Tag archieven: verhalen

John Cheever – Visioen van de wereld

John Cheever Visioen van de wereld recensie en informatie verhalenbundel samengesteld en ingeleid door Julian Barnes. Op 26 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel A Vision of the World van de Amerikaanse schrijver John Cheever.

John Cheever Visioen van de wereld recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel Visioen van de wereld. Het boek is geschreven door John Cheever. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met een selectie van de verhalen van de Amerikaanse schrijver John Cheever, samengesteld en ingeleid door Julian Barnes.

John Cheever Visioen van de wereld Recensie

Visioen van de wereld en andere verhalen

  • Schrijver: John Cheever (Verenigde Staten)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: A Vision of the World (2021)
  • Nederlandse vertaling: John Fastenau, Else Hoog
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 26 augustus 2021
  • Omvang: 352 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van het boek

  • “De bundel Visioen van de wereld houdt een groot schrijver levend en draagt een thematiek die blijvend actueel is.”  (De Limburger, ★★★★★)
  • “De verhalen van John Cheever zijn van een heerlijke lyrische achteloosheid. Hij beschrijft en oordeelt niet, voor de lezer een bijna verlichtende ervaring.” ( NRC, ●●●●●)
  • “Een beknopte kroniek (…) van het bitterzoete bestaan in het burgerlijke, suburban Amerika van de jaren vijftig, evenals een caleidoscopisch portret van de schrijver zelf.” (De Groene Amsterdammer)

Flaptekst van het boek met verhalen van John Cheever

Een nieuwe selectie korte verhalen van de grootmeester van het genre, samengesteld door bewonderaar Julian Barnes. Inclusief vijf verhalen die nooit eerder in het Nederlands zijn verschenen.

‘Visioen van de wereld en andere verhalen’ van John Cheever is een nieuwe selectie korte verhalen van de grootmeesters van het genre, samengesteld door Julian Barnes, sinds jaar en dag bewonderaar en zelf schrijver van korte verhalen. Deze bundel bevat vijf verhalen die nooit eerder in het Nederlands zijn verschenen. Nog altijd wordt Cheever op handen gedragen door schrijvers én lezers over de hele wereld. Al tijdens zijn leven, in 1978, werden zijn korte verhalen gebundeld in een collectie die prompt met de Pulitzerprijs werd bekroond. De carrière van John Cheever omspande bijna vijf decennia en was onlosmakelijk verbonden met het tijdschrift ‘The New Yorker’. In inmiddels iconische verhalen zoals ‘De zwemmer’ en ‘De trein van vijf uur achtenveertig’ legde Cheever – ooit tot ‘Tsjechov van de voorsteden’ uitgeroepen – de sudderende, in gin gedrenkte verlangens bloot van de Amerikaanse middenklasse in de jaren vijftig; hij liet de keerzijde zien van hun Amerikaanse droom.

Bijpassende boeken en informatie

Robert Menasse – De Amerikaanse bril

Robert Menasse De Amerikaanse bril en andere verhalen recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij de Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Ich kann jeder sagen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Robert Menasse De Amerikaanse bril recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel De Amerikaanse bril.  Het boek is geschreven door Robert Menasse. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met verhalen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Recensie van Tim Donker

Als er ooit een tijd gaat komen van een poort, een tijd waarop ik getuigenis moet afleggen over mijzelf, een tijd waarin ze me vragen zullen stellen; vragen als Wat is het ergste dat je ooit gedaan hebt?, dan zal ik, met hangend hoofd, antwoorden: Het ergste wat ik ooit gedaan heb, is op exact hetzelfde moment exact hetzelfde boek kopen als een toenmalige goede vriend van mij. Exact dezelfde cd kopen, wat hij en ik ook nog wel eens deden, dat is nog tot daar aan toe. (tot waar aan toe? tot daar). Maar een boek?

Het was een bundel, een bloemlezing zoals dat geloof ik heet. Jonge Vlaamse schrijvers, hoewel er ook werk van een toneelmaker in stond die bovendien niet jong meer was maar oud & gerenommeerd. Hij, de toenmalige vriend, en ik (mijn toenmalige ik) (mijn toenmaligheid), we zagen elkaar vaak in die dagen. Te vaak. Niemand wordt mooier van vaak zien, behalve mijn kinderen. We zagen elkaar vaak, en dan spraken we over het boek. Flauwzinnige gesprekken waren dat, ongeveer als volgt: “Hoe vond jij verhaal X? Ja ik vond dat wel sterk, vooral hoe hij die ouders portretteerde. Ja en dan die scene in de bibliotheek daar heb ik echt om moeten lachen. Maar verhaal Z dan? Nee dat vond ik niks, het stond bol van de kliesjees. Ja en die wending aan het eind was zo ongelooflijk gezocht! Verhaal Y weetjewel met die – Ik heb verhaal Y nog niet gelezen. Hoe kan je verhaal Y nog niet hebben gelezen je hebt verhaal Z toch ook gelezen?

Die gast stoof op. Dat zie je niet meer zo vaak, opstuivende mensen. Het heeft iets theatraals. Maar hij, hij had theaterwetenschappen gestudeerd (mensen studeren maar van alles), dus hij kende iets van goed opstuiven. Prachtig stoof hij op, “Wat???” uitroepen, en omhoog veren uit zijn stoel enzo. Verbijsterde blik. Een mondhoek hoger dan de andere. Handen boven het hoofd geheven. Nogmaals: “Wat???” En: “Jij leest een bundel op volgorde?” Ja. Dat is zo. Ik ben schuldig. Heel gek. Krijg ik een boek, doe ik de kaft open, begin ik bij de eerste bladzijde, en zo verder, tot ik bij de laatste ben. Achterkaft. Klaar. Heel gek. Maar ja. De theaterwetenschapper raasde door. Hoe truttig. Hoe fantasieloos. Hoe afgestompt. Hoe kleingeestig. Een bundel een beetje op volgorde gaan zitten lezen. Nee, dan hij. Dan eens hier, dan eens daar een verhaal lezen, vooruit, en terug, achja, rayuela een hinkelspel we kennen het allemaal. De ware revolutie: een bundel niet op volgorde lezen.

Dit alles is nu bijna dertig jaar geleden en u merkt dat het mij nog immer niet onberoerd laat. Zijn grootheid tegenover mijn kleinheid kwam opnieuw in mijn gedachten toen ik De Amerikaanse bril las van de mij voorheen onbekende Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Een bundel ja. Die begint met een eerste tekst en na de eerste tekst volgt een tweede tekst, en een derde, en zo voort, en zo vuts. De volgorde is die van de samensteller. In dit geval vertaler Paul Beers. Ik had me niet hoeven houden aan de volgorde van Beers, ik had de teksten in elke willekeurige andere volgorde kunnen lezen. Maar de anarchistische theaterwetenschapper had gelijk: ik ben fantasieloos en kleingeestig dus ik ga dat boek gewoon zitten lezen zoals Paul Beers het gewild had.

Misschien had ik dat niet moeten doen.

Of misschien ook wel.

Wat is het ding? De Amerikaanse Bril kent twee titelteksten. De Amerikaanse bril (I) is een essay en de opener van de gelijknamige bundel; De Amerikaanse bril (II) is een verhaal en min of meer het sluitstuk van dit boek (min of meer ik zeg, want dit boek is een konsert en u weet hoe dat gaat bij een konsert: er komt altijd een toegift).

Essay en proza. Proza en essay. Dat is het ding.

Dat is me wat, dat is me dat met die schrijvers. Die schrijven romans, die schrijven verhalen. Die schrijven proza, die schrijven poëzie. Die schrijven fiksie, die schrijven nonfiksie. Schrijven ze dat allemaal hetzelfde, schrijven ze dat allemaal goed? Ach. Sommigen vinden immers ook dat alles verkeerd ging toen Dylan elektrisch ging. Wie kent dat niet? Persoonlijk vind ik de poëzie van K Schippers fantasties & zijn proza niet om door te komen. En hier. De essayerende Robert Menasse. Dat is. Welja. Een essayerende Robert Menasse.

Hij spreekt daar, ja hij spreekt. Hij spreekt over twee elf septembers: die van 1973, toen de Geheime Dienst van de Verenigde Staten in opdracht van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en mét medeweten president Nixon) president Allende vermoordde en een fascistische dictatuur installeerde. Duizenden mensen werden gefolterd en vermoord; dit alles onder toeziend oog van de Verenigde Staten. En die andere elf september die -helaas misschien- bekender zal zijn, en wel die van 2001. Twee tragedies op dezelfde dag van dezelfde maand. Toch lijkt het Menasse toe dat -misschien onder andere door de omnipresente beeldkultuur die inmiddels zijn intrede gedaan had- de reactie van de wereld op die tweede 11de september onechter was: een reactie die misschien niet echt doorvoeld werd maar die je moest voelen omdat de beelden voor zichzelf leken te spreken. Zegt Menasse: “Het verwijt dat elke reactie die boven een voorgeprogrammeerde ‘ontsteltenis’ uit gaat, dat elke vraag die op een ander antwoord mikt dan op de door de massamedia voorgekookte, dat elke consequentie die niet onmiddellijk valt thuis te brengen onder de onvoorwaardelijke solidariteit met hen die de nationale en mondiale belangen door elkaar halen, kortom: het verwijt dat een genuanceerde, even kritische als zelfkritische houding meteen voor ‘anti-Amerikaans’ doorgaat, heeft de verlichting grotere schade toegebracht dan welke aanslag van antiverlichte fundamentalisten dan ook.”

Zegt daar, spreekt daar Robert Menasse en daar spreekt, daar zegt Robert Menasse een waar woord. Dat massamedia fascitoïde trekken kan aannemen wordt wederom bewezen door de huidige “coronacrisis” waarin elk ander denkbeeld dan het door Rutte en co. aangereikte meteen voor staatsgevaarlijke “wappie”-onzin door gaat. En ook nu die dodelijk vermoeiende oproep tot onvoorwaardelijke solidariteit opdat de onaangepasten al meteen als egocentrische asocialen verschijnen (en als je niet oppast kun je die paranoïcus van een Jolink ook nog achter je aan krijgen) (help me herinneren dat ik al mijn Normaal-platen verbrand) (en dan ga ik dansen, naakt en woest ga ik dansen, naakt en woest ga ik omheen het vreugdevuur dansen terwijl ik luidkeels zing). Zodat meteen maar duidelijk is wie hier de goeden, en wie hier de slechten zijn (wie noemde daar Richard Hofstadter?).

Geheel ongevoelig ben ik niet voor de boodschap die Menasse in De Amerikaanse Bril (I) naar voren brengt; ook niet als ik hem niet naar mijn eigen ideeën toe probeer te buigen. De boodschap is een ding, hoe de boodschap verpakt wordt is een tweede. Boodschappen kunnen in een fles zitten, of in een tasje of een mandje. Sedert mijn verhuis naar ergens een uithoek van nergens zitten mijn boodschappen veelal in de stuurtas van mijn werkfiets. Menasses boodschap hier zit verpakt in woorden. En wat voor woorden. Hij zegt dingen als “de inquisitie als historisch paradigma […] voor terreur”, en dan gaat het me vooral om dat “paradigma”. Hij heeft het over Kaïn en Abel. “Eerst als tragedie, dan als klucht”, zegt hij, dat op Hegel leunende gedacht van Marx dat Slavoj Žižek een heel -overigens zeer lezenswaard-  boek waardig achtte maar dat mij altijd wat geforceerd heeft aangedaan. Hij is dus, zonder daar een oordeel over te willen vellen, een vrij traditionalisties essayist. Met de zware woorden van een essayist, de traditionele bronnen van een essayist en de algehele toon van een essayist. En die tekst was de eerste tekst die ik las in De Amerikaanse Bril. En was ook mijn eerste kennismaking met Robert Menasse. En wat was mijn gedachte over hem? Wat kon mijn gedachte zijn?

Dat Robert Menasse een sympathiek man was.
Dat hij liep met het gelijk aan zijn zijde.
Dat hij een bedachtzaam en kritisch mens was.
Dat hij traditionele dingen schreef.

Ik hou niet zo van traditionele dingen. Ik hou van dingen die zich afspelen aan de randen. Het essay speelde zich niet af aan de randen. Het essay speelde zich af waar essays zich doorgaans afspelen. Veel essays hebben iets zinnigs te melden ik denk; men schrijft immers geen essay als men niks te melden heeft. Dat Menasse dingen zei die zich -misschien minder gearticuleerd- ook in mijn hoofd afspelen, maakte mij misschien iets bevattelijker voor zijn waarheid maar ik las zelden een betogend geschrift dat mij niet op zijn minst het allerkleinste beetje meekreeg. Wat hmm zo bekeken is er ook wel iets van aan. Op alles kan een lichtje geschenen worden en elk schijnsel kan overtuigend lijken. Soms maar voor zeer korte duur wellicht. Maar misschien is dat alleen maar mijn afwijking. Ik ben ook niet goed in discussies. Als ik mijn opponent een vlammende betoog hoor houden denk ik in eerste altijd O wacht misschien heb je toch wel gelijk. En dan pas later, op de fiets, in de trein, of de volgende dag in bad denk ik O nee hij had helemaal geen gelijk.

Mijn eerste indruk was niet goed en niet slecht. Een traditionalistisch essayist die toevallig iets zei waar ik het mee eens was maar die ook als hij iets had beweerd waar ik het niet mee eens was me in ieder geval even had laten twijfelen (en wordt het denken trouwens niet altoos veel sterker geprikkeld door de dingen waar we het niet mee eens zijn dan die waar we het wel mee eens zijn). Gewoon omdat taal zo werkt, omdat retorica zo werkt, omdat de betoogtrant zo werkt. Omdat er, goede See, juist nooit een duidelijk onderscheid valt te maken tussen wat zinnig lijkt en wat zinnig is. Wat voor de een lijkt is dat wat voor een ander is. Tussen dit lijken en zijn speelt het traditionalistische essayisme zich af.

Wanneer Robert Menasse, echter, proza schrijft, brengt hij een tweede laag aan. Of daaronder een derde. Een vierde vijfde zesde weetikveel ik kende die man helemaal niet ik las nooit wat van hem en toen ik het “echte” werk ging lezen (het spijt me, Robert Menasse, dat ik je proza als “echter” werk zie dan je essay maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je hierin veel meer thuis bent, je schrijfkunst veel meer tot zijn recht kunt laten komen; dat je in je proza -kortom- veel meer vermag dan in je essay) wist ik niet wat me overkwam en ook nu nog, nu het boek allang gelezen is; zelfs andere boeken van andere schrijvers zijn nu alweer allang gelezen nu ik dit schrijf, weet ik niet precies welke vuistslag me toegediend is toen ik De Amerikaanse bril (de bundel) las.

Is het die brokkelige, siekliese vertelwijze? Menasse legt lussen, Menasse strikt. Menasses verhalen zijn concentriese cirkels die zich op hypnotiese wijze vanuit een midden altijd maar verder uitdijen. Menasse omsingelt je met zijn woorden. Een omsingeling waaruit je nooit meer weg wilt.

Is het de wijze waarop hij in een paar streken een sfeer, een situatie, een sociale achtergrond schetsen kan? Hoe hij het vergrootglas legt op details en belangrijker zaken juist in het ongewisse laat? Zodat je als lezer het gevoel hebt dat je altijd net even wegkeek. Dat je net een biertje ging halen toen het gebeurde. Dat je er op het eind toch net niet de vinger achter hebt kunnen krijgen. Dat je citroenen voor je ogen in knollen veranderd zijn. Prachtig hoe de schrijver dat steeds weer in betrekkelijk weinig pagina’s voor elkaar weet te krijgen (vrijwel geen enkel kortverhaal in deze bundel overstijgt de twintig pagina’s; veruit het langste verhaal gaat daar net één bladzijde overheen).

Is het hoe vervuld van filosofie alles steeds is? Het proza is vol. Het proza is vol van. Het proza is vol van vestzakessays. Vestzakessays zoveel welsprekender, eigenlijk, dan het enige echte “eigenlijke” essay. Tal van prikkelende gedachten. Tal van, hoe noemt men zoiets, een “leesstopper” ofzo? Ik bedoel het soort van zin dat je even doet stoppen met lezen, het boek zijgt neer in uw schoot, uw hoofd richt zich opwaarts tot vlak onder het plafond, u mijmert, u peinst, u verzinkt in gedachten. Misschien krijgt u goesting te schrijven. Iets in uw dagboek, een brief aan een dierbare of -welaan- een essay. (want hoe raak, o hoe raak toch steeds).

(zo raak was het mij)

(zo raak was mij: “Ik liep op en neer. Eigenlijk doe je je hele leven niets anders. Op- en neerlopen. Je denkt dat je verder komt. Je wordt ouder en denkt, zover ben je dus gekomen. Maar je bent alleen op- en neergegaan. Als in een cel.” Ja. Hoe grappig. Hoe triest ook. Ik herinner me hoe ik een aantal jaar geleden bedacht dat het misschien beter tijd werd om te stoppen. Te stoppen met dromen. Welke dromen? Nah. Gewoon. De dromen die iedereen heeft. Dat iemand komt, en je gedichten verzamelt, en uitgeeft en dat dat een bescheiden succesje wordt en dat je dan ineens voor kortere of langere tijd “dichter” bent. Of dat je hoort van een land waar het leven goed is en dat je naar daar emigreert en dat alles wat je erover hoorde waar blijkt te zijn. Of dat iedereen die is weggegaan weer terug komt, en hier blijft, en nu voorgoed. Of dat er iets gebeurt waardoor je een radikaal ander mens wordt, anders voelend, anders denkend, anders ziend. Een heel leven lang droom je zulke dromen en natuurlijk weet je gans dat leven ergens wel dat het er nooit van gaat komen maar je staat het jezelf toe zo te blijven dromen omdat je nog dagen hebt. Nog zoveel dagen van leven hebt. Zoveel dagen gevuld met zoveel uren, zoveel uren waarin zomaar dingen gebeuren kunnen die je nooit bedacht of voorzien kon hebben. Dus mag je dromen. Maar doorheen die dromen sijpelt meer en meer het besef dat er nooit meer iets gebeuren zal, dat wat er niet in zit er ook niet uit kan komen en dat er bovendien ondertussen ook een heel stel dagen en nog veel meer uren verdwenen zijn. Een besef dat weten wordt: je hebt wel wat manoeuvres uitgehaald misschien maar veel heeft het niet geholpen. Het was slechts heen, en toen weer subiet terug. En het weten geworden besef groeit en groeit tot het uiteindelijk zo groot geworden is dat het alle dromen onder zijn gewicht verplettert. Een proces van jaren en Menasse beschrijft dat even doodleuk in zeven zinnen en dat is grappig en intriest en grappig en mooi en hartverscheurend) (en grappig ook, zei ik grappig al?)

Is het die nonchalante vertelstijl? Menasses vertellers onderbreken zichzelf, voltooien hun zinnen niet altijd of beginnen ineens doodleuk over iets anders. Zinnen kunnen terugkeren in net iets andere contexten. De lezer wordt ontregelt. De lezer wordt bedwelmd. De lezer drinkt de verhalen als alkool. De verhalen bevatten vele openingen naar andere geestesgesteldheden.

Is het een zin als: “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken”? Is het een zin als “Er komt geen eind aan een daarna.”? Is het een zin als “[I]n 1954 […] was mijn vader een twintigjarige man met dromen en spieren”? Is het een geniaal geconstrueerde zin als “De klippen waarop verwachtingen als de hare gewoonlijk stuklopen, kwamen haar nog voor als het fundament waarop ze kon bouwen.”? Is het een zin als “Zolang een leven aan het eind gereduceerd wordt tot een naam, twee getallen en een streepje ertussen, leven we niet in een informatiemaatschappij.”? Is het een zin als “Het leven is een nog grotere vergissing dan de dood.”? Zijn het zijn pakkende openingen, zoals die van Het einde van de hongerwinter: “’De aap bracht ons het eten,’ zei mijn vader, hij pauzeerde ven, ‘en een boek.’ Nu, zoals altijd, de langere, kunstmatige pauze. ‘Dat was mijn eerste bewuste herinnering.’ En die van mij. Want ikzelf had geen andere herinneringen dan die van mijn vader en grootouders – na hun ervaringen en verhalen had alles wat ikzelf beleefde nooit een blijvende betekenis kunnen krijgen. En steeds werd mij voorgehouden dankbaar te zijn dat ik in mijn naoorlogse leventje niets had moeten meemaken. ‘Meemaken’ ging in mijn familie altijd samen met ‘moeten’, en als je geluk hebt dan moet je niet.”?

Is het de humor, is het de poëzie, is het de schoonheid, zijn het de weerhaken, is het de melankolie, is het de onderkoeldheid, is het de filosofie ofnee wacht ik had het al over de filosofie gehad.

Is het dit allemaal of is het iets anders, iets dat zo geraffineerd is dat ik het niet eens bemerkt heb en misschien nooit bemerken zal tenzij misschien bij mijn vijftigste herlezing van deze prachtbundel? Hoewel de verhalen uit De Amerikaanse bril zijn verschenen in de braafste tijdschriften die je je maar voor kunt stellen (in Roodkoper zelfs nog, Roodkoper mind you, o ik heb nog geschreven voor Roodkoper, ja heel echt waar, student was ik toen, jong was ik toen, nog denkend dat het bezig was ergens heen te gaan met die mij van toen, die toenmalige mij, die was op weg, die liep overheen de grachten naar De Rode Hoed, die ging schrijven voor een blad, mensen gingen dat lezen, zo ging het beginnen want zo vangt het begin doorgaans aan, toch) (ow, okee, Eeuwige jeugd verscheen in Yang) (Yang was niet braaf) (Yang is ter ziele maar niet braaf) (Yang is gereïncarneerd als nY) (nY is wel hard op weg braver te worden dan het in het begin was, dat wel), is het proza van Menasse eerder gevaarlijk dan braaf te noemen. Gevaar, zoals Ilja Leonard Pfeiffer dat ziet ‘k bedoel. Het ontregelt. Het scheurt. Het maakt lange neuzen naar. Naar ja. Naar iets. Naar de wereld naar de mensen naar de Gevestigde Orde. Ah. Ja. Daar zijn we dan.

Want dit proza speelt zich dus wél af aan de randen. Is géén traditioneel proza. Al is het moeilijk aanwijzen waarom het geen traditioneel proza is. Je moet het voelen. Als je het leest zul je het voelen. En als je het voelt ben je verkocht.

Denk ik aan die anarkist die zó vrijgevochten was dat hij een bundel niet eens in volgorde las. Had ik dat ook moeten doen, en De Amerikaanse bril (I) (het essay) pas op het eind moeten lezen? Als een soort bonusmateriaal. Een zot extraatje. Een curiosum. Ze hadden me ook achterin het boek een code kunnen laten scannen die toegang gaf tot een filmpje waarin Menasse te zien is als goochelaar op een kinderfeestje. Zoiets. Vroeger of later kom je er toch altijd achter dat je helden ook dingen hebben gedaan die je minder vurig bewonderen kunt.

Of was de mokerslag van het proza des te harder omdat ik die na het essay niet had zien aankomen en is de door Paul Beers uitgedachte volgorde toch gewoon de beste? Kan zijn. Mokerslag het was. Ik ben wakker. Wakker voor Menasse. Ben nu hevig benieuwd naar ander werk van hem, een roman bijvoorbeeld? Want hoe dan ook – De Amerikaanse bril smaakt me naar meer. Naar veel meer. Wat een fantastische schrijver heb ik hier leren kennen.

Robert Menasse De Amerikaanse bril Recensie

De Amerikaanse bril en andere verhalen

  • Schrijver: Robert Menasse (Oostenrijk)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Ich kann jeder sagen (2009)
  • Nederlandse vertaling: Paul Beers
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 196 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de verhalenbundel van Robert Menasse

Wanneer precies eindigde de naoorlogse wereldorde? En waar was ik toen dat gebeurde? Dertien vertellers herinneren zich ervaringen die hun leven hebben gevormd. Herinneringen aan de dag waarop John F. Kennedy werd neergeschoten, de Berlijnse muur viel, de raf de industrieel Walter Palmers in Wenen ontvoerde, Griekenland Europees voetbalkampioen werd.

De geschiedenis doorkruist onze persoonlijke lotgevallen van bruiloften en sterfgevallen, mislukken en opnieuw beginnen. Robert Menasse vertelt wat we hebben meegemaakt, zodat we elkaar kunnen herkennen en begrijpen. In zijn verhalen is de historische waarheid – lees: ‘ik’ – in goede handen.

Bijpassende boeken en informatie

Kees ’t Hart – VICTORIEN, ik hou van je

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie nieuwe Nederlandse verhalenbundel. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van VICTORIEN, ik hou van je. Het boek is geschreven door Kees ’t Hart. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe bundel met verhalen van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Recensie van Tim Donker

Toen we Kees ’t Hart hadden zien lopen. Toen we gingen lunchen. Toen dat nog kon, toen je nog gedachteloos een restaurant in kon lopen, toen de Hugo restauranteigenaren nog niet verplicht had te discrimineren op medische gronden. Toen het al herfst begon te worden. Toen we daar zaten. Toen we doorheen het raam Kees ’t Hart zagen lopen. Toen het nog dat jaar was waarin ik geloven kon dat we vrienden waren.

Wie is die Kees ’t Hart eigenlijk, een oplichter ofzo? Een illusionist? Een zwendelaar? Een querulant? (dat artikel in nY was raar, Kees) Ik weet het niet. Kees ’t Hart kan je dingen verkopen die je eigenlijk niet kopen wil, dat weet ik wel. Zoals toen. Met die dichtbundel van hem. Zijn tweede. Welk jaar was dat? Ja, 2008, dat kan ik ook wel opzoeken in het boek. Maar 2008 was niet het jaar waarin ik het kocht, al kan het ook niet veel later geweest zijn. Want het was in Eindhoven. Bij De Slegte. Daar kwam ik vaak, bij De Slegte in Eindhoven. Mijn vader woonde in Eindhoven. Mijn zus en mijn nichtje woonden in Eindhoven. Mijn moeder was er aan het doodgaan. Ik kwam vaak in Eindhoven en altijd als ik er kwam ging ik er naar De Slegte. Mooie De Slegte was dat. Hoe het licht daar door de ruiten viel. Zo viel er nergens licht door ruiten. Ik kuierde er rond. Verbleef er meerdere uren. Op elke afdeling moest ik zijn. Literatuur. Proza. Poëzie. Filosofie. Wetenschap. Engels. Nederlands. Strips. Oud. Nieuw. Wat & wat zag mijn oog nu weer liggen. Stapeltje dichtbundels. Ramsj. Maffe kaft. Met die bloempot. Dat ene kinderlijk getekende bloemetje erin en die andere bloem die veel “affer” oogde. Zoiets pak je meteen op. Zoiets blader je door. Zeker in De Slegte in Eindhoven, met dat licht en hoe dat er door de ramen viel (er valt daar geen licht door ramen meer) (wat voor winkel zou er nu in zitten? vast een of andere hippe kledingwinkel met een Engelse naam). God. Hoe nu? Een ode aan Frank Zappa! Die gast heeft me daar een ode aan Frank Zappa geschreven! Gedicht van bijna tien pagina’s lang. Ja hier moet ik geen enkel ander gedicht meer in lezen, dit gaat gewoon meteen mee naar huis. Misschien was het wel 2008. 2009 misschien? Niet later dan 2010 want toen is mijn moeder overleden. Frank Zappa was niet meer de onaantastbare held die hij voor mij was geweest toen ik zijn mjoeziek kennen leerde. Begin negentiger jaren was dat, ik was nog scholier, ik was zeventien ofzo, ik zat op de HAVO, ik weet niet meer waar ik voor het eerst iets van hem hoorde maar wel dat ik meteen verkocht was. Het was ook zoon onnavolgbare vent, die Zappa. Helemaal geen tiepiese popmuzikant. Over alles had hij meningen, over alles had hij uitspraken gedaan, haast altijd rare maar wel zeer doordachte en meestal ook erg rake uitspraken. Hij had een boek geschreven, dat ook in het Nederlands vertaald was. Het Echte Frank Zappa Boek. Pluspunt dat het vertaald was want op de HAVO las ik nog geen Engels. Dat deed teveel aan school denken, dat deed ik in mijn vrije tijd niet. Ik herinner me het kopen. Het Echte Frank Zappa Boek. Bij Van Pierre Boeken zoals die boekwinkel als ik me het goed herinner heette. In Eindhoven ja want verrek, begin jaren negentig woonde ik er zelf ook nog. De boekverkoper zei dat Frank Zappa bijna dood was, dat vond ik een grappige uitspraak, dat vertelde ik de volgende dag op school aan Patrick. “Dat kan niet,” zei Patrick. “Ofwel ben je dood ofwel ben je niet dood. Je kunt niet een beetje dood zijn zoals je ook niet een beetje zwanger kunt zijn.” Ik bewonderde Patrick. Hoe hij altijd op zeer betweterige toon de stompzinnigste dingen kon zeggen. Dat wilde ik ook kunnen: mijn domheden als slimheden presenteren. Niet veel later ging Zappa inderdaad dood. De onbetwiste God. Humoristisch, intelligent, maf, intrigerend, geweldig instrumentalist (zijn solo’s! sjeesis! zijn solo’s!). Maar dat was vroeg in de jaren negentig, In 2008, of 2009 (of was het nou 2010?) dacht ik allang niet meer zo over Frank Zappa. Maar als ik een dichtbundel aantrof met een bijna tien pagina’s lange ode aan hem dan ging die dichtbundel zonder enige twijfel meteen met mij mee naar huis – zo hoog had ik ‘m in die dagen nog wél zitten (inmiddels vind ik bijna niks meer van die man, een arrogante zeur misschien. van zijn wagon- en wagonladingen cd’s zijn er misschien maar een stuk of vijf écht goed en dan nog eens een stuk of tien “wel aardig”. de rest heb ik allemaal aan mijn zoon gegeven) (naja vijf goede en tien aardige cd’s maken, dat is natuurlijk wel nog altijd iets waar de gemiddelde muzikant zijn rechterarm voor over zou moeten hebben). Ik denk dat ik die dag niet eens meer lang gebleven ben in De Slegte. Ik denk dat ik naar buiten wilde. Ik denk dat ik wilde gaan lezen in die dichtbundel van die Kees ’t Hart (die ik alleen van naam kende).

Ik, ik buiten, ik zitten, ik lezen. Maar watte – …? Wat waren dat in jezusnaam voor een gedichten? Gedichten van het soort dat ik normaal niet las. Het NEE-gedicht. God. Ja. Of nee. Dat was geweldig. Het leven van Frank Zappa mocht er ook zijn. Zeker. Maar er was iets. Er was iets met die gedichten. Eigenlijk hadden ze alle elementen van het soort gedichten dat ik haat. Vaak, veel te vaak liet die ‘t Hart iedere nieuwe regel. Van zijn gedichten. Beginnen met een hoofdletter. Of de zin nu eindigt aan het eind. Van een regel. Of niet. Steeds die hoofdletters. Ik moet niet hebben. Van gedichten. Vol met hoofdletters. Waar ze niet hoeven staan. Een hoofdletter. Waar wel de regel. Maar niet de zin begint. Dat leest bijzonder. Irritant. Zeg nou zelf. Of gedichten waarvan elke strofe hetzelfde aantal regels heeft, was dat een of andere klassieke versvorm ofzo? En dat die regels dan ook steeds ongeveer dezelfde lengte hebben. Ik hou niet van die regelmaat, ik hou van gedichten die overheen de pagina’s vliegen, met zinnen die maar nooit eens willen blijven staan. Soms rijmden zijn gedichten, of leken ze te rijmen, of rijmde er zomaar ineens iets en vroeg ik me verschrikt af Hoe lang staat dat hier allemaal al te rijmen, is die gozer me nu bezig me gedichten op rijm door mijn strot te douwen? Lees ik nu rijmende poëzie? Op een bankje ergens in het centrum of Eindhoven dan nog? Deze gedichten hebben alles wat ik niet wil, eigenlijk zou ik deze gedichten moeten haten, eigenlijk zou ik deze bundel hier en nu in een vuilnisvat moeten werpen. Ergens in het centrum van Eindhoven. Maar ik wierp niet, ik zat, ik las, ik las bijna heel die bundel in één keer uit. Ergens in het centrum van Eindhoven. Ik wist het niet. Ik wist niks meer. Vond ik dit nu goed of slecht? Ik wilde mijn geld terug vragen, ik wilde die Kees ‘t Hart gaan opzoeken, ik wilde nog meer boeken van hem lezen om zeker te zijn. Ik had iets gelezen, bijna in één adem uit gelezen, dat ik normaal nooit zou lezen. Had ik gelezen. Daar. Ergens in het centrum van Eindhoven.

Of neem dit hier Victorien, ik hou van je.

(die titel, daar begon het al mee. in eerste instantie las ik Victoriën, ik hou van je. en ik dacht. is het meervoud van victorie victories of victoriën? of victorieën? kent victorie wel een meervoud?, en zo ja waarom dat laatste woord van de titel wel weer enkelvoudig, en niet victoriën, ik hou van jullie? en ik was geprikkeld, en ik vond mezelf peinzend over de titel, en verder nog: want ook dacht ik nog een fractie de titel te moeten lezen als Victori, en ik hou van je – en dat alles in slechts enkele seconden tot ik de titel klaar zag zoals die is)

Neem het titelverhaal. Ja neem dat.

(Nee tegen het titelverhaal, zei Kees ’t Hart jaren eerder in zijn NEE-gedicht)

(& ja toch maar weer eens een bundel gewoon in volgorde zitten lezen)

Dat gaat daar 25 bladzijden lang ofzo over een zin die tussen 1980 en 1992 te lezen was op een brug aan de Waalkade in Nijmegen. Wat moet ik met een zin die tussen 1980 en 1992 gestaan heeft op een brug in Nijmegen? Ik ben die hele periode lang niet één keer in Nijmegen geweest. Ergens na het jaar 2000 ja, toen ben ik enkele jaren lang diverse malen in Nijmegen geweest. Ik studeerde, of misschien net niet meer, en we maakten een literair undergroundblaadje (dat wij – de tweekoppige redaksie – voornamelijk zelf volschreven) en dat we zelf distribueerden onder de verkooppunten waarvan er enkele (één of twee) in Nijmegen waren. Toen kwam ik er wel eens, toen at ik er wel eens in een restaurant, is er kans dat ik toen ook wel eens op de Waalkade gelopen heb? Ja. Goed. Waarom niet. Maar die zin was er toen al niet meer en zou zo’n zin me überhaupt zijn opgevallen anders? Tussen 1980 en 1992 kwam mijn vader wel vaak in Nijmegen. Hij moest daar geregeld zijn voor zijn werk. Een keer per maand? Weetikveel, valt een kind een regelmaat op? Het was vaak, of dat vond ik, maar niet zo vaak als bijvoorbeeld judo waar ik elke week heen moest. Dan was hij voor zijn werk in Nijmegen, dat ik overigens hardnekkig bleef uitspreken als Nijmnegen, dan was hij laat thuis, dan at hij niet mee en dan was hij er zelfs ook nog niet als ik naar bed moest. Moet pappa vandaag naar Nijmnegen?, vroeg ik mijn moeder. Zei ze Ja, dan wist ik genoeg. Dan was het slapen gaan zonder kietelen en stoeien en grapjes maken. Dat is waar Nijmnegen in de jaren tachtig voor mij voor stond: naar bed zonder kietelen en stoeien en grapjes maken.

Dus nogmaals. Wat moet ik met de zin Victorien, ik hou van je die tussen 1980 en 1992 geschreven stond op een brug in Nijmegen?

En die Victorien ken ik ook al niet.

En toch. Ik lees het smaak. Ik lees het geboeid. Ik lees het geamuseerd, en in de ban.

Ofnee. Niet helemaal correct. Ik luister.

Want zo is het. Het is maf, maar zo is het. Ik lees deze teksten niet. Dit is geen proza, is het wel bedoeld als proza, het zijn verhalen en ontboezemingen. Ik hoor dit aan. Ik hoor dit alles aan. Nee niet van een “rasverteller” of zoiets debiels, god bewaar me. Erger nog. Ik luister naar een goede vriend. Ik luister naar mijn beste vriend. Kees ’t Hart en ik zitten op kaffee en hij is aan het woord – alleen hij is aan het woord, ik krijg er niks tussen en dat wil ik ook niet. Dat soort beste vriend is hij. Je hangt aan zijn lippen. Je wil alleen hem nog horen. Je hoopt dat hij nooit ophoudt met vertellen.

Dat soort vriend en dat soort kaffee.

Of is het een restaurant misschien.

We gingen op restaurant want toen kon dat nog. Toen mocht iedereen nog op restaurant: zij die konden bewijzen dat ze “gezond” waren (dat heet: gezond in de opvatting van de Hugo) en zij die dat niet konden. Iedereen mocht, er bestond nog geen uitsluiting (wat wel weer duidelijk maakt waarom apartheid om te beginnen al een Nederlands woord is) (diegenen weren die niet doen zoals de massa doet, daar zijn Nederlanders goed in) (normaal doen, daar houden Nederlanders van) (norm-aal: volgens de norm) (dat waaraan bijna iedereen voldoet) (bijna) (Normaal) (Ik ben moar een eenvoudige boerenlul) (inderdaad, Bennie: eenvoudig is dat simpel breintje van je zeker en een lul dat ben je ook) (g’woon) (Nederland houdt van gewoon) (het enigste wossie wa so lekker gewoon is geblefuh) (en die anderen) (die mottuh altijd so nodig anders sijn as een ander) (apartheid: een Hollandse traditie in ere hersteld) (goed van de Hugo!) (de Hugo for president!), en dus daar gingen we. We zaten aan tafel, we bestelden broodjes. We zagen Kees ’t Hart lopen. Dat kon. Het was immers Den Haag, daar. We bestelden broodjes in een restaurant in Den Haag en we zagen Kees ’t Hart lopen. Edwin zag hem het eerst. Hij wees naar buiten, Ricco en ik keken door het raam. Daar loopt Kees ’t Hart, zei Edwin. Oja, zeiden we, daar loopt Kees ’t Hart. Nu weet ik alles weer, zei ik. Edwin keek me een moment niet-begrijpend aan. Zei toen: O, is dat van hem? Ja, zei ik. Dichtbundel. Zijn tweede. (pas in de trein terug naar huis bedacht ik me dat het is: Ik weet nu alles weer). Misschien voelden we ons een momentje goed. We hadden een dichter zien lopen. Het klootjesvolk herkent mensen van televisie, wij hadden een dichter herkend. Misschien voelden we ons een momentje goed maar toen kwamen de broodjes. Er zat komkommer bij mijn broodje. De zaadlijsten waren eruit verwijderd. Ik begon een relaas over de voors maar vooral over de tegens van het verwijderen van zaadlijsten uit komkommer. Een lang relaas. Misschien een iets té lang relaas, afgaand op de blikken in de ogen van Ricco en Edwin. Blikken die gingen van geamuseerd via ongeduldig naar verveeld en misschien wel verbijsterd. Maar het maakte niet uit. In dat jaar kon ik nog geloven dat we vrienden waren en ik hoopte dat ik het soort vriend was van wie je het hebben kon als hij je verveelde. Het soort vriend waarvan je wist dat hij soms te lang op dingen door ging maar dat maakte niet uit want hij vertelde smakelijk en op zekere manier was het ook zijn charme, van hem, van die vriend: die stokpaardjes die hij soms een weinig te lang bereed.

Dat soort beste vriend dus. In dat soort restaurant. Is hij. Is Kees ’t Hart.

Het proefschrift begint als een soort bespotting van het academische wereldje, misschien een soort hekeling van literatuurwetenschappen? Aan alles betekenis willen hechten, overal iets achter zoeken, alles doordenken, elke regel kapot redeneren? Geweldig, op al wat zich doet als wetenschap zonder ooit werkelijk wetenschap te kunnen zijn kan niet genoeg gescholden worden als je het mij vraagt (je vraagt het mij niet). Maar het stevent helaas af op een flauwzinnig einde: dat met die afgietsels vond ik bij Zappa / GTO’s al niet heel erg grappig maar de herneming ervan in een literaire setting vond ik zelfs op het gênante af (waar las ik Zappa’s versie ook alweer? schreef hij erover in Het echte Frank Zappa boek? ik weet het niet ik kan het ook niet meer nagaan want ik heb al mijn Zappa-boeken naar de kringloop gebracht). Maar Kees ’t Hart mag gênant zijn, zelfs gênant is hij nog uiterst vermakelijk.

Meestal is hij niet gênant.

Meestal is hij niet eens vermakelijk – of liever: ver voorbij vermakelijk is hij meestal.

Toeren met Toon Tellegen en Corrie van Binsbergen – die laatste trouwens ook alweer zo’n naam uit het verleden maar al haar cd’s gaf ik niet eens meer aan mijn zoon, die gingen samen met de Zappa-boeken naar de kringloop; en daarna wilde ik het stedenspel met mijn zoon spelen (wilde ik, wilde ik. maar deed ik niet, Kees ’t Hart kletst mij deze avond de oren van het hoofd en voor enig “ik” (als in doen wat ik wil doen) is hier helemaal geen ruimte en dat is de schoonheid ervan).

Een vogelkerkhof, feitelijk weer een gedicht, en weer met hoofdletters enzo, en elke strofe vier regels en alle regels ongeveer even lang, en aksidenteel rijm of rijmt dat al langer dan ik dacht misschien en valt het me alleen maar af en toe op?, maar mooi en ontroerend en zo bloedwarm dat het ook hier is of ik hem praten hoor, misschien draagt hij tussendoor wel even één van zijn gedichten voor, hoe ging het ookalweer, de avond was zo lang, en zo onwezenlijk vol, achteraf weet je niet meer wat werkelijk zo ging en wat je er later in je kop aan toegevoegd hebt.

En of hij nu een prachtige, verstillende herinnering aan De Eenzame Uitvaart (iets wat ik voornamelijk kende van F. Starik) (ook hij nu dood) (ik deelde ooit een podium met hem) (tenminste als “vlak na hem een eigen schrijfsel in de mikrofoon sputteren” hetzelfde is als “een podium delen”) met je deelt; op even humoristische als erudiete en bevlogen wijze vertelt over een lezing in wording; het keelsnoerende verhaal vertelt dat zit achter een simpel (en overigens mij onbekend) boekje van Søren Kierkegaard of op je vloekt omdat je geboren bent zonder voeling met de schoonheid van het Noorden – je houdt van die man, je houdt van zijn woorden, je houdt van hoe hij daar alles, zittend tegenover je, (& jullie allebei al een beetje dronken misschien), zit te vertellen, en praat, en praat en praat. Je kunt er geen genoeg van krijgen. Je luistert en luistert en luistert. Nu al 184 pagina’s lang.

Maar dan: Na afloop is van papier en blijft van papier. Wat is dat eigenlijk, Kees? Een parodie op David Markson? Waarom zou je David Markson willen parodiëren? Je kunt niets hebben met diens proza, akkoord, maar wat hij doet is uniek en ik weet niet of je het unieke moet parodiëren. Bij iets als wat Markson deed past mijns inziens alleen maar ontzag, en áls je hem als parodiëert doe het dan in ieder geval een stuk beter en niet zo allejezus flauw als in Na afloop (“Suske en Wiske zien elkaar alleen nog maar met Kerstmis.”; “Tristram Shandy schreef in 1762 een roman met alleen maar eerste zinnen.”; “André Hazes heeft zelf nooit gevliegerd”; “Met Josef K. kon in de pauzes van de roman enorm lachen.”; “Vader Abraham is in 2028 bij een poging door een waterkraan te kruipen overleden.” – voor een postje op Facebook was het een geknipte tekst geweest (was je was op tienduizenden “likes” komen te staan), maar na de meeslependheid die dit boek tot hier toe was, doet het me toch een heel klein beetje goedkoopjes aan).

De laatste tientallen pagina’s blijft ’t Hart voor mij een papieren ’t Hart. Het hoofddoekje, over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt, is fantastisch en heel “voelbaar”, maar het blijft een papieren verhaal over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt. Misschien zijn sommige van de verhalen van ná Na afloop even sterk als die ervoor, kan. Misschien is er alleen maar een ander licht aan gezet. Misschien is de teevee aangezet. Het hoofddoekje zie ik vooral voor me als een kortfilm op Nederland drie (of heet die zender anders tegenwoordig?); Bij de uitgever kon een sketch zijn van Jiskefet of misschien zelfs van André van Duin (maar dat laatste kan evengoed als een geweldig groot compliment gelden want die absurde dialogen die Van Duin en Van Dusschoten vroeger deden (was dat in de zeventiger jaren?) (ze speelden zich meestentijds af in een bar geloof ik), mogen zonder enige terughoudendheid geniaal genoemd worden).

Misschien is het ook maar de laatste truc van illusionist / oplichter / querulant / verdwijnkunstenaar Kees ’t Hart: hij sprong levend en briesend en fulminerend en pratend uit een boek tevoorschijn en bijna op het einde verdwijnt hij weer in datzelfde boek. Mij verward achterlatend, hongerend naar meer.

Kees 't Hart VICTORIEN, ik hou van je Recensie

VICTORIEN, ik hou van je

  • Schrijver: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: verhalen
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Kees ’t Hart

In VICTORIEN, ik hou van je verplaatst Kees ’t Hart ons onder meer naar een eindexamenfeest in Nijmegen in de jaren tachtig, naar de wereld van lezingen en congressen, zingt hij de lof van het Noorden, predikt hij de waarheid over Gorter en Bordewijk, bezoekt hij met Alina een instituut voor jeugddelinquenten, maakt hij een reis met het muziekgezelschap van Toon Tellegen, begraaft hij Lord Lister, poseert hij voor een halfzusje, leest hij gedichten voor aan de Syrische grootvader van een garagemonteur en koopt hij in Ieper een speelgoedmitrailleur. Altijd nieuwsgierig, altijd verlangend naar betere herinneringen. Lichtpuntjes zien, daar doet hij het voor.

Bijpassende boeken en informatie

Bolu Babalola – Liefde in kleur

Bolu Babalola Liefde in kleur recensie en informatie boek met liefdesverhalen uit de hele wereld. Op 1 december 2021 verschijnt bij uitgeverij Orlando in samenwerking met Oxfam Novib de Nederlandse vertaling van Love in Colour, geschreven door de Brits-Nigeriaanse schrijfster Bolu Babalola.

Bolu Babalola Liefde in kleur recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Liefde in kleur, Mytische verhalen uit de hele wereld. Het boek is geschreven door Bolu Babalola. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek van de Engels-Nigeriaanse schrijfster Bolu Babalola.

Bolu Babalola Liefde in kleur Recensie

Liefde in kleur

Mythische verhalen uit de hele wereld

  • Schrijfster: Bolu Babalola (Nigeria, Engeland)
  • Soort boek: liefdesverhalen
  • Origineel: Love in Colour (2021)
  • Nederlandse vertaling: Lara Visser
  • Uitgever: Orlando (i.s.m. Oxfam Novib)
  • Verschijnt: 1 december 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek met verhalen van Bolu Babalola

Een hooggeboren Nigeriaanse godin voelt zich onderdrukt en niet gewaardeerd door haar populaire geliefde; ze verlangt ernaar echt gezien te worden. Een jonge zakenvrouw probeert een grote sprong te maken in haar bedrijf, en een nog grotere sprong in haar liefdesleven. Een machtige Ghanese afgevaardigde wordt gedwongen te kiezen tussen de principes van haar familie of het volgen van haar hart.

Of ze nu bevangen raken door de passie van liefde op het eerste gezicht, of zich realiseren dat eigenliefde belangrijker is: de personages in deze kleurrijke verhalen proberen ieder voor zich te begrijpen waarom de liefde hen zo in haar greep houdt. Door op een speelse manier te wisselen tussen verschillende perspectieven, continenten en historische periodes viert Liefde in kleur de romantiek in al haar verschijningsvormen.

Bolu Babalola heeft de mooiste liefdesverhalen uit de wereldgeschiedenis en de mythologie verzameld en ze levendig en met veel opvallende details herschreven. Hoewel haar focus ligt op de magische volksverhalen uit West-Afrika, laat Babalola ook iconische Griekse mythen, oude legenden uit het Midden-Oosten en verhalen uit landen die niet langer bestaan herleven.

Bijpassende boeken en informatie

Petra Possel – Alles gaat over

Petra Possel Alles gaat over recensie en informatie boek met verhalen over het leven op het Friese platteland. Op 24 juni 2021 verschijnt bij uitgeverij Podium het nieuwe boek met verhalen over Friesland van Petra Possel.

Petra Possel Alles gaat over recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering lezen van Alles gaat over, Leven op het platteland. Het boek is geschreven door Petra Possel. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuw thriller van de Nederlandse schrijfster en radiomaker Petra Possel.

Petra Possel Alles gaat over Recensie

Alles gaat over

  • Schrijfster: Petra Possel (Nederland)
  • Soort boek: autobiografische verhalen
  • Uitgever: Podium
  • Verschijnt: 24 juni 2021
  • Omvang: 143 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie:  ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering van het nieuwe boek van Petra Possel

  • “Een aantal jaar geleden trok radiomaakster en schrijfster Petra Possel naar een klein dorpje in Friesland om aan de hectiek van de drukke binnenstad van Amsterdam te ontkomen en om het verlies van haar man te verwerken. Het dorp van een paar honderd inwoners, gelegen aan het IJsselmeer is het totale tegenovergestelde van de hoofdstad. Rust, ruimte en gebrek aan hectiek kenmerken het dorp. Ze schreef al eerde over in De stad uit. Nu is er een tweede boek met haar ervaringen ten tijde van corona. In een fijne stijl verhaalt Possel op aansprekende en zeer wijze hoe de kleine dorpsgemeenschap en zijzelf zich staande houdt in deze verwarrende tijd. Juist door te kiezen voor korte verhalen en portretten van haar dorpsgenoten wint het boekje aan intensiteit en is het nog lezenswaardiger dan de voorganger. Een echte aanrader voor de zomer.” (Allesoverboekenenschrijvers,nl, ∗∗∗∗)

Flaptekst van het boek met verhalen van Petra Possel

In De stad uit berichtte Petra Possel over haar nieuwe leven op het Friese platteland, waar ze na het overlijden van haar man ging wonen. In Alles gaat over is ze inmiddels gesetteld en lijken de wittebroodsweken een beetje voorbij. Niets is meer wat het was: de man van de Sokkenvrouw overlijdt, de Broodbus stopt noodgedwongen, de kerkgemeenschap verhuist wegens gebrek aan jong bloed naar Workum, de bouw van het windmolenpark zorgt voor overlast en een enkele Fries blijkt met scheve ogen naar ‘die Hollanders’ te kijken. Want in deze roerige tijden verhuizen steeds meer mensen naar het platteland om rust te zoeken, er is een run op huizen ontstaan en de prijzen stijgen de pan uit.

Maar er is ook hoop. Zo luiden de kerkklokken voor de covidslachtoffers, leeft het verlangen naar een Elfstedentocht als nooit tevoren en kon er weer geschaatst worden! Possel vertelt over de kleine geneugten van haar dorpse bestaan, het ogenschijnlijk eenvoudige leven: het belang van kerstkaarten, het onophoudelijke gezang van vogels, de vertrouwde geluiden op straat en het eindeloze uitzicht vanaf de oude zeedijk.

In Alles gaat over bekijkt Possel haar dorp met andere ogen en legt ze op de haar kenmerkende grappige, vlotte schrijfwijze mooie gebeurtenissen bloot.

Petra Possel De stad uit RecensiePetra Possel (Nederland) – De stad uit
autobiografische verhalen
Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
Persoonlijke verhalen afgewisseld met mooie reportages uit Friesland…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Edmond Rinnooy Kan – Neospartaans melancholisch absurdisme

Edmond Rinnooy Kan Neospartaans melancholisch absurdisme recensie en informatie verhalenbundel. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar het debuut van Edmond Rinnooy Kan.

Edmond Rinnooy Kan Neospartaans melancholisch absurdisme recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel Neospartaans melancholisch absurdisme. Het boek is geschreven door Edmond Rinnooy Kan. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het literaire debuut van de Nederlandse schrijver Edmond Rinnooy Kan.

Edmond Rinnooy Kan Neospartaans melancholisch absurdisme Recensie

Neospartaans melancholisch absurdisme

  • Schrijver: Edmond Rinnooy Kan (Nederland)
  • Soort boek: debuut, verhalen
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het debuut van Edmond Rinnooy Kan

Een defecte – en meedogenloze – steenverpulveraar, een holle boom die goud ophoest, het meisje met de ijzeren handen, een kleptomane kerstman, een eenmanskoninkrijk, vouwstoelen die zijn ontworpen om niet te werken, een originele brief en een geheimzinnige sleutel van Picasso verstopt in de Complete Oxford Dictionary, de twaalfjarige Bea die in de dakgoot staat te wachten op haar grote liefde.

Neospartaans melancholisch absurdisme is een verrassend debuut waarin de menselijke eigenschappen tot het extreme zijn uitvergroot. Waarin de werkdag van Monet begint en eenzaamheid aan banden wordt gelegd door een eenzaamheids-overwinningsprogramma. Een humoristisch, macabere verhalenbundel die schuurt en confronteert.

Bijpassende boeken en informatie

Lex Boon – De man die van zijn been een lamp maakte

Lex Boon De man die van zijn been een lamp maakte en andere ongelofelijke verhalen recensie en informatie over de inhoud. Op 11 juni 2021 verschijnt bij uitgeverij Meulenhoff een selectie van reportages en verhalen van de Nederlandse schrijver Lex Boon.

Lex Boon De man die van zijn been een lamp maakte recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van De man die van zijn been een lamp maakte en andere ongelofelijke verhalen. Het boek is geschreven door Lex Boon. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek met een selectie van de reportages en verhalen van de Nederlandse schrijver Lex Boon.

Lex Boon De man die van zijn been een lamp maakte Recensie

De man die van zijn been een lamp maakte

en andere ongelooflijke ware verhalen

  • Schrijver: Lex Boon (Nederland)
  • Soort boek: verhalen, reportages
  • Uitgever: Meulenhoff
  • Verschijnt: 11 juni 2021
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Recensie en waardering van het boek van Lex Boon

Soms leest het boek als een filmscript, soms als een detective verhaal, maar steeds zit er achter het waargebeurde verhaal een twist, een rake observatie of een humorvolle knipoog. Lex Boon is een verhalenverteller, met een fijne vlotte pen. Het boek leest lekker weg, heerlijk voor op vakantie. Je legt het even weg en dan begin je vol nieuwsgierigheid aan het volgende verhaal. Je krijgt leuke informatie, je leert en pikt wat op. Bij sommige verhalen hoopte ik dat het maar niet ophield, bij andere echter dacht ik: nu mag het wel afgerond zijn. Wat mij betreft hadden de verhalen over twee bundels verspreid mogen  worden. Op een gegeven moment vond ik het wel even voldoende. Ben wel nieuwsgierig geworden naar zijn andere twee boeken: Ananas en Mr. Yamamoto, immers een boek één onderwerp of personage van zijn hand, lijkt me ook fijn lezen.
(Fons van Riet, Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗∗)

Flaptekst van het nieuwe boek van lex Boon

Journalist Lex Boon heeft een neus voor mooie en boeiende verhalen. In al die verhalen, die vaak beginnen met een eenvoudige vraag, stuit hij op verrassende wetenswaardigheden, laat hij boeiende mensen aan het woord en ontsluiert hij iets van de tijd waarin we leven. Waar komt het water in de Amstel in Amsterdam eigenlijk vandaan? Het lijkt een simpele vraag die je kunt beantwoorden door op de kaart te kijken. Maar zo eenvoudig is het niet. Boon eindigt zijn fantastische zoektocht op een bergtop in Zwitserland. Een andere reportage speelt zich af in 236 stegen van Amsterdam, waar dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. En is de geur van de hoofdstad eigenlijk in een parfum te vangen?

Hilarisch is het verhaal over een man en zijn been. Het been moet worden geamputeerd en de man wil het houden om er een lamp van te maken. Boon volgt het proces van been tot lamp. En hoe weet een groep jonge Roemeense criminelen zeven waardevolle schilderijen uit de Rotterdamse Kunsthal te stelen? Wat dacht de man op Faeröer, toen hij per ongeluk een potvis liet ontploffen? Wat doet die Indiase monnik eigenlijk midden in een Amstelveense woonwijk? En waarom krijgt Boon brieven van de koningin?

Bijpassende boeken en informatie

Lex Boon Ananas Boek RecensieLex Boon (Nederland) – Ananas
reisverhalen, culinair reisboek
Waardering redactie∗∗∗∗ (uitstekend)
Van begin tot einde is Ananas een heerlijk soms hilarisch boek…lees verder >

Mensje van Keulen – Het kattentheater

Mensje van Keulen Het kattentheater recensie en informatie boek met kattenverhalen en -gedichten. Op 3 juni 2021 verschijnt bij Uitgeverij Atlas Contact met verhalen, gedichten en andere teksten over katten van de Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen.

Mensje van Keulen Het kattentheater recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Het kattentheater. Het boek is geschreven door Mensje van Keulen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen met verhalen, gedichten, verzen en fragmenten over katten.

Mensje van Keulen Het kattentheater Recensie

Het kattentheater

Haar verhalen, gedichten, verzen en fragmenten met katten in de hoofdrol

  • Schrijfster: Mensje van Keulen (Nederland)
  • Soort boek: verhalen, gedichten, teksten
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 3 juni 2021
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering voor het boek van Mensje van Keulen

  • “Katten komen met regelmaat voor in het werk van Mensje van Keulen, zowel in haar romans, verhalen als in haar gedichten. In dit prachtig uitgegeven, gebonden boek heet uitgeverij Atlas Contact het beste werk over katten van de Nederlandse schrijfster gebundeld. Bovendien verrijken een aantal mooie illustratie van Willem van Malsen, Jan Jutte en Olivia Ettema het boek. Dat Mensje van Keulen een van de allerbeste Nederlandse auteurs is, bewijst dit prachtige kleine boekje dat toch nog zo’n 180 pagina’s omvat en dat zelfs aan het twijfelen zou kunnen brengen.” (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗)

Flaptekst van het kattenboek van Mensje van Keulen

Mensje van Keulen heeft vanaf het begin van haar schrijverschap over poezen en katten geschreven en is dat altijd blijven doen: gedichten, verhalen, kattencorrespondentie, kwinkslagen, journalistieke verslaggeving en bijdragen aan de Poezenkrant. Voor het eerst in vijftig jaar schrijverschap worden al deze teksten, met illustraties, samengebracht in Het Kattentheater.

Bijpassende boeken en informatie

Mensje van Keulen Ik moet u echt iets zeggen RecensieMensje van Keulen (Nederland) – Ik moet u echt iets zeggen
verhalen
Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
Neem de stap, koop de nieuwe bundel van Mensje van Keulen en geniet!…lees verder >

Joost Prinsen – Na Emma

Joost Prinsen Na Emma recensie en informatie boek met autobiografische verhalen over zijn leven na het overlijden van zijn vrouw. Op 22 juni 2021 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar het nieuwe boek van Joost Prinsen.

Joost Prinsen Na Emma recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van Na Emma. Het boek is geschreven door Joost Prinsen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek van Joost Prinsen.

Joost Prinsen Na Emma Recensie

Na Emma

  • Schrijver: Joost Prinsen (Nederland)
  • Soort boek: autobiografische verhalen
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 29 juni 2021
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Joost Prinsen

De buurvrouw: ‘Komt je huis te koop?’
De dochters: ‘Natuurlijk wist jij dat niet pap. Je was er nooit.’
De rouwmeneer: ‘Sorry dat ik onverwacht nog even binnenval.’
De dames: ‘Je hebt mijn telefoonnummer, toch?’
Emma: ‘De volgende keer neem ik een stoerdere man.’
Ik: ‘Ik kuste de grond waarop je liep!’
De Koning van de Nacht: ‘Denk je echt dat alles om Emma draaide?’

In Na Emma doet Joost Prinsen verslag van de twaalf maanden na de dood van zijn vrouw.

Mijn vrouw pikt zeepjes

  • Schrijver: Joost Prinsen (Nederland)
  • Joost Prinsen Mijn vrouw pikt zeepjes RecensieSoort boek: non-fictie
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 17 november 2020
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Inhoud boek: Wat als je dezelfde jurk hebt gekocht als een vriendin? Is het onbeschoft seks te hebben op andermans bank? En hoe pakken we die ene vriend aan die nooit een rondje geeft Op deze en vele andere vragen geeft Joost Prinsen al jaren antwoord in het Algemeen Dagblad. Waarbij hij menig inzender op eigen treurig falen wijst. Met nooit de etiquette maar steeds het gezond verstand als uitgangspunt…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Paul van Vliet – Heimwee naar morgen

Paul van Vliet Heimwee naar morgen recensie en informatie. Op 18 mei 2021 verschijnt bij Uitgeverij Balans het nieuwe boek met verhalen van de Nederlandse cabaretier en tekstschrijver Paul van Vliet.

Paul van Vliet Heimwee naar morgen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van Heimwee naar morgen. Het boek is geschreven door Paul van Vliet. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met autobiografische verhalen van cabaretier Paul van Vliet.

Paul van Vliet Heimwee naar morgen Recensie

Heimwee naar morgen

  • Schrijver: Paul van Vliet (Nederland)
  • Soort boek: autobiografische verhalen
  • Uitgever: Balans
  • Verschijnt: 18 mei 2021
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek met verhalen van Paul van Vliet

Een schitterend, caleidoscopisch zelfportret van een cabaretier met een veelbewogen leven die schrijver is geworden; het is associatief, authentiek en humoristisch, met een ondertoon van melancholie.

Bijna iedere dag wandelt Paul van Vliet langs de zee bij het Noorderstrand van Scheveningen. De meeste verhalen in dit bijzondere boek zijn daar ontstaan. Daarbij kon hij niet alleen putten uit het rijke verleden van een indrukwekkende en ruim zestigjarige theatercarrière, maar ook uit de herinneringen en ervaringen van onderweg, zwervend en spelend door Nederland en Vlaanderen. In ontroerende fragmenten beschrijft hij zijn veelbewogen jeugd en de eerste jaren van zijn leven, van het oude Haagse huis van zijn overgrootmoeder, waar hij werd geboren, tot en met zijn studententijd in Leiden.

Wat bleef er over van al die ontmoetingen, van al die conferences waar hij zijn ziel en zaligheid in legde? Hoe ziet het leven eruit als je het podium hebt verlaten en de ouderdom op het toneel verschijnt? Van Vliet is er de man niet naar om op de dood te gaan zitten wachten. Verre van. Hij ontdekt zijn schrijftafel opnieuw, en vertelt en begint van voren af aan. Heimwee naar morgen, dat zich laat lezen als een schitterend, caleidoscopisch zelfportret in verhalen, is associatief, authentiek en humoristisch, met een ondertoon van melancholie. Na de bestseller Brieven aan God en andere mensen is Heimwee naar morgen opnieuw een verrassend, geestig en fijnzinnig boek van een cabaretier die schrijver is geworden.

Bijpassende boeken en informatie