Categorie archieven: Poëzie

Harrie Geelen / Ovidius – Metamorphoses

Harrie Geelen Ovidius Metamorphoses recensie en informatie over de inhoud van het boek van de Latijnse dichter. Op 21 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer de vertaling van Harrie Geelen van de poezie van de Romeinse dichter Ovidius.

Harrie Geelen Ovidius Metamorphoses recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Metamorphoses. Het boek is geschreven door Ovidius. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het meesterwerk van de Latijnse dichter Ovidius in Nederlandse vertaling van Harrie Geelen.

Harrie Geelen Ovidius Metamorphoses Recensie

Metamorphoses

  • Schrijver: Ovidius 
  • Nederlandse vertaling: Harrie Geelen
  • Soort boek: Latijnse gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 21 juni 2022
  • Omvang: 452 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Prijs: € 34,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Ovidius

Ovidius behoort tot de grote Latijnse dichters van zijn tijd (het tijdperk van Augustus, van 65 v.Chr. tot 14 n.Chr.). Zijn bekendste werk is zijn mythologisch epos de Metamorphoses. Qua structuur zijn deze verhalen in niets met de literatuur uit de klassieke oudheid te vergelijken. We hebben te maken met een reeks verhalen van wisselende lengte die uit elkaar volgen, aaneen – geregen door een tamelijk losse band, met steeds wisselende hoofdpersonen en vertelperspectieven. Een centrale held is er niet, wel een centrale draad: de gedaanteverwisseling, uitgewerkt op kosmische schaal. De voornaamste bindende factor is de kunst van de dichter, die de verhalen met het motief van gedaanteverandering leven geeft. Innovatief is niet zozeer het metrum van zijn verzen, de dactylische hexameter, een dichtregel met zes versvoeten. Maar in deze vertaling van Harrie Geelen vinden we die innovatie wél.

Harrie Geelen (Heerlen, 1939) is behalve schrijver en beeldend kunstenaar ook regisseur, tekenfilmer en componist/tekstdichter. De lijst van prijzen voor zijn omvangrijke werk is indrukwekkend. Voor Frank Groothof voorzag hij jarenlang operarepertoire van Nederlandse tekst. Van zijn hand verschenen de roman Het nijlpaard Ellende, de verhalenbundel Ooms en tantes, tantes en ooms en de trilogie, gebundeld in twee delen, De weg naar Voorgoed en Voorgoed weg, gebaseerd op zijn tv-serie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? Hij maakte eigen prentenboeken maar daar – naast ook de illustraties voor heel veel boeken van zijn vrouw Imme Dros. Bij Uitgeverij In de Knipscheer maakte Harrie Geelen als illustrator samen met schrijver Cor Gout het drieluik 19 x waarin beiden hun kinder- en jeugdjaren in de jaren vijftig van de vorige eeuw op onnavolgbare wijze tot leven laten komen: een ontroerende reis langs memory lane.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Provoost – Krop

Anne Provoost Krop recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe bundel met gedichten. Op 8 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel van de Vlaamse dichteres en schrijfster Anne Provoost.

Anne Provoost Krop recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Krop. Het boek is geschreven door Anne Provoost. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van de Belgische dichteres Anne Provoost.

Recensie van Tim Donker

Zo’n krakelend verse dichtbundel & nieuw ook. Alles nog onbekend. Alles een nog niet weten. Want ik kende die naam wel, Anne Provoost, maar het moest poëzie zijn vooraleer ik een keer een letter van haar las. En poëzie is wat Krop is en daarin kwam Anne Provoost als nieuw voor mij. Nieuw is niet weten wat er komen gaat. En dat vind ik bij poëzie altijd spannender dan bij een roman. Misschien omdat poëzie meer vermag. Poëzie is vaker grillig, onberekenbaar, een misstap is gauwer begaan, misschien is poëzie er ook niet per se op uit houvast te bieden, vaste grond te geven achja poëzie moet gevaarlijk zijn of zij is geen poëzie maar het was een stomme eikel die dat zei.

Er wordt bladloos gewacht op een man die door kieren naar binnen kan die kijkt en zwijgt en slikt en bevredigt als chocolade.

Hum. Ja. Mannen. Chocolade. Of toch maar liever camembert misschien?

“Camembert heeft de reputatie verslavend te zijn en pijnstillend als morfine” heet het, en “[o]oit waren we romig en vet”.

De pit voor de amaretto weerloos al, en sappig en kozend en zongedroogd liggen in de Povlakte. De mannen, de referenties aan voedsel, de landschappen, het neemt nu nog wat archaïese beroepen en ik kon spreken van een Lecompte hier.

(maar dat is vast niet heel erg woke van mij, om twee vlaamse vrouwen die toevallig al eens dichten over liefde en relaties maar meteen aan elkaar gelijk te stellen) (en wat we nu weer erg moeten vinden) (mai spijkers moeten we nu weer erg vinden) (en die Lecompte dan die sprak van de puriteinse totalitaire nietsontziende dogmatische humorloze Hashtag MeToo-beweging en daar sprak Lecompte recht en niet krom nee maar toch maakte Lecompte één kapitale denkfout. Prometheus geeft helemaal geen “adembenemende roekeloze vernieuwende subversieve recalcitrante” boeken uit; Prometheus geeft middelmatige, publieksvriendelijke, hypegevoelige, risicoloze drab uit van nu net juist die “ten onrechte opgehemelde schrijvers” die Spijkers volgens Lecompte juist géén stroop aan de baard hoefde smeren. Lecomptes eigen De Bezige Bij die volgens de dichteres over een warme genereuze zachtmoedige fijngevoelige redacteur beschikt heeft veel meer “adembenemende” &c. boeken uitgegeven. Je hoeft geen lul te zijn om moje dingen te laten ontstaan. Dat was de denkfout)

Dat over die archaïese beroepen enzo, dat heb ik niet gezegd, ik heb nog niks gezegd, ik lees.

“Niemand vraagt je
het bed al te dragen
waarin je zou zijn doodgegaan
als ik het je niet had verboden”

Je lief simpelweg verbieden dood te gaan, ja, dat vind ik mooi. Dat vind ik heel mooi. En dan dat neem uw bed op en wandel, of, niet vanuit de genezer maar vanuit de zieke gedacht: neem op uw stethoscoop en wandel (toen al was Roger Waters genialer dan Syd Barrett). Het komt uit een gedicht dat Breinaalden blind tikken heet en heel dat gedicht is fantasties. En dan ben ik nog maar op bladzijde achttien hoor, dan moet het titelgedicht nog komen, en het komt, een bladzijde of twee later. Weer gaat het over dood: “We hebben de jaren al, / dus het beste wat / ons nu kan overkomen / is vroegtijdig dood te worden verklaard / in een krant of op een Facebook-status” – en dat is waar het lezen snuiven wordt.

Dat is waar ik snuif, waar ik me snuivend doorheen Krop zet (de bundel) (al begon het met het gedicht). Dat is waar ik de komma’s proeven wil, waar ik het rond en het spits van iedere letter van nabij ervaren wil.

Het neemt een klein beetje krijgen gewend aan / , het neemt een klein beetje krijgen gewend aan (en) (dit is een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk) (Steeds wanneer ik mijn auto of mijn machine start, doe ik dat niet met de bedoeling om de aarde te schaden, laat staan dat ik de zesde massa-extinctie in de vierenhalf miljard jaar oude geschiedenis van deze planeet wil veroorzaken) (noemen we een halve vliegenvleugel kra) (leg een kra op de hoorn van de stier) (ze heb voorkeur voor een limousine of nagelboutique) (jouw eenzaamheidsklacht is ons eenzaamheidsverlangen); het neemt een heel klein beetje krijgen gewend aan —

Dit is steeds het grotere (dit is steeds een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk) (leg de kra op de hoorn van de stier); dit is hoe het me kneedt, hoe het me kleurt – kleur ik Krop, ben ik niet langer doorschijnend, ben ik Krop. Dat is de grotere hoera. Dat is hartstocht die lekt uit kleppen en kieren.

Ja het nam een klein beetje krijgen gewend aan, ik kende Anne Provoost niet, ik plaatste de eerste paar gedichten slecht of in een andere hoek, en dan vond ik het goed, en Last post vond ik meesterlijk (ik kon zeggen dat ik Last post het beste gedicht van 2022 vind maar ik ben allang niet meer geloofwaardig als ik zulke dingen zeg ik zeg zulke dingen veel te vaak hoeveel heb ik nu al niet het mooiste van het jaar van de maand van de week van mijn leven gevonden ik moet iets anders verzinnen om woorden aan mijn enthousiasme te geven), en dat was waar het snuiven begon ofnee het snuiven begon eerder al. Ik snoof de gedichten nee de zinnen nee de woorden.

Nee het zijn de zinnen eerder nog dan de gedichten.

Zinnen als “Ik leerde staand met hem te praten / klaar voor vertrek / richting bij hem vandaan / omdat ergens op een Facebook-pagina / was gezegd dat je dood kon gaan / als je te veel zat.”

Of zinnen als: “Op dat punt ontmoetten wij elkaar / tussen wacht-ik-ben-nog-niet-klaar / en dag, / ik-ga-al / maakten we drie kinderen / die eerder dan wij praatten / en tot diep in onze dementerende jaren / totaal onweerstaanbaar / om onze pipi-kaka-grappen lachten”

Of. Maar wacht. Hier heb ik al bijna het volledige gedicht Take a seat please.

Ja. Het zijn de gedichten. Het zijn de gedichten veeleer dan de zinnen.

(and if you wait another day, I will wait a day)

Het is de poëzie. “[P]oëzie over wat naar de keel grijpt en wat je staande houdt”, zegt het achterplat en voor één keer zit het achterplat er eens niet faliekant naast.

Al moet je misschien niet benoemen waar poëzie “over” is.

Misschien moet poëzie niet ergens “over” zijn.

Misschien moet poëzie nergens over zijn.

Ja. Soms is het er bovenop. “[H]et nu dat je later pas / naadloos ook past”. Dat is de nagel op de kop niet? Nu is altijd later pas oké want achteraf viel het allemaal toch wel mee. Ik moest de creditcardverstrekker bellen, laatst, want mijn creditcard deed het niet. Dus moest ik bellen. En ik wilde niet bellen want ik hou niet zo van keuzemenu’s en ik hou niet zo van duidelijk in een paar woorden inspreken waarvoor ik bel en ik hou niet zo van in de wacht staan en ik hou niet zo van al onze medewerkers zijn op dit moment in gesprek en ik hou niet zo van de domme vragen die ik moet beantwoorden opdat ze weten dat ik ook echt wel de rechtmatige eigenaar van de creditcard ben en ik hou überhaupt niet zo van bellen, zelfs niet met bekenden. Maar toch. Ik belde. Het was een donderdag en de regen kwam met bakken naar benee en liever luisterde ik nog een andere seedeetje maar ik belde. En wat peinst ge, achteraf bleek het maar vijf minuten geduurd te hebben, en de kaart deed het weer, en ik was opgetogen (zo opgetogen dat ik meteen een boek kocht met de kaart) (een boek gekocht met geld dat ik eigenlijk niet missen kon). Eindelijk paste dat nu van vijf minuten geleden me, en welaan, nog een kopje koffie dan, en welaan toch maar die seedee opleggen dan.

Maar soms is het ook “alleen maar” mooi. Als het erom gaat dat je even vergeet dat je iemand vergeten wou bijvoorbeeld. I forgot to remember to forget. Dat vindt mijn zoon zo’n grappige titel. Vandaag vergat ik te klagen. Vergeten zal het rusten in de naamloze aarde. Je ging zo vroeg weg dat je je lunch vergat. En ik kreeg ook zin om weer eens in Draaisma’s Vergeetboek te bladeren. En dat zijn altoos de mooiste boeken he. Boeken waarvan je trek krijgt in andere boeken. Boeken die boeken uitlokken. Boeken die je voor altijd verloren gelopen laten in je boekenkast.

En Monoloog op de trap vond ik voornamelijk grappig. Ik grinnikte er een beetje bij. Deze zomer las ik gedichten grinnikend. Dat is niet erg, poëzie die doet grinniken, nee, dat is niet erg, zolang het maar niet een of ander achterlijk light verse is ofzo, of deelderiaanse lolligdoenerij let op jongûhs nu gaan we laggûh om spitsvondige spitsvondigheidjes en als jij er ook om moet laggûh dan mag je jezelf op je schoudûh kloppûh want dan ben je een slimme jongûh. Maar anders dan dat is poëzie die me aan het grinniken krijgt lang niet verkeerd (sommige gedichten van Lindsay Hill vind ik ongekend komisch) (de Tabletten van Armand Schwerner vind ik ongekend komisch) (soms is poëzie ongekend komisch zonder dat dat erg is).

Het is niet het grinniken maar het is de poëzie die groter is en me vervult en me soms ineens en zonder waarschuwing luchtwaarts zendt (luchtwegen. nergenswind). Als het spreekt, als het zegt: “Ik vond het geluk / maar bracht het naar het loket voor verloren voorwerpen / voor het geval iemand het liever wilde / Ik woonde toch al voorgoed in september / Daar is alles schoon en compleet” ja, of als het spreekt en zegt, en die dingen spreekt en zegt die ik eerder al noemde. Een enkele keer volstond de titel alleen al. Hoe mijn voormoeder het systeem verkrachtte. Of De man die je doodschiet na een tijd. Dat zijn toch pareltjes (die eerste deed me een beetje aan het oinkbeest denken, dat vond ik zoon moje plaat toen ik nog een kindje was) (mun ouders hadden me een plaat gekocht) (mun ouders hadden me een plaat gekocht, en die gingen we drajen, die gingen we drajen op de platendrajer in de huiskamer, komaan komaan komaan kom allemaal we gaan een plaat drajen in de huiskamer).

Geen nood. Later, of vroeger, maakt het weer zwaar en zendt het u met een rotvaart terug naar de aarde en met uw kop helemaal tot diep in de modder. Want later, of vroeger, gaat het toch weer over de dood, misschien over de dood van iemand die niet erg oud geworden is. “De grootste troost van ons jonge leven was / dat er toch nog een kans bleef bestaan / om niet als een dwaas te sterven // Jij greep die / -ik ben hem kwijtgeraakt”. –

geen nood dus, zulke woorden maken uw kop als vanzelf weer vol en zwaar (maar mooi wel, moje zwaarte, moje volte). Is uw “hersencompost” tot “massa” geworden, zoals dat elders in deze bundel heet. Dat was uit een project met klimaatdichters. Klimaatdichters ja, die heb je dus ook al. Alsof stadsdichters en dichters des vaderlands nog niet debiel genoeg waren.

De eerste dichtbundel dus, en dit mag Anne Provoost vaker doen. Dichtbundels schrijven bedoel ik. Al ken ik haar andere werk inderdaad niet, ik zei dat al, maar Krop is me reeds ruimschoots voldoende. Voor nu. Een nu dat me later pas naadloos passen zal. Maar met zulke dichtbundels op mijn schoot knelt dit nu me zelfs nu al niet al te erg. Aw. Gedichten voor een ruimvallender nu. Hoe vind je die?

Anne Provoost Krop Recensie

Krop

  • Schrijfster: Anne Provoost (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 8 juni 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Anne Provoost

Anne Provoosts generatie is misschien de laatste die nog kan terugkijken op een tijd waarin het stijgende water een hypothese was. In die storm is de geliefde een eiland. Het geruststellende van samen ouder worden is een troost, want ‘er is tussen ons iets enorms aan de gang’. Dit is poëzie over wat naar de keel grijpt en wat je staande houdt.

Maar we streven!
We zullen elkaar alles vergeven
behalve dat de ander de eerste is
die voor de laatste keer ademt

Bijpassende boeken en informatie

Jacobus Bos – Wie de geest krijgt

Jacobus Bos Wie de geest krijgt recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten. Op 13 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het nieuwe boek van Jacobus Bos.

Jacobus Bos Wie de geest krijgt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de poëziebundel Wie de geest krijgt. Het boek is geschreven door Jacobus Bos. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het nieuwe boek van de Nederlandse schrijver en dichter Jacobus Bos.

Jacobus Bos Wie de geest krijgt Recensie

Wie de geest krijgt

  • Schrijver: Jacobus Bos (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 13 juni 2022
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: 22,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de dichtbundel van Jacobus Bos

Intense poëzie over een zoon en zijn vader. Wijs en ontroerend, van een van onze grootste dichters.

Alles in deze intense bundel draait om leven en dood. Een zoon en zijn vader. De zoon in leven. De vader niet meer. Of toch? Terwijl de zoon op zoek is naar zijn vader, in zijn gedachten, in hun verleden, bezoekt de vader geregeld zijn zoon vanuit de verste uithoeken van de wereld. Of zelfs vanuit het heelal, de dood negerend. Trotserend. Provocerend. In krachtige beelden en kleurrijke taal schetst Jacobus Bos een leven van twee ontredderde mensen, wier leven door bloed is en was verbonden. Het onmogelijke mogelijk makend.

Alsof hij een verzinsel is

Hij ziet zijn vader als een walvis in de
diepte.
Onvoorstelbaar hoe lang hij onder water
kan blijven.
Hoewel hij geen meter van zijn plaats
komt.
Recht tegen een blinde storm in.
Alsof toeval hen samen heeft gebracht.
Alsof hij door een luik het verkeerde huis
is ingegaan.
Hij binnen en zijn vader vol verbazing
buiten.
Soms biedt zelfs wanhoop geen redding.
Als zij op blote voeten voor de waterval
staan
die een sprankelend gordijn is van ijs.
Zijn vader veegt een lok haar uit zijn ogen
en doet hetzelfde bij het haar van zijn
zoon.
Hij vraagt zijn vader hoe het is om dood
te zijn.
Zijn vader kijkt hem lang en zwijgend
aan.

Bijpassende boeken en informatie

H.C. ten Berge – Een kinderoog

H.C. ten Berge Een kinderoog recensie en informatie bundel met autobiografische gedichten. Op 26 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de nieuwe dichtbundel van H.C. ten Berge.

H.C. ten Berge Een kinderoog recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Een kinderoog, De vroege jeugd van Xander Specht. Het boek is geschreven door H.C. ten Berge. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de van dit boek met autobiografische gedichten van H.C. ten Berge.

H.C. ten Berge Een kinderoog Recensie

Een kinderoog

De vroege jeugd van Xander Specht

  • Schrijver: H.C. ten Berge (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 26 mei 2022
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering van het boek

  • De schrijver H.C. ten berge is in 1938 geboren, zo’n anderhalf jaar voor de de inval van de Duitsers in Nederland in mei 1940. Deze bundel bevat herinneringen aan zijn kindertijd vanaf zijn vroegste herinneringen uit 1944 tot en met zijn jaren op de lagere school. In zeer directe en onomwonden bewoordingen verhaalt Ten Berge over zijn kindertijd. Door te kiezen voor een directe stijl zonder veel opsmuk zijn de verhalen gedichten des te indringender. Natuurlijk zorgde de Tweede Wereldoorlog voor onveiligheid en was een onbezorgde kindertijd zo goed als onmogelijk. Maar wie dacht dat met de komst van de vrede het kinderbestaan veiligheid en geborgenheid zou brengen, kwam bedrogen uit. De tijd op de lagere katholieke school bracht nieuwe angstaanjagende situaties en ouders voor wie het overbrengen van liefde vrijwel onmogelijk was. Toch blijkt Ten Berge ook momenten van geluk te hebben ervaren wat in een deel van zijn boeiende prozagedichten doorklinkt. Al met al is Een kinderoog een boeiende, schrijnende, toegankelijke en mooie bundel gedichten die ook de onervaren poëzielezer aan zal spreken. (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗)

Flaptekst van het nieuwe boek van H.C. ten Berge

Nadat zijn oeuvre met de P.C. Hooftprijs 2006 was bekroond schreef H.C. ten Berge nog een tweede oeuvre, bestaande uit vijf poëziebundels, enkele prozawerken, poëzievertalingen, literaire essays en ‘veldnotities’ over tal van onderwerpen.

Een kinderoog wordt daar nu aan toegevoegd, narratieve gedichten die gebaseerd zijn op herinneringen aan de jaren veertig van de vorige eeuw. Door de autobiografische inslag van deze poëzie neemt de bundel binnen zijn werk een uitzonderlijke plaats in. Werkelijkheid en verbeelding ontmoeten elkaar in scherp getekende taferelen die de karige, vaak grauwe en bekrompen periode van 1944 tot 1949 beslaan.

Het laatste oorlogsjaar, gevolgd door het straffe bewind op de lagere school, de angsten, de onwetendheid, de wisselende gebeurtenissen thuis of elders roepen een voorbije, maar herkenbare wereld op waarin de jonge scholier weliswaar in bedreigende situaties verzeilt, maar ook geluk en geborgenheid in ‘de echte wereld’ van avontuurlijke jeugdboeken vindt. Waar hij de werkelijkheid afweert, grijpt de verbeelding als toevlucht haar kans.

Bijpassende boeken en informatie

Charles Baudelaire – Parijse walging

Charles Baudelaire Parijse walging recensie en informatie van het boek met prozagedichten uit 1869, Le Spleen de Paris. Op 25 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling door Hafid Bouazza het boek met prozagedichten van Charles Baudelaire. Bovendien zijn ook het Franse origineel en de Engelse vertaling door Louise Varèse opgenomen.

Charles Baudelaire Parijse walging recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van het prozagedicht uit 1869, Le Speen de Paris, Parijse walging, Paris Spleen. Het boek is geschreven door Charles Baudelaire. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het beroemde boek met Franse gedichten van Charles Baudelaire in combinatie met de Nederlandse en Engelse vertaling.

Recensie van Tim Donker

Zegt iemand, zegt wie, zegt Guus Luijters: De moderne Franse poëzie begint bij Baudelaire.

Zegt iemand, zegt wie, zegt Marcel Proust: Baudelaire was de grootste dichter van de negentiende eeuw.

Zegt iemand, zegt wie, zegt Charles Baudelaire: schrijf altijd poëzie, ook als je proza schrijft.

Hoe vaak moet een schrijver in je leven komen voor je besluit hem echt te gaan lezen?

Het was vroeg in de jaren 00 toen Baudelaire voor mij meer dan een naam werd. Ik volgde Bob Geldof nog, zo vroeg in de jaren 00 moet het geweest zijn, en ik sprak Antonio nog wel eens – zo vroeg in de jaren 00 moet het geweest zijn. Ik denk dat Sex, age and death net uit was. Ik herinner me m drajen & ook m om Antonio’s oren slaan, ik herinner m recenseren in het blad dat wij toen maakten. Kraakpen. Zo heette dat blad. Zo vroeg in de jaren 00 was het dus. En Laura was er. Moje Laura. Lieve Laura. Laura die zong, en muziek maakte, iets met toetsen, een accordeon soms. Ze zou iets voor Kraakpen gaan doen, want later, als Antonio en ik groot waren, wilden we een verzamelseedee uitbrengen met daarop alle bands en artisten die wij goed vonden maar die naar onze smaak te weinig aandacht kregen. En Laura ging één van hen zijn. Want die had minstens één prachtig liedje gemaakt, Feel it heette dat liedje en op tot deze dag kan ik het nog niet horen zonder minstens één traan in een oog (het linker of het rechter) te krijgen. Er kwam nooit iets van die seedee, er kwam nooit iets van Kraakpen of althans na zekere tijd niet meer, en Antonio en ik kregen ruzie, en ik studeerde af, zo vroeg in de jaren 00 was het dus, en ik probeerde iets freelancerigs te doen, iets met een tekstbureautje ofzo, ik had zelfs een naam, ik wilde het Stijlbreuk noemen maar mijn vriendin en mijn schoonzus vonden dat te negatief klinken en ik luisterde in die dagen nog naar hen, ja zo vroeg in de jaren 00 was het, en toen was er dus heeltegaar geen naam meer voor dat tekstbureautje maar wat maakte het uit, ik had er toch al niks mee, het was eigenlijk meer een eufemisme voor werkeloos zijn, ik wilde geen zakelijke teksten schrijven en ik wilde geen reclameteksten schrijven en ik wilde geen interne slogans bedenken voor een Rabobank in Naaldwijk om alle neuzen weer dezelfde kant op te krijgen, hel, ik wilde niet eens interne slogans bedenken voor een Rabobank in Naaldwijk die alle neuzen een andere kant op zouden krijgen, en heeldurdagen zat ik maar, thuis, en heeldurdagen verveelde ik me daar, thuis. Maar Laura was er nog. De seedee was er nooit gekomen maar Laura was er nog. Antonio en ik waren gebrouilleerd geraakt maar Laura was er nog. Schrijven voor het tekstbureautje wilde ik niet maar Laura schrijven wilde ik wel. Deed ik dus. Schrijven. Of mailen, hoe heet dat. Alle dagen. Heeldurdagen. Ik. Aan Laura. Laura. Aan mij. Wat lees je?, was een vraag die ik haar vaak stelde. Ik lees Baudelaire, zo luidde op een keer het antwoord, en Sex, age and death van Bob Geldof was uit, zei ik dat al?,  een vriendschap en een blad en een tekstbureautje later en nog altijd was die plaat niet oud, of niet echt oud, ik vond t in ieder geval nog steeds een goede plaat, een hele goede plaat  (inmiddels heeft hij al ruim tien jaar mijn seedeespeler niet meer van binnen gezien denk ik), en op die Sex, age and death was een regeltje “She read a poem by Baudelaire / sitting naked in a chair”, ik weet niet meer in welk liedje die regel voorkomt want inmiddels heeft die plaat al in ruim tien jaar mijn seedeespeler niet meer van binnen gezien maar sjeesis aan Laura denken en hoe zij naakt in een stoel gezeten een gedicht van Baudelaire las, was me verre van onaangenaam. Maar me aanzetten tot zelf Baudelaire gaan lezen deed het niet.

Ergens later. In diezelfde vroege 00’s maar dan iets later. Ik was getrouwd, wil je wel geloven? Niet met Laura, dat had ook niet gekund (alhoewel een mens misschien te snel de neiging heeft om onwaarschijnlijkheden als onmogelijkheden te klasseren en dat wat gebeurt als “voorbestemd”, terwijl, misschien, alles anders was geweest als je toen op die moje dag ergens in mei niet linksaf was gegaan maar rechtsaf, ja, misschien had dat iets in gang gezet dat al het onmogelijke mogelijk had gemaakt en al het onvermijdelijk zeer vermijdelijk, ja, wie weet), maar met die vriendin die Stijlbreuk een te negatieve naam had gevonden (had ik er dus ook meteen een hele leuke schoonzus bij, hoezee mij). De huwelijksreis voerde ons tot het zuiden van Portugal. Daar. Ergens een hotel. Een hotel met een bibliotheekje. Of. Naja. Zeg: ze hadden alles dat gasten in hun kamer hadden laten liggen voorzien van een stempel van het hotel en in kasten gezet. De ruimte waar die kasten stonden mocht dan bibliotheek heten. Er stonden boeken in allerlei talen. Engels. Duits. Spaans. Portugees. Nederlands. Ik was vaak in dat bibliotheekje. Mijn vrouw, ja ze was ineens mijn vrouw, lag aan het zwembad misschien maar ik stond in de bibliotheek. Ik pakte. Zeg gerust: ik jatte. Ik pakte jatte daar van alles. Dat boek over de geschiedenis van de reuk van Alain Corbin, bijvoorbeeld. Maar ook Iemand, niemand en honderdduizend van Luigi Pirandello. En Dronken van weemoed, de vertaling van Paris Spleen zoals die in 1993 in pocketversie uitkwam bij het Groningse BoekWerk. Ik las het wel, ik las het niet. Ik las het een beetje. Ik las het soms. Ik las het zo-zo (het was een zo-zo sorry). Het was bij me. Het was het mooiste dat ik ooit had gejat, waarom het dan ook nog helemaal lezen?

Later werd het later en in ergens een winkel in twedehands boeken vond ik Dichters van de avant-garde. De moderne Franse poëzie. Ik kocht het. Ja. Ik kocht het voornamelijk omdat Stéphane Mallarmé, Comte de Lautréamont, Alfred Jarry, Jacques Rigaut, Henri Michaux en Francis Ponge erin stonden (naast vele anderen). Helden. Helden. Helden. (Hoewel: Ponge?) (?) (??) (???) (Bij toegeeflijkheid dan misschien) (dacht ik vandaag) (toen ik lang het stasjon fietste) (mijn zoon had gezegd) (mijn moje lieve wijze grappige fantastiese negenjarige onvergelijkbare zoon) (had gezegd) (dat ik zo moest fietsen) (zo door die straten moest fietsen) (zo door die straten langs wat uiteindelijk het stasjon bleek te zijn moest fietsen) (om te komen) (om bij die supermarkten te komen) (om bij die supermarkten te komen die ooit op loopafstand waren) (& fietsend) (& daar) (dacht ik dat Ponge het soort held is dat je op de koop toe neemt als je bepaalde andere helden omarmd) (& held bij toegeeflijkheid, dat vond ik mooi, daar grijnsde ik even om) (van oor tot oor) (toen ik fietste langs wat f’domme dat goeje ouwe stasjon Vleuten bleek te zijn). Maar daar, in dat boek, die bloemlezing, ontbrak die onvermijdelijke Baudelaire natuurlijk ook niet; het onvermijdelijke ontbreekt nooit – het is p’sies daarom dat we het het onvermijdelijke noemen: omdat het nooit ontbreekt (tenzij iemand, tenzij we toen allemaal, op een moje dag in mei, rechtsaf waren gegaan waar we eigenlijk linksaf wilden). Drie gedichten: Correspondenties, In het voorbijgaan en Om één uur ’s nachts. Die eerste twee vond ik nogal saai (volgens mij rijmden ze zelfs!) maar het prozagedicht Om een uur ’s nachts vond ik fantasties.

Later. Later nog. Dit moest per post komen. Het door Alan Ziegler geredigeerde Short. An International Anthology of Five Centuries of Short-Short Stories, Prose Poems, Brief Essays and Other Short Prose Froms. Ik had het besteld omdat het me in die dagen bezig hield zo veel mogelijk te zeggen in zo weinig mogelijk woorden. Of ik zelf niet. Maar anderen. Hoeveel de anderen veel kunnen zeggen in zo weinig mogelijk woorden. Internationaal, vijf eeuwen omspannend. Daar moesten goeje dingen tussen zitten. Of. Na. Ja. Wie er tussen zat. Ja hoor. Natuurlijk weer Baudelaire. The Stranger, Dog and Flask, The Bad Glazier, Get Drunk. En humzie. Ik was nog altijd niet overtuigd. Ja, Get Drunk vond ik goed. Maar dat kende ik eigenlijk al. Het was een van de teksten die ik wél gelezen had in het door mij uit die Portugese hotelbibliotheek ontvreemde pocketversie van het eigenste boek dat hier nu voor me ligt.

Want ja. Er was Querido voor nodig. Er was hardcover voor nodig. Er was Louise Varèse voor nodig (want de vrouw van, en een elektroniek poëem, een poëem waar je doorheen kon lopen – hoe kan een mens daar niet van opkijken). Er was Hafid Bouazza voor nodig. Er waren drie talen voor nodig. En nu heb ik hem gelezen. Baudelaire. Nog net geen twee eeuwen later. Nu heb ik hem echt gelezen. Voorbij een zo-zo lezen, een hier of daar lezen, een hum en humzie lezen.

Of. Naja. Daar zeg ik wel: drie talen. Maar één taal valt al af. Je kunt er die Baudelaire natuurlijk niet op afrekenen dat hij een Fransoos was. Maar Frans is wel de allerlelijkste taal wereldwijd, en allertijden. Het verslaat zelfs Italiaans in lelijkheid. En dat wil wat zeggen. Het is een taal die ik niet spreek, die ik niet wens te spreken, die ik nooit zou willen spreken, of lezen. Als er één reden is waarom Stefan Themerson niet deugt, dan is het omdat hij de Franse sietaten die hij in zijn filosofiese beschouwingen opneemt onvertaald laat. Een lelijkheid waaraan wel meer filosofen lijden. Hier wil ik een eind aan maken mensen. Ofwel je laat elk sietaat onvertaald, of het nu in het roemeens, japans, swahili, sjienees of etruskies is; ofwel je vertaalt alles dat niet behoort tot de moedertaal van de schrijver of de (vermoedelijke) lezers. Maar stop in elk geval te denken dat ieder “belezen” mens Frans zou kunnen lezen. Ik haat Frans. Ik heb Frans zo snel als het maar kon uit mijn vakkenpakket gegooid. Ik. De talenman. Ik snuif de taal. Ik zou elke taal willen spreken. Behalve Frans. Dus. Naja. Frans lees ik niet.

Een tweetalige bundel dan.

Of. Naja.

Las ik het Engels van Louise Varèse, boeide het me ineens minder. Boeide me minder wat me in het Nederlands wel geboeid had. Zegt iemand Dat komt omdat het niet je moedertaal is. Alleen in je moedertaal vat je elke nuance.

Denk ik ja.
Denk ik hum.
Denk ik misschien.

Zegt iemand, zegt Baudelaire:

“…fiacres attardés et éreintés.”

Zegt Nannie Nieland-Weits (die van die pocket die ik gejat had in Portugal):

“…verlate, afgebeulde huurkoetsjes.”

Zeggen Thérèse Fisscher en Kees Diekstra (die hetzelfde gedicht voor Dichters van de avant-garde mochten vertalen):

“…verlate, afgejakkerde koetsen.”

Zegt Louise Varèse:

“…belated and weary cabs.”

Zegt Hafid Bouazza:

“…verlate en afgematte fiakers.”

Of, in hetzelfde gedicht, Baudelaire zegt: “sauteuse”; wat bij Nieland-Weits een “vlinder” wordt; bij Fisscher en Diekstra een “hoertje”; bij Varèse een “dancer” en bij Bouazza een “acrobate”. In zijn noten (Bouazza heeft noten, Varèse niet) schrijft Bouazza dat sauteuse zowel acrobate als slet, prostituee kan betekenen maar dat Baudelaire-kenner Claude Pichois meent dat de eerste betekenis van sauteuse hier beoogt wordt.

Of neem – nee, wacht.

Wat ik bedoel is: wat is vertalen?

Zegt iemand, zegt wie, zegt Bart Vonck vertalen is verhuizen.
Zegt iemand, zegt wie, zegt Nicolaas Matsier vertalen is verschalen.

De levenswee. De ennui. De weltschmerz. En hoe die in woorden te vatten, de woorden van een andere taal, de woorden van een taal waarin Baudelaire ze niet gevat had. De Bouazza-vertalingen lezend, vroeg ik me af: Zou Baudelaire een duister schrijver geweest zijn? Een moeilijk leesbare schrijver – het soort schrijver dat niet mikt op de betekenissen die direkt achter de woorden liggen, maar verder gelegen betekenissen. Het soort schrijver, u weet, dat het niet over “koetsen” heeft maar over “fiakers”; en met een sauteuse niet de misschien voordehandliggendere “wulpse” betekenis beoogt (een hoertje, een danser, of de fladderende vlinder) maar de -nogmaals: misschien- minder alledaagse zin van “acrobate”. Iemand zei: Baudelaire moet ook voor Fransen een heel leesbare schrijver zijn want anders verdwijnt dat op den duur. Ik weet niet of die redenering hout snijdt. Dan zou alles dat het uit de vergangenheid tot hier redt een zekere mate van toegankelijkheid moeten hebben gehad, gedurende alle era’s die het overleeft heeft. Ik vraag me zeer hard af of dat het geval is.

Het lijkt mij niet ondenkbaar dat Baudelaire een minder toegankelijke schrijver was – met zijn onverhoedse surrealisme (een “gewoon” reisverhaal krijgt zomaar ineens een surrealistiese wending), zijn referensies aan mythen en oude volksverhalen, zijn soms ellenlang meanderende zinnen en zijn voorliefde voor het schimmige en het angstaanjagende. Hij zal in ieder geval niet “makkelijk wegleesproza” hebben willen schrijven. In dat geval heeft Bouazza mogelijk de “meest echte Baudelaire” in zijn vertalingen naar voren gehaald – is hij m in ieder geval dichter op de huid gebleven dan Nieland-Weits wier Dronken van weemoed wél gemakkelijk wegleest.

Uit de noten, waarin Bouazza gloedvol doceert, blijkt ook de passie, de liefde voor de tekst, het geschreven woord, literatuur, geschiedenis; ieder woord ten volle willen vatten. Is dan Baudelaire misschien mogelijkerwijs wellicht (bijwoorden van twijfel) meer recht gedaan met deze soms misschien wat barokke & soms misschien wat “moeilijke” & soms misschien wat duistere, maar in ieder geval altijd intrigerende vertalingen dan met die van vertalers die andere keuzes maakten? De twintig door Bouazza vertaalde teksten vormen voor mij in ieder geval het kloppend hart van dit boek. Ik las ze met smaak, aandacht, rust. Ook al door die prachtige (en ook niet altijd even lieflijke) illustraties van Marlene Dumas.

Maar Le Spleen de Paris bestaat uit meer dan twintig teksten. Baudelaire schreef er vijftig. Bouazza kon dat niet allemaal vertalen, want Bouazza die ging dood. In 1947 was er al een Engelse vertaling (door Louise Varèse) uitgekomen bij New Directions en Querido voegde die vertaling toe aan deze bundel opdat mensen zoals ik -Fransweigeraars- toch nog de dertig overige teksten kunnen lezen. En ik las. De eerste twintig opnieuw (& dacht soms: Bouazza deed dat toch beter) (maar f’ruit, laat ik geloven in die het-is-je-moedertaal-niet tejorie) & dan de andere dertig.

En dacht soms Misschien waren twintig teksten toch wel genoeg geweest, Baudelaire.

En soms een lichte irritatie. Een bepaalde koketheid misschien, iets waaraan het decadentisme natuurlijk sowieso niet vreemd is; het spleen, de Weltschmerz, de ennui de vivre, de gevoelige natuur, het lijden aan het leven, hoe herkenbaar allemaal ook, het kan soms ook een beetje op de zenuwen werken.

Maar dan weer.

The eyes of the poor. Hee. Maar dat ken ik. Van The Cure dan nog. Het Kiss me kiss me kiss me album van die band was één van de eerste niet-metal platen die me trokken. Mijn oudste zus had die plaat, ik had m haar gegeven voor haar verjaardag, rib uit mijn lijf, was nog een dubbelelpee ook en voor het geld dat ik eraan uitgaf kon ik alvast niet de nieuwe D.R.I. kopen en dan nog geld overhouden ook want Crossover was géén dubbelelpee. Afgrijselijk. Een plaat kus me kus me kus me noemen, en dan die hoes, en dan dat haar van die Robert Smith, en dan het feit dat het geen metal was en al helemaal geen D.R.I. En toch. Soms, als ze er niet was, ging ik stiekem naar mijn zus heur kamer om stukjes en beetjes van Kiss me kiss me kiss me te luisteren. How beautiful you are nam ik, al even stiekem, op een bandje op waar het stond tussendoor Slayer, Venom, Kreator, Destruction, Napalm Death en Extreme Noise Terror. Ik weet niet waarom het juist dat liedje werd. Ik kon het al snel meezingen, misschien daarom; meezingen was me met Napalm Death alvast nooit gelukt. You want to know why I hate you, I’ll try and explain, remember that day in Paris, when we wandered through the rain? En eerst nu pas, zoon vijfendertig jaar later, realiseer ik me dat die Smith de tekst van How beautiful you are bijna integraal heeft gejat van Baudelaire. Bij hem heette het The eyes of the poor. En eindelijk begrijp ik die haat, die ik in de versie van Smith altijd een beetje overdreven vond want waarom zou je iemand haten alleen omdat ze het niet fijn vindt dat er mensen naar haar staren? Langs de andere kant vatte “How no-one ever knows or loves another” de boel dan weer goed samen maar dat zijn nu weer zoon beetje de enige woorden die Smith klaarblijkelijk zelf verzon.

Of, pagina’s later, een genereuze duivel tegenkomen; genereus genoeg om hem op te nemen in je gebeden: “O God, laat de duivel zijn belofte houden!”

Of, pagina’s later, het overbekende Enivrez-vous (Get drunk) (Wees altijd dronken) – overbekend ja maar desalniettemin nog altijd magistraal, prachtig, adembenemend, en, na 150 jaar, nog altijd zeer levendig.

Of, pagina’s later, een vrouw in een raam & je hebt haar hele levensgeschiedenis reeds verzonnen. Mogelijkerwijs ga je zeggen: “Hoe weet je dat wat je verzonnen hebt haar ware verhaal is?” En dan die fantastiese repliek: “Wat maakt het uit wat werkelijkheid is buiten mijzelf, zolang het me helpt te leven, te voelen dat ik ben en wat ik ben?”  En ik denk aan een werkelijkheid buiten mijzelf, een werkelijkheid buiten onszelf, een werkelijkheid die “daar is”, wat me onbestaande lijkt. En ik denk aan Stefan Themerson (ge weet, die zeikerd die zijn franse sietaten wel eens had mogen vertalen maar verder een briljant filosoof, dichter en schrijver was), die gezeid haadt: “’Weten’ betekent dat wíj weten.”, en: “Ik weet dat dit voorwerp hier is wat we gewoonlijk ‘een tafel’ noemen maar ik weet ook dat het voor een termiet voedsel zou zijn, voor de vloer eronder is het gewicht, voor onze grootvaders is het wat-is-er-met-die-prachtige-boom-gebeurd?, en voor onze kleinkinderen – een oninteressante episode in verband met de vroegere geschiedenis van enkele anonieme stukjes materie die, over de hele wereld verspreid en zelfs niet langer identificeerbaar als as, deelnemen aan verscheidene processen. Dus ik weet dat deze tafel zonder mij geen tafel is. Ik ben noodzakelijk voor zijn bestaan als tafel. Het is een tafel door de vooringenomenheid van mijn bewustzijn.” En lezend, en denkend, en drinkend, ergens ver na het middernachtelijk uur in een vakantiehuisje in België, ben ik, ook zonder Bouazza, dan toch weer eventjes onder de indruk van de rijkheid van Baudelaire. Al vroeg ik me wel af – ofnee, niet nu, dat komt later.

Of, pagina’s later, de soep en de wolken, dat exact dáár over gaat: soep en wolken, en de laatste vier regels vond ik grappig, ze hadden me gnuivend, ergens op een weesee, ik geloof dat het in Balen was (want ik dacht nog, even, aan groenten en aan Walter van den Broeck).

Dat het dus zo was dat Varèse me, anders dan Bouazza, niet met elke tekst aan mijn stoel nagelde. Maar misschien was het de veelheid. Misschien was het mijn moedertaal niet. Er bleven teksten die me in hun ban hielden. Er bleef, steeds, pracht. En af en toe, toch, de uitroep O Bouazza waarom moest gij dood gaan? Ja, ik weet waarom gij dood moest gaan. Gij hield van een neut en meer nog van twee. Gij dronket uzelf dood. Maar toch: waarom moest gij nu dood gaan?

Maar ondanks die uitroep. Lof voor Louise Varèse. Lof voor Marlene Dumas. Lof voor Querido. Maar vooral: lof voor Baudelaire. De man die eeuwen kan overleven. En minimaal drie talen. En geen spat aan kracht inboeten. Dan ben je de grootste ja. En niet alleen van de negentiende eeuw. Misschien ook van de twintigste en de éénentwintigste.

Charles Baudelaire Parijse walging Recensie

Parijse walging / Paris Spleen

  • Schrijver: Charles Baudelaire (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse prozagedichten
  • Illustraties: Marlene Dumas
  • Origineel: Le Spleen de Paris (1869)
  • Nederlandse vertaling: Hafid Bouazza
  • Engelse vertaling: Louise Varèse
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 25 mei 2022
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 39,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Charles Baudelaire

Na hun succesvolle samenwerking in William Shakespeares Venus en Adonis besloten Hafid Bouazza en Marlene Dumas de handen opnieuw ineen te slaan. Ditmaal zou hij de vijftig prozagedichten vertalen die Charles Baudelaire (1821-1867) verzamelde in Le Spleen de Paris, en zij zou zijn vertaling illustreren.

Op 29 april 2021 stierf Hafid Bouazza. Marlene Dumas maakte schilderijen en tekeningen bij de twintig prozagedichten waarvan hij de vertaling voltooide. Ze liet zich inspireren door de sfeer van de tekst en de specifieke klankkleur van Bouazza. Zo werd het boek een postume ode aan hun vriendschap.

Charles Baudelaire wordt beschouwd als de dichter van het spleen, een zwaarmoedigheid, een intense verveling die tot weltschmerz leidt. In Le Spleen de Paris schetst hij portretten van rouwende weduwen, afgewezen minnaars, mensen die vechten tegen het donker om hen heen en in zichzelf. Wie deze magnifieke bundel leest, beseft dat Les Fleurs du mal ten onrechte grotere bekendheid geniet.

Het Franse origineel is in Parijse walging geheel opgenomen, evenals een Engelse vertaling van de hand van Louise Varèse. Het hart van het boek wordt gevormd door de twintig door Marlene Dumas geïllustreerde vertalingen van Hafid Bouazza.

Bijpassende boeken en informatie

K. Schippers – Je moest me eens zien

K. Schippers Je moest me eens zien recensie en informatie over de inhoud van de laatste dichtbundel van de in 2021 overleden dichter. Op 24 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het laatste boek van de Nederlandse dichter en schrijver K. Schippers.

K. Schippers Je moest me eens zien recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Je moet me eens zien. Het boek is geschreven door K. Schippers. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met gedichten van de Nederlandse dichter K. Schippers.

Recensie van Tim Donker

Maar deze moet ik even inleiden. Ja. Weer zo’n ellenlang verhaal uit tempo doeloe, scroll gerust naar onder. Of zet de computer uit, ga naar buiten, het wordt een moje week. Het was, ik weet niet meer wanneer het was, het was 1995, of later misschien, in het begin was dat winkeltje er nog niet geloof ik. Het winkeltje in de hogeschool. Daar kwam ik vaak. Misschien was het er pas na de verbouwing, kan goed, dan was het misschien 1996. Het was een boekwinkeltje, een piepklein boekwinkeltje vlakbij de ingang van de hogeschool. Ik kwam daar vaak, al kocht ik er zelden iets, ik was een arme student, er was amper geld voor eten, laat staan voor boeken (al kocht ik, als ik een keer geld had, liever boeken en seedees, at ik wel een korst brood, soms nam mijn twintig jaar oudere nicht me mee uit eten, daar kon ik dan weer dagen op teren) (mijn teergeliefde oudere nicht Anne) (ook zij nu dood). De Opscene heb ik er een paar keer gekocht. Of minstens één keer. Maar de keer waarover ik het hebben wil, zag ik er een boek liggen. Dik boek. Harde kaft. Opvallend omslag. Een leeuwerik boven een weiland heette het. Van ene K. Schippers. Ja. Ik ga eerlijk met u zijn. Ik had op dat moment – 1995 was het, misschien 96 – nog nooit gehoord van K. Schippers. Mijn ogen zagen, mijn hand pakte, mijn handen bladerden. Gedichten. Maar wat voor. Ik kocht. Ik had nog wel een paar korsten brood in mijn kastje, kon ik vast nog wel een week mee toe. Ik at niet veel in die dagen nee. Ik ging naar huis, volgens mij stonden er nog wel een paar kolleezjes op het program maar ze konden me allemaal de bout hachelen, ik ging naar huis. In de trein las ik. Van stasjon Diemen-Zuid naar stasjon Utrecht-Overvecht, ik herinner me niet meer hoe lang die rit duurde maar vast geen uren. Ik had het boek al bijna uit toen ik thuis kwam, liep lezend over straat naar die oerlelijke deprimerende rotstudentenflat waar ik woonde. Ik ging meteen naar de kamer van Antonio, ik klopte niet eens aan, zo herinner ik het me, ik liep voordragend naar binnen, zo herinner ik het me, ik wreef het boek in zijn gezicht, zo herinner ik het me.

Dit was het. Eindelijk. Eindelijk was het er. Poëzie die ik goed vond. Ik wist dat het er moest zijn, ik had het altijd al vermoed. En nu hield ik het in handen. Poëzie die ik goed vond. Dit was het, het was er, het was eindelijk hier. Poëzie had me altijd al getrokken, ik wist dat het prachtig kon zijn. Maar echt goede poëzie, waarlijk goed poëzie, dat had ik nog nooit gelezen. Misschien komt dat omdat er bij ons thuis boeken waren. Ja. Er waren boeken bij ons thuis. Veel. Een boekenkast die gans de muur van de woonkamer besloeg. Ja. Mijn vader las. Ja. Mijn vader was een belezen man. Maar hij las vooral het soort boeken dat je nu weer gelezen moest hebben in intellectuele kringen. Weetikveel. De Rotary Club ofzo. Weinig poëzie trouwens. Misschien kun je daar niet over praten tijdens sjieke dinertjes met chirurgen en juristen of wat deden die lui allemaal. Mijn oudere zus ging later nog bij een poëzieclubje. Dat was opgericht door een lerares Nederlands die bij ons in de straat woonde. Poesieclub heette dat, zonder trema en met een s want we moeten er wel mee kunnen lachen. Maar ze nam weinig spannende dingen mee van de Poesieclub. Judith Herzberg, Neeltje Maria Min, J.C. Bloem, Rutger Kopland (of was die laatste toch van mijn vader, het zou kunnen, met die psychiatrie-konneksie). Het was een slecht startpunt voor waar poëzie me écht zou gaan raken. Ik ken verhalen van mensen met ongeletterde ouders, mensen wier ouders of zussen nooit lazen, en die vonden allemaal op eigen kracht op ongeloofwaardig jonge leeftijd de interessantste, vreemdste, obscuurste boeken (zetten maffe dingen op hun leeslijst die hun leraar Nederlands dan ook moest lezen en dat vonden zij dan grappig). Misschien heeft die boekenkast in de woonkamer me wel te lang in de weg gestaan. Ik weet het niet. Maar het was 95 of 96, en ik was twee- of drieëntwintig toen ik voor het eerst een poëziebundel las, die me ondersteboven had.

Dat het kon. Dat dit alles ook poëzie kon zijn. Ja. Ergens wist ik het wel. Ik wist dat het er zijn moest. Maar daar. Nu. Zat me die K. Schippers daar een beetje al mijn donkerbruine vermoedens te bevestigen. Het was dada, het was los, het was vrij, het was humoristisch (maar nooit op zo’n flauwzinnige light verse-manier, nu gaan we even leuk doen met taal jongens). Het was niet eens overal louter taal, het konden ook foto’s zijn, opgeblazen letters, tekeningen, er was ook iets met grote stippen. Of toch taal, het kon ook taal zijn, het kon ook met taal. Het sprak, het zei, het zei en sprak eigenlijk altijd. Die Als dit Ierland was, zou ik beter kijken – daar kun je veel uit halen, zeg. Dat kun je melancholiek duiden, gemis, verlangen; dat kun je wrang duiden: ergens te zijn waar het geen beter kijken waard is, dat kun je filosofisch duiden, een filosofie over het zien, over het kijken, hoeveel soorten kijken zijn er, waarom kijken we niet altijd beter, waarom kijken we niet altijd alsof het Ierland is? En nu we het hebben over kijken: “Jij hebt de dingen niet nodig / om te kunnen zien // De dingen hebben jou nodig / om gezien te kunnen worden”, dat is toch één van de mooiste liefdesgedichten allertijden? Het waren readymades, rare opsommingen, schilderijen met woorden, beschrijvingen, de zin “Dit is een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk” heb ik zó vaak gejat dat ik op een gegeven moment ging denken dat hij van mijzelf was.

Inmiddels staan er in een kast die bijna de gehele woonkamermuur bedekt vele, heel veel, zo zeer heel erg veel dichtbundels van vele, heel veel, zo zeer heel erg veel dichters dat ik soms niet eens meer weet wat ik daar heb staan & Een leeuwerik boven een weiland is allang niet meer de beste (maar nog wel de meest gekoesterde) bundel daartussen. Maar K. Schippers was het die me van mijn bagage verloste, en mijn blik beter maakte (of het Ierland was misschien) zodat ik nu op eigen kracht de moje bundels wist te vinden (te laat voor de leeslijst helaas) (mocht poëzie op de leeslijst eigenlijk?).

En nu is hij er niet meer. K. Schippers. Dichters zijn vaak dood. Je moest me eens zien is zijn laatste bundel. Verschijnt postuum. En er is weer alles. Alles is er weer. Een naakte violiste in een kleedkamer bijvoorbeeld. En als het licht een contract wordt aangeboden, moet jij het tekenen. Zulke. Typisch Schipperiaanse zinnetjes. “Je zou meer moeten wegen / als je een fiets i.p.v. / een appel ziet”, bijvoorbeeld, of “Verschuif een doos op een / tafel krijg je / een andere schaduwval”, “…een groot saucijzenbroodje / op een gevel van de Middenweg / het maakte me niet wakker / ben wakker om / eraan te denken”, “cijfers, muziekinstrumenten, film, slapen, gumresten, niets, poëzie”. Zulke. Ja. Zinnen. Ze maken me weer lichter dan lucht, ze krijgen me weer zwevend.

Ronduit fantasties vind ik Woorden in het donker: een opsomming van drie bladzijden van soorten woorden, zoals “Woorden die niet door de douane mogen”, “Woorden met de stem van Popeye”, “Woorden met de klank van een zin”, “Woorden in de fijnstructuur van een constante”, “Woorden die je je herinnert uit een boek”, “Woorden als een glas water, je drinkt het en draagt het zo”. Ook geweldig is Vloermozaïek dat, ofnee ga dat zelf maar lezen.

Diagnose (“Als het me niet was verteld, / zou ik niet weten dat ik het heb”) is een soort Bij Loosdrecht 2022 (maar dan grimmiger) en deed me denken aan wat de geniale filosoof Ivan Illich beweerde over overdiagnosticering in geïndustrialiseerde maatschappijen.

En als hij schrijft: “Het is al zo lang / voorbij en toch mis ik mijn vaders / blik, hoe hij naar mij keek als / ik at, toen ik nog een jongen was.” dan ontroert hij me, iets wat ik niet eerder heb gehad bij Schippers (ik was zoon ooit, ik ben vader nu, ik ken het kijken, ik ken het bekeken worden, ik ken de vaderlijke blik van binnen en van buiten).

Stadsgedichten staan er ook in. Dat vond ik een beetje jammer in eerste. Van 2016 t/m 2018 was Schippers stadsdichter van Amsterdam. Waarom zou je stadsdichter zijn, al die gelegenheidsverzen. Waarom zou je Amsterdammer zijn, of Nederlander, of Europeaan, waarom zou je je zo verbinden met of trots zijn op dat kleine plekje op de aarde waar je toevallig woont, wat heb je ermee, ik heb me nooit Utrechter gevoeld of Brabander of Westerling, ik heb me nooit méér verbonden gevoeld met de mensen wier omgeving ik deel dan met mensen wier omgeving ik niet deel.

Ik las ooit, of naja, niet eens al te lang lee, las ik een stuk dat er op neer kwam dat “toegepaste kunst” feitelijk een contradictio in terminis is, ik weet niet meer waar ik het las of wat de redenering precies was, ik vond het mooi en heel raak en ik schreef het op een blaadje, enkele sietaten en hun vindplaats maar dat blaadje raakte ik kwijt. Feitelijk ging het geloof ik over geëngageerde kunst (ook al zoiets vervelends, dat “Wij Zijn De Goeje Jongens” schreeuwen, wij zijn gevaccineerd en wij hebben de Oekraïense vlag voor het zolderraam gehangen, wij zijn de deugers, wij zijn tegen oorlog en onrecht, wij zijn de hele harde deugers want de anderen zijn altemaal gans en geheel vóór oorlog en onrecht, wij zijn de linkse gutmensch, wij deugen zo hard dat we er een beetje van stinken en oja wij zijn woke natuurlijk, wij zijn heel erg woke, wij zijn woker nog dan de wooksten), kunst mocht nooit een politieke dimensie krijgen, zoiets, maar je kon het ook heel goed van toepassing laten zijn op toegepaste kunst, die redenering, dat weet ik er nog wel van. Al dat dichten in naam van de vader nee in naam van de natie in naam van je stad in de naam van de burger in de naam van mijnheer Achternaam in naam van de streekgenoten, waarom zou je het doen? Waarom zou je poëzie zo klein maken als de straatnamen en de kaffees en de winkels die je noemt? Omdat de lezer dan kan zeggen oja haha dat ken ik, daar kom ik ook wel eens? En dan uitgerekend Amsterdam, uitgerekend de vervelendste stad ter wereld.

Maarja. Het is wel Schippers he. En bij Schippers zijn zelfs stadsgedichten niet vervelend. Bij Schippers is zelfs Amsterdam niet vervelend. Een groter compliment is niet mogelijk: de dichter dicht de vervelendste stad ter wereld tot iets moois.

En nu is het uit. Stigter onze Schippers is niet meer. Je moest me eens zien is zijn laatste groet. Een lieve, grappige, ontroerende, warme, vertrouwde, fijne groet. Het schokt me misschien niet meer uit mijn trein, zoals hij in 1995 deed (of was het 1996, eerst was dat winkeltje er nog niet geloof ik) maar God, als dít je laatste woorden zijn dan heb je mooi en goed geleefd.

K. Schippers Je moest me eens zien Recensie

Je moest me eens zien

  • Schrijver: K. Schippers (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 mei 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de laatste dichtbundel van K. Schippers

Op 12 augustus 2021 overleed K. Schippers. Tot kort daarvoor had hij aan zijn nieuwe dichtbundel gewerkt, Je moest me eens zien. Gedichten waarin hij met zijn ontregelende, speelse observaties het gewone tot een bijzondere belevenis maakt, wisselen af met gedichten over een naderend afscheid. Zoals het ontroerende gedicht ‘Aan E.’:

Nu het later / wordt zie ik steeds / scherper hoe mooi
je bent alsof / je nu pas wordt / uitgepakt
en ik je voor / het eerst / onverborgen zie
wie ziet je / als ik er / niet meer ben

K. Schippers (Amsterdam, 1936-2021) was schrijver, dichter, essayist en kunstcriticus. Hij heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan, dat bestaat uit romans, poëzie, essays, verhalen & beschouwingen, en een enkel kinderboek. Al vroeg werd hij bekend door het literaire tijdschrift Barbarber, dat hij in 1958 samen met J. Bernlef en G. Brands oprichtte. Hij introduceerde de readymade als poëzievorm. Van het cultureel tijdschrift Hollands Diep, dat van 1975 tot 1977 bestond, was hij een van de oprichters en eerste redacteuren.

Zijn werk is veel gelauwerd. Voor zijn poëzie ontving hij in 1996 de P.C. Hooftprijs. Een jaar later kreeg hij de Pierre Bayle-Prijs voor zijn kunstkritieken. Zijn roman Poeder en wind (1996) werd genomineerd voor de Generale Bank Literatuurprijs; de roman Waar was je nou (2005) werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs en groeide uit tot een bestseller. Hij is de schrijver van Buiten beeld, het Poëziegeschenk van de Poëzieweek 2014.

Bijpassende boeken en informatie

T.S. Eliot – Vier kwartetten

T.S. Eliot Vier kwartetten recensie en informatie over de inhoud van de bundel gedichten uit 1943. Op 17 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Four Quartets van de Amerikaans-Britse dichter en schrijver T.S. Eliot.

T.S. Eliot Vier kwartetten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de bundel Vier kwartetten. Het boek is geschreven door T.S. Eliot. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de bundel met poëzie van T.S. Eliot uit 1943.

T.S. Eliot

Vier kwartetten

  • Schrijver: T.S. Eliot (Verenigde Staten, Engeland)
  • Soort boek: gedichten
  • Origineel: Four Quartets (1943)
  • Nederlandse vertaling: Paul Claes
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 17 mei 2022
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de gedichtenbundel van T.S. Eliot

Vier kwartetten is een hoogtepunt in T.S. Eliots carrière als dichter. Het bevat enkele van de muzikaalste en onvergetelijkste passages van de twintigste-eeuwse poëzie. De vier delen, ‘Burnt Norton’, ‘East Coker’, ‘The Dry Salvages’ en ‘Little Gidding’, vormen een meditatie op de geestelijke, filosofische en persoonlijke thema’s die de auteur bezighielden.

Vier kwartetten is een blijvend meesterwerk door de manier waarop een individuele stem te midden van oorlog en twijfel de zorgen van een volledige generatie verwoordde. De vertaling wordt verzorgd door Paul Claes, die de bundel tevens inleidt en van verhelderende aantekeningen heeft voorzien.

Thomas Stearns Eliot (1888-1965) was dichter, essayist, uitgever, toneelschrijver, literair criticus en redacteur. Hij is geboren in St. Louis, Missouri, maar verhuisde in 1914 naar Engeland. In 1922 verscheen zijn bekendste werk, The Waste Land. Hij kreeg de Nobelprijs voor Literatuur in 1948. Eerder verscheen Gedichten 1917-1930 van hem bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Hannah van Binsbergen – Kokanje

Hannah van Binsbergen Kokanje recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 14 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij Pluim het nieuwe boek van de Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Binsbergen.

Hannah van Binsbergen Kokanje recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Kokanje. Het boek is geschreven door Hannah van Bisbergen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met gedichten van Hannah van Binsbergen.

Hannah van Binsbergen Kokanje Recensie

Kokanje

  • Schrijfster: Hannah van Binsbergen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Uitgeverij Pluim
  • Verschijnt: 14 juni 2022
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Hannah van Binsbergen

Land van Kokanje, ook wel bekend als Luilekkerland, is een sprookjesland van overvloed, waar koeken aan de bomen groeien en gebraden duiven je in de mond vliegen.

De weg erheen is lang en vol hindernissen want hij voert dwars door ons dagelijks leven. En we weten allemaal hoe het daar is.

Luilekkerland is een fantasie geboren ten tijde van de pest en hongersnood. Mensen die worstelen om in leven te blijven hebben weinig aan het ascetische, spirituele ideaal van het paradijs. De levenshouding van opofferingsgezindheid en het ophemelen van leed bleek niet zo’n goed ideaal, en dus verzinnen ze hun eigen antiparadijs. Een utopie die wél past bij wat mensen nou eenmaal willen en hoe mensen zijn.

De bundel Kokanje wil de wereldse geneugten serieus nemen en hier ruimte voor maken in het leven van de geest. Voorbij moralisme en zuiverheid kiezen voor behoefte en plezier. Overvloed is mogelijk, maar we moeten er wel voor vechten.

Hannah van Binsbergen (1993) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde haar eerste gedichten op negentienjarige leeftijd, op SampleKanon en in Tirade.

In 2016 debuteerde ze met de dichtbundel Kwaad gesternte, die prompt met de VSB Poëzieprijs werd bekroond. Het was de eerste keer dat een debutant de prestigieuze prijs ontving. Daarnaast won ze de Herman de Coninckprijs voor het beste debuut. In februari 2020 verscheen haar debuutroman, Harpie.

Bijpassende boeken en informatie

Hélène Gelèns – beginnen voor gevorderden

Hélène Gelèns beginnen voor gevorderden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres. Op 12 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Cossee het boek met nieuwe gedichten van schrijfster Hélène Gelèns.

Hélène Gelèns beginnen voor gevorderden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van beginnen voor gevorderden. Het boek is geschreven door Hélène Gelèns. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Hélène Gelèns.

Recensie van Tim Donker

Ooit sprak ik met een opa. De oude meneer was iemands opa, ik ben vergeten wiens opa hij was. Er was een feest, we waren daar, op dat feest, we waren niet samen gekomen maar we waren er toch samen, stoelen stonden langs de muren, men at en dronk en onderhield zich. De oude meneer, hij was iemand opa, vertelde me dat hij het sedert zijn pensioen drukker had dan ooit. Oja, ik vroeg, wat doe je dan zoal? O, zei hij, dat begint al ’s morgens vroeg. Ja, dan moet je weer opstaan, en aankleden, en helemaal naar beneden gaan, en koffie zetten, en ontbijt maken… Ik lachte. Ik lachte luid. Ik lachte een beetje te luid, waarschijnlijk, want de oude meneer (hij was iemands opa) leek gekwetst. Hij zweeg. Dus nu zwegen we. We dronken. We zwegen. Er waren hapjes. Dit was een feestje. De oude meneer was iemands opa, maar ik ben vergeten wiens opa hij was.

Soms denk ik nog aan de oude meneer (hij is allang dood, heb ik gehoord). Aan het beginnen. Het beginnen van de dag. Ik ben nu vijftig, nog lang niet zo oud als de oude meneer was toen hij me bovenstaande vertelde. En toch, nu denk ik vaak aan hem als ik de dag begin. Vooral bij het twede begin van de dag. Het eerste begin van de dag gaat gedachteloos en vanzelf. Ik sta op, ik kleed me aan, ik ga naar beneden, ik maak de fruitbakjes voor de kinderen, ik maak de lunchbakjes voor de kinderen, ik maak de drinkbekers voor de kinderen, ik ga naar boven, ik wek de kinderen, soms zie ik toe op hun aankleden, soms geef ik iets aan (sokken ofzo), ik ga weer naar beneden, ik maak het ontbijt voor de kinderen, ik breng de kinderen naar school, ik kom weer thuis en dan komt het twede begin van de dag en het twede begin is moeilijk. Dan ga ik weer naar boven, helemaal naar het twede verdiep waar in dit huis mijn slaapkamer is, dan kleed ik me uit, dan ga ik douchen, en dan sta ik daar in de badkamer en dan wordt het met zwaar te moede als ik denk aan alles dat ik ga moeten doen nu. Lijf wassen en haren wassen en afdrogen en scheren en lenzen inzetten (bij het eerste begin van de dag ben ik doorgaans brildragend) en de badkamer opkuisen en dan weer naar boven, naar het twede verdiep, een klein outfitje voor mezelf vinden, me aankleden, die twee vervloekte trappen af, zoiets doen als ontbijten, ik begrijp nu zo goed hoe je zoiets als een ondragelijke klus kan opvatten. Ik begrijp nu zo goed hoe moeilijk beginnen is als je al een keer begonnen bent. Het zal de leeftijd zijn, zeker?

Of misschien niet de leeftijd maar het gat in mijn hart. Billy Callahan, toen nog als Smog, want in zijn begindagen, feitelijk in zijn dagen als teepartist, maar de teeps moogt u negeren, zeker nu teeps zogenaamd weer heel erg hip zijn, alles wat hip is moogt u negeren, eigenlijk alles van Billy Callahan moogt u negeren, zult u negeren, moet u negeren, behalve Sewn to the sky en Forgotten foundation want dat mag u niet negeren, dat moet u horen, vandaag nog, koop die seedees, nu, meteen, het behoort tot het allermooiste ooit op seedee gezet (of op wat voor geluidsdrager dan ook voor die materie), echt, koop het (en oké als u geld teveel heeft, doet u er ook niet slecht aan Julius Ceasar ook meteen maar in uw mandje te doen) (oké en Wild love misschien) (in het uiterste geval ook nog The doctor came at dawn) (en misschien een paar eepeetjes als Burning kingdoms en Kicking a couple around) (maar daarmee is het echt wel afgelopen met die Callahan), maar goed, in zijn dagen als teepartist dus, (mjoeziek nog een slagje beter eigenlijk maar dan had hij het maar fatsoenlijk op seedee moeten zetten) (eert allemaal de seedee en blijft allemaal de seedee eren tot uw laatste snik) (voorwaar, ik bid u), zong hij, zong Billy Callahan dus, everyone who’s ever got a hole in their heart knows how hard it is to start a new day.

Als vijftiger met een gat in mijn hart weet ik inderdaad hoe moeilijk het twede begin van een nieuwe dag is. Dat begin is voor gevorderden. Zoon begin kan onbegonnen werk zijn.

beginnen voor gevorderden. Dat vond ik goed. Hélène Gelèns, en ik ben toch al fan. Ging ze me daar afkomen met een ode aan, of een doordenking van het begin. Het begin als konsept ofzoiets, hoe moest ik me dat voorstellen. Iemand had het me gegeven, deze bundel, ergens in een flatportiek, we hadden wat gepraat en ik had beginnen voor gevorderden in mijn stuurtas geworpen en was al half op weg naar huis (lost somewhere between the earth and my home om een andere erg goede seedee te noemen) (niet van Smog) (maar van The Geraldine Fibbers) (Smog trouwens ook een australiese hiphopband die niet half slecht is). Ik had hier en daar al wat gelezen, ik dacht dit gaat niet Gelèns’ diepgravendste bundel zijn, misschien ga ik als fan een heel klein beetje teleurgesteld zijn, dacht ik, ik was er nog niet eens in begonnen, ik had alleen hier en daar wat gelezen, misschien was het ook wel het commentaar van Theo geweest dat me die dingen deed denken, die gezeid haadt Het is niet moeilijk, het is niet moeilijks had hij gezeid, het leest heel makkelijk, ik weet het niet, ik dacht aan beginnen, beginnen in een boek, of beginnen aan de dag, wat kun je zeggen over beginnen?

Dat alle begin moeilijk is. Vooral het twede begin.

Of in den beginne was de oerknal van videozap (prot zei zijn gat en zijn gat sprak Deutschland).

Of dat ge u moet bezinnen voordat ge begint. Maar nu begint het uit de hand te lopen.

Het begin is vaak mooi, toch? Of beter toch dan wat volgen zal. In het begin was de liefde mojer dan zij nu is. Bands, neem Smog, (niet de australiërs maar Billy), zijn in het begin meestal beter dan later. Zo van Hun eerste drie seedees zijn geweldig maar daarna wordt het minder. Of het begin van de vakantie, als het allemaal nog een beetje onbekend is en er nog zoveel dagen voor je zijn. Zet dat eens af tegen de vakantie op haar laatste benen, als alles inmiddels overbekend is en er ook nog maar een dag of twee rest en je goddomme al bijna verlangt naar huis en werk en alle dagen vroeg op en sleur.

Maar dat is beginnen zoals een beginner het zou zien. Gelèns tilt het naar een hoger niveau. Ja, ze had me danig op het verkeerde been ja. Mijn eerste indruk. Ook een begin. Het begin van de indruk. Hoe begint een indruk? Een indruk begint verkeerd.

Ik had dat boek overhandigd gekregen in een flatportiek. Ik zei iets over Hélène Gelèns. Dat haar gedichten soms wat experimenteel zijn ofzo, zoiets zei ik, en degene die het me overhandigde, hij heet Theo, wierp tegen dat de gedichten (hij had zo hier en daar al wat gelezen) helemaal niet moeilijk te lezen waren, dat het heel goed te begrijpen was. Of zoiets zei hij.

Wierp tegen.

Wierp tegen?

Waarom begrijpelijkheid als tegenwerping van mogelijk experimentalisme opwerpen? Waarom zou “experimenteel” altijd samenvallen met “moeilijk” of “onbegrijpelijk”? Maar misschien was het geen tegenwerping maar een aanvulling?

Met opstaan en opstaan heette iets waar ik zelf al even mijn oog op had laten vallen daar in dat flatportiek en dat was zoiets als een langgerekt uitgesteld begin. Het langzame op gang komen, het deed me denken aan de oude man die iemands opa was geweest, of mijn eigen dagdagelijkse twede beginnen, of mijn inmiddels ex-buurman Sergio die altijd van zichzelf zei dat hij een diesel was (wat ik altijd een beetje een stompzinnige uitspraak vond) omdat hij traag op gang kwam. Ik had de anekdotes al in mijn hoofd zitten, de anekdotes waarmee ik hier dan ook maar koppig begonnen ben, de bundel zat al in mijn stuurtas, ik moest nog een ronde, en later ’s avonds las ik nog een paar gedichten.

Gedichten over de wil bloot te beginnen, dat komt van iets van Van Ostaijen geloof ik. Gedichten die vragen en antwoorden, altijd maar over beginnen, of was je al begonnen, ritmiese gedichten, moje gedichten, was je al begonnen, je was nog aan het dromen, ook na een doorwaakte nacht moeten we beginnen, of na een nachtmerrie, opnieuw beginnen als alle papieren wegwajen, in den beginne beginnen of in medias res beginnen, pogingen tot een begin, vooral veel taalspel in dit begin, vooral veel vormspel in het begin hier, ik dacht dit gaat niet Hélène Geléns’ diepgravendste bundel zijn maar dat hoeft ook niet, je kunt het begin onderzoeken door steeds opnieuw te beginnen, het begin uit te rekken, het begin in plakjes snijden, het begin omkeren en rechtop zetten, dat kan allemaal, daar is niks mis mee, dat mag de dichter, de dichter mag alles, meng de zeedruif met de wijn en geef de dichter ook wat.

Ik las wat, ik las me tot nog voor halverwege en toen begon ik onverhoeds in een ander boek. Ja hoe gaat dat. Er ligt zoveel op mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire), kom anders zelf kijken. Er ligt zoveel, en ik begin steeds in iets anders. Soms vanwege een onhoudbare vlaag van nieuwsgierigheid naar al wat er verder nog op die recenseertafel (feitelijk een secretaire) ligt, soms omdat ik het boek waarin ik bezig was even niet kan vinden (dat ligt dat op een andere tafel, of in de kast die vlakbij mijn leesstoel staat, of op gekkere plaatsen nog) (ik heb er ooit eentje bij het fornuis teruggevonden, was ik zo geboeid dat ik tijdens het roeren in de saus nog had staan lezen), soms omdat ik heel nodig moet en in de gauwigheid maar het allerbovenste van de stapel meetrek. In het geval van Gélèns had het nog een andere reden: ik vond die gedichten zo fantasties maar ze lazen zo tot nog voor halverwege inderdaad wel vrij makkelijk weg, vooral ritmiek, veel herhaling, ik wilde daar ook weer niet te rap doorheen gaan. Ik dacht laat dit geen pistachenoten zijn (een bakje pistachenoten, u weet, gepelde, en dan gedachteloos de een na de andere in uwen bakkes stoppen en voordat je het weet is het bakje leeg en eigenlijk had je alleen de eerste drie echt geproefd). Dus ik legde weg en ging verder in De passagier van Cormac McCarthy. En dat greep me. God nou. Wat greep me dat. Daar zat ik maar in te lezen en te lezen en te lezen. In die leesstoel van mij. Daar bij het raam. Kom anders zelf kijken.

Tot ik dagen later ineens weer aan beginnen voor gevorderden moest denken. Misschien stond ergens in De passagier het woord “beginnen”. Of “gevorderden”, al is het minder aannemelijk dat woord tegen te komen buiten de folder met het nieuwe cursusaanbod. En ik dacht nog Oja, even uitlezen. Ja. Dat dacht ik nog. Gélèns’ minst diepgravende bundel. Even uitlezen. Het was een donderdag, de zon scheen door de ramen, de kinderen waren thuis, ik ging beginnen voor gevorderden even uitlezen.

Maar dat zat me minder glad. Iemand zal met het goede been uit bed stappen op de dag dat er oorlog uitbreekt. Zo’n soort zin slik je niet achteloos, dat is niet je zoveelste pistachenootje (dat is een pistachenootje met een raar smaakje) (een pistachenootje dat je denken doet) (was dit pistachenootje nog wel goed) (gewoon) (een pistachenootje dat je denken doet). Zo’n soort zin haalt moeiteloos de vaart uit je leestempo. Wie begint er nu goedgemutst aan een fonkelnieuwe oorlogsdag? En welke oorlog, ooit was er een tijd dat “de” oorlog zonder nadenken verwees naar de twede wereldoorlog maar die tijd lijkt me ook alweer voorbij. Op zo’n nieuwe oorlogsdag naar de kapper gaan. Want als dan ’s avonds de oorlog gewonnen is, zit je haar alvast goed.

En ik zit stil met die bundel op mijn schoot en peins zo’n beetje. Ik denk aan oorlog en gekapte kapsels. Het begin van een oorlog is ook een begin en een nieuw kapsel misschien een nieuw begin, maar dit is een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk.

Na de oorlog doet de wetenschap haar intrede. Die stap is niet heel groot. Hans Reichenbach. Hilary Putnam. (en je zoekt het) (je moest allang naar bed) (de wijn van een rojer rood dan je kende). Reichenbach is de positivist. Positivisme is beginnen. Beginnen is jeugdbewegingen. Ich möchte teil einer jugendbewegung sein ich. En meervoudige realiseerbaarheid. En hah!: hoe meervoudig, en dus realiseerbaar de dag (kun je na een twede begin een derde misschien?). Putnam is de twijfel.

(de dag na de vorige dag)

De grotere vragen tot het laatst bewaren. Wat als er in het begin louter mededogen is en in het eind alleen maar afval? Wat als onze tijd nog moet komen? Ik bedoel de tijd. Wat als er een scheppingsverhaal is dat meer klinkt als het begin van het einde. Of is dat alleen maar wat ze zeggen (ze zeggen dat er geen winters meer zijn)?

In god de wetenschappelijke nul zetten, er midden in, dus g0d, de dood van god en de verlichting de dood van de rest. Uranium, thorium, radium, alles straalt en in Ottawa, Illinois maakt de sneeuw plaats voor derrie.

Ik zit stil met die bundel op mijn school, ik kijk naar mijn kinderen, ik peins aan oorlog en religie en wetenschap en ik denk Deze bundel begon toch heel anders? Maar dat is de schoonheid van poëzie, niet? (in poëzie gebeurt iets anders).

Op het laatst wordt gevraagd nog even te wachten (we beginnen als er voldoende mensen zijn). Op het laatst vraag ik me af of ik het begin wel goed gevat heb. Maar ik kan onmiddellijk opnieuw beginnen met beginnen voor gevorderden. En dat is het goede ding.


Hélène Gelèns Beginnen voor gevorderden Recensie

beginnen voor gevorderden

  • Schrijfster: Hélène Gelèns (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 12 mei 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Hélène Gelèns

beginnen voor gevorderden is één langgerekte poging om te beginnen, opnieuw, fris en met een open vizier. Maar hoe doe je dat? Gloort de toekomst eigenlijk nog? We zien het begin graag pril, pluizig en groen, maar zo ongecompliceerd is dat begin maar zelden. Menige aanvang wordt doorkruist door geweld en onderdrukking en daar komt vandaag de klimaatcrisis nog bij. Zelfs als kind moet je tegenwoordig al aardig gevorderd zijn om te beginnen.

In haar zo kenmerkende ritmische en klinkende taal jongleert Gelèns met ontstaansmythes. Oorsprongsverhalen die kunstenaars, schrijvers en denkers in de loop der eeuwen hebben bedacht, het alledaags en maatschappelijke beginnen en zelfs de oerknal zijn niet veilig bij haar. Is het spel of verzet? Humor of nijd? Wellicht alles tegelijk.

Bijpassende boeken en informatie

Album van de Caraïbische poëzie

Album van de Caraïbische poëzie recensie en informatie bloemlezing met de beste gedichten uit Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, St. Maarten en Suriname.

Album van de Caraïbische poëzie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Album van de Caraïbische poëzie. Het boek is geschreven door diverse auteurs en samengeseld door Michiel van Kempen en Bert Paasman Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen bloemlezing met de beste poëzie uit Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, St. Maarten en Suriname.

Album van de Caraïbische poëzie Recensie

Album van de Caraïbische poëzie

  • Auteurs: diverse dichters en dichteressen
  • Samenstellers: Michiel van Kempen, Bert Paasman
  • Uitgever: Rubinstein
  • Verschijnt: 21 april 2022
  • Omvang: 258 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 34,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (uitmuntend)

Recensie en waardering van het boek

  • Wat gelijk opvalt aan deze bloemlezing van Caraïbische poëzie is dat er met veel aandacht en liefde aan het boek gewerkt is. Het boek is prachtig vormgegeven en op sublieme wijze uitgegeven. Het was ook wel de hoogste tijd dat er de poëzie van Aruba, Curaçao, Saba, St. Maarten en Suriname op een volwassen wijze de aandacht krijgt. Kenners van de literatuur uit de regio Michiel van Kempen en Bert Paasman hebben zich op uitmuntende wijze van die taak gekweten. De toelichting die ze geven op de poëzie, liedteksten en gedichten zorgt ervoor dat de lezer nog meer begrip krijgt en de inhoud beter kan duiden. Bovendien komt de rijkdom van het werk van alle verschillende bevolkingsgroepen zeer goed tot uiting. Het Album van de Caraïbische poëzie is een prachtig monument voor de vaak veronachtzaamde dichters en schrijvers uit (voormalig) tropisch Nederland. (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗∗)

Flaptekst van het boek met gedichten uit Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, St. Maarten en Suriname

De trans-Atlantische relatie tussen Suriname, de Antillen en Nederland is meer dan vier eeuwen oud en beide zijden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden geraakt door het slavernijverleden, migratie en culturele uitwisseling. Een complexe relatie die nergens zo goed wordt weerspiegeld als in de literatuur, en dan in het bijzonder de poëzie.

Album van de Caraïbische poëzie is een bloemlezing uit ‘de voormalige Nederlandse West’: Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, St. Maarten, St.-Eustatius en Suriname. In twaalf hoofdstukken wordt de lezer langs de rijkdom en de veelkleurigheid van de Caraïbische poëzie geleid. De samenstellers kozen een toegankelijke selectie van gedichten, versjes en liedjes, van de vroegste matrozenliedjes tot de jongste teksten van rappers.

Met o.a. werk van Eddy Bruma, Max Woiski, Frank Martinus Arion, Trefossa, Michaël Slory, Aletta Beaujon, Albert Helman, Edgar Cairo, Pierre Lauffer, Tip Marugg, Rudy Plaate, Bea Vianen, Jit Narain, Hans Faverey, Jeangu Macrooy, Antoine de Kom, Elis Juliana, Shrinivási, Radna Fabias, Alfred Schaffer en Typhoon. Een selectie gedichten is tevens online te beluisteren, voorgelezen door Felix Burleson, Magda Lacroes-Felesita en Rabin Baldewsingh.

Bijpassende boeken en informatie