Erri De Luca Onmogelijk recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Italiaanse schrijver. Op 21 mei 2025 verschijnt bij Uitgeverij HetMoet de Nederlandse vertaling van Impossibile de roman van de uit Italië afkomstige schrijver Erri De Luca. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.
Erri De Luca Onmogelijk recensie van Tim
Zegt iemand zegt wie zegt Thomas Hobbes Gezag niet waarheid maakt de wet. Wel. Ja. Dus. Bekleed iemand met gezag en almeteens begint hij loodzware waarheden te produceren waar elkendeen zonder gezag onder gebukt zal moeten gaan. Het gaat gezagsdragers niet om wat redelijk, eerlijk of juist is – het gaat om (g)een duimbreed. In een positie verkeren waar je geen duimbreed meer hoeft te wijken. Het zijn de anderen, die voortaan moeten wijken voor jou. Laat jouw bevindingen heersen, en alles wat daar onder komt hoeft niet eens meer in overweging genomen te worden. Iemand als Bennie Jolink zou heel goed bij justitie kunnen werken.
Je kunt altijd wel ergens om de noodtoestand uitroepen. Iedereen is wel onder verdenking te stellen. Er zijn altijd wel gegronde redenen.
Als ik een gewetensvoller besprekerken was geweest, zou ik het woord “kafkaësk” hier hebben gebruikt. Maar als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat die hele Kafka nog voor geen moment in mijn hoofd heeft rondgedwaald toen ik Onmogelijk las. Als is hij de meest voordehandliggende referentie is zaken als deze. Want wat is de zaak hier de zaak is volgende. Een ervaren bergwandelaar (noem je dat zo? hij is geen bergbeklimmer, echt, gewoon iemand die graag op minder begaanbare paden hoog in de bergen loopt) (wanneer mag lopen klimmen gaan heten?), “op leeftijd” / “al wat ouder” / “bejaard” (doorhalen wat u niet zint), heeft op vele bergen al veel voetsporen liggen, maakt een tocht (een “barre tocht” noemden mijn vader en ik dat vroeger als we expres de ruigere terreinen opzochten) in de dolomieten. Even meent hij eren glimp op te vangen van een andere wandelaar, ergens voor hem. Wat vreemd is, hij is een van de weinige bergwandelaars die liever alleen lopen en ook kiest hij het liefst routes uit die sowieso al niet door veel mensen gekozen worden. Meestal komt hij niemand tegen – en al helemaal geen solitaire wandelaars. Maar later zie hij niemand meer en denkt hij er niet meer aan. Totdat hij in een ravijn iemand ziet liggen, het noodnummer belt, en op de helikopter wacht alvorens zijn weg te vervolgen.
De tenedergestortene heeft het niet overleefd.
Wat meer is, de tenedergestortene blijkt een oude bekende van hem te zijn geweest.
Ja, dat zat zo. Veertig jaar geleden maakten ze deel uit van dezelfde extreemlinkse actiegroep. Ik stelde me er iets Action Directe-achtigs bij voor maar dat komt waarschijnlijk doordat het niet heel lang geleden is dat ik Een clandestien leven van Monica Sabolo nog las. Op enig moment kreeg de tenedergestortene gewetenswroeging, of, waarschijnlijker nog, viel hij voor opportuner argumenten. Doch wat hij deed was al zijn voormalig kameraden verraden bij de politie. Het is deze connectie waardoor een onderzoeksrechter de hoofdpersoon van Onmogelijk onder verdenking meent te moeten stellen. Wraak, zo is zijn conclusie. Veertig jaar na dato.
Een detectiveverhaal noemt se dat dan. En een ander murmelt iets over een wieheefthetgedaan. Kan. Maar zo had ik Onmogelijk niet gelezen. Ik ben er gewoon voetstoots vanuit gegaan dat de hoofdpersoon van Onmogelijk de waarheid sprak: dat er nooit een ontmoeting tussen hem en zijn voormalig kameraad heeft plaatsgevonden, dat hij hem op de foto’s die de onderzoeksrechter laat zien niet eens herkent, dat de man zich verstapt moet hebben, en dat het om een bizar toeval gaat. Ik vroeg me niet eens af of de hoofdpersoon de tenedergestortenen misschien toch een duwtje had gegeven; niet het ongeval was waar het me om ging maar de manier waarop een gezagsdrager (in de vorm van een onderzoeksrechter) het ongeval oppakt. Er worden hier heel wat wezenlijker katjes gegeseld dan die eeuwige afgezaagde hopeloos oninteressante schudlvraag.
Kafkaësk. Ja. U zegt het. Ha. Daar valt het woord dan toch. Hopelijk is het goed hard gevallen, en niet te repareren. Wat ik lees, is hoe een gezagsdrager een toevalligheid maar al te graag misbruikt om het onderdrukkend potentieel van de wet ten volle te benutten (dat doen gezagsdragers met liefde). ‘Gesetztotalitarismus’ noemt Walter Hamacher dat, en dat woord bleef in mijn brein zitten zolang ik Onmogelijk las. Gesetztotalitarismus, dacht ik, dit boek gaat over Gesetztotalitarismus. Geen goedkoop wieheefthetgedaantje maar filosofische onderzoekingen naar hoe tirannieke structuren sluimeren in democratische samenlevingen. Gewoonlijk blijven die structuren onzichtbaar. Totdat er bijvoorbeeld een griepvirusje gaat rondwaren en men ineens doet alsof het van levensbelang is dat niemand nog een snotvalling krijgt. Of je net op de verkeerde dag besluit om op een verkeerde berg te gaan lopen. Iedereen die ooit eens onenigheid heeft gehad met een ander zou zoiets kunnen overkomen, want in de ogen van justitioneel personeel kan zomaar alles een reden zijn voor moord.
Daar het boek grotendeels geschreven is als verhoor, was het de naam Pinget die in me opkwam. Robert Pinget. En dan met name diens, tsja Het verhoor. Misschien dat Pinget iets beter dan De Luca de taal tot zingen, vlammen, schreeuwen en fluisteren brengen weet maar ja, dat is Pinget. Van hem verwacht je niets minder. Of ken jij heel veel schrijvers die een uiterst boeiend boek kunnen pennen over iemand die een papiertje zoekt?
Verhoorboeken, ze zijn vermoedelijk te zeldzaam om het tot een zjanrûh te bombarderen (maar met uw welnemen doe ik dat voor het gemakt toch maar eventjes) (zonder uw welnemen had ik het ook gedaan maar met minder plezier) kennen de dynamiek van een tenniswedstrijd (deze metafoor kies ik niet zomaar want – ) (of nee lees dat zelf maar). Wat alleen gesprek is, heeft vaart. Wij moeten niet weten wat de gespreksdeelnemers aan hadden (in een boek is weinig zo stomvervelend als beschrijvingen van kleding), waar de meubels stonden en hoe die eruit zagen, wat voor weer het was (het regende niet, zou Beckett zeggen) of waar de ramen op uit keken – wij hoeven ons alleen maar op de dialoog te concentreren. En de dialoog is Onmogelijk is mooi. Heel mooi.
De verdachte is in intellectueel, en als u het mij vraagt ook in moreel, opzicht duidelijk superieur aan de veel jongere onderzoeksrechter. Hij zit er gedurende de verhoren bij met het flegma van iemand die weet dat hij niet kan worden geraakt door de bevindingen waarmee de onderzoeksrechter komt, zelfs niet als die bevindingen tot een veroordeling zouden leiden. De “argumenten” en “bewijzen” van de onderzoeksrechter bestaan uit bijkomstigheden, vage suggesties en verdere toevalligheden. Tot het eind toe blijft hij grijpen naar lage listen om de verdachten tot een bekentenis te verleiden. Deze beziet dat met meewarigheid, om dan met geweldige beschouwingen te komen: “[U] heeft de macht om te beslissen, ook als u de feiten niet kent. Dat is de ideale eindstreep van de macht: het hoogste niveau van incompetentie bereiken en toch over alles kunnen beslissen. Ik zie de samenleving als een constructie waarbij de materialen steeds slechter worden naarmate je dichter bij de top komt.” Wel, dat is de nagel op de kop, nietwaar? Om op welke toppositie dan ook te geraken, moet je alleen maar de karaktereigenschappen van een psychopaat te hebben (kijk maar naar Trump), al het andere is overbodige ballast. Zoals je ook niet over een bijzondere intelligente hoeft te beschikken om te studeren. Sterker nog: om wat hoogleraren tijdens hoorcolleges te berde brengen er op je tentamens zo ongeschonden mogelijk weer uit te rochelen, heb je juist het meeste aan een volstrekt lege kop. Een goede reproductiemachine heeft geen eigen ideeën. Maar zelfs in wat de onderzoeksrechter, met zijn onwankelbaar geloof in de Staat, zelf zegt, kun je genoeg putten om te gaan twijfelen of “democratie” en “totalitarisme” wel zo strikt van elkaar gescheiden kunnen worden als wij “vrije” burgers graag zouden geloven. “De Staat is de reden dat burgers het gebruik van geweld aan instituties overlaten”, zegt hij op zeker moment, bedoelende dat “burgers” geen eigen rechter moeten spelen. Maar feitelijk zegt hij meer nog over het monopoliseren, door de wet, van het onwettige. Niets staat boven de wet behalve de wet zelve. Zo hypocriet is die “Staat” van hem wel: het gebruikt wat het veroordeelt juist om het veroordeelde te kunnen veroordelen.
Geen wiedeedhet, geen watskeburt, en geen wieeseigentlichgewesenist maar retespannende (en bereboeiende) dialogen over staatsinrichting, filosofie, politiek, vriendschap, taalkunde en misschien wel een frischiaanse peins over identiteitsproblematiek (over Frisch kom ik zo nog wel te spreken). De verdachte is namelijk nooit wie de onderzoeksrechter van hem wil maken: moordenaar, vijand van zijn voormalige vriend, wraaknemer – uiteindelijk zelfs geen veroordeeld (ohnee verraad ik nu iets?). In hoeveel hokjes hij hem ook persen wil, in niet één ervan is hij te passen. En hoewel de onderzoeksrechter feitelijk de macht heeft, is de verdachte ver boven hem verheven. De man is zo wars van elke rol, dat ook de lezer hem nooit helemaal in het vizier krijgt. Die actiegroep waar de verdachte en de tenedergestortene lid van waren, wat was dat voor een organisatie? Het lijkt aannemelijk dat het om een extreemlinkse terreurgroep ging; er is sprake van bankovervallen, niet voor persoonlijk gewin maar om er de groep mee te financieren (en, denk je al gauw, waarschijnlijk zaten er ook anti-kapitalistische motieven achter) (zoon soort van Robin Hood ofzo) (en in dat liedje van Simon Joyner over Robin Hood: you’re a man of honor / a real stand up guy / when you’re not breaking into other people’s homes / while they sleep), en van schermutselingen met de politie maar al dat met zekerheid kan worden gezegd is dat de verdachte -het naamloos houden van iedereen is een andere tactiek waarmee De Luca zijn personages schimmig houdt- het communisme een warm hart toedraagt. Of nog: hij weerlegt met verve (en met overtuigingskracht: bijna had hij me weer -ja weer- voor het communisme gewonnen (in het bij mijn weten enige jaar dat ze verkiesbaar waren heb ik ooit nog op de Communistische Partij gestemd)) een argument dat de onderzoeksrechter tegen het communisme in stelling brengt: dat het tegennatuurlijk is. Bezitsdrang zit te diep in de mens. Kijk naar kinderen, die eisen al van zodra ze spreken kunnen hun eigendommen op met een luid “Dit is van mij!”. Kinderen hebben wel meer onhebbelijkheid, repliceert de verdachte. Het is juist zaak ze daarin bij te sturen. Communisme als beschavingsprogramma dat even ongewenste als kinderlijke neigingen van burgers moet bijschaven? Be-schaven? Hum. Ja. Daar had hij me toch bijna. Bijna. Al een geluk dat ik Claude Lefort gelezen heb.
Gaandeweg leert de lezer de verdachte kennen als intelligente, kalme, vriendelijke, met redelijkheid en humor begiftigde persoon maar het moet zijn dat De Luca nog een dimensie wilde toevoegen. Iets waartoe de verhoren geen ruimte boden. Dus laat hij hem in zijn cel brieven schrijven. Aan een -ook alweer naamloos- lief. Brieven die hij niet kan of mag versturen en dus meer en meer het karakter van een alleenspraak krijgen. Of, zo je wilt, in voorarrest gemaakte notities. Dat doet ons denken waaraan? Ja. Precies. Aan Stiller.
Max Frisch. Ik noemde hem al even. Kan het dualisme tussen verhoren en “eigen” teksten werken? Bij Frisch werkte het. Bij De Luca heb ik er een beetje zo mijn twijfels over. Het goede is dat een andere laag toevoegt. Het slechte is, dat het een andere laag toevoegt.
Wat moet zo’n lief nog in dit boek, moest het de verdachte menselijker maken?, maar hij komt ook in de verhoren al aardig menselijk en warm over, als iemand die lief zou kunnen hebben, of ooit lief gehad heeft, en hoe maakt het voor het verhaal eigenlijk nog uit?, of moet het hem juist wat “gestoorder” maken, want het lief spreekt nooit terug, schrijft ook niet zelf een brief, verdachte poogt haar op het eind een keer te bellen maar ze neemt niet op, ze komt nooit naar de gevangenis, de lezer zou maar zo kunnen gaan twijfelen of dat lief wel bestaat, zoals Hannelore Bedert ooit zong: wat als ik heb verzonnen / dat u ooit heeft bestaan, als het niet was voor de Doet Denken Aan, ging ook t schrijverken twijfelen of hij zijn Dregke niet eenvoudigweg had opgedroomd, een mens die brieven schrijft aan een hersenschim zal toch wel niet helemaal in orde zijn zeker?
En dan nog het eind.
Ja het eind.
Dat eind.
Waarom moeten schrijvers altijd op het eind nog een eind aan hun boek maken.
Goed. In de laatste brief aan zijn lief schrijft de verdachte over een gevecht dat hij gezien heeft op zijn favoriete gebergte. Verdachte, nu ineens wel een groot liefhebber van natuurwetten (instincten) (oergronden) (ach die ouwe Heidegger had al een hekel aan de neiging alles uit een of andere oergrond te willen verklaren), spreekt met enthousiasme van de manier waarop rivalen in de natuur met elkaar afrekenen.
Wel.
Dat kún je als een bekentenis lezen. Niet? Maar maakt dat uit?
Nee. Ja. Misschien. Wel.
Ik vind een filosofie over machtsverhoudingen en -misbruik, over het onwettige van wetten, over het onmogelijke van het mogelijke en het mogelijke van het onmogelijke gewoon wel wat sterker dan een verhaaltje over wraak. Dat is het. Dat ik iets heel sterks aan het lezen ben en dat het op het einde dan een kant opgaat die al het voorgaande een heel klein beetje teniet doet.
De feeks die Hollywood heet zal er echter van smullen. Je ziet de verfilming al voor je. De gelukkig vrijgesproken verdachte, die ons gedurende de film zo sympathiek geworden is, die ons deed lachen, ons aan het denken zette, blijkt in de aller- allerlaatste scene misschien toch de koelbloedige moordenaar te zijn waar de niet-zo-sympathieke, bazelende, keer na keer naar vergezochte uitvluchten grijpende inspecteur hem al de hele tijd voor hield. De muziek zwelt aan, camera zoomt uit, aftiteling.
De detectiveverhaalliefhebber smult ook.
De meer filosofisch ingestelde lezer scheurt de laatste 10 bladzijden er beter uit. Houdt dan een erg mooi boek over. Denkt na over dingen die het overpeinzen meer dan waard zijn.

Onmogelijk
- Auteur: Erri De Luca (Italië)
- Soort boek: Italiaanse roman
- Origineel: Impossibile (2019)
- Nederlandse vertaling: Annemart Pilon
- Uitgever: HetMoet
- Verschijnt: 21 mei 2025
- Omvang: 128 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Prijs: € 21,99
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van de roman van Erri De Luca
Hoog in de Dolomieten leggen twee wandelaars dezelfde route af. Eén man valt zijn dood tegemoet, de andere man slaat alarm. Maar deze twee mannen blijken met elkaar verbonden door meer dan alleen deze toevallige ontmoeting. Veertig jaar geleden maakten ze deel uit van dezelfde groep revolutionairen. Geschreven als een interview tussen de man en een jonge politierechter die hem verdenkt van moord, mondt deze zaak uit in een politiek filosofische zoektocht naar de verantwoordelijkheid van het individu binnen een actiegroep en de lijn tussen waarheid en perceptie.
Erri De Luca is op 20 mei 1950 geboren in Napels. Hij is een Italiaanse schrijver, vertaler en dichter. Zijn oeuvre omvat meer dan zestig boeken, waarvan de meeste titels bestsellers werden en in vertaling verschenen in onder andere de VS, Frankrijk, Duitsland en Spanje. Als gezegevierd schrijver, en volgens Corriere della Sera zelfs ‘de enige daadwerkelijke eersteklas schrijver die het nieuwe millennium ons heeft gebracht’, ontving De Luca meerdere prijzen voor zijn werk, waaronder de Europese Literatuurprijs voor zijn boek Il più e il meno (2016).
Bijpassende boeken en informatie