het raam waarvoor ik zat, hield ik vooral van de manier waarop Hier voedsel geeft aan. Ruimte laat voor. In de ruimtes tussen het variabele hier zweeft. Poëzie die kieren laat waardoorheen gekeken kan worden. Dat is mooi, woorden zijn mooi maar de ruimte tussen woorden is ook mooi. Poëzie die zoekt, niet perse zoekt te vinden. Poëzie die dwaalt, niet perse aankomt. Poëzie die herijkt. Herademt. Herhaalt. Herneemt. Herdenkt. Herziet. Herschrijft. Hervindt. Hernieuwt. Hertrouwt. Herbouwt. Herformuleert. Herkrijgt. Herkanst. Herroept. Heropent. Herwaardeert. Herenigt. Hervormt. Herleid. Herschept. Herkent. Het regende op de dag dat ik Krista weer zag.

Of dat je voor het raam staat, adem in en uit, het gordijn beweegt zachtjes in een ongedefiniëerde luchtstroom. Of de zee misschien. Of dat het later wordt, en hoe het licht dan valt. Of je pocheert een ei, en ergens in huis valt iets om. Of jeuk op onbereikbare plekken. Of het eerste water van de dag. Dat de einder ergens moet beginnen. Dat één leven het laatste moet zijn. Zulke dingen.

Nee. Wat zei ik? Hier kan nog alles zijn. Hier stelt onophoudelijk vragen. Hier nemen de dingen je nooit meer in genade aan. In dit hier werpt elke schaduw een duister, het hier is altijd maar tijdelijk, het hier heb je nooit voorgoed: “Als je uit me vandaan springt kijk ik”, heet het dan, of: “We denken dat we het zien […] [m]aar we doen onze ogen open / en er is zwart”, of: “om hier niet te zijn liepen we / daarheen”; “ik lig / hier, ik die daar moet zijn”; “leen me je oplichterij je gescharrel je vleesmes” – is er altijd een daar dat een hier had moeten zijn, een Ene die beter de Ander was geweest, het onkenbare dat met het kenbare werd verward? Of gaat het hier alleen maar over de (on)mogelijkheid over je eigen schaduw te springen?

Het ultiemste daar zou de maan zijn. Waarlijk gelukkig zijn op de maan, en “veertjelicht zo”.

Misschien is dat dan het verschil tussen hier en daar? Kan het gewogen worden in het gewicht van ellende? Of dood? Of afbraak? Meinderts aftakeling? Het gewicht van ellende als het hier is, en niet daar. Als het huis uit Huis jouw huis: “In de kelder bewoog iedereen”; “In ons dorp stond geen huis meer recht op”; “Bont en blauw kort / en klein hier en nooit meer / verschil”. En “[a]ls ze komen en ze vinden je dwingen ze je / je kleren uit te trekken en ze Vernederen je / zei iedereen die kwam groeten maar ik blijf hier. // Als ze komen kruip ik in mijn bed waar niemand me ziet / ik maak mezelf klein ik verstop me onder de dekens // en ik huil en ik schreeuw maar ik maak geen enkel geluid.” (hoe erg hier zo’n hier is als het jouw hier is, als jij die ik bent, niet een ik uit een gedicht of iemand die je ziet op tv)

Je hier is eindeloos veel, eindeloos ver, eindeloos vol. Zo ook deze poëzie (die steeds in beweging is). Dacht ik dat je uiteindelijk misschien niets rest dan je bal oprapen en verder lopen, maar daar eindigt het niet. Althans daar eindigen de woorden niet. Er zijn ook nog aantekeningen (heb je werkelijk Bob Marley nodig om te zeggen dat je niet moet vragen waarom?), en die lees ik -helaas- en ik denk O ging dat over een jongleur dan?

(die associatie had ik er niet direkt bij) (maar ik associeer bijna niets met jongleurs) (maar nu dan toch in dit onvoorzien kielzog) (en hongerkunstenaar en kafka en je moet je leven veranderen in dit onvoorzien kielzog) (zijn associaties in dit onvoorzien kielzog) – zijn

Zijn associaties in dit onvoorzien kielzog.


Eva Gerlach Hier Recensie

Hier

  • Schrijfster: Eva Gerlach (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Eva Gerlach

Wit bot op het strand
ravenbeksleutel
Ik pak het op
voel het spannen
van vleugels

Hier: waar je bent; waar, hoe, wanneer ook. Schaduw en plaats, vast en los, ziekte, oorlog; aarde, lucht, water en vuur; dood en liefde: een reis om het lichaam in 47 gedichten.

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948) is een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied. Zij debuteerde in 1977 in Hollands Maandblad; twee jaar later verscheen haar eerste bundel, Verder geen leed, waarop tot dusver een klein twintigtal andere voor volwassenen en kinderen volgde. Haar werk voor volwassenen werd bekroond met tal van literaire prijzen, waaronder de P.C.Hooftprijs 2000; voor haar eerste jeugdbundel, Hee meneer Eland (1989), ontving zij een Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs. Gerlach publiceerde recent het drieluik Labyrint, dat bestaat uit KluwenOntsnappingen (bekroond met de Awater Poëzieprijs 2016) en Oog (bekroond met de Herman de Coninckprijs 2020).

Bijpassende boeken en informatie

Joke van Leeuwen – Aan tafels

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel met eigen tekeningen. Op 4 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek met een lang gedicht en tekening van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Aan tafels. Het boek is geschreven door Joke van Leeuwen en bovendien heeft ze ook de tekeningen gemaakt Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met lang gedicht en tekeningen van Joke van Leeuwen.

Recensie van Tim Donker

Joke van Leeuwen. Waarom las ik haar niet eerder? Ja, ik weet denk ik wel waarom ik haar niet eerder las. Maar dan weer. De vraag beantwoorden is een vervolgvraag uitlokken. Want vermoedelijk las ik haar nooit omdat ze ook kinderboeken schrijft. Maarja. Wat is dan toch dat diepgewortelde wantrouwen tegen kinderboekenschrijvers? Er is toch helemaal niks mis met kinderboeken? Toen ik kind was las ik notabene zelf kinderboeken (sterker nog: ik zat in de kinderboekenjury, en we mochten met ons clubje naar Het Speelhuis, en kinderboekenschrijvers lazen voor en gaven handtekeningen, ik had de handtekening van Evert Hartman, dat vond ik een hele moje handtekening maar zijn boeken las ik nooit). Het is dan ook pas later mis gegaan tussen mij en kinderboekenschrijvers. Dat was toen een millennium op heur laatste benen liep. Eind jaren negentig bevonden er zich in mijn kennissenkring plotseling verbazend veel volwassenen die bij voorkeur, of zelfs alleen maar, kinderboeken lazen. “Die zijn tenminste nog fantasievol,” zeiden ze dan vaak maar als ik ze dan absurdistische boeken liet lezen, of dada, of grotesken, of automatisch schrijven, of cabaret voltaire, vonden ze het meestal alleen maar raar. Ik weet niet of dat indertijd een landelijke trend was, dat van die kinderboeken bedoel ik, of dat ik me mogelijkerwijs alleen maar in verkeerde kringen had begeven. Maar ik kon in ieder geval met bijna niemand meer een gesprek over literatuur beginnen zonder dat binnen een paar minuten over kinderboeken ging. Na een tijd ging dat storen. Na een tijd ging het goed mijn kloten uithangen. Na een tijd vond ik het nogal aanstellerig, al die volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig hielden. Dacht ik ook: kinderboekenschrijvers zijn volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig houden. Hield ik me verre dus. Dus hield ik me verre. Het ging langzaamaan weer beter toen mijn kinderen geboren werden, en het voorlezen er kwam, en tochtjes naar de bibliotheek. Maar toch las ik Joke van Leeuwen niet eerder nee, en nu las ik Aan tafels en nu denk ik Waarom las ik haar toch niet veel en veel eerder.

Ofnee. Wacht ik lás haar eerder. Wel. Ja. Ik las haar vlaggen als werkwoord niet zelfstandig naamwoord in Rasters Vergeetwoordenboek. Nummer 58. Een fantastiese foto van een tienjarige Joke, en vele onderhoudende gedachten over jurken en nylons en jarretels & ge moogt gaan maar ge moogt niet lopen. Ja. En ik las haar in Raster 105, Lettres, Velouté heette dat gedicht, fantasties gedicht, fantasties resept. En ik las haar in Raster 106: De plek. Een fijn verhaal over intrek nemen in een oud Antwerps huis. En Bezichtiging. Een mooi gedicht. En ik las haar in Raster 123/24. Het einde. Met die prachtige tiepmasjiene op de voorkant. O God. Waarom zijn die dingen eigenlijk ooit in onbruik geraakt? De wereld was een betere wereld toen tiepmasjienes nog niet in onbruik waren geraakt. Het is het einde van Raster en Joke van Leeuwen schrijft over eindes. Het einde van het einde van de geschiedenis. Krijgt die Fukuyama me daar mooi even een tik. Of zo stel ik me voor. B’voorbeeld misschien omdat ik vind dat die Fukuyama het allemaal een beetje te serieus neemt, zichzelve voorop. Ik had haar meer kunnen lezen, want ze stond in veel meer Rasters maar plotseling was aan mijn Rasterverzamelwoede een einde gekomen, soms gebeurt dat, soms komen dingen ineens aan hun einde, soms hou je ergens gewoon mee op, ik liep vaak naar de kamer waar ik mijn Rasters bewaarde, de meeste toen nog ongelezen, dan strekte mijn arm zich uit, dat opende zich mijn hand, dan pakte ik er eentje van de plank, willekeurig, dan bladerde ik, dan verheugde ik mij, dan dacht ik aan de dag dat ik deze Raster zou gaan lezen, zonnig moest het dan zijn, in het park moest het zijn, op mijn rug in het gras moest het zijn, lekker liggen met mijn open ogen lezen, met een appel en een moje mandarijn. Dan kwam de dag dat het verheugen verflauwde, dat ik de eigenste Raster daar nu in mijn hand niet zonodig hoefde te lezen ooit, niet in het park en ook niet op mijn rug, ach waarom spaarde ik die dingen eigenlijk nog? En de plekken waar je gelezen Rasters kon vinden verdwenen ook, alles verdwijnt maar, het einde van de tijd. Ook dat nog.

Joke van Leeuwen & nu lees ik haar. Aan tafels heet het en het is een boeklang poëem en ik ben verrukt. Ja al op de eerste bladzijde van Aan tafels ben ik verrukt. In verrukking of hoe heet dat. “ik ben, nee ik heb / zeventig” staat daar, amper zeven regels ver zijn we, ik vind dat zo mooi. Dat zeggen ze ook in Spanje, tengo setenta años, dat heb ik altijd zoveel beter gevonden dan wat wij zeggen. Liever dat je de jaren die je bent gewoon maar hebt, de jaren die je hebt die heb je al en je weet niet wat je nog krijgen gaat. Of neem dit: “ik ben geboren / als een zij en gottegot wat een gedoe / dat wie geboren als een zij met lijf dat / alles kan door heeldur maatschappijen / weggepraat achter wie man, door / godsverhalen uit hun rib, maak dat / de kat wijs en de olifant en de dolfijn / die haar dolfijnenklit door vinnen / van vriendinnen strelen laat” – daar kun je op zuigen, toch, op zulke woorden. Daar kun je lang op zuigen en steeds weer een andere smaak proeven. Het gaat tekeer en het is grappig en dat van die dolfijnen komt trouwens helemaal op het einde nog een keertje terug. En vegen uit de pan voor man of maatschappij, en ook voor de bijbel trouwens. En dat zijn dan nog maar de eerste regels, Van Leeuwen gaat verder, en spreekt en dicht en schrijft: “dat / koude scherm waar sneeuw van vroeger / uit verdween, waar binnenscamera’s / gelachen wordt, waar zoete zelfronk / triomfeert, scheefte rechtop gezeten / wordt becommentarieerd” en dan zie ik een teevee en niet een teevee van vroeger waar het nog sneeuwen kon (dan zat de antenne er niet goed in) (ik probeerde mijn kinderen laatst het testbeeld uit te leggen) maar de teevee van nu met zijn overdaad aan talkshows vol bekende nederlanders en deskundigen en anderszins schaapjesophetdrogehebbenden of nietsteklagenhebbenden die vanuit een misschien net iets te gemakkelijke positie heel politiek correct misstanden aankaarten en ook de journalistiek moet haar failliet inmiddels toegeven: “een krant vraagt een / bekend geworden mens wanner hij / voor het laatst gehuild, want dat is / entertainend voor wie zelf terwijl / geen ander kijkt of weten wil”, en woorden als binnenscamera’s en zelfronk hoef je maar te rapen.

En in 71 pagina’s krijgt uiteindelijk heel de samenleving er duchtig van langs. De computersamenleving. De vermaaksamenleving. De smileyssamenleving. De googleteamssamenleving. Hoe leuk, hoe gestroomlijnd, hoe efficiënt, hoe vervelend (zegt, zingt Wannes: Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit godverdomme allemaal toch zo goed in mekaar). Een samenleving van (on)maakbaarheid, een samenleving van consumentisme en afval, een samenleving van niet of nauwelijks, een samenleving, misschien, die druk bezig is zichzelf uit de markt te prijzen. En onze angsten kunnen we altijd nog overschilderen.

En doorheen alles gewoon het leven: “waar woensdags nog / een taart, een gaatje in je trui / een opdrachtje voor school, een / lumineus idee, en donderdags / alleen het hoogstnoodzakelijke mee / naar ergens waar daar hier heet / en hier daar”, omdat dagen toch ook gewoon dagen blijven: “elk jaar complimentendag, tussen / een rare disease day en een hearing day”, want gekte blijft ook gewoon gekte en dat is hoe de dagen gaat en hoe het leven gaat en hoe de gekte gaat die daar ook alleen maar is om grip te krijgen op dat andere, op dat leven en op die dagen: daarom dit afbakenen, dit verdelen in ruimtes en tijden en namen: “we hadden jullie niet verwacht en / al dit licht is weliswaar van ons / maar jullie mogen erin lopen / toon jullie wijdte om die op te meten – / ach, is het waar, lijken hier onze / vorken zo op die van jullie daar?”

De mens bekeken, de mens gemeten (waarom dook niet uit de nalatenschap op dat De gemeten mens dat ik mijn vader ooit kado deed, een boek, van Stephen Jay Gould als ik het me wel herinner, we spraken er nog over toen hij in het ziekenhuis lag, hij vertelde me dat hij en zijn nieuwe vrouw er elkaar uit voorlazen als ze in bed lagen, mijn moeder was toen al dood, de gedachte van hem in bed met haar ergerde me, mijn moeder was nog niet zo lang dood, later kon ik er ook iets vertederends in zien maar het boek had ik graag gehad), de mens gekeurd, de mens gewogen, de mens vergeleken want we kunnen lijken op de Ander in al zijn vreemdheid en desnoods kunnen we het vreemde dusdanig exotiseren dan het nog een klein beetje leuk wordt (ik had een collega ooit die uit Java kwam, op een keer ging hij het depot aanvegen, geen idee waarom hij het depot aan ging vegen want daar was hij helemaal niet voor aangenomen hij was aangenomen om de post te bezorgen maar goed hij ging het depot vegen en omdat er geen langstelige bezem aanwezig was maar wel een stoffer en blik ging hij zoon beetje op zijn hurken doorheen het depot om beetjes vuil op het blik te vegen en later zei iemand heel anders as dat wij souwen doen hun doen dat heel anders as wij hun doen dat op hun hurken en niet staand – alsof dat gehurkte vegen cultureel bepaald was en niet uit een gebrek aan materiaal voortkwam) want als het niet bekend is, is het vreemd en als het niet al te vreemd is, kunnen we het misschien wel bekend noemen. Want wie niet weg is, is gezien. En wie niet gezien is, is weg en daarom ook toch ook facebook tv prikkeldraad de guillotine. En verder niks nog, of toch maar weer dat liefdevolle klojen, dat warmbloedig gesukkel, dat naarstig getimmer aan tafels om aan te zitten.

En aldurwijle foto’s en herinneringen.
En aldurwijle vallende en vervangende en verdwijnende stoelen.
En uiteindelijk niets om ons nog te houden.

Aan tafels is een ongekend rijk en mooi boek. Het klaagt aan, maar het is niet bitter. Het ziet er nog de humor in, maar het lacht niet uit. Het legt vingers op zere plekken, maar het strooit geen zout in open wonden. En als je mocht gaan denken dat we inmiddels een vogel voor de kat zijn, lijkt het toch nog te eindigen met hoop. Of met het begin. Of, in ieder geval, aan tafel(s). En in mijn geval met muziek. Dat was het: aan tafel, met een gedicht en muziek. Als jij iets mojers weet, mag je het zeggen.

Joke van Leeuwen Aan tafels Recensie

Aan tafels

Een gedicht

  • Schrijfster: Joke van Leeuwen (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 4 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Joke van Leeuwen

Tafels zijn uitgelezen plaatsen van samenkomst, maar laten ook de lege plekken zien van wie gemist wordt. Van overledenen of van wie op een andere manier vertrokken is, voor wie zijn tafel een schuilplaats was en heeft moeten vluchten.

Aan tafels is één ononderbroken sprankelend gedicht over de sporen die mensen in dingen achterlaten, over het ouder zijn in de jongste jaren. Maar Aan tafels is óók beeld: de bundel wordt gesierd door stoelen die als vluchtelingen een nieuw thuis zoeken.

Bijpassende boeken en informatie