Tag archieven: Nederlandse dichters

Cees Nooteboom – Vos

Cees Nooteboom Vos recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 3 februari 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik het boek met nieuwe gedichten van de Nederlandse schrijver en dichter Cees Nooteboom.

Cees Nooteboom Vos recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Vos. Het boek is geschreven door Cees Nooteboom. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek met nieuwe gedichten van Cees Nooteboom.

Cees Nooteboom Vos Recensie

Vos

  • Schrijver: Cees Nooteboom (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppenik
  • Verschijnt: 3 februari 2022
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Cees Nooteboom

Slechts een jaar na zijn uiterst succesvolle bundel Afscheid verschijnt nu de nieuwe dichtbundel Vos van Cees Nooteboom. Vos bestaat uit gedichten die hij in de afgelopen tijd schreef; over de natuur, over vrienden die hij heeft verloren, over kunst en vooral over voortschrijden van de seizoenen.

Vos is een gevarieerde bundel, die tot de hoogtepunten van de poëzie van Cees Nooteboom kan worden gerekend.

Bijpassende boeken en informatie

Mark Boog – Het einde van de poëzie

Mark Boog Het einde van de poëzie recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 27 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Cossee het nieuwe boek van de Nederlandse dichter Mark Boog.

Mark Boog Het einde van de poëzie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het einde van de poëzie. Het boek is geschreven door Mark Boog. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de het nieuwe boek van de Nederlandse dichter en schrijver Mark Boog.

Recensie van Tim Donker

Dit is wat je wil van de dagen:

je wil dat de dagen de tijd afschaffen. je wil dat je tot twaalf uur in je bed kan liggen en dat dat niet uitmaakt omdat er immers geen tijd meer is. je wil het traag vandaag. een rustig opstaan wil je, en dan in alle rust die twee trappen afzakken. een ontbijt met een perfect gepocheerd ei, en koffie waar niets op aan te merken valt. stilte. of een van je mooiste cd’s. en dan een bad, een bloedheet bad, en rust. en een prachtige dichtbundel. in een bloedheet bad met rust en een prachtige dichtbundel. ja. dat zijn de dingen die je wil van de dagen.

Dit is wat je krijgt van de dagen:

opstaan als het buiten nog donker is. hectiek. haast. ontbijtjes maken voor de kinderen, en de lunch en het fruit voor straks op school. kou. wind. natheid. onzinnige klusjes krijg je van de dagen, zoals de gootsteen ontstoppen en het badkamermeubel reinigen. de tocht naar de supermarkt, en alle mensen in de supermarkt krijg je gratis erbij. de koffie net te sterk of net te slap, in ieder geval nooit puntgaaf. jeuk op onbereikbare plekken. een veel te blije vent aan de voordeur (hij wil je iets verkopen). maar die prachtige dichtbundel ja die krijg je dan toch ook van de dagen.

Dit is wat de dagen me gaven. Het einde van de poëzie. Mark Boog.

Boog, ik zeg. Tiepies het soort naam dat ik kende. Tiepies het soort naam dat bellen deed rinkelen. Allicht, zult gij zeggen. Diene mens schreef zes romans en negen dichtbundel. Dat zegt het achterplat toch. Maar geen zijner titels sierde mijn boekenkast. En net een beetje meer dan passief meen ik zijn naam te kennen. Publiceerde hij in een blad dat ik ken? Welke bladen ken ik zoal? Voornamelijk literaire bladen. Raster, Terras, nY, DW&B. Namen bladen gelijk dezulken teksten van hem op, ken ik zijn naam daar van? Raster is gemakkelijk na te gaan, een blik in de index leert me dat Mark Boog nooit in Raster stond. Maar al mijn Terrassen, nY’s en DW&B’s gaan uitpluizen, ja daar heb ik niet zo veel zin in. DW&B heeft trouwens een beetje afgedaan voor mij na DW&B 2021 2. Het complotdenken uitgerekend in deze tijd verdacht gaan maken is een laffe streek. “Wat is het een gevaar van complottisme?”, zo vroegen zij zich af. Wat is het gevaar van een blind vertrouwen in overheid en gevestigde media? Wat is het gevaar van het verdacht maken van iedere vorm van kritiek? Vind ik veel interessantere vragen – daar hadden ze van mij wel een nummer aan mogen wijden. Complotdenkers stellen in ieder geval nijpende vragen. Misschien komen ze niet met de goede antwoorden. Maar met goede vragen begint op zijn minst de behoefte aan een ander pad. Dat moet je niet -als zoveelste op rij- ridiculiseren en vulgariseren. Dat moet je ter harte nemen.

Boog haadt geloof ik eens in Filosofie Magazine (nog een blad dat ik nooit meer lees) gezeid dat wij in de best mogelijke aller werelden leven. Komaan. Heeft Voltaire Leibniz niet allang neergesabeld? Als ik Boog daarvan had gekend, was ik hem allang vergeten.

Ik ken hem. Utrecht. Nee, Nieuwegein inmiddels geloof ik. Welke gek gaat er nu in Nieuwegein wonen? Mijn zus woont in Nieuwegein. Waarom woon je daar, gek? vroeg ik. Of dacht ik. Of vroeg ik niet.

Mark Boog. Ik ken hem. Ik ken hem niet. Ik lees hem. Nu. Ja. Nu heb ik hem gelezen. Het einde van de poëzie. Weeral een einde. Het einde van de poëzie, de dood van God en van de roman, het einde van pop, het einde van de beschaving, het einde van de wereld, het einde van het begin, het einde van de onschuld, het einde van de grote verhalen, het einde van het einde, er komt nooit een einde aan die eindes. Toen bleek ook de ontheffing ongeldig. Tuig een verhaal op.

Mar Boog. Ik ken hem. Ik ken hem niet. Waarom ken ik hem niet? Want dit, mun god, dit is geweldig. Ik roep nu alvast Het einde van de poëzie is de beste bundel van 2022. Zo. Dan hebben we dat alvast gehad. U zegt dat ik dat niet zeggen kan, dat 2022 nog amper uit de luiers is, dat ik heeltegaar niet weten kan want er altemaal nog komen gaat. Nee. Maar hah! Luistert. Ofnee. Lees. Hoor aan. Dit. Deze poëzie, deze bundel. Wat mij zo trof. Voor waar. Ik zeg u. Wat ik las.

Ik las de man. Ik las de poëzie van de man. Mark Boog. Hij is de man. Hij is de man van de taal. Hij is Taal-man, die heerst over het Nederlands. Precies goed staat de taal nooit, u weet. Maar Boog draait m een kwartslag en zie: almeteens krijgt hij het onzegbare gezegd. Want overal zuigt hij verhalen uit: “uit de krant, elkaar, de buren, de twee merels.” Of simpelweg uit de koffie die hij beter gezet weet te krijgen dan ik:

“Kijken naar koffie die doorloopt
maakt dat genoemde koffie
trager doorloopt
en lekkerder wordt.”

(en hah! dus dat doe ik verkeerd!)

Het is de poëzie van de tijd, de poëzie van de rust, en de poëzie van het licht:

“Eenmaal per jaar valt het licht
precies op je handen.”

zegt hij, of:

“Zwaluwen laten licht door.
meer nog dan geen zwaluwen.”

Het is de poëzie van verstilling, van het kleine, van wat niet veel aandacht vraagt veel aandacht geven en de schoonheid die daaruit ontstaat. Het is, stel ik me voor, poëzie die je de tijd moet geven. Poëzie die zich leent voor herlezing en hoe je bij de volgende keren weer andere aksenten zult leggen. Het is poëzie die op velerlei manieren uitdrukt wat alleen in taal is uit te drukken.

Wat niet gezegd wil hebben dat Het einde van de poëzie puur taalspel is. Een nieuw hermetisme, die geen band met enige buiten-talige werkelijkheid wenst aan te gaan. Nee. Deze poëzie ligt op een snijvalk van woordkunst en (sur)realisme; een taal die dronken is van zichzelf maar daarom nog niet belet dat de woorden stillekens nederliggen onder een struik of in het portiek van een flatgebouw. De woorden onder de mensen. De woorden onder de dingen. Die toch gaan zoals ze gaan. Ja, de dingen hun tochheid teruggeven, daar is Mark Boog goed in. Als je het ziet, kun je het nooit meer niet zien.

Dat de lucht blauw is, en gezichtsbedrog. Dat er een woord als “ontzameling” kan bestaan. Dat er een ik is die zich een weg baant door de paradoxen naar het station, de bomen, het weer, de anderen. Dat iets geluk kan zijn of ervoor door kan gaan, of voor zijn tegendeel, of gewoon maar zo genoemd kan worden. Dat je tegenslag zou kunnen verdelen; gelijkelijk over alle mensen. Of het merendeel ervan in maandelijkse termijnen uitkeren aan enkelen, bijvoorbeeld drie. En dat dan het gerucht gaat dat niet iedereen die drie even hoogacht.

Als je dat ziet. En hoe kun je niet zien? Hoe kun je niet de schoonheid zien in de beelden, in de woorden van Mark Boog? Ja, ga ik er nog eentje doen: eentje als: Als je dit jaar maar één poëziebundel leest, laat het dan in Godsnaam Het einde van de poëzie zijn.

Ja, das eentje voor het achterplat he. Maar wat zit ik mij hier “in Godsnaam” te richten tot mensen die maar één poëziebundel per jaar lezen? Ik wil niks te maken hebben met mensen die maar één poëziebundel per jaar lezen. Ik wil te maken hebben met mensen die dit net als ik willen vreten tot ze niet meer kunnen. En dan nog een beetje meer graag. Meng de zeedruif met de wijn. En geef de dichter ook wat.

Hoogtepunt is een bladzijde vol met éénwoordszinnen. Voornamelijk neologismen als oogsplinter, fluistermachine, verschilmes, stroomkooi, noemlust, hinderhaard, doorspraak en tochpraat. Het slaat me stom, en van mij mocht het nog wel bladzijden- en bladzijden lang doorgaan. Maar het gaat niet bladzijden- en bladzijdenlang door en ook dat is mooi. Of mojer toch dan dingen die wel bladzijden- en bladzijdenlang doorgaan terwijl het van mij na één bladzijde al gedaan had mogen zijn. Maar in Het einde van de poëzie is niets dat na één bladzijde al gedaan had mogen zijn. In Het einde van de poëzie alleen poëzie die, ook na het hoogtepunt, blijft intrigeren.

Ik had een lichte associatie met Cities at dawn van Geoffrey Nutter. Waarom had ik een lichte associatie met Cities at dawn van Geoffrey Nutter? Er is geen enkele logische reden om bij Het einde van de poëzie een lichte associatie te hebben met Cities at dawn van Geoffrey Nutter. Naja. Misschien omdat Geoffrey Nutter schreef: “The song, as it / came to be known, / was what I saw fall / down, in midsleep, / thinking it was me, or that / it should have been, / or that once reckoned, / would add up to being / me. But is was shocking / to be so frozen / into waking again after / a time, and I there / came to know only / something outward tho appealing / of an outside moment. “ en hoe dat iets is dat Mark Boog hier ook zegt, hier in al deze gedichten, of misschien niet zegt maar had kunnen zeggen, of misschien niet had kunnen zeggen maar ooit gaat zeggen, in een volgende dichtbundel, of gezegd heeft in een vorige. Of misschien is er iets waardoor het werk van de ene goede dichter altijd een beetje lijkt op het werk van een andere goede dichter.

Bijvoorbeeld dat het altijd weer doorgaat na het hoogtepunt.

Het hoogtepunt van het Al. De explosie in de festivalzaal.

Of dat het ook, in poëzie, te lachen kan geven. Schrijft Boog: “Het is belangrijk om enigszins te lijden / en dat aan belanghebbenden / met superieure ironie te melden.” En dat vind ik te lachen geven, hoewel ik er niet daadwerkelijk om moet lachen. En of dat kan, iets grappig vinden zonder dat je erom moet lachen. Ja. Dat denk ik. Ik denk dat dat ja kan. Een eikel zei dat ooit al, dat je iets grappig kon vinden zonder dat je erom hoefde te lachen. Maar ik vond de eikel een eikel dus ik wilde dat het onzin was. De enige reactie op een grappig vinden kon zijn, moest zijn je mond open doen en hahaha zeggen. Doch Boog vaagt wel vaker om de scheve blik, de verdraaide blik, de blik van grappig vinden zonder dat dat grappig vinden enig geluid maakt. Diep in mij blaast iets kleins op een toetertje misschien. Soms trekt mijn mond in een halve grijns. En toch. Dan. De gnuif. Minimaal één keer was er de gnuif. Ik zat in mijn leesstoel, die fijne, die bij het raam aan de tuinkant staat. Het was vroeg. Het was zó vroeg dat het nog donker waart en de kinder nog niet naar school. Ik had het fruit gesneden, de lunch gemaakt, alles in bakjes gedaan, en de ontbijtjes geprepareerd en nu gaf het nog een kwartier ofzo vooraleer de voettocht naar school aangevat diende worden. Een kwartier ofzo van even niks. Dus ik zat, en ik las. Ik las, en daar was hij. De geluidsproducerende gnuif. Mijn zoon, mijn moje, lieve, wijze, grappige, achtjarige zoon die vlak bij mij op de vloer zat, keek op en vroeg: “Waarom zeg je hi?” “Hierom,” zei ik en ik las voor:

“En maar klagen. Het is nooit goed.
Is het ooit goed? Nee. Het was goed
maar dat viel toen niet op.”

“Ha!”, zei mijn zoon. Waarna hij zich weer richtte op zijn Lego.

En ik dacht Het einde van de poëzie is Lego. Is geen einde van de poëzie maar een begin. Een mogelijk begin van veel.

Mark Boog Het einde van de poëzie Recensie

Het einde van de poëzie

  • Schrijver: Mark Boog (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 27 januari 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Mark Boog

De poëzie vervult een schimmige rol. Bij elke oorlog, elke virusuitbraak, elk ongeluk is ze aanwezig. Beschrijvend, duidend tussen de regels, achter en tussen de woorden, associatief of uitgesproken direct.

De wereld is aan het ontsporen. Wie is dader? Slachtoffer? En de poëzie: verslaggever? Ramptoerist? Niemand die het weet, maar dat het goed afloopt komt niet eens meer in de sprookjes voor. Maar hoe kan je dat verwoorden?

Er eindigt veel in deze bundel. De poëzie moet er zelfs herhaaldelijk aan geloven. Zijn het definitieve eindes? De dichter, die zelf niet ongeschonden blijft, twijfelt.

Het einde van de poëzie is een onderzoek naar de rol die poëzie kan vervullen in zware tijden. De vele dwarsverbanden tussen de diverse gedichten en reeksen doen vermoeden dat dichter, poëzie en wereld niet los van elkaar te zien zijn.

Bijpassende boeken en informatie

Arjen Duinker – Autobiografie tot op de dag van vandaag

Arjen Duinker Autobiografie tot op de dag van vandaag recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 25 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek van de Nederlandse dichter Arjen Duinker.

Arjen Duinker Autobiografie tot op de dag van vandaag recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Autobiografie tot op de dag van vandaag. Het boek is geschreven door Arjen Duinker. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van dichter Arjen Duinker.

Recensie van Tim Donker

Te zeggen dat ik van poëzie hou zou te weinig zijn. Ik adoreer poëzie. Ik adem het. Ik leef het. Ik zou het misschien zonder romans kunnen stellen. Als dat moest van de dokter (op een dag zal iemand zeggen: teveel literatuur is slecht voor uw hart. want alles wat fijn is, is slecht voor het hart). Maar zonder poëzie? Nooit. Ik kan hier dus gerust van liefde gewagen, van zuurstof en van bloed, van bewogen zijn en bewogen worden. Ik kan zeggen: poëzie is het mooiste dat ik ken, en dan lieg ik niet altijd. Maar poëzie kan ook zo godvergeten verschrikkelijk zijn. Want poëzie kan rijmen, weet je. Poëzie kan rondeel, kan sonnet, kan acrostichon zijn, of haiku, epode, retrogarde. Oja. Poëzie kan zo verschrikkelijk lelijk zijn.

En toch hou ik staande: ik hou van poëzie. Als alles overboord gaat dat ooit nodig was om poëzie poëzie te laten zijn, is poëzie volmaakt. Of misschien is er alleen maar een zeer geniale dichter voor nodig. Dat zou de titel zijn geweest van deze bespreking in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels mee gaf. Een Zeer Geniale Dichter. Het is me meer dan eens overkomen dat ik een dichtbundel met smaak aan het verorberen was en me pas na bladzijden en bladzijden de schellen van de ogen vielen: verrek, deze gedichten rijmen! Djie. Hoe lang staan die gedichten al te rijmen, of is dat alleen maar toeval dat er nu wat rijm doorheen zit? Maarja, je gaat zoon bundel natuurlijk niet helemaal zitten te herlezen alleen maar om te ontdekken dat je eigenlijk niet mooi had moeten vinden wat je mooi vond. Je legt je er bij neer dat de dichter je het onverkoopbare heeft weten te verkopen. Je zwijgt stil. Je erkent je meerdere in de dichter. Je leest verder. Meng de zeedruif met de wijn en geef de dichter ook wat.

Iets anders. Dat ik haat. In poëzie. Is die belachelijke neiging. Om elke regel. Te laten beginnen met een. Hoofdletter. Of de zin nu al was afgelopen. Of niet. O, de horreur. Dat hakkerige, dat hortende, dat stotende. Die overdaad aan hoofdletters (toch al niet perse de mooiste letters die we hebben). Dat Grootse, Dat Deklamerende, Dat Benadrukkende. Als Gode, of de Bijbel. Alsof je in de stoptrein zit en je net als het versnellen begonnen is, je de vertraging weer voelt komen. Iedere keer weer over die heuvel van de Hoofdletter moeten heen klimmen om de remmen te kunnen los laten. Voorwaar, ik zeg u. Het is mij om die reden totaal onmogelijk om de poëzie van Erik Bindervoet te lezen. Ik wil het wel kúnnen lezen: tijdelijk zelfportret met hoofd en plaatsbepaling, oranje; de saaiste jongen ter wereld; de schilder en zijn model; Aap. Ik heb die boeken in mijn kast staan. In mijn bovenboekenkast. De boekenkast in mijn toekomstige werkkamer. Die voor alle ongelezen en half gelezen boeken is (en gek hè maar hij lijkt voller dan mijn benedenboekenkast, waar het volledig gelezene staat). Druppelsgewijs komen de boeken uit mijn bovenboekenkast wel eens in mijn benedenboekenkast terecht. Heb ik er toch ineens weer eentje uit gelezen. Op een herfstochtend in bad. Of een zomernamiddag met mijn voeten uit het raam. Kies maar. Maar met Bindervoet lukt het me maar niet. Ik krijg het niet gedaan. Ik zie wel dat het moje poëzie is. Maar na twee bladzijden. Ben ik doodmoe. Omdat. Elke regel met een. Hoofletter begint. Of de zin nu al is afgelopen. Of niet. Het mat me af. Alsof je Kwik, Kwek en Kwak hoort praten. Het vloeit niet, het loopt niet. En Gode weet dat poëzie vloejen moet. Tot de hele vloer onder staat.

(geniaal zal Bindervoet dan wel niet zijn – hij krijgt me het onverkoopbare niet verkocht)

Dan Duinker. Ja die kende ik natuurlijk wel. Is hij niet één van de meest vertaalde Nederlandse dichters (las ik ergens) (waar?) (f’domme weer eens de bio kwijt) (waarom is het toch ook altijd zo’n troep op mijn secretaire?), won hij geen prijzen, heeft hij geen lezers? Heeft hij geen oeuvre ofzo, bezie dat oeuvre eens. Maar toch ken ik hem voornamelijk van naam; lezen deed ik alleen En dat? Oneindig. Dat schreef hij samen met iemand anders. Ik vond het een moje bundel. Ik wist niet dat hij ook zo’n hoofdlettermaniak was. Begonnen in En dat? Oneindig ook alle regels met een hoofdletter (Of de zin. Nu al was afgelopen. Of niet)? Ik herinner me het niet heel duidelijk meer. En je gaat ook niet je godganselijke benedenboekenkast overhoop halen op zoek naar zo’n bundel alleen maar om te ontdekken dat je eigenlijk niet mooi had moeten vinden wat je mooi vond. Neuh. Ik herinner me dat ik En dat? Oneindig mooi vond, en zo blijf ik het me graag herinneren.

Maar Duinker is er zo één. Zo’n Zeer Geniale Dichter. Zo’n poëet die me het onverkoopbare weet te verkopen. Want ik zag het wel, ik zag het verdorie bij het eerste doorbladeren al. Op een avond was dat. Zo hoort dat. Het eerste doorbladeren moet in de avond. Je leest dan nog niet. Het is puur aftasten. Je zou van voorpret kunnen gewagen, ware het niet dat dat een beetje te achterlijk is. Het moet in de avond, en het liefst met drank. Iedereen moet naar bed zijn, alleen jij zit er nog, want het moet in stilte. Je zou van een ritueel kunnen gewagen, ware het niet dat dat een beetje te achterlijk is. Je kan de klok horen tikken als je zit, en bladert. En ik zag het al. Ja. Ik zag het snel. Ik dacht O God. Dit zou wel eens het werk van een hoofdlettermaniak kunnen zijn.

En later. Lezen.

Zei je dat de zon schijnt
En dat het winter is?

Las ik. En:

Wanneer je van mij
Een wervel neemt
Val ik uit
Elkaar

En dan weet je het wel. Een hoofdlettermaniak. Daar moet je geen bladzijden en bladzijden voor gelezen hebben. Rijm. Dat kan een Zeer Geniale Dichter nog zo handig verstoppen dat hij je het vreten laat zonder dat je het merkt. Kwestie van goed meekoken. Goed kruiden. Smakelijk. Dus dan pas na bladzijden die verontwaardigde uitroep: Gadverdamme! Zit je me hier rijm te voeren?! Rijm??? Mij??? Maar hoofdletters, die lossen niet op. Kan je koken wat je wil. Die proef je boven alles uit. Maar toch wil ik eten. Autobiografie tot op de dag van vandaag wil ik eten. Omdat het zo smakelijk. Omdat het zo goed. Omdat het zo geniaal is.

Dit gedicht. Zei ik al dat het één gedicht is? Een poëem zo je wil. Het is mooi. Het is zo mooi. Ik wil. Ja ik wil. Alles. Helemaal. Hoofdletters of niet.

O. Fantasties dat:

Toen ik een was, wilde ik twee zijn,
Toen ik twee was, werd ik doorzichtig
Toen ik drie was, kwam Kirsten kijken
Toen ik vier was, voetbalde ik in de Palamedesstraat

En dat gaat nog veel langer door, en ik wil alles wel sieteren.

O. Fantasties dat:

De mens is een lepelaar.
Een lepelaar is een varken.
Een varken is een wesp.
Een wesp is een konijn.
Een konijn is een schildpad.
Een schildpad is een vleermuis.
En dat gaat nog veel langer door, en ik wil alles wel sieteren..

O. Fantasties dat:

Ik heb een telefoon.
Ik heb versleten stoelen.
Ik heb schitterende schilderijen.
Ik heb schitterend glaswerk.
Ik heb een fiets.

O. Fantasties dat:

Er zijn er meer dan twee die maan zeggen,
Meer dan twee die straat zeggen,
Meer dan twee die huis zeggen,
Meer dan twee die water zeggen,
Meer dan twee die zon zeggen,

en dat gaat nog veel langer door en ik wil alles wel sieteren.

O. Fantasties dat “Het onbekende van iets bijzonders is minder bekend.”, fantasties dat “vertrouwen is een overschatte bezigheid”, fantasties het telefoongesprek tussen Duinker Wandelvakanties en Zeekapitein, fantasties de peinzerijen over hoe dicht je bij een tafel moet zitten om “aan tafel” te zitten in plaats van “bij een tafel”, fantasties dat over de straat met mooie putdeksels, fantasties hoe ik op wil staan, de straat op, hele stukken biezonder luid voordragen zodat de mensen in hun huizen het zullen horen want de mensen in hun huizen moeten dit weten de mensen in hun huizen moeten dit lezen.

Fantasties dat het nergens over gaat.

Fantasties dat het overal over gaat. Het gaat over loempia’s. Over een paard. Over de fanfare, een tamboer, een stoofpot, lieveheersbeestjes, de aarde, nadenken, accijns, geschiedenis, boterhammen met pindakaas, autorijden, dochters, vrouwen, blauw, wijn, synchroonzwemmen, de waarheid ruilen voor een gammele kano, het neusdiertje dat houdt van Bo Diddley, een tuin zo groot als Nederland, de televisie die zegt dat het morgen kan gaan misten, het neusdiertje dat een glaasje wodka drinkt en zoet luistert naar Oestvolskaja, de tomeloze inzet van voorzetsels, een glas laten vallen voor het effect, de stoel en het raam en de tafel napraten en daarmee goed op schema liggen. En een hele stoet namen komt langs. Obelix, bijvoorbeeld, van wie eerst beweerd wordt dat hij dood is. Maar die enkele bladzijden later bier drinkt en moje opmerkingen maakt over politiek. Josja, die een Koerd had zien fietsen met twee snoekbaarzen onder zijn snelbinders. Oelay, volgens wie ongekookte geitenhersenen de lust opwekkken. Chokchanada, die uit de bridgewereld is gestapt. Sala, een tegelzetter met een aquarium. Markante mensen met markante namen en markante kenmerken.

En het gáát ergens over.

Het gaat over muziek. En als het over muziek gaat, dat gáát het ergens over. Pink Floyd wordt rotmuziek genoemd. Iets waar ik goed in kan komen maar hoewel ik niet meer zo lijp ben van Floyd als toen ik een jaar of zeventien was; nog altijd meen ik dat hun totaalwerk (ik zoek iets om niet oeuvre te hoeven zeggen) (teveel oeuvre in een bespreking is niet goed) net iets te veelkantig is om het over één kam te scheren. Maar de dichter heeft liever Johnny “guitar” Watson. Ik heb een vrouw gekend die beweerde dat ze ooit versierd werd door Johnny “guitar” Watson tijdens één van diens optredens. Het was geen lelijke vrouw maar ook geen moje vrouw en zeker geen vrouw om te kiezen uit een zaal vol bewonderaars (met haar stomme haar en haar grijze gezicht en haar onbeholpen make-up). Ik zeg niet dat dat de reden is waarom ik geen cd heb van Johnny “guitar” Watson, ik zeg slechts dat er best een handvol hele moje liedjes bestaan van Pink Floyd.

Want als het over muziek gaat, gáát het ergens over.

Of het gaat over Theo Verbey en Henri Dutilleux; componisten, kennelijk, om mee te geven aan je dochters.

Namen die vage, hele vage & verre bellen doen rinkelen bij mij.

Toen ik achttien was, begon ik me te interesseren voor wat vaak zo onhandig “modern klassiek” wordt genoemd. Ik bezocht konserten, luisterde radiostations, kocht cd’s, las bladen. Intens. Zonder reserves. Met al mijn aandacht. Toen ik twee- of drieëntwintig was verdween die interesse geleidelijk aan. Ik had in die paar jaar als “arme student” nog verbazend veel cd’s weten aan te schaffen; cd’s die ik inmiddels bijna allemaal heb weggedaan. Moderne komponisten zijn een vage herinnering nu. Ik meen dat Dutilleux zwaar was, pompeus, filmies, verstikkend. Verbey herinner ik me eerder als sluipend om achter je rug ineens een opgeblazen zak met een klap stuk te slaan.

Denk ik Zou ik mijn kinderen van alle muziek die er is vooral Theo Verbey en Henri Dutilleux willen meegeven?

Want als het over muziek gaat –

O. Fantasties dat ik niet precies weet hoe ik Autobiografie tot op de dag van vandaag moet duiden.

Is het melankolia?
Is het autofictie?
Is het even prachtige als totale onzin?
Is het een lied?
Is het een gebed?
Is het een ode aan de schoonheid van de taal?
Is het een lofzang op de pracht van alles?

Soms spreekt het in raadselen, soms spreekt het recht voor de raap, soms spreekt het absurdisties, soms in bezwerende herhaling, soms in onontkoombare poëzie.

Het is een boek om in één adem uit te lezen. Hijgerig. Dorstend naar ieder volgend woord, iedere volgende zin, iedere volgende bladzijde. Voort en vuts en verder tot het eind. En het dan weer opnieuw lezen, en dan nog eens, en dan nog eens, en dan nog eens. Je zou alleen nog dit boek lezen voor de rest van je leven en er genoeg aan hebben. Hoewel. Hum. Een paar weken, toch. Minstens.

Ofnee. Het is een boek om oneindig traag te lezen. Omdat het zo godvergeten mooi is dat je er blijvend in verwijlen wil. In de krankzinnige taal, in de melodie, in het ritme. De wervelwind, de losgeslagen anecdotiek, de pure schoonheid, de uitzinnige vreugde, de zang, het zacht laweid. Je wil nooit meer afscheid nemen van Autobiografie tot op de dag van vandaag, je wil nooit het laatste woord hoeven lezen.

Arjen Duinker Autobiografie tot op de dag van vandaag Recensie

Autobiografie tot op de dag van vandaag

  • Schrijver: Arjen Duinker (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 25 januari 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Prijs: € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Arjen Duinker

Autobiografie tot op de dag van vandaag is een lang gedicht dat bestaat uit stoelen en straathoeken, uit winkels en vierkantjes, uit bloemen en spoken en echo’s en handen en voeten. De lezer hoeft van Arjen Duinker geen uitgebreide beschrijvingen van valkuilen en verdriet te verwachten, geen betoog over deze of gene theorie, geen toetreding tot een genootschap. Er zijn weliswaar vele wegen die naar Rome leiden, maar Duinker is er nooit geweest. Zijn autobiografie houdt zich bezig met ritmes en klanken en lettergrepen en hoeveelheden en letters, met ontmoetingen en helderheid. ‘Ik zou graag sterven in de Anna Boogerd,’ zo opent de bundel. Misschien maken de koel- en warmbloedige regels later duidelijk waarom.

Arjen Duinker (1956) ontving in 1993 de Halewijnprijs van de stad Roermond voor zijn gehele oeuvre en in 2001 de Jan Campertprijs voor zijn dichtbundel De geschiedenis van een opsomming. Zijn bundel Misschien vier vergelijkingen werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs, voor De zon en de wereld (2004) ontving hij de VSB Poëzieprijs 2005. Bundels in vertaling verschenen in Italië, Engeland, Frankrijk, Portugal, Australië, Iran en Rusland.

Bijpassende boeken en informatie

Tsead Bruinja – De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie

Tsead Bruinja De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie recensie en informatie boek met 100 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu.

Tsead Bruinja De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie, 100 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu. Het boek is samengesteld door Tsead Bruinj. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van deze poëziebloemlezing van Tsead Bruinja.

Tsead Bruinja De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie Recensie

De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie

100 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu

  • Samensteller: Tsead Bruinja (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 7 juni 2022
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de bloemlezing samengesteld door Tsead Bruinja

Als Dichter des Vaderlands (2019-2020) nam Tsead Bruinja zich voor een inclusieve bloemlezing samen te stellen die ruimte bood aan zo veel mogelijk talen, streektalen en dialecten. Zijn selectie begint in 1945 en beperkt zich tot poëzie die geschreven is binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dat betekent dat er poëzie te lezen is uit Indonesië en Suriname en van de Antillen, maar ook dat
er gedichten in staan van nieuwe Nederlanders uit het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Met deze bloemlezing wil Bruinja een andere blik op de Nederlandse poëzie bieden. In bijna alle belangrijke bloemlezingen tot dusver ontbreken bijvoorbeeld de Friese en de Antilliaanse poëzie, terwijl die poëzie in contact staat met de Nederlandstalige poëzie en de wereldpoëzie.

“Irakezen, Iraniërs, Amerikanen en anderen hebben in Nederland werk gemaakt dat met ons te maken heeft. Dat grotere verhaal ontbreekt tot nu toe in de bloemlezingen. “Onze” literatuur is die van Remco Campert, Tjitske Jansen en Radna Fabias, maar ook die van Tsjêbbe Hettinga, Jan Glas en Nydia Ecury, van Mowaffk Al-Sawad en Mia You.” Tsead Bruinja

Bijpassende boeken en informatie

Tomas Lieske – Het spettert geluk

Tomas Lieske Het spettert geluk recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 7 december 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido het boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse schrijver en dichter Tomas Lieske.

Tomas Lieske Het spettert geluk recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het spettert geluk. Het boek is geschreven door Tomas Lieske. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse dichter Tomas Lieske.

Recensie van Tim Donker

Stel je een dag voor. Kun je dat? Kun je je een dag voorstellen? Stel je een dag voor, en stel je voor dat dat donderdag was. Dat is een goede dag he? Klinkt al zo mooi. donnn durrr daggg. Spreek langzaam, spreek zacht, beweeg je hand op en neer en stel je de dag voor. Stel je die dag eens voor, en dat ik daar zat. Ja, ik zat op een donderdag. De kinderen waren in de schoelje, de huishoudelijke karwijtjes waren voor even gedaan (maar ik ben snel tevreden), en ik zat. Er was koffie. En er was een poëziebundel. ‘fnee, een poëzieboek misschien veeleer. The book of Frank, CAConrand. Een boek waar ik meer van had verwacht. Zo is de mens. Die verwacht altijd meer. Het was niet onaardig, dat The book of Frank – een weinig te rebellieus misschien. Hoeveel geslachtsdelen en hoeveel masturbatie kan een boek hebben? Hoeveel absurdisme is leuk voordat het “te gezocht” wordt? Maar het gesprek tussen Frank en het varken is monumentaal, en het boek deed me gniffelen, vele malen gniffelen (& ik dacht, zomtijds, een enkele keer, vaak, dit moet ik aan mijn zoon voorlezen, dit moet ik aan mijn zoon voorlezen, wat ik deed, de volgende dag, maar hij had geen tijd, hij moest naar school) en iets wat u deed gniffelen kan nooit slecht zijn, dus, welaan. Er was boek, die dag, en er was mjoeziek, die dag, stel je voor dat er mjoeziek was. the bad plus. U weet wel, dat bandje dat jazzversies maakt van gekende popliedjes. Jezus. the  bad plus, hoe kwam ik nu weer aan een seedee van the bad plus? Al wist ik dat wel, ik wist dat heel goed, het was die dag, het was een andere dag, het was niet eens donderdag toen, of op zijn best een poging tot donderdag (hee dat zou de titel van deze bespreking zijn geweest in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels meegaf: Een Poging Tot Donderdag), en ik was in Zierikzee. De wereld was normaal geworden. Of de wereld. Nederland. Nederland was relatief normaal geworden, een mens kon al eens een snotvalling krijgen ja maar dat hoorde bij het leven dus iedereen mocht weer eten in restaurants en iedereen mocht weer ongekneveld een winkel in. En toen, juist toen, was ik in Zierikzee. Mijn kinderen attendeerden me op een platenzaak & ik zei ja dat is een platenzaak, dat is met recht een platenzaak, daar verkopen ze platen maar hee, men, welke men?, of ze, welke ze?, ja ze hebben me van mijn platenspeler weggetreiterd toen er begin jaren negentig eventjes bijna nergens meer platen te krijgen waren en ik tandenknarsend een seedeespeler kocht en seedee na seedee een seedeeverzameling opbouwde en nu ga ik verdorie nooit meer terug naar een andere geluidsdrager nu ga ik verdorie tegen alles in de seedee trouw blijven zolang als ik leef, zo stond ik dus, fulminerend, ei zo na schuimbekkend, in Zierikzee dan nog, op een dag die niet eens donderdag was, hooguit een poging tot donderdag, toen mijn kinderen, mijn moje lieve prachtige grappige wijze opmerkzame kinderen zeiden Pappa ze hebben ook seedees hoor. En ik ging. Winkel in. Want hee ik hoefde geen knevel meer, en het weer was in orde en ik was frivool dus ik ging. Winkel in. En ik graaide in bakken en ik ging. In winkel. Met seedee. Naar de kassa. Ik had the bad plus gegraaid omdat ik me verbeeldde dat ik wist dat dat goed was, en omdat ik de foto’s in het seedeeboekje mooi vond, en omdat ik kopen wilde, omdat ik eindelijk weer eens, in een echte winkel met echte mensen achter een echte kassa, echt kopen wilde. En de echte mensen achter de echte kassa waren lief en bleven maar praten en praatten me seedees aan en nog meer seedees en steeds meer seedees en misschien had ik the bad plus kunnen laten, als het er alleen maar ging om in een echte winkels echt seedees gekocht te hebben, maar ik liet ze er tussen. the bad plus. Misschien omdat ik meende dat dat goede ochtendmjoeziek ging zijn. Misschien omdat ik meende dat het weer eens tijd was voor een levensechte miskoop. Misschien omdat ik mezelf wijs maakte dat ik een jazzversie van the robots moest horen. Hoe ook. Ik kocht. En daar was. Op dag, die dag, die donderdag, met CAConrad en koffie the bad plus. En dat lied van Yeah Yeah Yeahs dat ging dan nog wel, vooral, misschien, omdat ik het orzjieneel niet kende. En iets van TV on the radio werd in handen van the bad plus nog best heel pruimbaar, vooral, misschien, omdat ik zo’n afgrijselijke teringhekel had aan TV on the radio. En the robots. Ach, the robots. Een jazzversie. Kan staan naast. Wat is? Krautrock? Synthpop? Dark wave? Psych? Kan staan, was best heel mooi gewoon, en ik dacht aan Kees. Aan die goede ouwe Kees. Aan die lieve moje Kees. Alleen daarom al had een plaatje alle recht. Ik kon met dingen gojen, ik kon stampvoeten van boosheid (dat mag niet van mijn vrouw hier in huis, stampvoeten, ze zegt dat de vloerverwarming daardoor kapot kan gaan) doordat die stomme Ethan Iverson met zijn stomme piano op zoon hyperirritante wijs Johnny Cash’s zanglijn naspeelde op I walk the line en Don’t dream it’s over is sowieso één van de vervelendste liedjes ooit gemaakt maar seedeelang viel wat ik hoopte dat goed ging zijn maar vermoedde dat slecht ging zijn me niet eens heel hard tegen. Stel je voor dat het die dag was, dat het zo’n soort dag was, dat het donderdag was, en dat het zonlicht viel op mijn papier.

En hoe zegt Rimbaud dat weer? (iets over de zon die haar gele pasteideeg tegen de papieren ruitjes plet)(dit kon ik ook beter zeggen) (dit kon ik ook poëtischer zeggen) (dit kon ik ook in mijn eigen woorden zeggen)

Misschien was het dus een dag, misschien was het die dag, misschien was het een dag om mijn vooroordelen te vergruizelen. Vergruizel uw vooroordelen op een dag dat gebleken was dat CAConrad niet dat genie was waar je hem voor hield, en dat the bad plus presies die niet gans onaardige ochtendjazz bleek te zijn die je dacht dat het zou zijn terwijl je ergens dacht te weten dat het prut zou zijn. Vergruizel uw vooroordelen op donderdag. Vergruizel uw vooroordelen altijd op donderdag. Stel je die dag voor. Stel je die donderdag voor. Want die dag was het.

Die dag was het dat ik eindelijk eens aan Het spettert geluk begon. Lieske. Ook zo’n vooroordeel. Ik ken vele dichters en daarmee bedoel ik niet dat ze bij mij op de koffie komen (er is nog nooit een dichter bij mij op de koffie geweest) maar dat ik gedichten van hun hand gelezen heb. En daarnaast ken ik nog vele dichters alleen maar van naam. Vaak op die naam gestombeld, maar nooit iets van gelezen. Tomas Lieske is er zo één. En het gekke is, ik had nooit wat van hem gelezen en toch had ik de stelligste overtuiging dat het he-le-maal niks was. En nog een beetje vreselijker misschien. Waarom dacht ik zo? Ik weet het niet. Misschien vond ik het meer een naam voor een soapacteur. Misschien omdat ik een keer een fotootje van hem zag, en ik vond hem een beetje op Paul Witteman lijken. Iemand die een beetje op Paul Witteman lijkt, kan geen fatsoenlijke poëzie schrijven. Kan ook tellen als vooroordeel he? Misschien omdat hij een roman over Beethoven schreef. Misschien vanwege die theaterfascinatie van hem. Ik weet het niet. Maar ik had die Lieske al afgeschreven vooraleer ik ook maar één (1) letter van hem gelezen had. En daar ging vandaag verandering in komen, op donderdag, toen ik zat, na CAConrad gelezen te hebben, na koffie gedronken te hebben, toen de mjoeziek al verstomd was, toen ik zat, nog steeds, dat wel (en zitten is de ergste verslaving zitten is de verslaving die ons allen doden zal) (maar dood moet je toch en zitdood is na ligdood de mooiste dood) (Robert Walser dood in de sneeuw, ook een moje dood) (Robert Walser die zei Je hoeft niet iets bijzonders te zien, je ziet al zo veel), toen ik zat en las. In Lieske. Het spettert geluk.

Ik las. Ik lees.

Wat las ik, wat lees ik?

Wel.

Noem het een poëem; noem het een prozagedicht; noem het een novelle in verzen; noem het een toneeltekst, ook goed. Ja theater kan soms goed zijn. Ik vind theater goed als het niet teveel theater is. Hoe heette ook alweer die Amerikaanse dichteres (of was het een dichter?) die een dichtwerk de vorm van een toneeltekst had gegeven, ik vond dat goed, ooit, ik sprak daarover, ooit, op ze veezboek, maar ik heb allang geen veezboek meer en dat boek gaf ik weg aan iemand die ik nooit meer zie, ik weet dat ik het geweten heb, ooit, die naam, maar ik weet ook dat ik het nooit meer ga weten, terug, die naam. Of geef Het spettert geluk geen naam, dingen worden er niet altijd perse mojer van als zij namen krijgen. Dat het in dit (?) (poëem) (?) (deze toneeltekst?) (?) (ah:) dit boek barst van de weerbarst – zoveel kan ik u al wel vertellen.

Het geeft mensen. In een ark. Of is het een duikboot? Mensen zitten vast op de bodem van de Seine. Ze praten. Soms lijkt het Zuid-Afrikaans, een enkele keer wel jiddisch. Om de tijd te doden dragen ze poëzie voor, voeren ze toneelstukken op. Toneelstukken opvoeren in wat een toneelstuk lijkt te zijn, het Droste effect is ook een band, trouwens. Vanuit de patrijspoorten zien ze rotzooi langs drijven. Pizzadozen. Tuinen. Een kaffee. Een gehoorapparaat. Een sliert kinderen, hand in hand.

Het geeft een kapitein, ook. Keto Stiefcommando. Over wie Lieske naar het schijnt al vaker schreef. En die in zijn schip of ark of onderzeeër meegekregen heeft: “alle klonkies en daklozen, de gammerkoppen en de knorhanen, de trompoppies en die meisies van die nag, de liereman en de wijn-wijn-kropdoffer”, die luisteren naar namen als Arabia Felix, Merci Merci, Sua Vecito, Mosje Hercuul, Imker Graat en Damn Good Memory. Markante namen voor markante personen hee waar, wanneer zei ik dat eerder?

Keto Stiefcommando zoekt en mist zijn dochter. Keto Stiefcommando schrijft brieven aan Susanna Shakespeare. Keto Stiefcommando likt aan zijn beïnkte pen, wat zijn tong en bovenlip kwaadaardig donkert. Soms, tijdens het lezen, dacht ik hem voor me te zien. Dan zag ik Kiefer Sutherland voor me. Heet die zo? Kiefer Sutherland? Dat is toch geen naam? Maar ik zag hem. Met dat rechthoekige brilletje dat hij in die ene film droeg. Was dat Flatliners? Of heeft hij die altijd op, die bril, misschien is dat gewoon de bril van die vent, die dingens, die Kiefer Sutherland ofzo. Dat zal me leren niks te weten van film.

En het bonkt in Het spettert geluk. Het bonkt en het davert en het schroeit en het snijdt en het rijt open -ja!- maar ook kabbelt het en heeft het lief en troost het en drijft het. In Het spettert geluk. Het is licht, en het is duister. En zwaar op de hand, soms. De gesprekken, bijvoorbeeld. Of ze toneelstuk zijn, of tussen de coulissen gevoerd worden; de onderwerpen zijn veelal niet vederlicht. Dat gaat over verkrachting, vermiste dochters, ongewenste zwangerschap, de vervuiling van de Seine. Lieske saust dit dan wel op met hiere of daare scheutjes absurdisme en met razende taalliefde (echte liefde is taalliefde, ik zeg) (de taal zodanig diep liefhebben dat je haar uit haar boeien wil bevrijden), maar niettemin is dit boek diergelijk vulzame kost dat ik mijn leeshonger er snel door gestild wist. Twee of drie bladzijden kon ik hebben – in een enkel geval vier of vijf. Dan moest ik iets anders gaan doen. Het dak dweilen, mijn navel schoonmaken, Sebastiaan ontluizen, de vaat begraven in de achtertuin, ijzer met handen breken, de stilte een nieuw verfje geven – al wat niet lezen in Het spettert geluk was.

En dus lees ik niet, maar lees ik verder, lees ik een andere dag verder. Een dag die geen donderdag is – zelfs geen poging tot donderdag. En ik lees, en ik denk dit is niet het mooiste dat ik ooit las. Ik lees, en ik denk dit is niet het gaafste boek van het decennium. Ik lees, en ik denk Het spettert geluk doet me niet willen naar boven gaan, naar zolder, uit het raam klimmen, het dak op, en daar staan, op mijn dak, mijn pas gedweilde dak, met luide stem voorlezen, schreeuwend voorlezen, brullend, ei zo na schuimbekkend voorlezen, hele passages, hele bladzijden, misschien wel het hele boek. Gewoon. Omdat ik wil dat het gehoord wordt. Omdat het te mooi is om niet gehoord te worden door iedereen. Of. Naja. De mensen in mijn straat dan. Nee. Dat soort boek is het niet.

Het is gewoon – ja wat eigenlijk?

Het is poëem of toneeltekst of novelle in verzen of politiek pamflet of woedende schreeuw of de dans der dollen. Of een boek. Gewoon een mooi boek. Niet minder. Vooral ook niet meer.

Dus ik zit. Op weeral een andere dag. Misschien woensdag. En ik denk Eigenlijk toch geen boek om vooroordelen mee te vergruizelen. Maar het is dan ook geen donderdag vandaag. Mijn vooroordeel tegen Lieske is met Het spettert geluk niet vergruizelt – je zult mij niet in de nabije toekomst brullend naar de boekwinkel zien rennen om alles van Lieske aan te schaffen (met die roman over Beethoven, zeg ik gans bevooroordeeld, mag je van mij almeteens de kachel aansteken). Geen vergruizeling. Zeg liever: traagweg opgelost. Als een suikerklontje in een kopje koffie. De koffie van een dag die geen donderdag is en ook geen poging tot een donderdag. De koffie die ik liever ongezoet drink. De koffie waarvan ik drink, denk Gadverdamme wat zoet, dan drinken, rustig, en zeggen: Die Lieske die deugt wel. Dat spettert dan geen geluk maar op dagen die niet eens pogen donderdag te zijn is het fijn en fijn is goed. Je hoeft niks bijzonders te zien. Je ziet al genoeg.

Tomas Lieske Het spettert geluk Recensie

Het spettert geluk

  • Schrijver: Tomas Lieske (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 7 december 2021
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Prijs: € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de bundel

  • “Tomas Lieske creëert opnieuw een enerverende wereld in ‘Het spettert geluk’ — hoe aanstekelijk alleen al die titel.” (Trouw)

Flaptekst van de bundel met nieuwe gedichten van Tomas Lieske

Tomas Lieske voert in de magistrale bundel Het spettert geluk opnieuw de op straat levende verschoppelingen in Parijs ten tonele. Ze zijn door Keto Stiefcommando samengebracht in de Arc: een schip dat eerst potsierlijk is opgetuigd en dat daarna tijdens een reis door een achterbakse bemanning veranderd is in een onderzeeboot. Wanneer de Arc vastloopt in de Seine en tot op de bodem zinkt, zien de verbaasde zeeschuimers hoe de achtergebleven Parijse beschaving, van Egyptische beelden tot quinoasalades en van scooters tot corseletten, in de rivier plonst en langs hun onderzeeramen met de stroom meedobbert. Het spettert geluk is een echte Lieske: vol virtuoze taal en spetterende beelden.

Bijpassende boeken en informatie

Jan Baeke – Het verkeerde hart

Jan Baeke Het verkeerde hart recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 25 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij de bundel met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter Jan Baeke.

Jan Baeke Het verkeerde hart recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het verkeerde hart. Het boek is geschreven door Jan Baeke. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter Jan Baeke.

Jan Baeke Het verkeerde hart Recensie

Het verkeerde hart

  • Schrijver: Jan Baeke (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 25 januari 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Jan Baeke

Aandacht. Alle personages die Jan Baeke opvoert in Het verkeerde hart zoeken naar aandacht, leven bij aandacht, vragen of eisen aandacht. Zo ook de moeder, die een van de centrale figuren is: ‘Mijn moeder was op straat om god te spreken./ Het was warm, de stad was uitgelopen en/ de vuilniszakken, de verkeersopstoppingen/ en het bedelen langs de terrassen groeiden aan.’ De personages kiezen niet zelden voor aandacht van de verkeerde soort, uit onderdanigheid, uit een zwak zelfbeeld. De figuur Eddy is dan weer iemand die op vrij narcistische manier aandacht opeist.

Het verkeerde hart bestaat uit drie afdelingen, en laat zich makkelijk lezen als een roman, waar alle personages door elkaar heen lopen en praten, van elkaar houden, elkaar wantrouwen en onmachtig zijn werkelijk in evenwicht te leven. Het gaat hierbij vooral om het tonen van de verschillende manieren en strategieën waarmee wij een ander ‘inschakelen’ om onze plek in de werkelijkheid te bevestigen of te veroveren.

Bijpassende boeken en informatie

Jan-Paul Rosenberg – Laatste foto van de vrede

Jan-Paul Rosenberg Laatste foto van de vrede recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 22 maart 2022 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het boek met poëzie van de Nederlandse dichter Jan-Paul Rosenberg.

Jan-Paul Rosenberg Laatste foto van de vrede recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de bundel Laatste foto van de vrede. Het boek is geschreven door Jan-Paul Rosenberg. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met gedichten van Jan-Paul Rosenberg.

Jan-Paul Rosenberg Laatste foto van de vrede Recensie

Laatste foto van de vrede

  • Schrijver: Jan-Paul Rosenberg (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 22 maart 2022
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de dichtbundel van Jan-Paul Rosenberg

In Laatste foto van de vrede voert Jan-Paul Rosenberg ons vanuit onze vertrouwde wereld weg naar een postapocalyptisch bestaan, bevolkt door een soort die speelbal is van een voortschrijdende transformatie en vervreemding. In wat volgt gaat het over gaming en framing; over vloggers, moraal en psychiatrie; over dood en leven; over een computerscherm als ultieme werkelijkheid; over de aloude roep om Heldere Leiders, maar uiteindelijk toch ook weer over de mens, die zijn bestemming vindt in de verbondenheid met de elementen. Rosenberg schetst verontrustende visioenen, maar zijn barokkerige poëzie getuigt desondanks van een intelligent en erudiet soort levenslust.

Bijpassende boeken en informatie

Toon Tellegen – Tot de winter er op volgt

Toon Tellegen Tot de winter er op volgt recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 16 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse schrijver en dichter Toon Tellegen.

Toon Tellegen Tot de winter er op volgt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Tot de winter er op volgt. Het boek is geschreven door Toon Tellegen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van Toon Tellegen,

Toon Tellegen Tot de winter er op volgt Recensie

Tot de winter er op volgt

  • Schrijver: Toon Tellegen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 16 november 2021
  • Omvang: 56 pagina’s
  • Prijs: € 12,50 – € 17,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Toon Tellegen

In Tot de winter er op volgt dicht Toon Tellegen over het gezicht van de ouderdom. Nu eens kijkt hij met weemoed terug op het leven, dan weer schopt hij vol bravoure het einde ervan vér voor zich uit.

Het verleden slaat op de vlucht,
het is bang voor mij

ik zou het wat aan kunnen doen,
het laten stikken bijvoorbeeld, of vergeten

en dan alleen verder gaan
met alleen maar heden voor mij, achter mij

ik zou niets meer wegen,
nooit meer die loodzware voeten, die rug die bezwijkt,
die plotselinge steen in mij

en nooit meer schrijven, doorkrassen, verfrommelen, verdoezelen.

Bijpassende boeken en informatie

Hester van Hasselt Bianca Sistermans – Een mogelijk begin van veel

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie en informatie boek over 29 dichters aan het werk. Op 2 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido het boek met interviews met dichters van Hester van Hasselt en foto’s van Bianca Sistermans.

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Een mogelijk begin van veel, 29 dichters aan het werk. Het boek is geschreven door Hester van Hasselt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud dit boek met interviews met dichters afgenomen door Hester van Hasselt en met foto’s van Bianca Sistermans.

Recensie van Tim Donker

Dus. Eigenlijk was ik iets anders aan het lezen. Eigenlijk was ik Zelfmoord van Édouard Levé aan het lezen. Maar men overhandigde mij dit. Dit werd mij overhandigd op een grauwe zaterdagmorgen. Behalve dat het middag was, en zonnig. Behalve dat het regende. Ik kwam alleen maar even langs en ik kreeg Een mogelijk begin van veel in mijn handen gedrukt. Het zat nog in folie. Dat vond ik mooi, dat het nog in folie zat. Alle woorden in het boek hield ik hier in mijn hand, maar ik kon ze niet lezen. Ook dat is poëzie. Ik deed het boek in mijn stuurtas en fietste verder. Verder, verder. Altijd maar verder.

Avond. Joanne Robertson op de steerjoo. Voorzichtig haal ik Een mogelijk begin van veel uit zijn beknellende folie. Ik tast. Ik voel. Ik kijk. Ik blader. Er is muziek, en er is dit boek. Alles is goed. Goed bier ook, dit. Moet ik vaker drinken. Ik drink. Ik voel. Ik kijk. Ik tast. Ik blader. Negenentwintig dichters aan het werk. Aan het werk, nog wel. Wiens laatste woorden waren dat ookalweer? Iemand, een filosoof of een wetenschapper of een dichter, zei “Aan het werk” en stierf. Maar hier wordt eventjes niet gestorven. Hier wordt ieder sterven tot nader order opgeschort. In ieder geval zolang ik drink en voel en kijk en tast en blader en lees.

Wanneer is een dichter aan het werk? Een dichter is aan het werk als hij dicht. Je kunt wel over het oeuvre van een dichter spreken als “zijn werk” maar toch is het werk het werk niet. Het werk is dichten en als er een gedicht is, is er gedicht, en als er gedicht is, is het werk gedaan. Ik wist op voorhand niet goed hoe ik me dit boek moest denken. Misschien het gedicht zien ontstaan. Misschien de zin en dan de andere zin, en tussendoor zie je hem ook naar het toilet gaan?

Een mogelijk begin van veel is veel. Het is een mooi boek, dat ten eerste, het ziet er schitterend uit. Het zijn foto’s, het zijn gesprekken, het is poëzie. Het is dat alles en je kunt het gewoon vasthouden. Met één hand, terwijl je in je andere een glas bier ofzo. Meng de zeedruif met de wijn. En geef de dichter ook wat.

Het begint met de portretten. Je kende de dichters al? Nu heb je er een beeld bij. Je weet dat Delphine Lecompte tussen elf uur ’s ochtends en één uur ’s middags schrijft (vermoedelijk de meest onpoëtische tijd van de dag) en van de boeken van Daniil Charms houdt (wie niet, Delphine, wie niet); dat Berend Wesseling een megalomane eikel is, dat de dagen van Pieter Boskma leeg moeten zijn of dat Menno Wigman graag Joy Division wilde zijn. Maar een werkelijk beeld is er ook. Die foto’s. Die prachtig moje foto’s van Bianca Sistermans. Kira Wuck zit voor het raam te lezen (welk boek leest zij daar & die kat onder die stoel lijkt me een hele lieve kat maar van die in het raam weet ik het nog niet zo net). Maarten van der Graaff ziet er veel jongensachtiger uit dan ik me hem had voorgesteld (heel veel Maarten in die foto). Het haar van Sasja Janssen is mooi, en haar kijken blijft niet lang van papier. Radna Fabias zit op de bank en rookt een sigaret. Er ligt een kleedje op die bank. Voor de bank, op de grond, zit een poes. Dat is een lieve poes, denk ik. Bij Vrouwkje Tuinman ook alweer een poes. Hebben dichters vaker katten? Het zijn onwijs poëtische dieren natuurlijk. Variërend op een tekst van Laurie Anderson zou ik kunnen schrijven: que es mas poëtisch? hondje of poes? Zou ik kunnen schrijven. Maar ik doe het niet.

Het is een tamelijk lijflijk werk, dit Een mogelijk begin van veel. Dichters zien daar waar ze dichten, met hun dagdagelijksheden om zich heen. En dan nog het praten over hoe ze werken. Woorden over woorden. Een verdubbeling wordt vier, wordt acht, wordt zestien. Weetikveel. Ik was nooit zo goed in rekenen.

De gesprekken werden niet perse voor dit boek gehouden. Het zijn veelal oudere gesprekken, de meeste voor Awater en Poëziekrant. De oudste dateert van mei 2013 (de mei van 2013 was mooi, was erg mooi, toen werd mijn zoon geboren); het jongste werd gevoerd in juni 2021. In het begin was het nog anders want in het begin was de interviewer totaal afwezig in de eindtekst. Maar dan, een dichter of zes later duikt ze ineens op. De woorden in de tekst niet langer alleen de woorden van de dichter. Neh. Des dichters woorden nu voorafgegaan door een vraag.

In eerste vond ik dat jammer. Die monologen van die dichters, die vond ik wel prettig. Alsof je ze wat voor zich uit hoort mijmeren, tegen niemand in het bijzonder of toch maar tegen mij dan misschien. Ik hoorde ze praten. Diepe, donkere, enigszins gruizige stemmen hadden zij. Ook de vrouwen. Ze praatten over poëzie, en over het maken van poëzie, en over het maken van hun poëzie. Dit zou een lateavondprogramma moeten zijn, ‘k dacht. Om een uur of twaalf. Dichter, whisky in de hand (whisky moeten ze drinken whisky zullen ze drinken allemaal moeten ze whisky drinken), en dan praten over hoe dat allemaal gaat met het schrijven van een gedicht. Hoe gaat dat dan, vragen de mensen zich af. Dan gaat dat zo, zegt de dichter. En praat. Mooi zou dat zijn. Daar zou ik wel naar kijken.

Maar dan worden monologen ware vraaggesprekken, de interviewer die zichzelf er eerst uitgefilterd had, stapt in beeld. Weet je, eigenlijk hou ik niet zo van de interviewvorm. Dat vraag-antwoord-vraag-antwoord ritme is me te springerig, te vluchtig. Te schools misschien bijna. Het geeft bovendien te veel voedsel aan storende bijgedachten. “Maar dat is geen antwoord op de vraag”, kan ik denken. En: “Wat een stomme vraag”, kan ik denken. En “Waarom wordt hier niet op doorgevraagd?”, kan ik denken. Kan ik allemaal denken. Maar dat denk ik niet. Denken dat je iets gaat denken en het vervolgens helemaal niet denken. Ook dat is poëzie.

Ik blijf lezen in Een mogelijk begin van veel. Verwoed, voor mijn doen. Meestal lees ik vele boeken door elkaar.  Maar Édouard Levé is vergeten, even. Ik lees in mijn leesstoel. Die voor het raam staat, vlak bij de tuindeur. Cognackleurig. Armleuningen op precies de goede hoogte voor het lezen van een boek. Niet te hoog, niet te laag. Fijne leesstoel, die leesstoel. Daar zit ik, en lees. In Een mogelijk begin van veel. Keer na keer (ik lees wel vaak & ik lees wel veel maar ik lees nooit erg lang achter elkaar door); in iets minder dan een week heb ik het boek uit. Het zijn maar 255 bladzijden maar toch is dat voor mijn doen erg snel.

Dat ik iedere keer weer word teruggezogen naar dit boek, ook waar monologen vraaggesprekken zijn geworden (en dat met mijn ingesleten achterdocht tegen interviews en interviewers) komt door Hester van Hasselt. Hester van Hasselt is fantastisch. Ze is geen Michaël Zeeman-achtige eigengeiler die interviewend vooral bezig is de eigen eruditie te etaleren en ook geen Ischa Meijer-achtige zuiger die de geïnterviewde woorden wil ontlokken die die eigenlijk niet kwijt wil. Dat snapte ik tijdens mijn opleiding al niet. Meijer heette een meesterinterviewer te zijn. Waarom?, vroeg ik mijn docenten op een keer, Waarom is die man volgens jullie dan zo goed? Omdat hij mensen dingen kan laten zeggen die ze eigenlijk niet kwijt wilden, was het antwoord. Dan maakt onwellevendheid iemand dus tot een goed interviewer?, vroeg ik. Maar die laatste vraag bleef onbeantwoord.

Van Hasselt is egocentrisch noch onwellevend. Nee. Hester van Hasselt is één en al liefde. Liefde voor haar gesprekspartner. Liefde voor de taal. Liefde voor poëzie. Dat druipt, met emmers tegelijk, van dit boek af. Een mogelijk begin van veel is zo’n ontzettend liefdevol werk.

Zit in uw stoel (cognac- of anderskleurig) en zet muziek op. Leg een seedeetje op. Ik zou Hamnskifte adviseren. De plaat heet Födzlepijnan maar dat mag je vergeten want Hamnskifte heeft maar één plaat gemaakt (het is een beetje een mysterie met dat Hamnskifte. naar het schijnt zou niemand precies weten wie het zijn of waar ze vandaan komen – ook dat is poëzie). Lees. Lees uzelf doorheen de herfst. Kijk. Lees. Voel. En tast. Dit zijn de dichters. En dat hun gedichten.

Ja als ik dan toch nog enige kritiek naar voren mag brengen: dat poëziegedeelte, dat had natuurlijk veel dikker moeten zijn. Dat hadden minstens vijf gedichten per dichter moeten zijn. Minstens. Meer poëzie. Altijd meer poëzie. Ik neem klotepoëzie met liefde op de koop toe als daar ook meer fantastische poëzie mee vrij komt. En dat doet het altijd. Zo werkt dat immers met poëzie. Het is het mooiste medium dat er is. Dat zegt niet dat het niet mis kan, en goed mis kan ook. Dat zegt alleen dat wanneer het raak is, het meteen hemels is.

Ik kende niet alle dichters hier bijeengebracht. Sommigen ken ik goed, heel goed. Van sommigen staan hier dichtbundels in de kast. Een of meerdere. Maar sommigen kende ik niet, zelfs nog nooit van gehoord. Anderen kende ik alleen van naam of misschien heel vaag van één enkel gedichtje ooit gelezen. Maar meer niet. Want soms gaat dat zo. Is er tot op heden niet echt een aanleiding geweest om eens wat nader onderzoek te doen naar zo’n naam die maar passief ergens in je brein ligt te liggen. Of is het gewoon fijn om totaal bevooroordeeld te zijn en te denken Dat gaat helemaal niks zijn met die die-en-die, zelfs zonder ooit één letter gelezen te hebben van die die-en-die. Hou vast aan je vooroordelen. Je kunt niet zonder. Je kunt niet elk vooroordeel verruilen voor feitelijke kennis. Tenminste niet als je nog zoiets als een leven hebt, met dingen die gedaan moeten worden (aardappels schillen ofzo).

Gewoon maar zitten. En lezen. Weer. Nog steeds. Soms de totale overrompeling. Remco Campert. Wat is dat gedicht van hem allejezus goed! Lamento heet het. Ik kende het niet, ik ken eigenlijk niks van Remco Campert. Eén boek van hem doek ooit op in de nalatenschap van mijn opa. Zijn bibliotheek was al behoorlijk geplunderd door diverse familieleden toen mijn vader en ik daar aankwamen. Ik nam maar wat mee, ongericht. Willekeurig. Er zat een boek van Remco Campert tussen, van de boeken die ik die dag meenam, is dat één van de weinige die ik daadwerkelijk gelezen heb. Ik weet niet meer hoe het heette. Er stond geloof ik een luciferdoosje op de voorkant. Het was maar een dun boekje. Ik vond het niet slecht, ik vond het niet goed. De kok van een restaurant waar ik ooit werkte, was bezeten van de poëzie van Campert. Hij duwde me zijn gedichten herhaaldelijk onder de neus. Ik vond ze niet slecht, ik vond ze niet goed. Ik vond het vooral fijner mijn vooroordeel tegen Campert in stand te houden. Het leven is vurrukkulluk. Niet gelezen. Nog geen fragment eruit. Maar het waren altijd van die meisjes, van die vervelende meisjes, van die hele vervelende meisjes die met dat boek dweepten. Alweer een reden om iemand voorgoed weg te schrijven. Campert. Vervelendemeisjesschrijver. Daar hoeven we al niet meer naar om te kijken. Scheelt weer boeken. Kopen en lezen.

(zegt Campert hier, in dit boek, in dit Een mogelijk begin van veel overigens dat Het leven is vurrukkulluk is geschreven onder invloed van Queneau dus misschien moet ik het toch maar eens gaan lezen? je kunt je invloeden slechter treffen immers. vele malen slechter)

Maar met dit Lamento moet ik me gewonnen geven. Wat een geweldig gedicht. Ja, hier wilde ik dus meer van. Dat is waarom ik zeg: minstens vijf gedichten per dichter. Waarom luisteren jullie nou niet? Nou moet ik weer mijn kot uit, naar ergens een bibliotheek ofzo, nou moet ik meer, nou wil ik meer. Meer van Campert lezen.

Lieke Marsman. Oh. Ook zo’n naam die ik al had weggeschreven, met nog minder reden dan Campert. Wiegeliedje voor wie alles moet heet haar gedicht en het is mooi en het is lief en het is warm en het is een klein beetje gek en ik wil meer.

Antjie Krog. Waarom ik haar niet eerder ben gaan lezen kan ik niet zeggen. Ik ben nochtans een liefhebber van Zuid-Afrikaanse literatuur. En toch. Ik weet niet. Haar moniaal heeft alles wat ik goed vind. Experiment, taalwoede en iets duisters, iets bijbels, iets dreigends. Maar waarom, Alfred Schaffer, zelf een geniaal dichter, het Zuid-Afrikaanse wyle niet gewoon laten staan? of vervangen door wijle, dat kan ook, is misschien beter zelfs, ik vertrouw die Griekse y nooit zo (te spits en te schuin als u het mij vraagt), maar god, toch niet, in jezusnaam niet, nooit “poos”. poos is zo’n afschuwelijk lelijk woord. poos is misschien wel het lelijkste woord uit de Nederlandse taal en zeer zeker geen goed equivalent van het schitterende wyle.

Radna Fabias. Haar gedicht wervelt me om, omwervelt me. Is dat een woord, omwervelen? (die rode kronkellijn die mijn computer er nu onder zet doet me denken van niet). Het is overal in de kamer. Het is muziek op papier. Het leeft.

Ghayath Almadhoun. Vertelde zijn gedicht gedeeltelijk na in het interview. Ik vond de navertelling op eerste oog beter dan het gedicht zelf. Vooral de zin “en het meeste was gemaakt in China” mis ik deerlijk in het werkelijke gedicht. Maar op het eind wordt het gedicht dan toch weer beter dan de hervertelling. Het kan een sprookje zijn, of een allegorie ofzo. Het kan ook gewoon een bloedmooi prozagedicht zijn.

En Ester Naomi Perquin. Ja. Die een vreemdsoortig pakketje krijgt bezorgt. Op woensdag dan nog, dat vond ik misschien wel het mooiste. Dat het op een woensdag was. Schoonste dag der dagen, zei mijn moeder altijd. “Maar wij stapten voorzichtig de doos in en zagen / dat we mooier dan ooit vergeten zouden wat we / dachten dat ons te wachten stond.” Dicht Perquin en die zin moest ik drie keer overlezen voordat ik door de schoonheid de betekenis begon te ontwaren. Dat is toch fantastisch? Dat de dichter je een prachtige mist in lokt en dat je pas later begint te beseffen dat er in die mist meer is dan alleen maar pracht? Ook dat is poëzie.

Dus. Ja. Wat zei ik? Een mogelijk begin van veel is veel. Ik heb prachtige foto’s gezien, ik heb fijne monologen gehoord die een teeveeprogramma hadden kunnen zijn, ik heb prettige gesprekken mogen lezen en ik heb moje, hele moje poëzie in mijn handen gehouden daar in die cognackleurige stoel met die heerlijke armleuningen, die stoel daar, voor het raam, bij de deur. Wat een mooi boek. Om te zien ook, zei ik dat al? Ja dat zei ik al. Maar fysiek ook echt een beeldschoon boek. Zo mooi dat ik het vreselijk vond toen ik er een vlek op maakte. Ik had een bloedend oor, ineens (Lezen tot je oor bloedt was de titel van deze bespreking geweest als ik dit besproken had in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels gaf). Ik voelde met mijn hand aan mijn oor (het linker), verrek mijn oor bloedt. Nu zat er ook bloed aan mijn hand. Ik legde Een mogelijk begin van veel neer. Nu zat er bloed aan het boek. Op de kaft.

Dat vond ik erg. Dat vond ik heel erg. Normaal heb ik daar niet zoveel last van. Als er barsten komen in cdhoesjes of scheuren in de pagina’s van een boek. Koffie wil er ook nog wel eens overheen gaan. Zolang het leesbaar blijft vind ik dat allemaal niet zo erg. Maar dit keer wel. Ik boende. Ik boende hard. Ik boende zo hard ik kon, maar de vlek bleef zitten. Wat wel weg ging was het “het” van “29 dichters aan het werk”. Nu staat er “29 dichters aan [vage vlek] werk”, en de bloedvlek is verkleurd tot een niet meer al te opvallend donkerbruin vlekje schuin onder het weggeboende “het”. Dat vond ik erg. Dat vond ik heel erg. Dat vond ik ontheiliging, ontering, schandelijk. Toen dacht ik Maar ik heb mijn eigen exemplaar nu wel totaal uniek gemaakt. En ook dat is poëzie.

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie

Een mogelijk begin van veel

29 dichters aan het werk

  • Schrijfster: Hester van Hasselt
  • Foto’s: Bianca Sistermans
  • Soort boek: interviews, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 2 november 2022
  • Omvang: 264 pagina’s
  • Prijs: € 25 – € 30
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek over 29 dichters aan het werk

Een mogelijk begin van veel is een ontmoeting met 29 dichters in woord en beeld. Een poging vat te krijgen op het wonderlijke proces van het dichten. Portretten dicht op de huid, gesprekken over het schaamteloos gebruik van rijm, ziek worden van een komma en uitrusten in een gedicht. Over klauwen en stinkveren, eerzucht en gretigheid, over glimpen van een nieuwe taal en de bodem van je blik. In Een mogelijk begin van veel weerklinkt een veelstemmig geluid uit het hedendaagse poëzielandschap. Een fotoboek, een bundel interviews en een poëziebloemlezing ineen.

Interviews Hester van Hasselt, fotografie Bianca Sistermans.

Met Delphine Lecompte, Bernard Wesseling, Remco Campert, Pieter Boskma, Mustafa Stitou, Menno Wigman, Bernke Klein Zandvoort, Lieke Marsman, Kira Wuck, Rozalie Hirs, Antjie Krog, Maarten van der Graaff, Anneke Brassinga, Hafid Bouazza, Miek Zwamborn, K. Schippers, Ted van Lieshout, Bette Westera, Edward van de Vendel, Anne Vegter, Sasja Janssen, Kreek Daey Ouwens, Radna Fabias, Ghayath Almadhoun, Alfred Schaffer, Vrouwkje Tuinman, Joost Oomen, Ester Naomi Perquin en Eva Gerlach.

Bijpassende boeken en informatie

Nyk de Vries – Asman

Nyk de Vries Asman recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 12 november 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers van dichter Nyk de Vries.

Nyk de Vries Asman recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering lezen van de dichtbundel Asman. Het boek is geschreven door Nyk de Vries. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit nieuwe boek met poëzie van de Nederlandse dichter Nyk de Vries.

Nyk de Vries Asman Recensie

Asman

  • Schrijver: Nyk de Vries (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 12 november 2021
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van het boek

  • “Zulke poëzie, waarin de dichter in een videoclip straatinterviews organisch verweeft met zij gedichten – dat is uniek.” (NRC Handelsblad)

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Nyk de Vries

In Asman (Leeuwardens voor ‘Vuilnisman’) bundelt Nyk de Vries zijn werk als Dichter fan Fryslân en brengt hij tegelijk een nieuwe serie prozagedichten – een vorm waarvoor hij al veel lof ontving. Zo komen voor het eerst zijn twee belangrijkste kwaliteiten samen: het creëren van een intense sfeer waar van alles aan de hand is, gecombineerd met de lichtheid van de relativering, zodat zijn karakter zich ten volste toont: een dichter die wil verbinden, maar tegelijk zonder schaamte de vinger op de zere plek legt, met humor uiteraard.

Bijpassende boeken en informatie