Categorie archieven: Poëzie

Huub van der Lubbe – Vlooienmarktdandy

Huub van der Lubbe Vlooienmarktdandy recensie en informatie boek met liedteksten en gedichten. Op 21 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Dtimar het nieuwe boek van de zanger van De Dijk, Huub van der Lubbe.

Huub van der Lubbe Vlooienmarktdandy recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Vlooienmarktdandy. Het boek is geschreven door Huub van der Lubbe. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met liedteksten en gedichten van de zanger van De Dijk, Huub van der Lubbe.

Huub van der Lubbe Vlooienmarktdandy Recensie

Vlooienmarktdandy

  • Schrijver: Huub van der Lubbe (Nederland)
  • Soort boek: liedteksten, gedichten
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 21 september 2021
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor het boek

  • “Huub vertelt ons helder hoe we ons verhouden en dat we het moeten en zullen rooien. Dus doe nou maar. En daar gaan een wijsheid en geruststelling van uit die Lennon en Dylan ook hebben. Ik zing over mij, maar ik ben als jij.” (Thomas Acda)

Flaptekst van het nieuwe boek van Huub van der Lubbe

Van jongs af aan wilde Huub van der Lubbe maar één ding: gezien worden. Als leeuwentemmer in het circus of als voetballer in een vol stadion. Het werd het podium van festivals, concertzalen en poptempels. Inmiddels is hij veertig jaar zanger van een van Nederlands bekendste bands, De Dijk.

Vlooienmarktdandy bevat de liedteksten en gedichten die Huub de afgelopen tien jaar schreef voor De Dijk, zijn eigen theatershows en voor anderen. Met inleidende verhalen van zijn hand. Zijn jeugd en idealen, het muzikantenbestaan en het leven in al zijn onvoorspelbaarheid bezingt hij. En de liefde, zoals niemand anders kan.

Hugo Logtenberg Achter De Dijk RecensieHugo Logtenberg (Nederland) –  Achter De Dijk
muziekboek, portret
Uitgever: Podium
Verschijnt: 4 oktober 2021

Bijpassende boeken en informatie

Louise Glück – Averno

Louise Glück Averno recensie en informatie dichtbundel uit 2006 van de winnares van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2020. Op 7 september 2021 verschijnt de Nederlandse vertaling van Averno de bundel met gedichten van de Amerikaanse dichteres Louise Glück.

Louise Glück Averno recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Averno. Het boek is geschreven door Louise Glück. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van deze dichtbundel uit 2006 van de Amerikaanse dichteres en Nobelprijswinnares Louise Glück.

Recensie van Tim Donker

Wie Louise Glück zegt, zegt Raster. Is wat ik dacht. Is wat ik zei. Want Glück, die stond altijd altijd altijd in Raster. Is wat ik dacht. Is wat ik zei. Dus dan. Loop ik naar boven, naar waar ik mijn Rasters bewaar. Ah, daar staan ze, zie ze staan daar. In die kast. Het doet me goed ze daar te zien staan, ik weet niet waarom, maar het doet me heel erg goed al die Rasters daar broederlijk naast elkaar te zien staan. Ze staan er nog. Ik kan ze nog zien, ik kan hun ruggen nog strelen. Het is nummer 125 dat ik zoek. Die index. Die handzame index. Misschien wel het meest ter hand genomen boek uit mijn verzameling. Glück, Louise. Eén vermelding. Eén vermelding??? Dat kan niet waar zijn. Eén vermelding, het staat er echt. Nummer 107. Opnieuw mijn vinger langs de ruggen. Verrek. 107. Ik heb hem wel. Dat wel ja. Dat ik Glück zo sterk met Raster associëren zou en dat ik dan net het enige nummer waarin iets van haar opgenomen was, niet zou hebben. Ik heb niet alle Rasters immers. Zoals het meestal gaat met mijn obsessies: op enig moment verloor ik al mijn interesse. Verwoed verzamelde ik ze. Ik was een verwoed verzamelaar. Er was een tijd, ooit, in een land, ergens. In die tijd, en in dat land had je antiquariaten. Kun je je dat voorstellen? Een heel pand, niet zelden gewoon in ergens een druk winkelgebied, tot de nok toe gevuld met tweedehands boeken. Die kon je kopen! Echt waar. Niet duur. Soms bestonden die antiquariaten zelfs uit meerdere verdiepingen. Niet louter in hele grote steden kon je die vinden. Ook in kleinere steden. In die dagen, en in dat land, ging ik graag naar andere steden, groot of klein. Een weekendje. Een midweek. Eén dag kon ook. En dan lopen, zelfs in drukke winkelgebieden, want ik wis dat de kans niet nihil was om een antiquariaat tegen te komen, kon je binnen stappen, kon je rond kijken. Vele boeken kocht ik in zulke winkels. Ook veel Rasters. Heel veel Rasters. Ik was een verwoed verzamelaar, zei ik dat al? Zag ik ergens een Rasters, dan kocht ik hem. Mijn verzameling begon vorm te krijgen. Ik had er al meer dan één plank voor nodig in mijn boekenkast. Tot ik op een dag voor die boekenkast stond, en die Rasters bekeek, en ze van de plank trok, doorbladerde, hier en daar iets lezend. En me bedacht dat zoveel van die Rasters die daar stonden gevuld waren met verhalen en artikels die ik nooit zou lezen. Dat het verzamelen in zichzelf een bezigheid was geworden. Misschien moest ik kritischer worden, dacht ik, en niet meer zonder meer elke Raster die ik tegen kwam kopen. Eerst eens doorbladeren. Zien of er dingen in stonden die ik ook echt zou gaan lezen. Proeven. Vier of vijf echt briljante gedichten zou genoeg zijn. En/of één echt geniaal prozastuk. Misschien een goed leesbaar, interessant, inspirerend essay. Het hoefde maar om een paar bladzijden per nummer te gaan, het hoefde maar weinig te zijn om de koop te rechtvaardigen. Ik kocht hoe dan ook nooit een Raster meer.

(en nu, vele jaren later, zou ik misschien het verzamelen wel weer willen oppakken, gewoon omdat het fijn is iets te verzamelen, maar nu bestaan er geen antiquariaten meer)

Maar nummer 107, 2004, die heb ik. Poëzie.  En Louise Glück staat er in, inderdaad. Met twaalf gedichten (tel ik goed?), wat niet meteen een hele bundel is maar wel veel meer dan een mens doorgaans in literaire bladen of in bloemlezingen vindt. Niets frustrerender dan een fantastisch gedicht te hebben gelezen in blad X of bloemlezing Y en brullend van enthousiasme maar meteen achter je peesee (of is dat ook al ouderwets?) te kruipen en een godeganzelijke bundel van de desbetreffende dichter in bestelling te doen om nadat het pakketje op je deurmat is beland te moeten constateren dat dat ene fantastische gedicht in blad X of bloemlezing Y een toevalstreffer was en de dichter subiet naar de mestvaalt van je bewustzijn mag.

Maar dat Glück daar met zo veel gedichten vertegenwoordigd was, maakte niet de verbondenheid met Raster uit die ze in mijn geest had. Misschien zat dit feit er voor iets tussen: dat ze in dat nummer 107 -dus pas in 2004 mensen- in het Nederlands geïntroduceerd werd. Door Erik Menkveld, die de gedichten ook vertaalde en ze vooraf laat gaan door een brief die hij aan haar schreef.

Het kan zijn dat dat het kan zijn. Maar het kan ook zijn dat dat het niet kan zijn.

Het kan ook dit zijn: de poëzie van Glück is monumentalistisch. Nee. Niet monumentaal. Monumentalistisch. Monumentalisme is het tegenovergestelde van versnijselisme. Dat weet u toch wel? Binst het monumentalisme houden gedichten op gedichten te zijn. Monumentalistische gedichten zijn veeleer beeldhouwwerken. Een monumentalistisch gedicht lees je niet, je bekijkt het. Je bekijkt het, je bewondert het, en je wordt er ook een beetje door verpletterd. Ja, monumentalistische gedichten zijn zwaar. Niet omdat zij het perse zoeken zwaar te zijn; ze zijn gewoon zwaar omdat het materiaal waaruit zij gekapt zijn zwaar is. Ik bedoel, die gedichten in Raster 107. Het allereerste gedicht vangt aldus aan:

Aan het eind van mijn lijden
was een poort.

Hoort: wat jullie dood noemen
herinner ik mij.

Welja. Dat gaat daar in regel één al over lijden, en de dood komt reeds ter sprake in regel drie. Die Glück is ook niet bedeesd zeg. It’s gotta be BIG. It’s gotta be theatrical. It should make an impression! Zou Laurie Anderson zeggen.

Het is die zwaarte die massa is. Het is de massa die lichaam is. Glücks gedichten zijn tastbaar, en vullen de ruimte waarin ze zijn. Vulden met gemak heel Raster 107, vulden met terug- en vooruitwerkende kracht alle Rasters ooit verschenen. Het is vandaar dat ik dacht dat Glück in alle Rasters stond.

De toon die de gedichten in Raster zette, wordt opgepakt met dit hier Averno. Het straalt al van de vormgeving af. Het boek alleen al is een beeldhouwwerk, en dan heb je nog geen letter gelezen. De vormgever moet deze gedichten gegeten, gedronken, geademd en geleefd hebben want zelden zag ik het uiterlijk van een dichtbundel zo sterk in overeenstemming met de inhoud. Die harde kaft. Die maakt dat je iets in handen hebt, dat je voelt dat je iets in handen hebt. Die tekening op de voorkant, die iets moderns en ook iets klassieks heeft. Die tekening, die rust ademt en ook een lichte dreiging. Die je in één oogopslag denkt gevat te kunnen hebben – en dan toch weer niet.

De zwaarte. Het monumentalisme. Het zit daar allemaal al in vervat.

Het gaat zo vaak over de seizoenen, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de sterren, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de lucht, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de nacht, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de dood, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over Persephone, Hades, Orpheus en Eurydice, in deze gedichten. Alle klassieke thema’s van het monumentalisme zijn aanwezig.

 

En.

Toch.

Maar.

Eigenlijk hou ik niet zo van monumentalisme.

Eigenlijk hou ik meer van het versnijsel.

Eigenlijk hou ik meer van het gruis op de vloer rondom het beeld dan van het beeld zelve.

Eigenlijk meen ik dat in dat wat vergeten, niet gezien, vertrapt wordt veel meer poëzie schuilt dan in dat wat onmiddellijk een ieders aandacht trekt.

Eigenlijk mag je volgens mij geen eigenlijk zeggen van Kees ‘t Hart.

Em.

Maar.

Toch.

Toch is er iets.

Toch is er iets wat maakt dat Louise Glück wegkomt met haar “eigenlijk” veel te zware veel te klassieke veel te monumentalistische poëzie. Het is hierom. Het is omdat Glück meester is (meesteres is?) in de paradox. Haar monumentalisme heeft iets achteloos. Met zorg gekapte beeldhouwwerken? Ja. Maar deze gedichten zijn niet alleen het beeldhouwwerk; ze zijn ook de omgeving waarin het beeldhouwwerk wordt aangetroffen. En dat is bij Louise Glück niet het belangrijkste plein in het centrum van een grote stad.

Je loopt. Je hebt al een tijd gelopen, en je blijft maar lopen, al heb je geen doel. Misschien ben je alleen, misschien ben je met iemand maar als je met iemand bent laat het dan iemand zijn die de stilte beheerst. Iemand die weet dat niet elke halve meter van de wandeling dichtgesmeerd moet met koetjes en met kalfjes. Een licht regentje zou prima zijn. Ik heb mijn bril afgezet. Ik heb mijn bril in de koker gedaan, die met die gouden plaat op de knop. Of los in mijn vestzak kan ook wel.

Al die tijd lopen doorheen de velden, de landerijen. Hoe heet dat. Misschien staan hier of daar wat groepjes bomen, zonder dat er sprake is van een bos. Er zou een watertje kunnen zijn, daar ergens aan je linkerhand. Nergens bebouwing. Dat s belangrijk. Nergens bebouwing. Er zijn vogels, zowel op de grond als in de lucht. Gelukkig weet je van geen enkele vogel tot welke soort die behoort. Mensen die weten tot welke soort een vogel behoort zijn de meest fantasieloze mensen op aarde. Het zou mooi zijn als het landschap licht gloorde zodat je nog niet weet wat er over honderd stappen komen gaat.

En dan ineens dat beeld dus.

Dat zou de titel geweest zijn in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels gaf: En dan ineens dat beeld dus.

Dan ineens dat beeld dus. Ik bedoel dat daar dus ineens een beeld staat. Het is groen van het mos. Het zou een cherubijntje kunnen voorstellen. Of een faun met kille hoorntjes. Het is al half vergaan. Het zegt dat het hier altijd al heeft gestaan. Het zegt dat de aarde nooit iets anders heeft gekend dan dit half vergane beeld hier. Een beeld zonder maker. Een beeld zonder begin. Een beeld zonder eind.

Zoiets dus.

Zoiets is de poëzie van Louise Glück. Beelden die er altijd al zijn geweest. Beelden die alleen maar worden aangetroffen in een landschap zonder nadruk. Beelden als voorhanden zijnden. Ofnee. Laat Heidegger er maar buiten deze keer.

Louise Glück dicht de aarde jonger. En leger. Een elementairder aarde, waar nog niet zoveel is.

Ergens in de negentiger jaren (ik was student toen, ik woonde in de allerlelijkste flat allertijden) viel ik hard voor wat bij gebrek aan beter met de term “generatie nix” ontsierd werd (o, dat niks en dan nog met die achterlijke x op het eind). Dat kwam vooral door Ray Loriga. Die drie boeken had geschreven die ik prachtig vond, toen (ik weet niet wat er nu bij herlezing van over zal blijven en ik ga het niet proberen want sommige dingen moeten overeind blijven). En die ergens, weetikveel waar, in een intervjoe had gezeid: “Waarom mag ik niet schrijven over wat ik zie als ik uit mijn raam kijk?” Dat ging over het traditionele proza, dat toen, en waarschijnlijk altijd, ver af stond, staat, zal staan, van wat wij mensen die mensen van alledag zijn, zien, horen, beleven, meemaken, als we lopen overheen onze dagdagelijkse straten naar onze dagdagelijkse banen en onze dagdagelijkse winkels en onze dagdagelijkse kaffees. Of kijken. Doorheen. Onze dagdagelijkse ramen. Want waarom zou literatuur altijd zoveel mijlen verwijderd moeten zijn van wat sommigen van ons misschien “het leven zelve” plegen te noemen?

Iets diergelijks bedoel ik met dat achteloze. Glück dicht niet, Glück kapt ook niet uit steen. Glück treft aan. In ergens een hoekje van de wereld (en zulke hoekjes bestaan in Amerika zeker en vast) waar misschien ook niet zo heel erg veel meer is dan seizoenen, sterren, lucht, nacht, dood, en wat je ooit geleerd had over mythen en over sagen in de langstverlee tijd dat je nog in de schoelje varen moest.

(en zulke hoekjes bestaan in Amerika zeker en vast) (kun je zeggen) (maar Louise Glück vernoemde deze bundel naar een klein kratermeer in Zuid-Italië) (kun je ook zeggen) (maar ook in Zuid-Italië zullen zulke hoekjes bestaan) (zeker in de nabijheid van kratermeren die door de Romeinen werden beschouwd als de toegang tot de onderwereld)

Werelden. Wind. Oppervlakten.

Het gaat om lopen. Om lopen waar de wereld zich tijdlozer toont. Waarom mag ik niet schrijven over wat ik zie als ik uit mijn raam kijk? (als ik uit mijn raam kijk zie ik een sloot) (als ik uit mijn raam kijk zie ik water) (lucht, als ik hoger kijk) (elementen, elementen) Waarom schrijf je je raam niet. Waarom schrijf je elementen niet. Je raam een venster. Het gaat om lopen. Om lopen op plekken waar niet veel meer is. Traagweg lopen. Averno is lopen. Nee. Averno is slenteren. Deze bundel moet traag. Kleine stappen. Stilstaan. Zwijgen. Kijken.

En proeven.

Proef:

“Als je verliefd wordt, zei mijn zus,
is het alsof je door de bliksem wordt getroffen.

Ze sprak hoopvol,
om de aandacht van de bliksem te trekken.

Ik herinnerde haar eraan dat ze precies
de formulering van onze moeder herhaalde, die zij en ik

in onze jeugd hadden besproken, omdat we beiden voelden
dat wat we bij de volwassenen zagen

niet de effecten van de bliksem waren,
maar van de elektrische stoel.”

Of proef:

“Je sterft als je geest sterft.
Anders leef je.
Je doet het misschien niet goed, maar je gaat door –
dat is geen keuze.

Als ik dit aan mijn kinderen vertel
gaan ze er niet op in.
De oude mensen, denken ze –
dit is wat ze altijd doen:
praten over dingen die niemand kan zien
om af te leiden van alle hersencellen die ze verliezen.
Ze knipogen naar elkaar;
luister naar het oudje, pratend over de geest
omdat hij het woord voor stoel niet meer weet.”

Je proeft het terwijl je, langzaam, langzaam, door Averno slentert. En het misleidt je, en dat is waarom je langzaam moet slenteren. De snelloper zou te gemakkelijk denken dat het in deze sietaten alleen maar te lachen geeft. Iets over ouderen die zwaar op de hand zijn en alleen maar met misplaatste adviezen aankomen, en jongeren die alles maar weghonen en bespotten in de onbesuisde arrogantie van de jeugd. Maar er zit ook tragiek in, en wanhoop, en ook dat ene – dat van die dingen die toch altijd maar weer gaan zoals ze gaan en hoe verdomde weinig invloed je daar op hebt. In het achteloze monumentalisme waardoor je loopt als je door Averno loopt, word je steeds weer uitgenodigd goed te proeven en beter te proeven en nog eens te proeven. Een bundel die, vermoed ik, goed is voor menige herlezing.

En dan zijn wij Nederlanders nog harder gezegend dan de Amerikanen waren. Want. Wij. Hebben. Radna Fabias. Ja. Ons Averno heeft niet één maar twee dichters. Glück en Fabias. Die in eerste beschouwing misschien niet verder uiteen hadden kunnen liggen. Of naja. Dat zeg ik maar gebaseerd op één gedicht. Van Fabias ken ik maar één gedicht. Ja, daar ga je dus weer, bloemlezing. Neem liever twaalf gedichten van een dichter op, dan ken je tenminste een beetje de hoek waar je het zoeken moet. Ik ken maar één gedicht van Fabias en dat heeft niets monumentalistisch. Wel iets geniaals. Wel iets briljants. Dat wel. En ik weet dat Radna Fabias een kat heeft. Mensen met een kat deugen. Of in ieder geval kun je zeggen: mensen met een kat deugen bovengemiddeld vaak. En dat kun  over mensen met een hond alvast niet zeggen.

Wat u hoger las waren de (v)/(h)ertalingen van Radna Fabias (Radna met de kat, Radna met dat ene geniale gedicht); ik laat u nu dezelfde fragmenten proeven maar dan in het oorspronkelijke Engels:

“When you fall in love, my sister said,
it’s like being struck by lightning.

She was speaking hopefully,
to draw the attention of the lightning.

I reminded her that she was repeating exactly
our mother’s formula, which she and I

had discussed in childhood, because we both felt
that what we were looking at in the adults

were the effects not of lightning
but of the electric chair.”

En:

“You die when your spirit dies.
Otherwise, you live.
You may not do a good job of it, but you go on –
something you have no choice about.

When I tell this to my children
they pay no attention.
The old people, they think –
this is what they always do:
talk about things no one can see
to cover up all the brain cells they’re losing.
They wink at each other;
listen to the old one, talking about the spirit
because he can’t remember anymore the word for chair.”

Zie je? Ofnee, proef je? Dat Nederlands van Fabias, dat smaakt anders dan het Engels van Glück. Soms smaakt het Engels zilt, en het Nederlands licht bitter. Soms sloeg waar ik in het Engels een lichte vorm van humor had menen te ontwaren, het Nederlands een serieuzere toon aan. Vaak vond ik het Nederlands mojer. Ja. Vaak vond ik het Nederlands mojer.

“Dat komt omdat je in je moerstaal ook de kleinste nuances aanvoelt,” zei Theo, “die je in een tweede taal, hoe goed je die ook beheerst, misschien mist. In je eigen taal begrijp je het toch altijd net iets beter.”

Is dat zo Theo?

Nee, dat is niet zo Theo.

Dacht ik later. Dacht ik toen al op de fiets zat, en een lichte regen begon te vallen (mijn bril had ik afgezet. mijn bril had ik in de koker gedaan, die met die gouden plaat op de knop. of in de zak van mijn postjas, dat kan ook wel). Ik moest denken aan iets wat ik ooit gelezen had in een Amerikaanse klantrecensie. Het ging over een gedicht dat de schrijver van die recensie erg mooi vond. Hij had het gedicht voorgelezen aan een vriend maar die had gezegd “Ik begrijp hem niet.” Waarop de reactie van de eerste was geweest: “Het is geen mop.”

Het is geen mop inderdaad (ja poëzie is geen grapje hoor mensen!). Het is geen mop in de zin van iets dat begrepen moet worden om het te kunnen smaken. Soms is poëzie zelfs mojer als het een beetje in het vage blijft. Ik las vaker tweetalige bundels en meestal vond ik het Engels sterker. Vertalers maakten expliciet wat het Engels naar mijn idee slechts vermoeden liet. In het expliciete zit geen poëzie. Of minder toch dan in het vermoeden.

Er is iets anders aan de hand met dat Nederlands van Radna Fabias. Het is niet dat zij er hele andere gedichten van maakt; het is alsof ze in het voorbijgaan heel lichtjes tegen de lamp stootte waardoor de schaduw een paar millimeter verschoven is.

Het Nederlands van Radna Fabias is raar.

Raar als in vreemd.

Vreemd als in curieus.

Curieus als in prikkelend.

Ik denk aan de vrouw die de module Engels gaf tijdens mijn studie. Globalisme stond toen nog in de kinderschoenen – je kon nog onbekommerd anti zijn toen! Maar niettemin, studenten die zich bezighielden met communicatie, zo moet men gedacht hebben, moeten in deze dagen het Engels toch wel een beetje machtig zijn. Er was een vrouw gevonden die hoorbaar het grootste deel van haar leven in Engeland had gewoond. Ze sprak wel Nederlands maar dat was niet het normale Nederlands, het Nederlands van diegenen van wie het de eerste taal is. Haar Nederlands was echter  niet gebrekkig of onjuist. Het was voornamelijk raar. Soms gebruikte ze woorden die in het Nederlands weliswaar bestaan, maar allang verouderd zijn. Soms gebruikte ze woorden die in het Nederlands bestaan en ook niet perse verouderd zijn, maar alsnog door bijna niemand gebruikt worden. Soms maakte haar woordvolgorde een triviale mededeling bijna plechtig. Bovenal klonk het alsof ze alles zong. Glück draagt voor. Fabias zingt. Zoiets? Hum. Nee. Ja. Misschien. Ik weet het niet. Het kan zijn dat dat kan zijn maar het kan ook zijn dat het niet kan zijn. Je kunt niet twee keer door dezelfde regen lopen. Je proeft niet twee keer hetzelfde gedicht. Het licht raakt je ogen net een fractie anders.

Niet alleen moet je langzaam lopen in deze bundel, je moet terugkeren ook. Om de parallelle gangen uit te lopen. Hoe leest u een tweetalige bundel?

Ik las elke bladzijde twee keer: eerst het Engels, daarna het Nederlands.

Maar ik had het ook zin voor zin kunnen doen. Of gedicht voor gedicht. Of één keer de hele bundel in het Engels en later dan nog een keer de hele bundel in het Nederlands Wellicht doe ik dat alsnog. Bij tweede bij derde bij vierde of bij honderdste herlezing. Want de bundel biedt nog genoeg regentjes om doorheen te lopen, denk ik.

Vulde Glück in haar eentje al alle Rasters; samen met Fabias vult ze mijn hele boekenkast.

 

Louise Glück Averno Recensie

Averno

  • Schrijfster: Louise Glück (Verenigde Staten)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Averno (2006)
  • Nederlandse vertaling: Radna Fabias
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 7 september 2021
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor het werk van Louise Glück

  • “De beste typering van Glücks poëzie is dat “alles wat ze aanraakt, verandert in muziek en legende”. Inderdaad, Glück hoort bij die club van dichters van wie het werk uit zichzelf zingt, waar de nadrukken liggen waar zij ze heeft bedacht en een verhaal te vertellen heeft: van compassie, verwondering, afkeer, en soms ook van lyrische woede.” (Philip Huff, De Groene Amsterdammer)

Flaptekst van de dichtbundel van de Amerikaanse dichteres Louise Glück

Glück noemde Averno (2006) naar een klein kratermeer in Zuid-Italië, dat de Romeinen beschouwden als de toegang tot de onderwereld. Averno is als een lange, rusteloze klaagzang vol spitsvondigheid en schrijnende beelden.

Louise Glück Winterrecepten van het collectief RecensieLouise Glück (Verenigde Staten) – Winterrecepten van het collectief
gedichten, poezie
Uitgever: De Arbeiderspers
Verschijnt: 5 april 2022

Bijpassende boeken en informatie

Charlotte Van den Broeck – Aarduitdrijvingen

Charlotte Van den Broeck Aarduitdrijvingen recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe Vlaamse dichtbundel. Op 14 september 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van de Vlaamse dichteres Charlotte Van den Broeck.

Charlotte Van den Broeck Aarduitdrijvingen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van het de dichtbundel Aarduitdrijvingen. Het boek is geschreven door Charlotte Van den Broeck. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van de Belgische dichteres Charlotte Van den Broeck.

Charlotte Van den Broeck Aarduitdrijvingen Recensie

Aarduitdrijvingen

  • Schrijfster: Charlotte Van den Broeck (België)
  • Soort boek: gedichten
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 14 september 2021
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de dichtbundel over Death Valley van Charlotte Van den Broeck

Deze bundel, vrucht van een verblijf in Death Valley, is een verzameling van veranderlijke landschappen en de wisselende lichamen die zich erin voortbewegen.

De gedichten zelf zijn evenzovele oefeningen in waarneming. In de ruimten tussen aanblik en uiterlijke verschijning ontstaan beelden, onderhevig aan kleuren, texturen en zintuigen. En deze beelden rijgen zich aaneen tot wat misschien wel feministische natuurgedichten kunnen worden genoemd over zaken als erotiek, bloei, geweld en kwetsuur:

de woestijn woelt en sleept haar laken mee
er ontwaakt
een vrouw zonder beschadigingen, ze kleedt zich
voor een dagtocht, ze zeult geen geesten.

Bijpassende boeken en informatie

Anton Korteweg – Enfin

Anton Korteweg Enfin recensie en informatie over de nieuwe bundel met gedichten. Op 1 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij Meulenhoff het boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter Anton Korteweg.

Anton Korteweg Enfin recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de dichtbundel Enfin. Het boek is geschreven door Anton Korteweg. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de bundel met nieuwe gedichten van Anton Korteweg.

Anton Korteweg Enfin Recensie

Enfin

  • Schrijver: Anton Korteweg (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Meulenhoff
  • Verschijnt: 1 oktober 2021
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Anton Korteweg

Vijftig jaar na zijn debuut een nieuwe bundel met vijftig gedichten ter ere van dit jubileumjaar.

‘Voor een dichter ben ik behoorlijk normaal’, liet Anton Korteweg zich ontvallen in een interview. En hij kan het weten, als boomer wiens debuut Niks geen Romantic Agony vijftig jaar geleden verscheen. In de tussentijd heeft hij – lichtvoetig melancholicus – met toegankelijke en ietwat ironische gedichten een breed publiek weten te bereiken. Enfin, de jongste loot aan een oude stam, telt vijftig gedichten waarin Korteweg de lezer met de nodige zelfspot beurtelings waarschuwt en geruststelt:

Hoe meer bij leven al van je is afgepakt,
hoe minder later nog hoeft dood te gaan.
Je levert jaarlijks slechts een half procent
aan spierkracht in. Geef kwalen dus ruim baan!

Bijpassende boeken en informatie

Iineke Riem – Fantasii

Ineke Riem Fantasii recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe Nederlandse dichtbundel. Op 1 juni 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek met gedichten van dichteres Ineke Riem.

Ineke Riem Fantasii recensie en informatie

Als de redactie het boek leestt, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Fantasii. Het boek is geschreven door Ineke Riem. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit nieuwe boek met gedichten van de Nederlandse schrijfster Ineke Riem.

Ineke Riem Fantasii Recensie

fantasii

  • Schrijfster: Ineke Riem (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 1 juni 2021
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Ineke Riem

Een meisje met een levendige fantasie wordt wakker in een letter en spreekt de taal van de bomen. Dat ze op een dag zal worden doorgekrast door een groot duister kan ze niet vermoeden. In Fantasii doet de dichteres verslag van een crisis die haar verlamt en haar werkelijkheid uiteen laat spatten, momenten uit haar vroege jeugd drijven boven. Ze stijgt op naar de tiende hemel waar ze mystieke ervaringen beleeft. Dan keert ze terug op aarde. Haar huis is verdwenen, misschien is haar handschrift het enige wat ze nog heeft. Terwijl haar liefdesleven in de Biotex weekt, probeert ze zichzelf uit woorden te herscheppen.

Bijpassende boeken en informatie

Babs Gons – Doe het toch maar

Babs Gons Doe het toch maar recensie en informatie eerste bundel met gedichten van de Nederlandse spoken word dichteres. Op 17 mei 2021 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact het debuut van de Nederlandse spoken word dichteres Babs Gons.

Babs Gons Doe het toch maar recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de poëziebundel. Een modern verlangen. Het boek is geschreven door Hanna Bervoets. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse schrijfster Hanna Bervoets.

Babs Gons Doe het toch maar Recensie

doe het toch maar

  • Schrijfster: Babs Gons (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 17 mei 2021
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het debuut van Babs Gons

Geëngageerde gedichten die recht het hart en het hoofd in gaan om daar rond te zingen. Doe het toch maar als levenshouding, universeel door het persoonlijke, hoogst actueel en tijdloos. In haar geëngageerde poëziebundel ‘Doe het toch maar’ weet Babs Gons de vinger op pijnlijke plekken te leggen door de wereld te bevragen en de plooien van het leven te laten zien. Gedichten die recht het hart en het hoofd in gaan om daar rond te zingen. Of het nu gaat over vrouw-zijn, het slavernijverleden, afkomst, de liefde in al haar verscheidenheid, of de kwetsbare positie van de kunsten, al deze uiteenlopende thema’s zijn onder één lemma te brengen: Het Leven zelf, in al zijn kleuren en facetten. Nooit omfloerst, niet bang de dingen bij de naam te noemen. ‘Doe het toch maar’ als levenshouding, universeel door het persoonlijke, hoogst actueel en tegelijk tijdloos, en wars van hokje denken

Bijpassende boeken en informatie

Bart Plouvier – De zon regent koperen spijkers

Bart Plouvier De zon regent koperen spijkers. Mariekerkse gedichten recensie en informatie over de nieuwe Vlaamse gedichtenbundel. Op 25 mei 2021 verschijnt bij uitgeverij Vrijdag het nieuwe boek met gedichten van de Vlaamse dichter Bart Plouvier.

Bart Plouvier De zon regent koperen spijkers recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de gedichtenbundel De zon regent koperen spijkers. Het boek is geschreven door Bart Plouvier. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de bundel met gedichten van de Vlaamse schrijver Bart Plouvier.

Bart Plouvier De zon regent koperen spijkers Recensie

De zon regent koperen spijkers

Mariekerkse gedichten

  • Schrijver: Bart Plouvier (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Uitgeverij Vrijdag
  • Verschijnt: 25 mei 2021
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de bundel met nieuwe gedichten van Bart Plouvier

Bart Plouvier verrast met een nieuwe serene en klassiek gecomponeerde verzen. Weemoedig, strak, nostalgisch.

Zomerwandeling

Ik loop langs de stroom,
de zon regent koperen spijkers,
pint mij vast op ’t asfalt op de dijk;
ik roep, alleen de vogels reageren:
in de top van een kastanjeboom
tussen ’t slib en in een eik
langs de floue rand van ’t bos.
Pas als het koper koud en water wordt,
kom ik langzaam los.

Bijpassende boeken en informatie

Jit Narain – Een mensenkind in niemandsland

Jit Narain Een mensenkind in niemandsland recensie en informatie bloemlezing met poëzie van de Surinaamse dichter. Op 6 april 2921 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer deze bundel met gedichten van Jit Narain.

Jit Narain Een mensenkind in niemandsland recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de bloemlezing Een mensenkind in niemandsland. Het boek is geschreven door Jit Narain. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met gedichten van de Surinaamse dichter Jit Narain.

Jit Narain Een mensenkind in niemandsland Recensie

Een mensenkind in niemandsland

  • Schrijver: Jit Narain (Suriname)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Samenstelling: Michiel van Kempen, Effendi Ketwaru
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 6 april 2021
  • Omvang: 134 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de bloemlezing met gedichten van Jit Narain

Een mensenkind in niemandsland is een door Michiel van Kempen en Effendi Ketwaru samengestelde bloemlezing uit de tien bundels die van Jit Narain vanaf 1977 tot en met 2019 zijn verschenen.

Zoals de meeste Surinaamse dichters heeft Jit Narain al zijn dichtbundels zelf laten drukken en alleen in kleine kring verspreid. Pas in 2018 heeft Uitgeverij In de Knipscheer een van zijn bundels in Nederland op de markt gebracht (‘Waar ben je daar / Báte huwán tu kahán’). Jit Narain dicht, net als veel andere dichters uit veeltalenland Suriname, in twee talen. Bij hem zijn dat Sarnámi en Nederlands. Veel van zijn Sarnámi poëzie is door hem zelf in het Nederlands vertaald en andersom.

Voor de dichter Jit Narain is zijn eerste taal Sarnámi bovenal de taal die de geschiedenis van de contractanten en hun nakomelingen belichaamt. De bijzondere betekenis die Sarnámi voor hem heeft, maakt dat zijn gedichten in deze taal niet zomaar de persoonlijke uitdrukking van gedachten en gevoelens zijn; hij wil iets voor die taal doen. Hij wil Sarnámi – in zijn eigen woorden – ‘voornaam, klassiek maken’ en daarmee eer bewijzen aan de generaties die deze taal gevormd hebben.

Een terugkerend woord is lied, in de ruime betekenis: al wat mij aan taal en cultuur (verhalen, liederen, feesten, rituelen, waarden, levenshouding) is doorgegeven. In Agni ke yád zegt de ik tot Ájá, zijn grootvader: ‘in het zingen van jouw lied ben ik tekort geschoten.’ Het is een van de sleutelzinnen van dit boek en van zijn oeuvre als geheel. Iets prils, iets moois, iets teers, iets van onnoembare waarde kan niet blijven bestaan, het gaat stuk. Dit motief bindt veel van Jit Narains poëzie tot een eenheid. Dat wat stukgaat is (bijna) onstoffelijk. Poëzie kan het gebrokene niet helen, maar wel de herinnering eraan bewaren en het verlangen ernaar verwoorden.

Jit Narain is als Djietnarainsingh Baldewsing geboren op 7 augustus 1948 te Livorno, een plaats in het toenmalige district Suriname (nu district Wanica) bezuiden Paramaribo. Hij groeide op binnen een homogeen Hindostaanse cultuur. Als moedertaal sprak hij het Sarnámi, de taal van de Surinaamse Hindostanen. Na zijn Algemene Middelbare School in Paramaribo in 1969 studeerde hij medicijnen en culturele antropologie in Leiden om in 1978 als arts en in 1979 als huisarts af te studeren. Narain ging in december 1991 terug naar Suriname. Hij opende in het district Saramacca een polikliniek en bouwde achter zijn huis een cultureel centrum met bibliotheek, zwembad en mediavoorzieningen voor de districtsbewoners. Hij legde zich ook toe – in de traditie van zijn ouders en voorouders – op de landbouw. Voor zijn dichtwerk en voor zijn verdiensten voor de emancipatie van het Sarnámi werden hem tal van literaire prijzen toegekend. Anno 2021 is Jit Narain nog altijd huisarts en landbouwer en woonachtig in de plaats Uitkijk in Suriname.

Bijpassende boeken en informatie

Sasja Janssen – Virgula

Sasja Janssen Virgula recensie en informatie over de nieuwe dichtbundel. Op 1 juni 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichter Sasja Janssen.

Sasja Janssen Virgula recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Virgula. Het boek is geschreven door SasjaJanssen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit nieuwe boek van de Nederlandse dichteres Sasja Janssen.

Sasja Janssen Virgula Recensie

Virgula

  • Schrijfster: Sasja Janssen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 1 juni 2021
  • Omvang: 56 pagina’s
  • Uitgave: Paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Sasja Janssen

Virgula, Latijn voor komma, houdt de stilstand tegen, laat de gedachten en de taal voortgaan. De dichteres roept haar in elk gedicht aan, als zou ze een godin zijn, een vriendin of geliefde, iemand die ruimte biedt als de leegte te zwaar wordt. Of ze jaagt haar Virgula’s juist weg als duivelinnen, wanneer angst en paniek haar denken niet laten stoppen. ‘Ik verlang naar een punt, maar mijn Virgula’s kijken er wel voor uit die te zetten / ik dicht ze me toe, alsof de dood me op de hielen zit’.

Janssens gedichten, rijk aan gulzige taal en beelden, zijn gevuld met melancholische herinneringen en, tegelijk, met een groot verlangen naar levenslust. Weergaloos.

Bijpassende boeken en informatie

Paul van Ostaijen – Bezette stad

Paul van Ostaijen Bezette stad recensie en informatie dichtbundel uit 1921. Op deze pagina is de recensie te lezen van Tim Donker van de dichtbundel Bezette stad van Paul van Ostaijen. Bovendien besteedt hij aandacht aan twee door dit boek geïnspireerde boeken van Matthijs de Ridder – Boem Paukeslag en Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek – Besmette stad.

Paul van Ostaijen Bezette stad recensie en informatie

Recensie van Tim Donker

Paul van Ostaijen Bezette stad Recensie boek uit 1921

Bezette stad

  • Schrijver: Paul van Ostaijen (Belgie)
  • Soort boek: gedichten
  • Eerste druk: 1921
  • Uitgever heruitgave: Boom Uitgevers
  • Verschijnt: 25 maart 2021
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Laten we zeggen dat dat honderd jaar geleden is. Laten we dat zeggen want het is ook honderd jaar geleden. Laten we het daarom klassiek noemen. Zegt iemand: klassiek is wat levenskrachtig is. Ofnee. Komen we af met een term als historisch. De historische avantgarde noemt sij dat. Goeje term enerzijds wel. Zeg nu zelf. Hoe strijdbaar Van Ostaijen was, en hoe idealistisch – en hoe hij dat in zijn werk wilde laten meeklinken. Zegt Hector-Jan Loreis: nieuwe roman is nieuwe filosofie. Dat ging dan misschien over de nouveau roman maar voor het werk van Van Ostaijen (alsmede van vele anderen van de “historische” avantgarde) is het er evenmin naast. Nieuwe gedachten vroegen om nieuwe vormen. Nieuwe vormen om oude tijden op te blazen en zo de weg vrij te krijgen voor nieuwe tijden. Zegt iemand: God geve dat wij staatsgevaarlijk weze. Goed dat het een militaire term is. Niet goed dat het een militaire term is. Kan Buelens zeggen: wij verkennen nu hier deze plek, opdat anderen hier later ook zouden kunnen komen. Humja. Maar stel je voor dat je jazzer bent. Je bent niet zo’n hele interessante jazzer misschien. Maar je blaast al eens een trashmetalliedje op je sax. En je laat je sax al eens op je kin balanseren. En dan blijkt dat de sax op de kin of Angel of Death uit de sax toch niet goed is om schokgolven teweeg te brengen. Dan kun je nog altijd lachen met avantgarde. En heel bueleniaans zeggen dat die avantgardisten maar een stel sukkelaars was dat misschien maar een fractie eerder rondhing waar later velen rondhingen te hangen. Of stel je voor dat je Kundera bent. Je kunt nog altijd Kundera zijn. Je kunt nog altijd Kundera worden. Je bent Kundera en je zegt dat avantgardisten vuile lafaards waren omdat ze laaghartig flirtten met een zekere overwinnaar: de toekomst. En dit hier is mijn probleem. Dit is mijn probleem met de militaire achtergrond van het begrip avantgarde. Ik peins mij een avantgarde zonder ruimtelijke en temporele invulling. Ik peins me dit.

Dat misschien niet elke avantgardist school heeft willen maken. Dat misschien niet elke avantgardist zonodig volgelingen behoefde. Dat er misschien ook avantgardisten waren zonder glazen bol. Dat misschien niet elke avantgardist de toekomst had gezien; gezien had welke stijlen in de toekomst gevierd zouden worden om het dan alvast nú te gaan maken opdat zij later als Ziener gezien zouden worden. Ergens wordt het hier totaal infantiel. Ik stel mij de mogelijkheid tot experimenteren voor, zonder de ballast van de militaire term. Een zoeken naar nieuwe vormen, misschien, omdat je in de oude vormen niet gezegd krijgt wat je zeggen wou. Er zit altijd iets politieks in de grensoverschrijding. Experimenteren is altijd een daad. Maar het kan ook een puur individuele daad zijn. De avantgardist als eenling die er niet om malen zal dat hij geen volgelingen hebben zal. Die op zijn eigen individuele manier spreken wil, zonder de ketenen van de tradisie en zonder de verantwoordelijkheid dat hij een pad effenen moet voor anderen.

(de simplistiese idee dat er een garde is en een avantgarde, p’sies gelijk ons toen we in de schoelje moesten varen gaan werd verteld dat er leiders en volgers waren & anders niets, en ik zat, zat aan, zat aan tafeltje en keek en ik zag volgers en ik zag leiders en ik zag ook figuren die geen van beiden waren maar zich naast of onder of boven de groep bevonden, niet per se alleen, niet per se geïsoleerd maar wel buiten de groepsdynamiek; misschien plauderen wij beter van een voor de garde en een naast de garde en een terzijde de garde en een onder de garde en een boven de garde en een lichtjaren van de garde vandaan en niks met heel de garde te maken hebbende)

Neem het onderhavige werk. Bezette stad. Het is nog altijd een uniek werk, en ook honderd jaar later zullen er nog veel lezers zijn die het niet snappen of het misschien zelfs geen poëzie vinden. Het spreekt een zo krachtige taal dat het nu nog altijd van de bladzijden spat. Poëzie is woordkunst, zei Van Ostaijen ooit. In Bezette stad lijkt vooral het woord tot kunst verheven te zijn. Ik wil, voor ik lezen ga, eerst en vooral kijken naar Bezette stad. Kijken naar de bladzijden. Kijken naar de typografie. Kijken naar de wisseling in corpsgrootte, kijken naar de verschillende lettertypes. Hoeveel boeken kent u die u veel, zeer veel kijkgenot verschaffen nog vóór het (te verwachten) leesgenot? En dan is er nóg een komponent: muzikaliteit! Bezette stad oogt ritmies, oogt muzikaal. Wow. Ja. Je kunt het boek ook horen voor je het leest. Ik dacht een flard Stravinsky te horen, ik lieg niet (nog zoiets trouwens, ik ken iemand die Le Sacre du Printemps nog steeds als onbeluisterbare herrie ziet).

Laat het beginnen met laweit. (zacht lawijd). Laat het beginnen op een punt in de geschiedenis. Laat het iets historisch zijn, een zeppelin boven Antwerpen bijvoorbeeld. Laten we beginnen op een punt in de geschiedenis, laat het iets groots zijn, waarom niet iets groots. Iets als de eerste wereldoorlog misschien. Iets als een zeppelin boven Antwerpen misschien. Iets als een bom misschien. Zodat het begint met laweit. (zacht lawijd). Altijd begint alles met laweit, altijd begint alles met een bom.

De eerste wereldoorlog is in Nederland denkelijk niet de bekendste der wereldoorlogen. Hier voor u beschreven, hier voor u door Van Ostaijen beschreven, direkt, levend. Of niet meteen direkt en niet meteen levend: Van Ostaijen schreef Bezette stad toen hij in Berlijn woonde, en de eerste wereldoorlog al afgelopen was. En ik lees het, op een punt in de geschiedenis, ik lees dit in Vleuten op het punt in de geschiedenis dat het ausradieren der oningeënten niet meer ver af is (geen seconde getwijfeld!) (opdat ik er geen meer kan aansteken die daar minder goed tegen kan) (die daar minder goed tegen kan) (want we doen het voor elkaar) (voor elkaar voor elkaar) (er is geen punt in de geschiedenis waarop we zo ontzettend solidair met elkaar zijn geweest) (we doen het samen) (en wie anders denkt kan henen gaan) (wees niet die eigenwijze Nederlander) (geen seconde getwijfeld) (iemand anders die daar minder goed tegen kan).

De eerste wereldoorlog. En jazz. En film. En sex. En ellende. En explosies. En dans. Een dans in explosieve poëzie. Zegt Paul Neuhuys: Tussen het statigen en de boulevards schitteren de cinema’s, en de cinema’s die had Van Ostaijen ook zien schitteren. Bezette stad barst van de filmverwijzingen. De wijze waarop film, jazz, dans en het uiterst beweeglijke taalgebruik van Van Ostaijen samenkomen maakt dat het oorlogsgeweld in eerste instantie bijna orgastisch aandoet. Er is sprake van “kanoncoïtus” en van “knal knal kneppert klettert knepperen klettert knallen / muziek luchtverplaatsing in Zut majeur / en contrapunt / Vluchtverplaatsing in Zut mineur / bommen knallen / en de obus bust zich in een huis / (record spoedbestelling) / gaat huis in vlam / flakkeren van vlam vóór maan / maan voor de Vlam / vlam / maan / VLAM / de STad STaat STil”.

Of misschien is de sexualisering een manier om de perversiteit van de situatie te benadrukken? “EUROPA volgens EROTISCHE BEDDINGEN / wij kennen Europa zó lang zó lang / gerekt uitgestrekt vlak en in de hoogte / geologies / stroombekken / politiek / commerciëel / en dat alles en dat alles / naar / deze EROTIESE KAART is een noodzakelijkheid”.

De noodwendigheid der dingen in een groots, onontkoombaar SAMEN. (zie het ziekelijke coronopaspoort) (het ausradieren der oningeënten kan een aanvang nemen) (geen seconde getwijfeld) (een ander die daar minder goed tegen kan) (darf ich ihnen ausweis sehen?)

Misschien verwachtte de flamingant Van Ostaijen wel dat er  een ander soort SAMEN zou voortkomen uit deze oorlog. Vernieling om een nieuwe opbouw mogelijk te maken. Als we hem volgen van een “bedreigde stad” over een “bezette stad” naar “de aftocht” (inval – bezetting -aftocht) lijkt verwoesting echter voornamelijk verwoesting te hebben gebracht. “de overwinning is aan diegene die het meest mizerie kan lijden” heet het, en “de bezetting houdt op / de bezetting begint”; “alles is zonder zin / nu”; “leve de gekrepeerden”.

Bezette stad is het indringende verslag van een oorlog; het is ook Van Ostaijens verslag van een oorlog. Dat geeft de nodige ruimte bij het lezen. Het is mogelijk om die boek puur historisch te lezen. Een jongeman maakt een oorlog mee. Ofnee. Een jongeman maakt de eerste wereldoorlog mee, in Nederland -als ik zei- niet meteen de bekendste van de twee wereldoorlogen. Je kunt iets leren over de eerste wereldoorlog; je kunt iets leren over hoe een jongmens -een activistisch jongmens- als Van Ostaijen de eerste wereldoorlog (en in het bijzonder de bezetting van Antwerpen) beleefd heeft. Je gaat dat in je eentje niet allemaal kunnen vatten; je gaat niet alle (film)verwijzingen en alle historische subtiliteiten vatten. Maar er is hoop. Matthijs de Ridder schreef Boem Paukeslag. Daarin pluist hij Bezette stad grondig uit, en verklaart het onverklaarbare. Ik kom nog te spreken over De Ridder en over Boem Paukeslag; ik kom er nog over te spreken.

Misschien ben je geen historicus. Misschien maakte je geen oorlog mee (zegt Herman Brusselmans: iedereen heeft een oorlog meegemaakt). Misschien lees je dit op een punt in de geschiedenis waarop het ausradieren van de oningeënten (geen seconde getwijfeld) niet meer veraf is, en herken je toch iets in de onvrijheden die Van Ostaijen hier beschrijft. Dan is er Besmette stad, waarin f’domme diezelfde Matthijs de Ridder samen met Willem Bongers-Dek vijfenzestig kunstenaars vanuit hun tijd heeft laten reageren op Bezette stad. Of je leest gewoon het werk van Van Ostaijen nog een keer, maar dan met je ogen van nu. Want ook dat is mogelijk: in woorden van toen, het gebeuren van nu ontmoeten.

Tot slot vind ik het geenszins van oppervlakkigheid of denkluiheid getuigen om Bezette stad puur als (experimenteel) kunstwerk te benaderen. Het grote formaat dat Boom dit boek gegund heeft komt hier van pas: ik kende Bezette stad eigenlijk alleen op klein formaat in de Verzamelde poëzie uit 1963, waar het toch minder tot spreken komt. Het gaat hier om een grootse taal ommers; een taal die uit zijn voegen barst, woorden die overheen heel de pagina lopen, woorden die zich opblazen, woorden die leeglopen, slagvaardige woorden en moegestreden woorden: ook nu is het nog opwindend om te lezen (zien?). Ook nu is het nog “nieuw”; ook nu is het nog een avontuur; ook nu nog kent het zijn gelijke niet; ook nu nog in staat om hoogstpersoonlijke assoosjasies bij de lezer te evokeren. Dadaïstische wortkunst, w’rom niet; “sprachskepsis”: de wereld is niet in woorden te vatten, dierhalve zijn woorden alleen maar interessant als “associatieruimte”; in nieuwe -eventueel ongrammaticale- samenhangen nieuwe betekenissen genereren (nieuwe roman is nieuwe filosofie); Paul van Ostaijen zelve zou hier misschien gruwelen maar we hoeven niet te lezen met de ogen van de schrijver en zelfs niet met diens goedvinden (of de schrijver nu nog in leven is of niet). Ik dacht aan August Stramm en ik denk heus niet dagelijks aan August Stramm.

Mogelijk dat het mogelijk is dat alle drie de leesniveaus tegelijk kunnen opgaan (de historische, de hedendaagse en de kunstzinnige) of anders wel na elkaar: Bezette stad is een boek dat uitnodigt tot herlezen. En iedere keer dat je het leest, zul je een ander boek lezen (ja ik weet wel je kunt ook niet twee keer in dezelfde rivier stappen maar dit is toch anders).

Besmette stad Recensie

Besmette Stad

Vijfenzestig kunstenaars antwoorden op Bezette stad van Paul van Ostaijen

  • Redactie: Matthijs de Ridder, Willem Bongers-Dek
  • Soort boek: kunstboek
  • Uitgever: Pelckmans Uitgevers
  • Verschijnt: 15 februari 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

En dit is ook veel. Is ook veel bijvoorbeeld Jeroen Olyslaegers (hee ik dacht dat die al dood was trouwens?) (wie is er dan dood dan?), is ook veel waarbij, hoe noem je dat?, dada, cut-up, kollaazje, praat van radio of op straat of op facebook (bestaat dat nog dan?) of whatsapp, is ook veel van wat een moderne dag Paul van Ostaijen gedaan zou hebben (maar kon die verschrikkelijke engerd van een Marc van Ranst er niet nog wat erg van langs krijgen, Jeroen?, er was van langser misschien). En is ook veel, is Betül Sefika en Maarten van der Graaff (nee niet die van die generator) (die was zonder r) (ach Peter Hammil) (een luis is geen thuis) (ach Nick Pearne) (ook hij nu dood) & bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Yves Coussement zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Ruben van Gogh zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Dean Bowen zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Xavier Roelens zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Onno Kosters zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Nick Swarth zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Peter Smink zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Peter van Lier zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Veva Leye zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Joshua Clover zijn (waarom niet? die schreef al eens over Antwerpen, toch?). Want ik bedoel zoals het spat. Ik bedoel zoals het loopt. Overheen de pagina. Nee. Van de pagina af. Want dat is een ander ding met poëzie: het wil helemaal niet op een stomme pagina staan te staan, het wil daar van af. Het wil bij u zijn. Poëzie wil alleen bij u zijn. U die de lezer is. En het is waar dat het uit zijn voegen barst. En hoe het barst. Deze vierkante decimeter (te verleggen) (o & het is raden naar).

Deze volte. Deze volheid. Dit volle. Hoe het beweegt overheen en ook buiten pagina’s. Soms is het misschien een beetje vanostaijentje spelen, dan denkt een mens bijna Maar Bezette stad is beter (het oude werk is beter) (vroeger was het beter) (ik vind de vroege Angelique beter dan de latere Angelique) (ik hield van de Angelique van vroeger maar zulk een trezebees als die Angelique van nu is) (vooral toen ze begon te zagen dat ze zich zo schaamde dat ze de coronaregels eerst niet serieus nam & toen kreeg ze corona) (en nu schaamt ze zich dat ze ooit een collega in zijn gezicht uitlachte omdat hij haar verweet dat ze zich niet aan de 1,5 m regel hield). Maar. Neen. Vaak is het echt, en echt mooi.

Zoals. Lisa Weeda (ik ken haar niet) met het lichtelijk vervreemdende 1914, 16 over een van een kopje afgebroken oortje dat door een soldaat tot ring vermaakt is – alles gezien vanuit het standpunt van het kopje dan oortje dan ring.

Of Nele Eeckhout en Pete Wu (ik ken hen niet) wier Rauwstad helaas wel hier en daar ontsierd wordt door een afgrijselijk, werkelijk afzichtelijke zin als “De geur van gemorste whiskey penseelde zich uit zijn baard en zwelde in zijn aan als een vals strijkkwartet”, of, erger nog (ja het kan nog erger): “Nacht maakte langzaam plaats voor dageraad, terwijl hij wachtte tot het verleden hem bedolf als een vallende pudding.” (als een vallende pudding? als een vallende pudding?? is dat een poging tot absurdisme ofzo, of moeten we er gewoon maar mee lachen misschien) (mijn zesjarige dochter lacht denkelijk wel met vallende puddings) (maar het is nog niet eens de allerlelijkste zin uit dit boek. de allerlelijkste zin uit dit boek, en het moet zijn dat ze er een prijsvraag over hebben gehouden, het moet zijn dat het expres gedaan is, want de allerlelijkste zin uit het boek (op naam van Benno Barnard) luidt: “Dada heeft mijn gedicht geneukt.”. echt waar. dat durft die Benno Barnard na zijn zestiende nog met droge ogen schrijven) (ik heb het dada gevraagd trouwens en dada weet van niets).

Of De miniatuur van Hester van Gent (ik ken haar niet), wat een soort mengeling is van Kafka, Karin Boye en Toon Tellegen met hinten Tomaka Shibasaki en Kobo Abe; een wonderlijke dystopie, even sprookjesachtig en lief als het grauw, troosteloos en beklemmend is; bol staand van de allermooiste beelden die een menselijk wezen ooit opgedacht heeft sinds het ontstaan van de aarde ja WOW!, De miniatuur alleen al maakt Besmette Stad het aanschaffen meer dan waard.

Of Opdracht aan Mevrouw Weetikveel van Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke (ik ken hen niet).

Of Woe-Han van Jeroen Olyslaegers ofnee wacht die noemde ik al.

(het is ook zoveel. dit boek is ook zoveel)

Of dat zelfs Besmette stad/Bedreigde stad van Lucky Fonz III niet half slecht is (zelfs?) (wat heb jij tegen Lucky Fonz III) (ik weet het niet iets in die gast staat me gewoon niet aan) (maar ik heb wel een cd van hem in mijn cdkast en die cd vind ik geeneens half slecht ofzo) (maar ik weet ook niet altijd goed genoeg zeggen waarom mensen me wél aanstaan eigenlijk).

Of Essentiële verplaatsing van Betül Sefika en Maarten van der Graaff ofnee wacht die noemde ik al.

(het is ook zoveel. dit boek is ook zoveel)

Of . deze vakantie er zelf eentje in elkaar knutselen van Tsead Bruinja.

Of Slipstream van Maxime Garcia Diaz (die ken ik niet).

Of Holle haven van Gaea Schoeters (die ken ik niet).

Of Morgen gaan we in lockdown van Aya Sabi (die ken ik niet).

Of Projectieve meetkunde van Iduna Paalman (die ken ik niet) (veel mensen hier ken ik niet) (ik ken hier niemand) (nee) (de meerderheid hier ken ik niet) (nee) (ik ken de helft niet) (nee) (veel mensen hier ken ik niet).

Of Plons van Mandula van den Berg (die ken ik niet).

Of Nietsomhanden van Babs Gons (die ken ik niet).

Of Nietsomhanden van Maud Vanhauwaert (die ken ik niet).

Of Drop-D van Asha Karami (die ken ik niet).

Of drie gesprekken aan een plein in een stad in lockdown van Leen Verheyen (die ken ik niet).

Of Het ge______sprek van Andy Kipple (hee maar die kennen we toch) (hee maar die gesprek kennen we toch) (hee maar Andy Kipple is toch Chiel Zwinkels en Jeroen van Rooij) (toen ik het las toen bij Het Balanseer toen had ik de Van Ostaijen-relatie niet direkt geraden eigenlijk) (ik raad nooit iets) (naar het schijnt bestaat er ook nog een op muziek gezette versie van dit gesprek) (silencio) (MJOEZIEK) (keer terug naar het elixer) (ontmoet de mentor) (en geef de dichter ook wat) (en de tijd in crescendo) (swoesj!) (elixer gietend gorgelend) (en de tijd in crescendo en Ornette Coleman op de stereo) (see op beeld) (see laat een plaat vallen) (don’t let the beat drop)

De brieven van Jozef Otten aan “Pol” van Ostaijen waar Koen Peeters mee afkomt, zijn ontroerend, innemend en schoon. Zijn die brieven authentiek? (op internet vind ik enkel een slager die Jozef Otten heet) (in Lanaken zit die) (op de Henri Dunantstraat) (nummer 10) (en Jo Otten, die ken ik wel) (van Bed en wereld weet u nog wel?) (uit 1932) (zouden de brieven mojer zijn als ze echt zijn?) (zou het jammer zijn als blijken zou dat Koen Peeters ze gefingeerd heeft) (ik weet het niet) (en het doet er ook niet toe).

Besmette Stad is een vol, een groot, een mooi boek. Een boek dat raakt, een boek dat krachtig spreken kan. Een boek dat ik bij vlagen nóg mojer vind (maar vertel het niet door) dan Bezette stad.

Matthijs De Ridder BOEM Paukeslag Recensie

BOEM Paukeslag

Op strooptocht door Paul van Ostaijens Bezette stad

  • Schrijver: Matthijs de Ridder (België)
  • Soort boek: non-fictie
  • Uitgever: Pelckmans Uitgevers
  • Verschijnt: 15 februari 2021
  • Omvang: 324 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Doch eigenlijk hou ik hier niet zo van. De man die het ons allemaal eens vertellen zou. Hoe het zit. Hoe het allemaal zit met dit boek of deze film of dat schilderij. Hoe we ernaar kijken moeten, hoe we het lezen moeten, wat we hadden moet oppikken, wat we waarschijnlijk allemaal gemist hebben. Deze verwijzing. Dat detail. Die ene zin of die andere, op die ene pagina. Of die andere.

Zei Ray Loriga ooit (ik sieteer uit mijn hoofd want hij zei het in een interview in een blad dat ik niet meer heb of nooit gehad heb om mee te beginnen) dat iedereen die denkt een ander iets bij te kunnen brengen per definitie niet deugt. Dat ging over onderwijzers geloof ik. En inderdaad: iedereen die van verre of nabij betrokken is bij een onderwijsinstelling deugt niet maar zo straf als Loriga het uitdrukte zou ik het niet willen stellen. Maar snappen doe ik hem wel. Het gaat om werelden uit iemand halen om er je eigen wereld voor in de plaats te stellen.

Hoe mooi kunst is. Is dat het open is. Is dat het in elk hoofd andere dingen doet. Is dat het verbindingen aangaat met wat er in het hoofd is, en in elk hoofd zit weer wat anders. Moet je dat kapot maken? Moet je dat er allemaal uitgooien om ervoor in de plaats te zetten: de van nu af aan enige juiste manier om Bezette stad te lezen? Ik weet het niet. Ik wil denk ik met mijn eigen ogen Bezette stad lezen; niet met die van Matthijs de Ridder. Ik hoef niet perse te weten waarover al die liedjes gaan die Van Ostaijen noemt; ik hoef niet perse te weten waarom de N in het zeppelin-vormige woord zeppelin omgedraaid is; ik hoef niet zo nodig opmerkzaam te zijn op de vele boogvormen in Bezette stad. Wat meer is: ik hoef niet alles te begrijpen. Onbegrip is goed, vooral in poëzie. Een dichter hoeft natuurlijk helemaal niks, maar als ik ooit na een slag van de molen zou gaan roepen dat “De poëzie maar één taak heeft” dan zou “in verwarring brengen” het minst erge vervolg van die zin zijn.

Boem Paukeslag is dikker dan het werk waar het over gaat. De Ridder neemt de tijd. Hij begint “een kleine maand voordat Paul van Ostaijen aan Bezette stad begon”. Wie dit boek leest als achtergrondinformatie bij Bezette stad of als naslagwerk raadpleegt om een bepaalde voor hem onheldere passage uit dit uit zijn voegen barstende poëem, moet over lange adem beschikken. Een index of register mankeert, dus iets opzoeken of iets teruglezen is lastig. Er is eigenlijk maar één weg doorheen Boem Paukeslag en dat is van begin naar eind.

Misschien moet je het werk van Matthijs de Ridder zelfs wel los zien van het werk van Paul van Ostaijen. Sterker nog: misschien moet je Bezette stad niet gelezen hebben om Boem Paukeslag ten volle te kunnen smaken. De Ridder schetst op onnavolgbare wijze -want dat hij onderhoudend kan schrijven bewees hij al in nY- een tijdsbeeld. Van een kapotte metropool in een kapotte tijd. Van vroege avantgarde. Van dada, kubisme, futurisme. Van een uitgeweken revolutionair, een zoekend jongmens dat zich niet wilde “neerleggen bij het nieuwe […] normaal”, zoals De Ridder dat ergens noemt (en zoiets kan, dat weet elkendeen die mij ook maar een beetje kent, meteen op mijn volle sympathie rekenen).

Bovenal is het de ontstaansgeschiedenis van een boek. Een boek dat ik mooi vind, een boek dat ik heel erg mooi vind. Maar je hoeft het boek niet mooi te vinden om de ontstaansgeschiedenis mooi te vinden. Meer dan driehonderd pagina’s pende De Ridder en het leest rap. En het goede is, ik denk dat ik niet eens heel anders over Bezette stad of Paul van Ostaijen ben gaan denken. Boem Paukeslag is gewoon een lezenswaardig boek voor iedereen die zich interesseert voor geschiedenis, literatuur, oorlog, sociologie of de aloude menselijke zoektocht naar verlossing.

Bijpassende boeken en informatie