Tag archieven: Koppernik

Kate Zambreno – Heldinnen

Kate Zambreno Heldinnen recensie en informatie boek en feministisch manifest van de Amerikaanse auteur. Op 23 oktober 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Heroines, geschreven door Kate Zambreno. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Kate Zambreno Heldinnen recensie

  • “Kate Zambreno heeft een nieuwe vorm uitgevonden. Het is een soort absoluut heden, het echte leven vastgelegd in close-up.”(Annie Ernaux, Franse schrijfster en Nobelprijswinnaar)
  • “Zelfs als je dacht dat je veel wist over de vrouwen van het modernisme en de verschillende vormen van monddoodmaking die ze ondergingen, zal Kate Zambreno’s Heldinnen je méér leren; en als je nog niet veel wist, zal je mond openvallen van woedende verbazing.” (Maggie Nelson)
  • “De schrijfstijl van Heldinnen is scherp, visceraal, zelfverklaard woedend, vaak briljant.” (Times Literary Supplement)

Kate Zambreno Heldinnen

Heldinnen

  • Auteur: Kate Zambreno (Verenigde Staten)
  • Voorwoord: Basje Boer
  • Soort boek: feministisch manifest
  • Origineel: Heroines (2024)
  • Nederlandse vertaling: Nicolette Hoekmeijer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 23 oktober 2025
  • Omvang: 344 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van het boek en feministisch manifest van Kate Zambreno

In december 2009 begon Kate Zambreno een blog met de naam Frances Farmer is My Sister, waarop hen de door hun geliefde modernistische schrijfsters op een radicaal nieuwe manier onderzocht.

Vivienne Eliot, Jane Bowles, Jean Rhys en Zelda Fitzgerald stonden bekend als muzen van mannelijke schrijvers; hun eigen werk belandde in de marge, hun vaak substantiële bijdragen aan het werk van hun echtgenoten werd verdoezeld en vergeten – en niet zelden werden zijzelf uiteindelijk ondergebracht in psychiatrische instellingen. Rondom het blog ontstond een onlinegemeenschap die de verstikkende patriarchale kijk op het kunstenaarschap omverwierp en zo een alternatieve canon ontwikkelde.

In Heldinnen brengt Zambreno deze ideeën samen tot een vlijmscherp literair manifest. In een directe en volstrekt eigen stijl traceert Zambreno hoe de geschiedenis de vrouwelijke ervaring consequent als minderwaardig wegzet, en kanaliseert de woede daarover om zich te bevrijden van het nog altijd aanwezige patriarchale juk.

Met een voorwoord van Basje Boer.

Kate Zambreno is op 30 december 1977 geboren. Hen is de auteur van meerdere veelgeprezen boeken, waaronder Green Girl, Screen Tests, Drifts en The Light Room. Hun werk verscheen onder meer in The Paris Review en The Virginia Quarterly Review. Hen ontving een Guggenheim Fellowship en doceert aan Columbia University.

Bijpassende boeken

Barbi Marković – Het laatste elftal

Barbi Marković Het laatste elftal recensie en informatie over de roman van de Servische schrijfster die in Oostenrijk woont. Op 21 mei 2026 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Piksi-Buch, de roman van Barbi Marković, de schrijfster uit Servie. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Barbi Marković Het laatste elftal recensies

  • Ze verhoogde haar tempo en vaardigheid nog verder toen ze afgelopen najaar het briljante boekje Piksi schreef, een boek over voetbal…, een boek waarin Barbi Marković, in de stijl van radiocommentaar op voetbal, haar leven, de vernietiging van haar familie en de teloorgang van het Joegoslavië van haar jeugd beschrijft. Het boek weet werkelijk alles over de vernietigende kracht van woorden en overdreven nationalistische sentimenten.” (Volker Weidermann, Die Zeit)
  • Een klein boekje over grote veranderingen. Nu al een klassieker in de voetballiteratuur!” (Jakob Hayner, Welt am Sonntag)
  • De auteur gebruikt voetbal als metafoor en vertelt over zichzelf als meisje dat met haar vader naar het stadion gaat en de neiging tot geweld daar ervaart. Ook vertelt ze het verhaal van een van de laatste wedstrijden van het Joegoslavische nationale elftal, die – als hij niet verloren was gegaan – misschien wel de lijm was geworden die de uiteenvallende natie bij elkaar hield.” (Michael Luisier, SRF BuchZeichen)

Barbi Marković Het laatste elftal

Het laatste elftal

  • Auteur: Barbi Marković (Servië)
  • Soort boek: Servische roman, voetbalroman
  • Origineel: Piksi-Buch (2024)
  • Nederlandse vertaling: Lotte Lentes
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 21 mei 2026
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Fußballbuch des Jahres 2025
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst voetbalroman van Barbi Marković

Hoofdpersoon Barbi groeit eind jaren tachtig op in het dan nog bestaande Joegoslavië. Haar vader neemt haar regelmatig mee naar het voetbalstadion, een wereld waarin competitie boven saamhorigheid gaat en het jonge voetbaltalent Piksi wordt aanbeden als een heilige. Haar vader, zelf ooit voetballegende, hoopt dat zijn dochter in zijn voetsporen zal treden, maar Barbi is meer geïnteresseerd in schrijven. Als Joegoslavië tijdens het wk in 1990, aan de vooravond van de Joegoslavische Burgeroorlog, met strafschoppen van Argentinië verliest, is heel het land in diepe rouw: ook de laatste gemeenschappelijke liefde lijkt gesneuveld.

In Het laatste elftal verweeft Barbi Marković, in een virtuoos spel met de taal van sportcommentators, op geheel eigen wijze herinneringen aan voetbal, haar afwezige vader en aan een mythisch Joegoslavië, dat zelfs met het naderende onheil nog gelooft dat voetbal het verschil kan maken.

Barbi Marković is in 1980 geboren in Belgrado, Servië. Ze studeerde Duitse literatuur in Belgrado en Wenen, waar ze nog altijd woont. Sinds ze in 2009 debuteerde met Ausgehen won ze verschillende literaire prijzen, waaronder de Preis der Leipziger Buchmesse voor haar roman Minihorror, die in 2025 bij Koppernik is verschenen. Het laatste elftal kreeg de prijs voor het beste voetbalboek van het jaar in Duitsland, die daarmee voor het eerst naar een vrouwelijke auteur ging.

Bijpassende boeken en informatie

H.C. ten Berge – Hier & ginder

H.C. ten Berge Hier & ginder recensie en informatie boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter en schrijver. Op 25 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppenik de nieuwe dichtbundel van H.C. ten Berge. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

H.C. ten Berge Hier & ginder recensie

Als er in de media een boekbespreking, review of recensie verschijnt van Hier & ginder, de dichtbundel van H.C. ten Berge, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

H.C. ten Berge Hier & ginder

Hier & ginder

  • Auteur: H.C. ten Berge (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 25 september 2025
  • Omvang: 136 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van H.C. ten Berge

Zoals gebruikelijk bij deze dichter biedt de nieuwe bundel Hier & Ginder meerdere afdelingen van zeer uiteenlopende aard, waaruit niettemin eenzelfde grondtoon opstijgt. Deze toon verbindt in dit geval oude en nieuwe elementen met elkaar. Nu eens expliciet, dan weer in versluierde bewoordingen worden leven en dood tegen elkaar afgewogen en soms uitgespeeld, zoals onder meer blijkt uit enkele zeer persoonlijke teksten uit de eerste afdeling, maar vooral ook uit de reeks ‘Oude en nieuwe dodendansen’ die zowel op hedendaagse als middeleeuwse motieven berust.

Daarnaast bevat de bundel drie oude Noorse volksverhalen die ter afwisseling als lichtvoetige balladen worden gepresenteerd, gevolgd door taferelen ‘uit de vroege jeugd van Xander Specht’ die aansluiten bij de bundel Een kinderoog uit 2022.

Deze contrastrijke poëzie is geschreven in een tijd van toenemend geweld en inhumaan gedrag, wat vrijblijvende en argeloze lyriek bijna onmogelijk maakt. Met de regel ‘Al die oorlogen tussen twee eeuwige vredes’ – een citaat van Gerrit Kouwenaar – wordt deze omstandigheid in het gedicht ‘Kouw indachtig’ nader verklaard en uitgewerkt.

Bijpassende boeken en informatie

Claire-Louise Bennett – Dikke kus, dag-dag

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag recensie, review en informatie nieuwe roman van de Engelse schrijfster. Op 18 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Big Kiss, Bye-Bye, de roman van de uit Engeland afkomstige schrijfster Claire-Louise Bennett. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag recensie van Tim Donker

Mijn buurman, of feitelijk de vorige buurman, degene die mijn buurman was toen ik in het huis woonde waar ik hiervoor woonde, de Sergio, zei altijd dat je, als je het beste werk van een artist of band in handen wil hebben, er goed aan doet het vroege werk te kopen, de eerste drie, vier platen, want daarna treedt de vervlakking in en of dat altesaam van meden is en van perzen, dat weet ik zo net nog niet (Tom Waits maakte zijn mooiste platen met het drieluik, als het al een drieluik is Swordfishtrombones – Rain Dogs – Franks wild years, en toen was hij echt al tien jaar bezig platen te maken, platen vol met fijne grappige sfeervolle en zomwijlen zelfs ontroerende maar toch nooit echt wereldschokkende liedjes; Hood’s beste platen zijn de door Matt Elliott geproduceerde: Rustic houses, forlorn valleys en The cycle of days and seasons en alles wat daarvoor kwam en alles wat daarna kwam kun je gevoeglijk negeren, misschien op Cold house na, of Silent ’88; ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die de eerste platen van Swans prefereren boven de hele achteropkomende discografie maar ik geef toch echt de voorkeur aan hun “afscheidsplaat” (zwanenzang, iemand?) Soundtracks for the blind en de eerste drie platen van na de comeback van 2010 en zwabber gans de weg is het pad van Simon Joyner: natuurlijk haalt weinig het bij Room temperature of Heaven’s gate maar veel latere platen als Step into the earthquake of Coyote butterfly kunnen zeker tellen kwa schoonheid en kippenvel en kroppen in kelen) maar wat ik me altijd sedert heb afgevraagd is of dit als losvaste richtsnoer ook opgaat voor schrijvers – een mens zou immers kunnen beweren dat een schrijver rondom zijn debuut nog onbevangen is, onbezoedeld zo je wil, en schrijft vanuit innerlijke noodzaak, passie, een geheel eigen poëtica maar ik acht het evenmin ondenkbaar dat een schrijver allicht een paar boeken lang moet zoeken naar zoiets als een eigen stem, dat literatuur een tijdje nodig heeft om uitgepuurd te raken, dat het trager groeit dan muziek & ik zeg nu maar wat.

Want had Koppernik ze niet in omgekeerde volgorde uitgegeven? Eerste Kassa 19, en toen pas het debuut van Claire-Louise Bennett: Poel? Alleszins las ik ze wel in die volgorde, en Kassa 19 had me verpletterd terwijl me de motor in Poel nog niet ganzelijk warmgedraaid leek. Het was een schoon warmdrajen, dat wel. Maar het miste een “iets” dat Kassa 19 had; een iets dat Claire-Louise Bennett bij Poel klaarblijkelijk nog niet gevonden had.

Stijgende lijnen, daar dacht ik aan, en met die gedachte onthaalde ik wat ik dan denk dat haar derde boek moet zijn (maar misschien hebt wij neerlanders nog wel meer gemist?). Zie daar maar eens aan te voldoen, Bennett. Een voorsprong waarmee ze al gelijk op achterstand staat.

Natuurlijk die achterlijke titel. Of de allereerste bladzijde. Ze herinnert zich de laatste keer dat ze haar (inmiddels ex-)lief Xavier zag, en die herinnering wordt ingeluid met de navolgende zin: “We hadden elkaar bijna een jaar niet gezien vanwege de pandemie.” Hum. Sja. Ik had al moeite met alle mensen die het heersende discours rondom corona voor zoete koek slikten en al die totalitaire regeltjes slaafs opvolgden (zo gemakkelijk is het dus om van een democratie een dictatuur te maken) maar het zo serieus nemen dat zelfs de liefde eraan opgeofferd mag worden, gaat nog wel iets verder dan domme gezagsgetrouwheid. Of een paar zinnen verder: “Het was zo’n vreemde plek om te gaan zitten dat ik zichtbaar verontwaardigd was.” Waarbij ik me afvraag hoe je als je niet toevallig net voor een spiegel staat eigenlijk weten kunt hoe zichtbaar je verontwaardiging was. Het is een rare manier om de mate van verontwaardiging aan te geven, en dit, zo kort op dat pandemiegezeik, zou bij om het even welke andere schrijver genoeg zijn om het boek voorlopig heel diep onderaan één van de stapels te proppen waar ik het voorlopig niet meer hoef te zien maar dit is niet om het even welke andere schrijver. Dit is Claire-Louise Bennett. Van Poel. En meer nog: van Kassa 19. Dus ik hou Dikke kus, dag-dag weg van de bodem der stapels, ik zit, in leesstoel, en blijf lezen.

En toegegeven: wanneer je je er aan overgeeft, neemt het je mee. En je vliegt. En je gaat. En het stuwt je voort. Want ze raast, Claire-Louise Bennett, ze raast. Voort. En verder. En vuts. Over dagdagelijksheden, over politiek, over vriendschap, over liefde. Ergens valt het woord dagboek, en misschien is dat wat het is: het dagboek van de nadagen van een liefde. Er was een relatie met een oudere man, Xavier. Een heel stuk ouder, want al volwassen toen Bennett, als je haar tenminste kan laten samenvallen met de ikverteller, nog niet eens geboren was; Xavier was getrouwd toen, en iets van een magnaat ofzo, een privébankier, hoe heet dat, ik ken daar niet zoveel van, een rijk en af en toe op de rand van legaal leven leidend, nu eens hier en dan weer daar, maar in de hedenlijn is hij 75 en Bennett (als zij het is) zal in de vijftig zijn (ze doet een beetje schimmig over haar geboortedatum maar in een oppervlakkig interviewtje dat in 2005 in één of ander Iers tijdschrift stond, zei ze dat ze in de dertig was). Die relatie is over, en het blijft onduidelijk hoe lang het geduurd heeft, hoe ver het ging, maar zeker is wel dat ze Xavier nog mist, en iets blijvends in haar heeft achter gelaten. En daarmee gaat zij nu doorheen haar dagen, en ze loopt en eet en slaapt en herinnert zich. Soms is het in al zijn trivialiteit grappig, zoals een keer dat ze gingen klagen over een high tea die niet was bevallen of de stress om een rekening die Xavier voor haar had afgesloten bij een bloemenwinkel zodat ze daar elke week bloemen kon gaan uitzoeken, maar Xavier had het te besteden bedrag op vijftig euro laten zetten en ze wist begot niet hoe ze elke week weer op vijftig euro moest uitkomen, en dan gaat het bladzijden lang over welke bloemen mooi zijn en welke niet, en welke bij elkaar passen, en dan komt ze op een keer toch nog bijna op vijftig euro uit want ze geeft een etentje en er moet drank en voedsel en jolijt en sfeer zijn en één van de gasten blijft maar met haar vingers door het venushaar gaan en venushaar kan daar niet tegen en dan weet ze niet zo goed of ze er iets van moet zeggen want ze wil geen zeikerd zijn en uiteindelijk duwt ze die gast maar een extra portie baklava in handen zodat haar vingers iets anders te doen hebben dan door venushaar gaan.

Soms is het grappig zonder de omweg langs dit soort truttigheid te nemen, zoals een snel heen en weer pingpongend gesprek tussen Xavier en de ikverteller over de resistentie die sommige dingen hebben tegen woorden. Woorden over woorden en over waar geen woorden voor bestaan.

Maar altijd raast het. Het is alsof Bennett tegenover je zit, op kaffee, en aan het woord is, en blijft, en ze praat en ze praat en ze praat en ze ratelt. Het komt over je heen. De zinnen overwoekeren je.

Soms zijn er flitsen. Xavier die als begroeting altijd Hoe is tie zei maar dan alsof het één woord is: Hoestie en dat katapulteerde me terug naar mijn dagen als kind, en ik kwam tussen de middag thuis om te eten, en mijn zussen zaten al op de middelbare school, en ik was alleen met mijn moeder en altijd vroeg ze Hoe is het, maar dan als één woord: Hoest, en dan stond ik en kuchte ik nadrukkelijk in mijn vuistje, dat was onze vaste grap, dan lachten we een beetje, in de keuken, want altijd in die dagen waren we in de keuken want we waren aan het eten, of samen aan het koken, of paneermeel aan het maken, of koffie aan het zetten; altijd waren we in de keuken, o die keuken in dat huis aan de Oudartstraat in Stiphout zie ik op elk (on)gewenst moment moeiteloos voor me.

Zulke flitsen.

Of andere flitsen.

Prachtig is een sexscene die zich afspeelt in een verlaten of leegstaand gebouw in London, er is een ik en een hij , de hij zou Xavier kunnen zijn, al lijkt dat niet waarschijnlijk op grond van hoe Xavier en de relatie met hem beschreven wordt; de scene op zichzelf detoneert al een beetje met de rest van de roman, zou ook op zichzelf kunnen staan, als prozagedicht, de muzikaliteit ervan, de manier waarop de taal brokkelt en tegelijkertijd kompleet vloeiend is, het ritme, de herhaling, het deed me, idioot genoeg, denken aan een sexscene die ik niet altelang geleden las bij Autran Dourado, over het algemeen ben ik nooit zo gecharmeerd van sex in literatuur, net iets te vaak wordt het plat of lomp of er wordt juist geprobeerd om er in verhullende, zogenaamd mojere, woorden over te spreken maar kiest men dan voor zulke idiote archaïsmen dat het onbedoeld lachwekkend wordt, of het licht dat erop geschenen wordt is gedimd en zoetsappig-romanties en nep en plastiek, maar hier, bij Bennett, is het, evenals laatst, bij Dourado, meer dan geslaagd en gaat het niet eens om de beelden, de sex, maar veeleer om de taal, de sex zit hem in de taal, de taal zelf is sex, alsof de woorden copuleren, weetikveel, jajaja, het is de taal die hijgt, tast, reikt, voelt, penetreert, tot een hoogtepunt komt, dit is zo mooi, dit is waarom ik zoveel hou van literatuur, van lezen, dit is wat taal vermag en het is zo’n voorrecht om daar keer na keer getuige van te mogen zijn.

Of ook. Hoe de ikverteller zich, ergens, voorstelt hoe het zou zijn om samen te wonen met Xavier, hoe zou het ontbijt zijn en hoe het diner; hoe schrijven dan een geplande activiteit zou worden in plaats van iets dan vanuit zichzelf de dag in vloeit, ze zou opstaan en zeggen dat ze even ging schrijven en Xavier zou zien, en ze zou zitten, en gaan schrijven, want nu moest ze wel, en achteraf, bij dat diner, de vragen erover, of het schrijven goed ging en fijn was en of ze zoveel geschreven had als ze wilde, hoe geforceerd dat allemaal zou zijn, de gedachten hierover zijn vervat in vermakelijke, opstandige, grappige, geheel navoelbare taal, en weeral is het zo bloed- en bloedmooi.

Zo ook. De mail die ze aan haar voormalig docent Engels schrijft over de kleur groen en waarin – ofnee dat moet je echt zelf gaan lezen dat is veel te prachtig om naverteld te worden.

Zulke flitsen.

Of ook.

Flitsen van ergernis. Toch. Ook. Nog. Soms. Iedere keer als ze het over “het virus”, “de lockdown”, “je booster” of “een zelftest” heeft, alsof dat vastomlijnde gegevens zijn die exact zó zijn als ze indertijd werden afgeschilderd en geen enkel weldenkend mens het in zijn botte hersens zal halen daar andere connotaties aan te verbinden of andere gevoelens over te koesteren zodat elke lezer geheel aan boord zal zijn met de consequenties die Bennett over deze dingen trekt en niets nog enige nader explicatie behoeft maar nee, ik dus niet Bennett, ik was nooit aan boord van dat schip en eigenlijk snap ik niet waarom iemand die zo onafhankelijk en kritisch in het leven lijkt te staan als deze hier ikverteller, die zo wars is van conventies dat ze zich soms ongepast gedraagt maar liever achteraf de gêne over beschamende vertoningen draagt dan saai en ordelijk en “aangepast” en voorspelbaar te moeten zijn: “Uiteindelijk kan het me niet veel schelen dat ik me laat meeslepen en mezelf voor schut zet. Het alternatief is doodgaan van verveling, het alternatief is opgewekt zijn en gewoon doorgaan, het alternatief is met een lepel mijn hersenen eruit scheppen, het alternatief is te veel drinken en zwijgzaam en verknipt worden, het alternatief is me helemaal niet vertonen en ik heb al deze dingen gedaan maar me af en toe laten meeslepen en mezelf voor schut zetten is uiteindelijk zoveel makkelijker te verdragen.”; dat iemand dus, die bij de alternatieven die ze hier noemt ook “coronavolgzaamheid” had kunnen zetten, geen enkele afstand kan nemen van wat overheden wensten op te dringen, maar was het in die van de gele hond gescheten coronajaren ook al niet mijn verbazing dat het juist de “intellectuelen”, de academici, de cabaretiers, en ja, de schrijvers waren die voorop liepen in deze afgedwongen deugdzaamheid? Ook een gesprek met een vriendin over Amerikanen en Amerikaanse politiek; presidenten (in die tijd Biden) is een beetje te obligaat naar mijn smaak maar Bennett blijft gelukkig over het geheel genomen ver genoeg bij deugliteratuur uit de buurt.

Zet de taal voorop, en niet de preken. Is wat de meestentijds doet.

Wat misschien nog wel het duidelijkst is bij de flitsen waarin ik niet precies weet waar ze het over heeft of over wie het gaat, zelfs niet honderd procent zeker wie er de focalisator is en dat is een andere sensatie waarvan ik heel veel hou als het om literatuur gaat: niet precies weten wat er nu eigenlijk aan de hand is. Je hangt in het luchtledige, zonder ankerpunten, je kunt het niet verbinden aan je eigen referentiekader (oja dat heb ik ook, dat ken ik, dat maak ik ook wel eens mee), je hebt alleen maar de taal om je op te concentreren en dat is puur genot bij Bennett – vanwege de kadans, het meanderen, de woordendans.

Dikke kus, dag-dag is een babbelboek. Een briljant babbelboek. Maar een babbelboek nooitdeminder. Het heeft me niet zo verpletterd als Kassa 19 deed. Maar in de kieren schuilt schoonheid. Heel veel schoonheid. En juist deze nonchalance is het bewijs van haar ongeëvenaarde talent.

Claire-Louise Bennett Dikke kus, dag-dag

Dikke kus, dag-dag

  • Auteur: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: Big Kiss, Bye-Bye (oktober 2025)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Omvang: 220 pagina’s
  • Verschijnt: 18 september 2025
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Claire-Louise Bennett

De hoofdpersoon van Dikke kus, dag-dag is van de stad naar het verre platteland verhuisd. Daar, ontworteld en zwevend tussen twee werelden, denkt ze aan iedereen die ze heeft achtergelaten. Vooral aan haar oudere minnaar Xavier, die haar – zo zegt hij – beter kent dan zij zichzelf. Ze houdt nog steeds van hem, maar het verlangen is verdwenen.

Een onverwachte brief rakelt nog meer herinneringen aan vroegere liefdes op. Er was geluk en ongeluk, bevrijding en beknotting. De sporen die zij achterlieten in haar leven – koffievlekken, voicemails, bloemboeketten – vormen een rariteitenkabinet waardoorheen ze zich beweegt, terwijl ze steeds dichter om de kern cirkelt van wat het betekent om je te verbinden. Waarom willen we de ander aanraken, wie mag ons aanraken? En hoe laten we weer los?

Dikke kus, dag-dag is een even geestige als virtuoze roman over het mysterie van hoe mensen in ons leven komen en er weer uit verdwijnen, terwijl ze ons eeuwig in hun greep houden.

Claire-Louise Bennett is de auteur van de veelgeroemde roman Kassa 19. Haar debuut Poel, dat op de shortlist stond van de Dylan Thomas Prize, won de White Review Short Story Prize. Bennetts verhalen en essays zijn gepubliceerd in The New York Times MagazineHarper’s en andere tijdschriften. Ze woont in Galway, Ierland.

Bijpassende boeken

Robbert-Jan Henkes – Nachttrottoir

Robbert-Jan Henkes Nachttrottoir recensie en informatie boek met de bewerking van het gedicht Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren van Aleksandr Blok op negenennegentig verschillende manieren. Het nieuwe boek van Robbert-Jan Henkes verschijnt op 18 september 2025 bij Uitgeverij Koppernik.

Robbert-Jan Henkes Nachttrottoir recensie

Als er in de media een boekbespreking, review of recensie verschijnt van Nachttrottoir, het boek van de Nederlandse dichter Robbert-Jan Henkes, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Robbert-Jan Henkes Nachttrottoir

Nachttrottoir

  • Auteur: Robbert-Jan Henkes (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 18 september 2025
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Robbert-Jan Henkes met de bewerking van het gedicht van Aleksandr Blok

Manuscript gevonden in een map.
Een voorval in Sint-Petersburg.
Nacht. Kou. Een drogist. Een straatlantaarn.
Een flits van inzicht. In de wereld, de mens.
Tijd en ruimte: opgeheven.
Een schicht van inzicht, aan de grond nagelend.
Iedereen is ik. Nu is hier. Altijd. Overal.
Verstommend, Verstijvend. Openbarend.
Niet in woorden te vatten.
Of toch?
In de map: stemmen, stemmen, veel stemmen.
Een kaleidofonie.
Het voorval door de mond van 99 dichters.
Van de eigenaar van de map ontbreekt elk spoor.

In Nachttrottoir bewerkt Robbert-Jan Henkes het gedicht ‘Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren’ van Aleksandr Blok op negenennegentig verschillende manieren. In de traditie van Stijloefeningen van Raymond Queneau komen we vertalingen tegen in de stijl van onder anderen Herman Gorter, Annie M.G. Schmidt of Delphine Lecompte, maar ook in de vorm van een limerick of carnavalskraker.

Robbert-Jan Henkes is geboren in 1962. Hij schrijft en vertaalt. Voor Koppernik vertaalde hij onlangs Flann O’Brien, Het Dalkey-archief (‘Geestiger dan Joyce en Beckett samen’ kopte de NRC) en Alasdair Gray, Arm ding. Momenteel werkt hij aan de vertaling vanInfinite Jestvan David Foster Wallace, die ook bij Koppernik zal verschijnen.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Carson – Glas, ironie & God

Anne Carson Glas, ironie & God recensie en informatie over de inhoud van het boek met gedichten van de Canadese dichteres. Op 25 augustus 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de dichtbundel uit 1995, Glass, Irony & God van de uit Canada afkomstige schrijfster Anne Carson. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de dichteres, vertaalster en over de uitgave.

Anne Carson Glas, ironie & God recensie van Tim Donker

Glas, ironie & God kon een goeje titel ween Glas, ironie & God zou een goeje titel ween, Glas, ironie & God kan maar zo een verdraaid goeje titel ween; Glas, ironie & God is ook een titel maar wel een titel die is samengesteld uit de titels van stukken in deze bundel en als zodanig dus ten halve al een verkapte inhoudsopgaaf. Het Glas-essay opent, en echt over glas gaan doet het niet en een essay is het als u het mij vraagt evenmin. Moet zo’n tekst een naam hebben misschien moet zo’n tekst een naam hebben voor mij dat u weet waar ik het over heb. Noem het met een kreupele term een prozagedicht. Een ik die misschien Anne Carson is logeert bij haar moeder, een wat bitsige, wat bekrompen, wat normatieve oude vrouw die alleen woont want de vader dementeert in een tehuis. Een relatie van de ik is net stukgelopen, er is hartzeer, er is pijn, er is vertwijfeling. Er zijn dingen te verwerken, er is sprake van therapie, de moeder snapt dat allemaal niet zo, waar hep dat allemaal voor nodig met die therapeuten enzo en helpt het eigenlijk wel ene sikkepit. De moeder woont op een heideveld in het noorden, en de ik maakt daar lange wandelingen, het liefst in de ochtend als alles er langzaamaan tot leven komt. Het lopen is allicht om de gedachten te reguleren. Gedachten over haar grote liefde Law die haar verlaten heeft, over de moeder, over de vader, over de dingen, over het leven, en over Charlotte en Emily Brontë en Woeste hoogten. Onophoudelijk wordt het leven en de literatuur van Emily Brontë geanalyseerd en met het eigen leven, en de eigen tijd in verband gebracht. Op die momenten is dit Glas-essay op zijn essay-achtigst (en misschien ook wel op zijn taaist – maar niemand zei dat literatuur licht verteerbaar dient te zijn, wel?), maar steeds overheerst de sterke, licht melankolieke, herfstige, druilerige sfeer. U zou denken dat het de sfeer is van een vroege winterochtend op ergens een heide en p’sies: dat is de sfeer.

Verstild misschien.
Verstilling, ja daar zegt u zoiets. Anne Carson is classicus. Dat merk, dat proef je in elke regel. Die traagheid, dat bedachtzame, en ook: hoe het voorbije altijd door het huidige heen schemert. Niet als altmodies. Maar als eeuwig. Universeel. Allicht dat ze daarom steeds weer voor de poëtiese vorm kiest: als een oerlied dat onder alle moderne melodieën te slapen ligt.

De waarheid over God is zoiets. Het zou bijna een kop kunnen zijn in een roddelblad. Eindelijk de waarheid over de bekendste aller bekendheden. Maar deze bekendheid heet God, en welke God, de spinozistische God misschien, de God van de christenen, God de Vader, of de uitgebluste en licht bezopen God zoals Twan Vet hem nog niet zo lang geleden nog schilderde? En welke waarheden kennen we nog in deze postmoderne tijden, is waarheid sowieso niet al een verouderd konsept? Waarheden over God zullen eo ipso duister zijn. God is een reusachtige scheur in het hart, heet het. Carsons God is een gemankeerd Wezen. Of misschien al te menselijk: “God vroeg aan Zijn vrouw: ben jij boos op de natuur? / Ja ik ben boos op de natuur ik wil niet / telkens als je bout gesopt moet worden // op je roze staf natuur tussen mijn benen gestoken krijgen / of geografisch uitgestort. / Is dat nou Schepping?”. Maar ja, zo’n vrouw kan wel meer willen natuurlijk maar Gods wil blijft wet: “God schiep de taal van vrouwen als een onomatopee. / Eeuwig strompelende klanken die eeuwig / strompelend // in de woorden zakken van wat ze zijn / als voeten in een bottenschoen. / ‘Bedrog’ (valt haar op) klinkt als Zijn rits die omlaaggaat.” heet het in een paragraaf die “Gods stijve” genoemd is. Sja. Geen patriarchaat zonder fallussymbool en je hebt het maar te willen!

Want

“wij zijn in een leegte gehangen […] Wij zijn opengesneden en leeggebloed […] Wij zijn stof. Wij weten niets. Wij zullen nooit meer praten […] Ons is opgedragen dit Zijn liefde te noemen.” Als het in de mens verankerd is om overheersing voor liefde aan te zien, dan is onderdrukking eigen aan het wezen van de mens en ook aan zijn taal. En taal is een andere, duidelijk merkbare interesse van Anne Carson. Het linguïstisch onderscheid tussen tijd en aspect (dat stemde me filosofisch). De etymologie van compassie. Āvaraņa, een teken van God (Gods eigen kalmte is een teken van God). Leg je droefheid af, het is een mantel van werk (wat me deed denken aan hoe kapotte slaap zegt Leg je onrust bloot). Als vrouwelijke woorden worden gemunt: blozen, stinken, pruim, echtgenote, heks – wat ondergeschikt, zwak, minderwaardig is. Maar ook: kerft God het “mannelijke woord” tsdq in Jesaja’s ene hand. En het “vrouwelijke woord” tsdqh in zijn andere. Zoek je dat op zegt artificiële intelligentie dat tsdq te maken heeft met therapie, met dissociatie, denk ik aan gespletenheid, denk ik aan niet heel zijn. En (zegt artificiële intelligentie) tsdqh is Hebreeuws, is tsedaqah, is geborgenheid en bijbelstudies noemen ook nog 6666 en dat is niet ver van één zes minder. Het beest, de man, het voorhoofd, de gespletene, uit Jesaja’s borsten stroomt melk, een zilveren rivier van mededogen.

Alles dat merkbaar en onmerkbaar overheerst. En ook het licht kan onderdrukken.

TV bestaat uit licht, net als schaamte.

Zegt het. Maar dan gaat het al niet meer over God dan gaat het over TV en over TV-mannen.

De TV-mannen zijnde. Hektor. Artaud. Sokrates. De slaper. Sappho. Lieden die je misschien niet meteen tot het televisievolk rekenen zou; de laatste zou je denkelijk niet eens tot het mannenvolk rekenen. Maar Hektor televisioneert de oorlog. Artaud zijn gekte. Het theater van de wreedheid. Welkom thuis, sanatorium. Socrates, in een ander soort instelling, een gevangenis, betaalt zijn sigaretten niet. Daar draait de cameraploeg voor op.

Misschien is het het patriarchalisme.
Misschien is het hoe het een steeds al het andere overklast.
Misschien is het simpelweg beweging.

In Carsons hervertelling van het boek Jesaja beweegt een land in zijn bolster (en slaapt verder). Nacht stroomt omlaag en God stopt Jesaja’s oren vol met stekels. Alles wat niet blijft hoe het is. In vorm. In consistentie. In plaats. In De val van Rome reist de ik af naar Rome om de wonderschone Anna Xenia te zien. Gidsen vertellen haar hoe te spreken. Wat te zeggen. Zinnen als Pardon, waar is de uitgang alstublieft? Breng me naar de reddingsboot. Ik constateer dat we autopech hebben. Kan ik de manager spreken? Waar vertrekt de trein naar Milaan? Ja dit is mijn / onze eerste keer in Rome. Ik zou graag de commissaris van politie spreken. En ik, ik herinner me een kennis die naar een land zou afreizen waar hij de taal niet sprak en iemand die die taal wel sprak had op een papiertje een paar handige zinnetjes geschreven voor hem. Op dat in vieren gevouwen blaadje stond onder andere Help! Bel de politie! Ik word achtervolgd! en dat dat meer dan één zin is, was niet waarom wij zo hard moesten lachen die dag. Ja. Ik vond humor in De val van Rome, iets wat ik niet bijster vaak tegenkom in het werk van Anne Carson. En licht. En liefde. Al gaat het ook over vreemdelingenhaat maar had je anders verwacht gezien de achternaam van degene die de ikpersoon gaat opzoeken? Duisternis ligt altijd op de loer. En liefde is altijd destructief. “De mens heeft een soort drang te nemen wat hemzelf het dierbaarst is en het kapot te smijten.” Ja. Precies. De nagel op de kop.

De liefde en het zwart.
Het duistert en tegelijk licht het onophoudelijk op in de woorden van Anne Carson. Net dat is het wat haar boeken zo onweerstaanbaar maakt.

Anne Carson Glas, ironie & God

Glas, ironie & God

  • Auteur: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Glass, Irony & God (1995)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 25 augustus 2025
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Anne Carson

De poëzie van Anne Carson combineert met een volstrekt eigen stem het opbiechtende met onderzoekende. Carson, een gerenommeerd classicus, verweeft in Glas, ironie & God in een verbluffende stijl hedendaagse en eeuwenoude poëtische invloeden.

Deze collectie bevat onder meer het beroemde Glas-essay, een krachtig gedicht over het einde van een liefdesrelatie, verteld aan de hand van de zusters Brontë; dat het fundamentele gevoel van het oude jodendom oproept; en De val van Rome, over haar reis om Rome te vinden en over de strijd om daar haar gevoelens van existentiële vervreemding te overwinnen.

Anne Carson (21 juni 1950, Toronto, Ontario, Canada) wordt in Canada en de Verenigde Staten al lange tijd beschouwd als een van de belangrijkste stemmen in de hedendaagse literatuur. Ze werd geboren in Canada en is al meer dan dertig jaar hoogleraar klassieke literatuur. Ze ontving vele prijzen, waaronder de Lannan Literary Award en de T.S. Eliot Prize for Poetry.

Bijpassende boeken en informatie

Autran Dourado – Opera der doden

Autran Dourado Opera der doden recensie en informatie roman uit 1967 van de Braziliaanse schrijver. Op 21 augustus 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling door Harrie Lemmens van de roman Ópera dos Mortos van de uit Brazilië afkomstige schrijver Autran Dourado. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Autran Dourado Opera der doden recensie

  • “Met flair, haast jolig, zoomt de verteller in op een huis, nee, op twee huizen, boven op elkaar, en hij vertelt kort de geschiedenissen van een liederlijke potentaat en zijn fijner besnaarde zoon.” (NRC Handelsblad)

Recensie van Tim Donker

En weeral ist Harrie Lemmers verdomd zeg ja weeral ist Harrie Lemmens. Had de goede man me eerst al gehaakt gekregen aan António Lobo Antunes, wiens Voor wie in het donker op mijn wacht ik deze zomer ademloos las onder de hete zon van Valencia (en ik vond dat boek zelfs nog wel een slagje beter dan De omvang van de wereld – het boek dat me ergens int voorbije voorjaar danig verpletterd had); nu introduceert Lemmens me aan Dourado, die ik ook al niet kende, en ook al met keelsnoerend proza weet op te komen. Eveneens opgedolven uit het Portugees, uiteraard, Lemmens moet het Portugees wel door de aderen hebben vloeien, maar het land is Brazilië dit keer. Ook de tijd verschilt: Dourado schreef Opera dos Mortos in 1967. Misschien daarom lijkt het, op eerste gezicht dan in ieder geval, een wat klassiekere toon aan te slaan dan Voor wie in het donker op me wacht of De omvang van de wereld – boeken waar Opera der doden behalve de brontaal en de vertaler niets gemeen mee heeft.

Of. Naja. Misschien de eenzaamheid.
Misschien de beklemming.
Misschien de nostalgie.
Misschien de melankolie.

In Opera der doden gaat het om Rosalina. Ooit was haar familie rijk en machtig; ze bezaten grond en hadden invloed. Rosalina’s opa boezemde ontzag en angst in; haar vader was milder en innemender en lange tijd een geliefde figuur in zijn omgeving. Het huis zat altijd vol, men at en dronk en onderhield zich. Tot hij de fout begin politieke aspiraties te ontwikkelen, en na een debacle gedesillusioneerd achterbleef. En zijn vrouw ging dood, en hijzelf ging dood, en toen was Rosalina alleen met Quiquina, sedert jaar en dag de dienstmeid, in dat ineens wat te grote huis, met weinig meer te doen dan drinken en kunstbloemen maken. Dan komt José Feliciano, de zanger José Feliciano dacht ik nog toen ik het achterplat las, waardoor ik dit boek heel eventjes op een absurdistische roman ging schatten (een blinde zingende klusjesman?), maar neen het is een andere José Feliciano, een personage dat ook gekend is als Juca de Mus en Zé-van-de-Majoor, ik weet ook niet zeker of die andere José Feliciano al platen opnam in 1967, volgens mij wel maar in ieder geval zong hij dan toch niet zó hard dat het tot in Brazilië te horen was, en deze José Feliciano weet zich, met het geluk dat hij van buiten komt (sinds de mislukte politieke carrière van haar vader koestert Rosalina een bittere wrok tegen haar stadsgenoten) zich als manusje-van-alles het huis en het leven van Rosalina in te kletsen. Hij klaart wat klusjes in huis, hij hangt een beetje rond in het stadje, waar hij praatjes maakt en verhalen vertelt en zich snel geliefd maakt, maar als hij in de avond een keer een glas met Rosalina mee drinkt, begint hun verstandhouding te veranderen – tot grote ergernis van Quiquina.

Dourado begint wat wollig, met Rosalina’s opa en met haar vader, en met de voorgeschiedenis van het huis waar ze woont, waardoor je even het idee krijgt dat je in een historische roman verzeild geraakt bent maar dat is (gelukkig) niet het geval. Je zou het postmodern kunnen noemen, je zou ook kunnen zeggen dat de erfenis van het decadentisme niet onopgemerkt aan deze roman voorbijgegaan is (waren er decadenten in Brazilië?); je zou kunnen wijzen op licht experimentelen ingrepen in de vertelstijl, zoals de geregelde perspectiefwisselingen (ah nog iets dat het deelt met De omvang van de wereld!) of de hebbelijkheid van Dourado om de lezer af en toe rechtstreeks aan te spreken maar waarmee Dourado écht onder de huid kruipt is de manier waarop hij het narratief bevriest tot op een punt waarop er ogenschijnlijk niks lijkt te gebeuren.

José Feliciano en Rosalina zijn mensen die, hoewel ze eigenlijk niet vreselijk oud zijn, hun gloriejaren wel achter zich hebben. Hoe gaat dat met levens. Er is geluk, harmonie, en alles is fijn, en dan gaan mensen dood, of jij gaat weg van de plek waar je gelukkig was, en de dagen blijven komen, en je kunt het vullen met wat geklets, of kunstbloemen maken, of likeurtjes drinken, en wat rondhangen en dat is het dan. Misschien gaat Opera der doden daar wel over: het leven, of wat daar van over blijft als het schoonste eraf is, bijvoorbeeld omdat de doden die je te betreuren hebt inmiddels zo talrijk zijn dat hun opera langzamerhand onnegeerbaar hard opklinkt in zelfs je triviaalste dagdagelijksheden. Maar zingen en klinken doet het. Ook in deze woorden. De muzikaliteit van deze roman is weergaloos. De vele herhalingen, de spreektaal, de bewustzijnsstromen, de in elkaar vlechtende perspectieven, de directe rede die zonder leestekens weergegeven in de hoofdtekst verzinkt zodat de verschillen tussen gedachte, monoloog, dialoog, gesprekken en gebeurtenissen vervagen en alles tot dezelfde melodie gaat behoren. Een melodie die komt en gaat in golven die de lezer af en toe overspoelen. Waarlijk prachtig, hallucinant en meeslepend is de scene waarin José Feliciano voor de eerste keer een glas met een al wat aangeschoten Rosalina besluit te drinken. Met een welbepaald ritme weet Dourado een (sexuele) spanning te creëren die zo dik is dat het zweet je op de huid komt te staan. Sex in literatuur werkt meestal niet (is in ieder geval zelden opwindend), maar Dourado laat het werken hier en sowieso behoren deze bladzijden hier tot de schoonste die ik dit jaar las.

Gelijk aan levens die na wat -achteraf bezien misschien- het hoogtepunt was, lijkt Opera der doden na hogergenoemde scene nog maar wat voort te kwakkelen. De lezer ziet de decors scheuren en de personages verbleken in steeds lelijker licht. De afstandelijke, wat vormelijke en onbenaderbare Rosalina ontpopt zich tot een manipulatieve en gevoelsarme hartenbreekster; de goedlachse en sympathieke (en oké misschien wat sukkelige) José Feliciano toont zich een sexistische, kleinzielige en afhankelijke zeurkous met uiterst dubieuze gedachten en herinneringen (was dat nou nodig, Dourado?) (langs de andere kant vormen incest en pedofilie ook wel ruimere motieven in dit boek) (misschien om, in mijn ogen lichtelijk geforceerd, een mythologische onderlaag te leggen) (die lauwe, zenoëske pijl-filosofie dient vermoedelijk een dergelijk doel) en Quiquina, eens zo zorgzaam, liefdevol en zachtaardig blijkt op het wrede af haatdragend te zijn. Het is pijnlijk om het weinige dat er nog is te zien instorten en even vraag ik me af of het wel het goede soort pijnlijk is. Maar dan zet de schrijver een ontwikkeling in gang die ik niet aan zag komen en worden er andere uitzichten geboden.

Misschien is de hoofdrol wel voor Quiquina.

Misschien gaat het om een nog grote kracht dan het heuvelafwaarts gaan van levens: afgunst. Rancune. Woede. Uitsluiting. Drama’s moeten altijd verwijtbaar zijn want wat verwijtbaar is kent zondebokken. Zonder zondebokken gaat het niet, en dat is ook een oeroud thema. Wat geweest is, en altijd zijn zal. Van een opera die nooit zwijgen zal weet Dourado een aardig tijdloze roman te smeden. Eén die nog lang na blijft klinken.

Autran Dourado Opera der doden

Opera der doden

  • Auteur: Autran Dourado (Brazilië)
  • Soort boek: Braziliaanse roman
  • Origineel: Ópera dos Mortos (1967)
  • Nederlandse vertaling: Harrie Lemmens
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 21 augustus 2025
  • Omvang: 264 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1967 van de Braziliaanse schrijver Autran Dourado

Opera der doden beschrijft het leven van Rosalina, de laatste nazaat van een familie van grootgrondbezitters, die samen met haar stomme dienstmeid in een groot oud herenhuis woont in een stille Braziliaanse provinciestad. Overdag maakt ze kunstbloemen, ’s avonds drinkt ze in het geheim. Ze leidt een vrijwel geheel geïsoleerd leven tot José Felicano aanneemt als klusjesman. Zijn aanwezigheid verlevendigt de claustrofobische atmosfeer van het huis en wanneer hij Rosalina’s minnaar wordt, verdwijnt al haar zelfverzekerde rust.

Opera der doden is het dwingende en intense meesterwerk van een van de belangrijkste Braziliaanse schrijvers van de twintigste eeuw.

Autran Dourado is geboren op 18 januari 1926 in Patos de Minas, Brazilië. Hij was een Braziliaanse romanschrijver. Dourado werd geboren in Patos de Minas, in de deelstaat Minas Gerais, en dat is de setting van zijn meeste boeken. Hij ontving onder meer de Camões-prijs en de Machado de Assis-prijs. In 2024 verscheen bij Uitgeverij Koppernik de roman Het mensenschip. Zijn bekendste roman, Opera der doden, zal in 2025 bij Koppernik verschijnen. Hij overleed op 30 september 2012 in Rio de Janeiro en werd 86 jaar oud.

Bijpassende boeken en informatie

Barbi Marković – Minihorror

Barbi Marković Minihorror recensie en informatie van de inhoud van de roman van de Servische schrijfster die ze in het Duits schreef. Op 11 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Minihorror. Het boek is geschreven door in het Duits door de uit Servië afkomstige schrijfster Barbi Marković.

Barbi Marković Minihorror recensie

  • “Het is lang geleden dat ik een boek heb gelezen waaraan je zin voor zin zoveel plezier kunt beleven en de meest gruwelijke wendingen en griezelige verschijnselen kunt ervaren.” (Die Zeit)
  • “Ondanks het zich opdringende gevoel van ongemak en het grafische geweld is horror zelden zo opgewekt geweest.” (The Guardian)
  • “De horror in dit boek komt voort uit de alledaagsheid van de gebeurtenissen die worden verteld, en die horror is gruwelijk en verschrikkelijk grappig.” (Süddeutsche Zeitung)

Barbi Marković Minihorror

Minihorror

  • Auteur: Barbi Marković (Servië)
  • Soort boek: roman over Wenen
  • Origineel: Minihorror (2024)
  • Nederlandse vertaling: Lotte Lentes
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 11 september 2025
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman over Wenen van Barbi Marković

In Minihorror maken we kennis met Mini en Miki, nieuwkomers in een buitenwijk van Wenen. Ze doen hun best om erbij te horen en alles goed te doen, maar worden desondanks – of juist daarom – voortdurend achtervolgd door catastrofes en monsters.

Er verschijnen maden in een chocoladereep, Mini wordt levend begraven, Miki gaat de strijd aan met een vleesetend monster – en in het volgende hoofdstuk beginnen de gruwelijkheden van voren af aan.

In een volstrekt originele, vlijmscherpe stijl brengt Barbi Marković nachtmerries tot leven, en laat zien wat een nachtmerrie het dagelijks leven kan zijn.

Minihorror is een boek over de horror van het perfecte familieontbijt, over pesten op de werkvloer, over sociale ongelijkheid en over wat het betekent om ergens bij te horen.

Barbi Marković is in 1980 geboren in Belgrado, de hoofdstad van Servië. Ze studeerde Duitse literatuur in Belgrado en Wenen, waar ze nog altijd woont. Sinds ze in 2009 debuteerde met Ausgehen won ze verschillende literaire prijzen, waaronder de Preis der Leipziger Buchmesse voor Minihorror in 2024. Haar roman Die verschissene Zeit verscheen in 2021. In 2024 publiceerde ze haar roman Piksi, die in 2026 bij Koppernik zal verschijnen. Haar nieuwste boek Stehlen, Schimpfen, Spielen verscheen in 2025. Ze schrijft zowel in het Duits als in het Servisch.

Bijpassende boeken en informatie

Lara Pawson – Verbruikt licht

Lara Pawson Verbruikt licht recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Engelse schrijfster. Op 12 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Spent Light van de uit Engeland afkomstige schrijfster Lara Pawson. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Lara Pawson Verbruikt licht recensie

  • “Verbruikt licht is wild, gedurfd schrijven in combinatie met volkomen helder denken, en hoewel verontrustend is het ook komisch, op een bevredigend duistere en absurde manier.” (The Guardian)
  • “Soms afstotend, vaak verleidelijk, altijd resonerend en dwingend.” (The Irish Times)
  • “Lara Pawsons manier van schrijven is briljant, zenuwslopend en schokkend levendig.” (Times Literary Supplement)

Lara Pawson Verbruikt licht

Verbruikt licht

  • Auteur: Lara Pawson (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: Spent Light (2024)
  • Nederlandse vertaling: Lisette Graswinckel
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 12 juni 2025
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Lara Pawson

Een vrouw kijkt naar haar broodrooster en plotseling barst de hele wereld open in haar keuken, in al zijn brutaliteit en schoonheid. En ze blijft kijken: de broodrooster wordt geassocieerd met de CIA, de eierwekker met de IRA, haar telefoon met de uitbuiting van Congo – en langzaam dringt het besef door dat we omringd worden door objecten die weliswaar levenloos zijn, maar zeker niet onschuldig.

In een meesterlijke mengeling van fictie, geschiedenis, memoir en liefdesbrief verheft voormalig oorlogscorrespondent Lara Pawson de netwerken van troep die we om ons heen verzameld hebben tot briljant, meedogenloos en extreem grappig proza. Verbruikt licht is een onthutsende leeservaring waarna u nooit meer op dezelfde manier zult kijken naar een wasmachine, een eekhoorn of een eierwekker.

Lara Pawson is geboren in 1968. Ze is schrijver en journalist. Als oorlogsverslaggever reisde ze veel en woonde onder andere in Angola, Ivoorkust, Mali en Ghana – tegenwoordig woont ze weer in Londen, zo dicht mogelijk bij het bos. Ze publiceerde drie boeken en schrijft regelmatig voor The Guardian en Times Literary Supplement.

Bijpassende boeken

De tijd is puin, de tijd is hoop

De tijd is puin, de tijd is hoop recensie en informatie boek over 55 jaar Poetry International. Op 10 junu 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik het boek over 55 jaar Poetry International. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteurs en over de uitgave.

De tijd is puin, de tijd is hoop recensie van Tim Donker

&
stoelen missend

&
las ik in eerste:
de tijd is punk, de tijd is hoop
en ik wist niet zo goed wat ik daarvan moest vinden

&
ik ken een band die Puin + Hoop heet
er zit een gat in de soep
dat is van hun

&
de circusklanten
de verheerlijking en het verleden
heimwee en de dood

&
de Poetry International serie
oja de Poetry International serie
de circusklanten zijn weg bracht me hc artmann, jürgen becker, günter bruno fuchs, helmut heissenbüttel, ernst jandl, friederike mayröcker wat bijkans het hele boek was en ik verheerlijk het verleden niet bracht me mario cesariny de vasconcelos, e.m. de melo e castro, casimiro de brito, armando silva carvalho en dat was wat minder misschien of niet het halve boek toch (ook niet bijkans) maar nog altijd heel veel moois zodat het me altijd gespeten heeft dat ik nooit de hand heb weten te leggen op heimwee naar de dood of machine van woorden dus wat kan ik zeggen – ik kan alleen maar zeggen dat de verwachtingen hoog, zeer hoog gespannen waren

&
opent
opent met Diana Anphimiadi uit Georgië
die opent, dus, met een gedicht dat, hoe toepasselijk Het begin heet. De Nederlandse vertaling is van Ingrid Degraeve maar waarom vind ik het Engels, gedaan door Natalia Bukia-Peters en Alyson Hallett, zoveel beter? Het is niet zomaar een verschil, het is niet alleen maar het verschil tussen elke regel met een hoofdletter beginnen ook als de zin nog doorloopt, iets wat ik echt spuuglelijk vind, nee, het is het verschil tussen een matig tot redelijk gedicht en een goed tot bijna prachtig gedicht, & welke vertaling benadert het orzjieneel het best?, is Anphimiadi een goed dichter zwak vertaald door een vertaler die haar stiel niet kent of een zwakke dichter opgelapt door twee vertalers met een goed dichterlijk vermogen?, ik weet het niet, ik beheers het Georgisch niet, ik lees dat schrift niet, het zal de laatste keer niet dat ik me verwonder over de verschillen in de vertalingen

&
Simon Armitage dicht een vermakelijke tedoen-lijst bij elkaar, veel van de voorgenomen aktiviteiten hebben met Donald Campbell te maken, dat moest ik opzoeken, dat bleek een autocoureur geweest te zijn, alweer een tijdje dood, verongelukt, natuurlijk, aan dit gedicht werd gerefereerd in het voorwoord, “luchtig” ze zeiden, “humoristisch” ze zeiden, maar ik weet niet, bij luchtig en humoristisch denk ik onmiddellijk aan light verse en dat is Armitages tedoen-lijst absoluut niet, gewoon een opsomming van aktiviteiten die een mens zou kunnen ondernemen, sommige van die aktiviteiten zijn banaal, sommige zijn redelijk absurd, sommige eigenlijk heel mooi, alle klaarblijkelijk broodnodig want alleen eten en ademen zijn optioneel

&
die Maricela Guerrero, die stond onderlaatst ook al in Terras, (toen haadt zij gezeid dat stilstaan een andere vorm van stromen is), hier dicht zij Angst, hier dicht zij fractietjes mojer dan zij in Terras deed maar wel altijd nog zeer herkenbaar want heur praat over cellen deed bij mij eerder nog een lampje branden dan die naam, het ritme in dit gedicht is mooi, de zinnen in dit gedicht zijn mooi, het ritme van de zinnen in dit gedicht is zo mooi, al kun je ook hier weer het Nederlands niet preciezelijk op het Engels leggen, Me da la sensación de que sí entraron todos, heet het in het Mexicaanse orzjieneel; in het Nederlands wordt dat “Ik krijg het gevoel dat iedereen wel binnen is maar Robin Meyers, die het naar het Engels vertaalde, komt af met “I have a hunch there was room for everyone” wat mij een volslagen andere zin lijkt, volgens mij blijft Lisa Thunnissens Nederlands dichter bij het orzjieneel, Thunnissen vertaalde Guerrero ook toen, in Terras 26 en sowieso vind ik Ik krijg het gevoel dat iedereen wel binnen is een mojere zin dan I have a hunch there was room for everyone

&
later
later weer
het gedicht van Luljeta Lleshanaku
de Engelse vertaling is van Henry Israeli en de Nederlandse van Raoul Schuyt en voorwaar ik zeg u, het zijn twee totaal verschillende gedichten, en dit keer gaat mijn voorkeur dan weer uit naar het Engels, en bij nu denk ik dat ik misschien moet ophouden me te verwonderen over of te ergeren aan de (grote) verschillen in de vertalingen, vertalen is interpreteren, de interpretatie van een gedicht ja dat is iets, weet je nog dat we filmpjes moesten maken van gedichten en dat die docent, die domme vervelende arrogante klotedocent zei dat mijn filmpje een mooi filmpje was maar dat het niet een accurate verfilming van het gedicht was en dat ik dat zo stom vond dat ik subietekens heel de school begon te haten omdat ze zo’n oerstomme droplul voor de klas dierven zetten, verfilmen is vertalen is interpreteren is lezen, iedereen leest een gedicht anders, ik lees, ik lees De tijd is puin, de tijd is hoop, ik lees

&
ja
je moet Tom Lanoye voor lief nemen
wiens homeruslezing me laatst zo ergerde
omdat hij iets te goed leek te weten wie er allemaal goed zijn en wie fout, iets te klaar meende te mogen zien waar goed ophoudt en fout begint, en dat wijzen, altijd maar dat wijzen, wie ter linker- en wie ter rechterzijde en dat het dan ook nog eens de gebruikelijke verdachten zijn die aan de verkeerde kant eindigen (maar heel eerlijk gezegd is de uit dit hier Een omgekeerd Babylon afkomstige zin “Hoe blijf ik niet-artificieel intelligent” uit mijn hart gegrepen)
maar je krijgt ook
de zinderende oorlogspoëzie van Ljoeba Jakymtsjoek
&
ja
je moet Ramsey Nasr voor lief nemen
(geen enkele akteur deugt echt helemaal en dat met die etentjes en ongemakkelijke gesprekken kennen we nu toch verdorie zo langzamerhand wel dat is zelfs voor een film al aan de minderwaardige kant)
en ook moet je de flauwzinnige puberale sinterklaasrijm van Derk Otte verduren
of dat weeral veels te leukig rijmelende en verdermeer tot het uiterste gezwollen gezeik van Ilja Leonard Pfeijffer
(waarom hebben ze voor het Nederlands taalgebied gekozen voor zo’n beetje de allerslechtste dichters die er te vinden zijn?)
maar daar staat tegenover dat Momtza Mehri op uitnodiging van haar humeurige bovenbuurman op een dakterras staat en muntthee drinkt en de agressiviteit van reclame bespreekt, wat je, als lezer, goed kunt zien, goed kunt voelen, je voelt de wind, je ziet de muntblaadjes, je ziet de zon ondergaan, je staat daar, en dan krijg je met Mensen zijn zo mooi als ze onzeker zijn ook nog eens een prachtzin cadeau
dat Patricia Jabbeh Wesley een gedicht geschreven heeft over iets waar de gemiddelde mens waarschijnlijk niet dagelijks over nadenkt: het verkopen van je huis (zelfs toen ik mijn huis verkocht dacht ik niet na over het verkopen van mijn huis): de mensen, de bezichtigers, de volmaakte vreemden die gewoon maar rondlopen waar je droomt, waar je slaapt, waar je wegglipt naar andere werelden. Hoe ze binnenkomen met hun lelijke jassen aan en met hun ogen alles bezoedelen wat van jou is. Hoe dat wringt. Schuurt. Knelt. “In mijn land verkoop je je huis niet. / Je verkoopt je huis niet aan vreemden. // Je vertrekt niet zodat anderen je bezit kunnen bezitten.” schrijft ze en misschien zit daar wel iets in, net als in het gedacht dat je huis verkopen ei zo na jezelf verkopen is (want inderdaad: mijn vorige huis had een ziel, en hier, in dit al niet meer zo heel erg nieuwe huis, is die ziel niet. waar is die ziel gebleven? bewonen die nieuwe domme bewoners nu mijn ziel, raken ze aan die ziel met hun koppen en hun stemmen en hun wegens hun hele goede banen zo drukke levens?, of heb ik die ziel simpelweg laten sterven – gewoon door accoord te gaan met iets waarmee ik nooit accoord had moeten gaan?). In minder dan anderhalve pagina maakt Wesley het nimmer werkelijk doorvoelde zeer voelbaar middels een gedicht dat beslist humoristische kanten heeft maar nergens lichtvoetig wordt
& dat Esther Phillips’ eerste gedicht de dageraad zelve was; dat Jean D’Amerique een binnenstebuiten gekeerde mond heeft, zure regen is en dor hout en een mitrailleur schietend geboren zag worden; en dat, ik noem maar iets, Chris Tse kans ziet om een ode aan Celine Dion te schrijven die nergens melig, pathetisch of larmoyant wordt – verrek, het gedicht is geeneens onaardig (en een ode aan Celine Dion is het ook al niet echt)

Over bloemlezingen valt altijd wat te zeiken.
Waarom is dit boek zo dun, maar 75 bladzijden, en de meeste gedichten dan ook nog in drie talen wat de spoeling echt wel dunnetjes maakt. Goed, De tijd is puin, de tijd is hoop beoogt geen opsomming te zijn maar een ontmoeting maar zelfs voor een ontmoeting is dit aan de vluchtige kant – meer een begroeting dan een ontmoeting feitelijk.
En waarom waarom waarom ontbreekt iedere nadere informatie over de dichters en de vertalers? Waarschijnlijk hebben ze gedacht dat er dan nog minder ruimte voor poëzie zou overblijven en dat iedereen met een internetaansluiting ook zelf wel wat kan achterhalen maar het is toch altijd fijn om enkele vingerwijzingen op voorhand al te hebben: gaat het om een bekend / gerenommeerd dichter of om een debutant, hoeveel bundels heeft iemand al op zijn naam staan, is er al iets in het Nederlands vertaald en zo ja bij welke uitgeverij dan?, zo nee in het Engels misschien en bij welke uitgeverij dan?, in welk genre specialiseert een vertaler zich?; bovendien vind ik het als lezer fijn om niet het boek uit gestuurd te worden.

Maar!

Bekijk het zo: De tijd is puin, de tijd is hoop bracht me humor, verstilling, gedachten, schoonheid en gelukkig ook nog genoeg ergernis. Meer kun je eigenlijk niet vragen van een dichtbundel.

De tijd is puin, de tijd is hoop

De tijd is puin, de tijd is hoop

55 jaar Poetry International

  • Auteurs: Diverse dichters
  • Soort boek: gedichten, poezie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 5 juni 2025
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek over 55 jaar Poetry International

In 2025 viert Poetry International een jubileum: al vijfenvijftig jaar brengt de organisatie poëzieliefhebbers, dichters en vertalers van over de hele wereld bij elkaar tijdens het Poetry International Festival. Ter ere van deze mijlpaal presenteren Poetry International en uitgeverij Koppernik een bloemlezing uit het werk van de dichters die in dit jubileumjaar op het festival staan.

In deze zorgvuldige selectie staan iconische Nederlandstalige dichters zoals Ramsey Nasr, Tom Lanoye en Astrid Roemer naast internationale grootheden en opkomende legendes als Kwame Dawes, Maricela Guerrero en Momtaza Mehri.

Met bijdragen van dichters uit vijftien verschillende landen – van Mexico en Oekraïne tot Liberia en Barbados – biedt deze bloemlezing een rijk palet aan poëzie: van vervreemdende en speelse verzen tot ontroerende odes en lyrische liefdesbrieven aan de wereld – elk in de originele taal én vertaald naar het Nederlands en Engels.

Bijpassende boeken en informatie