Tag archieven: Querido

Charles Baudelaire – Parijse walging

Charles Baudelaire Parijse walging recensie en informatie van het boek met prozagedichten uit 1869, Le Spleen de Paris. Op 25 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling door Hafid Bouazza het boek met prozagedichten van Charles Baudelaire. Bovendien zijn ook het Franse origineel en de Engelse vertaling door Louise Varèse opgenomen.

Charles Baudelaire Parijse walging recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van het prozagedicht uit 1869, Le Speen de Paris, Parijse walging, Paris Spleen. Het boek is geschreven door Charles Baudelaire. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het beroemde boek met Franse gedichten van Charles Baudelaire in combinatie met de Nederlandse en Engelse vertaling.

Recensie van Tim Donker

Zegt iemand, zegt wie, zegt Guus Luijters: De moderne Franse poëzie begint bij Baudelaire.

Zegt iemand, zegt wie, zegt Marcel Proust: Baudelaire was de grootste dichter van de negentiende eeuw.

Zegt iemand, zegt wie, zegt Charles Baudelaire: schrijf altijd poëzie, ook als je proza schrijft.

Hoe vaak moet een schrijver in je leven komen voor je besluit hem echt te gaan lezen?

Het was vroeg in de jaren 00 toen Baudelaire voor mij meer dan een naam werd. Ik volgde Bob Geldof nog, zo vroeg in de jaren 00 moet het geweest zijn, en ik sprak Antonio nog wel eens – zo vroeg in de jaren 00 moet het geweest zijn. Ik denk dat Sex, age and death net uit was. Ik herinner me m drajen & ook m om Antonio’s oren slaan, ik herinner m recenseren in het blad dat wij toen maakten. Kraakpen. Zo heette dat blad. Zo vroeg in de jaren 00 was het dus. En Laura was er. Moje Laura. Lieve Laura. Laura die zong, en muziek maakte, iets met toetsen, een accordeon soms. Ze zou iets voor Kraakpen gaan doen, want later, als Antonio en ik groot waren, wilden we een verzamelseedee uitbrengen met daarop alle bands en artisten die wij goed vonden maar die naar onze smaak te weinig aandacht kregen. En Laura ging één van hen zijn. Want die had minstens één prachtig liedje gemaakt, Feel it heette dat liedje en op tot deze dag kan ik het nog niet horen zonder minstens één traan in een oog (het linker of het rechter) te krijgen. Er kwam nooit iets van die seedee, er kwam nooit iets van Kraakpen of althans na zekere tijd niet meer, en Antonio en ik kregen ruzie, en ik studeerde af, zo vroeg in de jaren 00 was het dus, en ik probeerde iets freelancerigs te doen, iets met een tekstbureautje ofzo, ik had zelfs een naam, ik wilde het Stijlbreuk noemen maar mijn vriendin en mijn schoonzus vonden dat te negatief klinken en ik luisterde in die dagen nog naar hen, ja zo vroeg in de jaren 00 was het, en toen was er dus heeltegaar geen naam meer voor dat tekstbureautje maar wat maakte het uit, ik had er toch al niks mee, het was eigenlijk meer een eufemisme voor werkeloos zijn, ik wilde geen zakelijke teksten schrijven en ik wilde geen reclameteksten schrijven en ik wilde geen interne slogans bedenken voor een Rabobank in Naaldwijk om alle neuzen weer dezelfde kant op te krijgen, hel, ik wilde niet eens interne slogans bedenken voor een Rabobank in Naaldwijk die alle neuzen een andere kant op zouden krijgen, en heeldurdagen zat ik maar, thuis, en heeldurdagen verveelde ik me daar, thuis. Maar Laura was er nog. De seedee was er nooit gekomen maar Laura was er nog. Antonio en ik waren gebrouilleerd geraakt maar Laura was er nog. Schrijven voor het tekstbureautje wilde ik niet maar Laura schrijven wilde ik wel. Deed ik dus. Schrijven. Of mailen, hoe heet dat. Alle dagen. Heeldurdagen. Ik. Aan Laura. Laura. Aan mij. Wat lees je?, was een vraag die ik haar vaak stelde. Ik lees Baudelaire, zo luidde op een keer het antwoord, en Sex, age and death van Bob Geldof was uit, zei ik dat al?,  een vriendschap en een blad en een tekstbureautje later en nog altijd was die plaat niet oud, of niet echt oud, ik vond t in ieder geval nog steeds een goede plaat, een hele goede plaat  (inmiddels heeft hij al ruim tien jaar mijn seedeespeler niet meer van binnen gezien denk ik), en op die Sex, age and death was een regeltje “She read a poem by Baudelaire / sitting naked in a chair”, ik weet niet meer in welk liedje die regel voorkomt want inmiddels heeft die plaat al in ruim tien jaar mijn seedeespeler niet meer van binnen gezien maar sjeesis aan Laura denken en hoe zij naakt in een stoel gezeten een gedicht van Baudelaire las, was me verre van onaangenaam. Maar me aanzetten tot zelf Baudelaire gaan lezen deed het niet.

Ergens later. In diezelfde vroege 00’s maar dan iets later. Ik was getrouwd, wil je wel geloven? Niet met Laura, dat had ook niet gekund (alhoewel een mens misschien te snel de neiging heeft om onwaarschijnlijkheden als onmogelijkheden te klasseren en dat wat gebeurt als “voorbestemd”, terwijl, misschien, alles anders was geweest als je toen op die moje dag ergens in mei niet linksaf was gegaan maar rechtsaf, ja, misschien had dat iets in gang gezet dat al het onmogelijke mogelijk had gemaakt en al het onvermijdelijk zeer vermijdelijk, ja, wie weet), maar met die vriendin die Stijlbreuk een te negatieve naam had gevonden (had ik er dus ook meteen een hele leuke schoonzus bij, hoezee mij). De huwelijksreis voerde ons tot het zuiden van Portugal. Daar. Ergens een hotel. Een hotel met een bibliotheekje. Of. Naja. Zeg: ze hadden alles dat gasten in hun kamer hadden laten liggen voorzien van een stempel van het hotel en in kasten gezet. De ruimte waar die kasten stonden mocht dan bibliotheek heten. Er stonden boeken in allerlei talen. Engels. Duits. Spaans. Portugees. Nederlands. Ik was vaak in dat bibliotheekje. Mijn vrouw, ja ze was ineens mijn vrouw, lag aan het zwembad misschien maar ik stond in de bibliotheek. Ik pakte. Zeg gerust: ik jatte. Ik pakte jatte daar van alles. Dat boek over de geschiedenis van de reuk van Alain Corbin, bijvoorbeeld. Maar ook Iemand, niemand en honderdduizend van Luigi Pirandello. En Dronken van weemoed, de vertaling van Paris Spleen zoals die in 1993 in pocketversie uitkwam bij het Groningse BoekWerk. Ik las het wel, ik las het niet. Ik las het een beetje. Ik las het soms. Ik las het zo-zo (het was een zo-zo sorry). Het was bij me. Het was het mooiste dat ik ooit had gejat, waarom het dan ook nog helemaal lezen?

Later werd het later en in ergens een winkel in twedehands boeken vond ik Dichters van de avant-garde. De moderne Franse poëzie. Ik kocht het. Ja. Ik kocht het voornamelijk omdat Stéphane Mallarmé, Comte de Lautréamont, Alfred Jarry, Jacques Rigaut, Henri Michaux en Francis Ponge erin stonden (naast vele anderen). Helden. Helden. Helden. (Hoewel: Ponge?) (?) (??) (???) (Bij toegeeflijkheid dan misschien) (dacht ik vandaag) (toen ik lang het stasjon fietste) (mijn zoon had gezegd) (mijn moje lieve wijze grappige fantastiese negenjarige onvergelijkbare zoon) (had gezegd) (dat ik zo moest fietsen) (zo door die straten moest fietsen) (zo door die straten langs wat uiteindelijk het stasjon bleek te zijn moest fietsen) (om te komen) (om bij die supermarkten te komen) (om bij die supermarkten te komen die ooit op loopafstand waren) (& fietsend) (& daar) (dacht ik dat Ponge het soort held is dat je op de koop toe neemt als je bepaalde andere helden omarmd) (& held bij toegeeflijkheid, dat vond ik mooi, daar grijnsde ik even om) (van oor tot oor) (toen ik fietste langs wat f’domme dat goeje ouwe stasjon Vleuten bleek te zijn). Maar daar, in dat boek, die bloemlezing, ontbrak die onvermijdelijke Baudelaire natuurlijk ook niet; het onvermijdelijke ontbreekt nooit – het is p’sies daarom dat we het het onvermijdelijke noemen: omdat het nooit ontbreekt (tenzij iemand, tenzij we toen allemaal, op een moje dag in mei, rechtsaf waren gegaan waar we eigenlijk linksaf wilden). Drie gedichten: Correspondenties, In het voorbijgaan en Om één uur ’s nachts. Die eerste twee vond ik nogal saai (volgens mij rijmden ze zelfs!) maar het prozagedicht Om een uur ’s nachts vond ik fantasties.

Later. Later nog. Dit moest per post komen. Het door Alan Ziegler geredigeerde Short. An International Anthology of Five Centuries of Short-Short Stories, Prose Poems, Brief Essays and Other Short Prose Froms. Ik had het besteld omdat het me in die dagen bezig hield zo veel mogelijk te zeggen in zo weinig mogelijk woorden. Of ik zelf niet. Maar anderen. Hoeveel de anderen veel kunnen zeggen in zo weinig mogelijk woorden. Internationaal, vijf eeuwen omspannend. Daar moesten goeje dingen tussen zitten. Of. Na. Ja. Wie er tussen zat. Ja hoor. Natuurlijk weer Baudelaire. The Stranger, Dog and Flask, The Bad Glazier, Get Drunk. En humzie. Ik was nog altijd niet overtuigd. Ja, Get Drunk vond ik goed. Maar dat kende ik eigenlijk al. Het was een van de teksten die ik wél gelezen had in het door mij uit die Portugese hotelbibliotheek ontvreemde pocketversie van het eigenste boek dat hier nu voor me ligt.

Want ja. Er was Querido voor nodig. Er was hardcover voor nodig. Er was Louise Varèse voor nodig (want de vrouw van, en een elektroniek poëem, een poëem waar je doorheen kon lopen – hoe kan een mens daar niet van opkijken). Er was Hafid Bouazza voor nodig. Er waren drie talen voor nodig. En nu heb ik hem gelezen. Baudelaire. Nog net geen twee eeuwen later. Nu heb ik hem echt gelezen. Voorbij een zo-zo lezen, een hier of daar lezen, een hum en humzie lezen.

Of. Naja. Daar zeg ik wel: drie talen. Maar één taal valt al af. Je kunt er die Baudelaire natuurlijk niet op afrekenen dat hij een Fransoos was. Maar Frans is wel de allerlelijkste taal wereldwijd, en allertijden. Het verslaat zelfs Italiaans in lelijkheid. En dat wil wat zeggen. Het is een taal die ik niet spreek, die ik niet wens te spreken, die ik nooit zou willen spreken, of lezen. Als er één reden is waarom Stefan Themerson niet deugt, dan is het omdat hij de Franse sietaten die hij in zijn filosofiese beschouwingen opneemt onvertaald laat. Een lelijkheid waaraan wel meer filosofen lijden. Hier wil ik een eind aan maken mensen. Ofwel je laat elk sietaat onvertaald, of het nu in het roemeens, japans, swahili, sjienees of etruskies is; ofwel je vertaalt alles dat niet behoort tot de moedertaal van de schrijver of de (vermoedelijke) lezers. Maar stop in elk geval te denken dat ieder “belezen” mens Frans zou kunnen lezen. Ik haat Frans. Ik heb Frans zo snel als het maar kon uit mijn vakkenpakket gegooid. Ik. De talenman. Ik snuif de taal. Ik zou elke taal willen spreken. Behalve Frans. Dus. Naja. Frans lees ik niet.

Een tweetalige bundel dan.

Of. Naja.

Las ik het Engels van Louise Varèse, boeide het me ineens minder. Boeide me minder wat me in het Nederlands wel geboeid had. Zegt iemand Dat komt omdat het niet je moedertaal is. Alleen in je moedertaal vat je elke nuance.

Denk ik ja.
Denk ik hum.
Denk ik misschien.

Zegt iemand, zegt Baudelaire:

“…fiacres attardés et éreintés.”

Zegt Nannie Nieland-Weits (die van die pocket die ik gejat had in Portugal):

“…verlate, afgebeulde huurkoetsjes.”

Zeggen Thérèse Fisscher en Kees Diekstra (die hetzelfde gedicht voor Dichters van de avant-garde mochten vertalen):

“…verlate, afgejakkerde koetsen.”

Zegt Louise Varèse:

“…belated and weary cabs.”

Zegt Hafid Bouazza:

“…verlate en afgematte fiakers.”

Of, in hetzelfde gedicht, Baudelaire zegt: “sauteuse”; wat bij Nieland-Weits een “vlinder” wordt; bij Fisscher en Diekstra een “hoertje”; bij Varèse een “dancer” en bij Bouazza een “acrobate”. In zijn noten (Bouazza heeft noten, Varèse niet) schrijft Bouazza dat sauteuse zowel acrobate als slet, prostituee kan betekenen maar dat Baudelaire-kenner Claude Pichois meent dat de eerste betekenis van sauteuse hier beoogt wordt.

Of neem – nee, wacht.

Wat ik bedoel is: wat is vertalen?

Zegt iemand, zegt wie, zegt Bart Vonck vertalen is verhuizen.
Zegt iemand, zegt wie, zegt Nicolaas Matsier vertalen is verschalen.

De levenswee. De ennui. De weltschmerz. En hoe die in woorden te vatten, de woorden van een andere taal, de woorden van een taal waarin Baudelaire ze niet gevat had. De Bouazza-vertalingen lezend, vroeg ik me af: Zou Baudelaire een duister schrijver geweest zijn? Een moeilijk leesbare schrijver – het soort schrijver dat niet mikt op de betekenissen die direkt achter de woorden liggen, maar verder gelegen betekenissen. Het soort schrijver, u weet, dat het niet over “koetsen” heeft maar over “fiakers”; en met een sauteuse niet de misschien voordehandliggendere “wulpse” betekenis beoogt (een hoertje, een danser, of de fladderende vlinder) maar de -nogmaals: misschien- minder alledaagse zin van “acrobate”. Iemand zei: Baudelaire moet ook voor Fransen een heel leesbare schrijver zijn want anders verdwijnt dat op den duur. Ik weet niet of die redenering hout snijdt. Dan zou alles dat het uit de vergangenheid tot hier redt een zekere mate van toegankelijkheid moeten hebben gehad, gedurende alle era’s die het overleeft heeft. Ik vraag me zeer hard af of dat het geval is.

Het lijkt mij niet ondenkbaar dat Baudelaire een minder toegankelijke schrijver was – met zijn onverhoedse surrealisme (een “gewoon” reisverhaal krijgt zomaar ineens een surrealistiese wending), zijn referensies aan mythen en oude volksverhalen, zijn soms ellenlang meanderende zinnen en zijn voorliefde voor het schimmige en het angstaanjagende. Hij zal in ieder geval niet “makkelijk wegleesproza” hebben willen schrijven. In dat geval heeft Bouazza mogelijk de “meest echte Baudelaire” in zijn vertalingen naar voren gehaald – is hij m in ieder geval dichter op de huid gebleven dan Nieland-Weits wier Dronken van weemoed wél gemakkelijk wegleest.

Uit de noten, waarin Bouazza gloedvol doceert, blijkt ook de passie, de liefde voor de tekst, het geschreven woord, literatuur, geschiedenis; ieder woord ten volle willen vatten. Is dan Baudelaire misschien mogelijkerwijs wellicht (bijwoorden van twijfel) meer recht gedaan met deze soms misschien wat barokke & soms misschien wat “moeilijke” & soms misschien wat duistere, maar in ieder geval altijd intrigerende vertalingen dan met die van vertalers die andere keuzes maakten? De twintig door Bouazza vertaalde teksten vormen voor mij in ieder geval het kloppend hart van dit boek. Ik las ze met smaak, aandacht, rust. Ook al door die prachtige (en ook niet altijd even lieflijke) illustraties van Marlene Dumas.

Maar Le Spleen de Paris bestaat uit meer dan twintig teksten. Baudelaire schreef er vijftig. Bouazza kon dat niet allemaal vertalen, want Bouazza die ging dood. In 1947 was er al een Engelse vertaling (door Louise Varèse) uitgekomen bij New Directions en Querido voegde die vertaling toe aan deze bundel opdat mensen zoals ik -Fransweigeraars- toch nog de dertig overige teksten kunnen lezen. En ik las. De eerste twintig opnieuw (& dacht soms: Bouazza deed dat toch beter) (maar f’ruit, laat ik geloven in die het-is-je-moedertaal-niet tejorie) & dan de andere dertig.

En dacht soms Misschien waren twintig teksten toch wel genoeg geweest, Baudelaire.

En soms een lichte irritatie. Een bepaalde koketheid misschien, iets waaraan het decadentisme natuurlijk sowieso niet vreemd is; het spleen, de Weltschmerz, de ennui de vivre, de gevoelige natuur, het lijden aan het leven, hoe herkenbaar allemaal ook, het kan soms ook een beetje op de zenuwen werken.

Maar dan weer.

The eyes of the poor. Hee. Maar dat ken ik. Van The Cure dan nog. Het Kiss me kiss me kiss me album van die band was één van de eerste niet-metal platen die me trokken. Mijn oudste zus had die plaat, ik had m haar gegeven voor haar verjaardag, rib uit mijn lijf, was nog een dubbelelpee ook en voor het geld dat ik eraan uitgaf kon ik alvast niet de nieuwe D.R.I. kopen en dan nog geld overhouden ook want Crossover was géén dubbelelpee. Afgrijselijk. Een plaat kus me kus me kus me noemen, en dan die hoes, en dan dat haar van die Robert Smith, en dan het feit dat het geen metal was en al helemaal geen D.R.I. En toch. Soms, als ze er niet was, ging ik stiekem naar mijn zus heur kamer om stukjes en beetjes van Kiss me kiss me kiss me te luisteren. How beautiful you are nam ik, al even stiekem, op een bandje op waar het stond tussendoor Slayer, Venom, Kreator, Destruction, Napalm Death en Extreme Noise Terror. Ik weet niet waarom het juist dat liedje werd. Ik kon het al snel meezingen, misschien daarom; meezingen was me met Napalm Death alvast nooit gelukt. You want to know why I hate you, I’ll try and explain, remember that day in Paris, when we wandered through the rain? En eerst nu pas, zoon vijfendertig jaar later, realiseer ik me dat die Smith de tekst van How beautiful you are bijna integraal heeft gejat van Baudelaire. Bij hem heette het The eyes of the poor. En eindelijk begrijp ik die haat, die ik in de versie van Smith altijd een beetje overdreven vond want waarom zou je iemand haten alleen omdat ze het niet fijn vindt dat er mensen naar haar staren? Langs de andere kant vatte “How no-one ever knows or loves another” de boel dan weer goed samen maar dat zijn nu weer zoon beetje de enige woorden die Smith klaarblijkelijk zelf verzon.

Of, pagina’s later, een genereuze duivel tegenkomen; genereus genoeg om hem op te nemen in je gebeden: “O God, laat de duivel zijn belofte houden!”

Of, pagina’s later, het overbekende Enivrez-vous (Get drunk) (Wees altijd dronken) – overbekend ja maar desalniettemin nog altijd magistraal, prachtig, adembenemend, en, na 150 jaar, nog altijd zeer levendig.

Of, pagina’s later, een vrouw in een raam & je hebt haar hele levensgeschiedenis reeds verzonnen. Mogelijkerwijs ga je zeggen: “Hoe weet je dat wat je verzonnen hebt haar ware verhaal is?” En dan die fantastiese repliek: “Wat maakt het uit wat werkelijkheid is buiten mijzelf, zolang het me helpt te leven, te voelen dat ik ben en wat ik ben?”  En ik denk aan een werkelijkheid buiten mijzelf, een werkelijkheid buiten onszelf, een werkelijkheid die “daar is”, wat me onbestaande lijkt. En ik denk aan Stefan Themerson (ge weet, die zeikerd die zijn franse sietaten wel eens had mogen vertalen maar verder een briljant filosoof, dichter en schrijver was), die gezeid haadt: “’Weten’ betekent dat wíj weten.”, en: “Ik weet dat dit voorwerp hier is wat we gewoonlijk ‘een tafel’ noemen maar ik weet ook dat het voor een termiet voedsel zou zijn, voor de vloer eronder is het gewicht, voor onze grootvaders is het wat-is-er-met-die-prachtige-boom-gebeurd?, en voor onze kleinkinderen – een oninteressante episode in verband met de vroegere geschiedenis van enkele anonieme stukjes materie die, over de hele wereld verspreid en zelfs niet langer identificeerbaar als as, deelnemen aan verscheidene processen. Dus ik weet dat deze tafel zonder mij geen tafel is. Ik ben noodzakelijk voor zijn bestaan als tafel. Het is een tafel door de vooringenomenheid van mijn bewustzijn.” En lezend, en denkend, en drinkend, ergens ver na het middernachtelijk uur in een vakantiehuisje in België, ben ik, ook zonder Bouazza, dan toch weer eventjes onder de indruk van de rijkheid van Baudelaire. Al vroeg ik me wel af – ofnee, niet nu, dat komt later.

Of, pagina’s later, de soep en de wolken, dat exact dáár over gaat: soep en wolken, en de laatste vier regels vond ik grappig, ze hadden me gnuivend, ergens op een weesee, ik geloof dat het in Balen was (want ik dacht nog, even, aan groenten en aan Walter van den Broeck).

Dat het dus zo was dat Varèse me, anders dan Bouazza, niet met elke tekst aan mijn stoel nagelde. Maar misschien was het de veelheid. Misschien was het mijn moedertaal niet. Er bleven teksten die me in hun ban hielden. Er bleef, steeds, pracht. En af en toe, toch, de uitroep O Bouazza waarom moest gij dood gaan? Ja, ik weet waarom gij dood moest gaan. Gij hield van een neut en meer nog van twee. Gij dronket uzelf dood. Maar toch: waarom moest gij nu dood gaan?

Maar ondanks die uitroep. Lof voor Louise Varèse. Lof voor Marlene Dumas. Lof voor Querido. Maar vooral: lof voor Baudelaire. De man die eeuwen kan overleven. En minimaal drie talen. En geen spat aan kracht inboeten. Dan ben je de grootste ja. En niet alleen van de negentiende eeuw. Misschien ook van de twintigste en de éénentwintigste.

Charles Baudelaire Parijse walging Recensie

Parijse walging / Paris Spleen

  • Schrijver: Charles Baudelaire (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse prozagedichten
  • Illustraties: Marlene Dumas
  • Origineel: Le Spleen de Paris (1869)
  • Nederlandse vertaling: Hafid Bouazza
  • Engelse vertaling: Louise Varèse
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 25 mei 2022
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 39,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Charles Baudelaire

Na hun succesvolle samenwerking in William Shakespeares Venus en Adonis besloten Hafid Bouazza en Marlene Dumas de handen opnieuw ineen te slaan. Ditmaal zou hij de vijftig prozagedichten vertalen die Charles Baudelaire (1821-1867) verzamelde in Le Spleen de Paris, en zij zou zijn vertaling illustreren.

Op 29 april 2021 stierf Hafid Bouazza. Marlene Dumas maakte schilderijen en tekeningen bij de twintig prozagedichten waarvan hij de vertaling voltooide. Ze liet zich inspireren door de sfeer van de tekst en de specifieke klankkleur van Bouazza. Zo werd het boek een postume ode aan hun vriendschap.

Charles Baudelaire wordt beschouwd als de dichter van het spleen, een zwaarmoedigheid, een intense verveling die tot weltschmerz leidt. In Le Spleen de Paris schetst hij portretten van rouwende weduwen, afgewezen minnaars, mensen die vechten tegen het donker om hen heen en in zichzelf. Wie deze magnifieke bundel leest, beseft dat Les Fleurs du mal ten onrechte grotere bekendheid geniet.

Het Franse origineel is in Parijse walging geheel opgenomen, evenals een Engelse vertaling van de hand van Louise Varèse. Het hart van het boek wordt gevormd door de twintig door Marlene Dumas geïllustreerde vertalingen van Hafid Bouazza.

Bijpassende boeken en informatie

Tom Hofland – De menseneter

Tom Hofland De menseneter recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 24 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Tom Hofland.

Tom Hofland De menseneter recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De menseneter. Het boek is geschreven door Tom Hofland. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Tom Hofland.

Recensie van Tim Donker

Het is dat schrijven. Het is dat schrijven volgens het boekje. Dat schoolse schrijven. Dat schoolse schrijfschoolschrijven. Ja. Dat is het. Dit boek zal schoolvoorbeeld worden in alle cursussen romanschrijven. Want zo moet het, cursistjes! Het voldoet aan alle regels, alle technieken zitten erin, het is vlekkeloos. Het begint al bij het begin. Natuurlijk. Want daar moet het beginnen. Die eerste zin, die kun je ook meteen meenemen in een les over eerste zinnen. “Pascal Bonare legt zijn bebloede hand op het bureau.” Zo luidt die eerste zin. Ik las hem voor, hardop, grijnzend. Ik zei: “Dan heb je je binnenkomer.” Theo stond erbij, hij was de man aan wie ik die eerste zin voorlas, hij zei: “Dat vind jij natuurlijk goed!” Ik weet niet waar hij het haalt maar Theo denkt dat ik die morbide sadist ben die dood en bloed en ellende almeteens prachtig vindt. Nee, Theo, ik vind dat niet goed, ik bedoelde dat spottend, ik wou zeggen dat je daar je binnenkomer had, je klassieke binnenkomer, de zin die je aandacht moet grijpen, zo moeten ze zijn, die eerste zinnen. Zou de docent romanschrijven zeggen.

En dan volgt het eerste hoofdstuk, feitelijk een proloog, dat niet alles meteen duidelijk maakt. Zo moet dat. Niet alles meteen duidelijk maken. Informatieverdeling. Ja. Hum, moet de lezer denken. Hum, hoe zit dat nou. Even verder lezen. En dan komt het boek, de rest van het boek, en die proloog en alle verhaalfiguren daarin lijken er lange tijd niks mee te maken te hebben. Ow. Spanningsopbouw.

En details. Ja. Details maken je schrijven aanschouwelijk. De mensen in dit boek gaan niet op de bank zitten, maar op een leren bank. Want dat tekent iemand meteen, toch? Dat zijn zeer specifieke iemanden, de iemanden met leren banken, niet iedereen heeft een leren bank. Ook zo is een auto gaan auto maar een marineblauwe Volvo. Ja, Hofland weet hoe hij zijn beelden kan laten leven bij de lezer.

En de dialogen! Die zijn zo geraffineerd. Owja. Ieder zo zijn eigen taaleigen, hmm? Een man die mensen “stuks” noemt, ja dat is geen warmhartige man, dat weet je dan meteen, o dat is toch zo knap gedaan van die Hofland!

Maar ik blijf lezen.

“Dit soort schrijvers zijn een aanwinst voor onze literatuur” En er see Handelsblad. Zo leert ons het achterplat. Jawel, de literatuur die van ons is en soort is eerste persoon meervoud, en een “aanwinst” dan ook nog eens, hoe kan doen wat beproefd is een aanwinst zijn?

Maar ik blijf lezen.

Elke deus ex machina (en De menseneter kent nogal wat deus ex machina’s) is een “verstoorde” deus ex machina (verschijnt de machina eerst leeg, steekt deus pas bladzijden later zijn olijke kop omhoog: had je niet zien aankomen he?) (of nog weer later bleek het deus niet eens te zijn) wat een handige manier is om het platte en goedkope karakter van deze konijnuitdehogehoedtoverij wat meer cachet te geven.

Maar ik blijf lezen.

Niets in De menseneter is zomaar; een in een ogenschijnlijk terzijde genoemde naam zal later nog wel een keer opduiken, en je weet het, en je voelt het op je klompen aan, en als het zo ver is, zo geregisseerd, zo georkestreerd, voel je zelfs je klompen niet meer.

Maar ik blijf lezen.

Ik heb De menseneter in enkele dagen uit gelezen. Misschien geen opmerkelijke prestatie; het boek is slechts een 253tal bladzijden dik, er zijn mensen die dat in een middagje uit lezen. Maar ik niet. Ik lees wel veel, en ik lees vaak, maar ik lees nooit lang achtereen. Want ik moet ook nog mistroostig uit het raam staren, en wachten op de dingen die komen gaan, en denken aan wat ik vergeten ben, en de kinderen uit school halen, en boodschappen doen, en koffie zetten, en koken, en basketballen met mijn dochter, en barre tochten ondernemen met mijn zoon, en er zijn meer boeken, er zijn andere boeken, zoveel andere boeken om te lezen -recensie-exemplaren de meeste maar ook boeken uit mijn privé-collectie-, ik lees altijd tien, twintig, dertig boeken door elkaar. Maar dit keer niet. Toen ik De menseneter las, las ik alleen De menseneter en een paar dagen later was het helemaal uit. Wat voor mij zoveel is als “in één adem uit”.

Waarom? Ik vond het niet mooi, ik vond het niet goed geschreven, ik noteerde niet één prachtzin, ik noteerde helemaal niks, behalve dat ik de anekdote die Jelle Lamp op bladzijden 55, 56 en 57 vertelt als kind eens gelezen heb in een album van Sjors en Sjimmie (& toen vond ik het grappiger) (maar hier is het misschien ook niet perse grappig bedoeld).

Waarom? Waarom las ik, waarom bleef ik maar lezen in De menseneter?

Theo zei: Misschien heb je wat met het onderwerp!

Het onderwerp. Oja, het onderwerp. De hoofdpersoon heet Lute en die krijgt op een dag van zijn directrice de opdracht om al de collega’s van zijn afdeling over te halen ontslag te nemen. Hij zit met de klus in zijn maag maar ontmoet gelukkig bij toeval iemand die iemand kent die hem hier wel bij kan helpen: een zogenoemde headhunter (is daar niet een goed Nederlands woord voor trouwens? (hoofdjager?) (ja hoofdjager, past ook goed bij de wending die het boek later nemen zal). Lombard, zo heet die man. Dat is dus die man die mensen “stuks” noemt, aan alles is van meet af aan duidelijk dat die man niet deugt. Je voelt het, je leest het, je ziet het. Alleen Lute ziet het niet of doet alsof hij het niet ziet. O. Ik onderschrijf de ontmenselijking op de werkvloer (werkvloer! hoor mij bezig!); de gewetenloosheid van managers; mensen als nummer totaal ondergeschikt maken aan winst, kostenbesparing en efficiëntieverhoging. Maar dan dat soort kantoor, dat soort collega’s met hun van Sjors en Sjimmie gejatte anekdoterietjes; dat soort zielloze werkomgeving waarin niemand nog enige band voelt met wat er daadwerkelijk verricht wordt; dat soort bullshit jobs (David Graeber, iemand?) dat alleen maar bestaat omdat die bende calvinisten had bepaald dat u alleen in het zweet uws aanschijns uw brood verdienen mocht maarja toen waren we ineens met zijn velen, zijn heel erg velen, zijn ontzettend heel erg veel velen en toen waren de zinnige banen op een gegeven moment wel op dus toen moesten er onzinbanen verzonnen worden om het gij-zult-werken-voor-uw-geld systeem niet te laten floppen. Je moet zelf al een beetje ontmenselijkt zijn om alle dagen in je auto ofnee in je marineblauwe Volvo naar zo’n achterlijk kantoor te gaan dus heel erg veel sympathie voor welk der verhaalfiguren dan ook voelde ik niet. Maar ik bleef wel lezen.

Theo zei: dan doet Hofland toch iets goed. Kun je het truukjes noemen, maar hij past ze blijkbaar wel goed toe.

Hum. Ja. Ik weet niet. Ik geef toe: zolang de dreiging die om Lombard heen hangt nog enigszins onderhuids blijft, weet Hofland een zekere spanning te creëren. Misschien doet hij ook dat een beetje op een te opzichtige manier: in elke dialoog, in elk ongerijmd detail, in alles moet duidelijk voelbaar gemaakt worden dat er “iets” met die Lombard niet in de haak is. Maar het geeft wel enkele goede scènes waar het ongemak van af druipt. Doch als de aap eenmaal uit de mouw is, lijkt het er alleen nog maar om te gaan om het zo idioot, lomp, surrealistisch, zwartgallig en maf mogelijk te maken. Zoals de gemiddelde slasher movie: zolang het onheilszwanger is, heeft het een zekere kracht  maar van zodra het niet meer zwanger is van onheil maar het onheil luid en duidelijk geboren, weet men alleen van het allerdikste hout nog planken te zagen.

Maar wat meer is, is dat ik niet zeker weet of mijn blijven lezen een aanwijzing is voor de kwaliteit van het boek, dit boek of enig ander boek.

Het is niet omdat ik maar blijf eten van die goudgele gefrituurde aardappelstaafjes dat de snackbarkok een culinair genie is. Het is niet omdat ik op een aangename lenteochtend maar niet overeind kan komen uit mijn tuinstoel dat dat dus wel een ongekend comfortabel meubelstuk zal zijn. Het is niet omdat ik het kletspraatje met een toevallige voorbijganger maar laat duren en duren dat die persoon dus wel heel veel interessants te melden zal hebben.

Ik dacht is het als de nachtfilm? Zo’n niet al te interessante film waar je maar naar blijft kijken en kijken. Nee. Ook niet helemaal. Daarin spreekt lamlendigheid een danig woordje mee. Geen zin om te blijven zitten maar ook geen zin om naar bed te gaan. Lamlendigheid was in ieder geval geen reden om te blijven lezen in De menseneter.

Misschien is het iets zoals een product kopen dat je in een reclamespotje hebt gezien. Je weet dat het onzin is, reclame opgeklopte larie, je haat reclame sowieso, wie neemt er een reclameboodschap nou serieus? Ik deed dat ooit. Ik kan niet eens als verdediging aanvoeren dat ik jong en naïef was want het is nog niet zo lang geleden, ik woonde al hier, in dit huis. Het ging om smeerkaas ook nog eens. Ik heb niks met smeerkaas, ik vind smeerkaas nogal euh… smerig. In mijn studentenjaren at ik wel eens smeerkaas want het was goedkoop en lang houdbaar en een manier om de droge korsten brood die ik alle dagen at zo af en toe eens van een licht smaakje te voorzien als ik drogekorstsmaak  zat was. Maar in de voorbije dertig jaar heb ik toch nooit meer smeerkaas gegeten? Het was herfst, en ik ging tomaatsoep maken, en ik kocht een Turks brood voor erbij, en dacht aan smeersels, geen zin om zelf smeersels te maken, dan maar supermarktsmeersels, ik zag die smeerkaas, daar had ik reclame van gezien, op de reclame leek het geen smeerkaas maar een soort dikke kaasroom met geraspte kaas erdoor, ja zo ging dat natuurlijk nooit zijn, moeten ze niet denken dat ik daar in trap, maar ik trapte. Ik kocht, heb het potje die avond nog opengemaakt ook zelfs, ik wist toch dat het een miskoop ging zijn. Maar ik kocht toch.

De kans is erg groot dat u niet mij bent. Want alleen ik ben mij. De kans is groot dat u helemaal anders in elkaar steekt dan ik. Misschien houdt u van smeerkaas.

En misschien wilt u gewoon een boek lezen, er niet over nadenken. Misschien houdt u ervan als u maar blijft lezen in een boek, misschien ziet u geen truukjes. Kan. Misschien wilt u een boek met spanning, een tikje surrealisme misschien, af en toe iets mafs, wat duisters, een boek waarin je maar blijft lezen, een boek van in één adem uit, een boodschap is goed zeker als die er zo dik bovenop ligt dat je er toch niet over na hoeft te denken, een boek dat je leest en leest en leest en dan uit, en wegleggen en daarna vergeten. Kan. Dan is De menseneter helemaal uw boek.

Tom Hofland De menseneter Recensie

De menseneter

  • Schrijver: Tom Hofland (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 mei 2022
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de roman

  • “Het verhaal zelf doet je fronsen, lachen, walgen soms. Vooral verstokte comiclezers en B-filmfanaten zullen de groteske scenes waarderen. Het is ook gewoon erg goed gedaan: tijdens het lezen kun je Hoflands sardonische lachje bijna horen.” (HUMO)
  • “Hofland voegt iets extra’s toe, iets eigens wat ook zijn andere werk kenmerkt: een mix van ironie, absurdisme en suspense.” (de Volkskrant)

Flaptekst van de nieuwe roman van Tom Hofland

Lute werkt als kwaliteitsmanager bij een groot farmaciebedrijf op de Veluwe. Het bedrijf wordt overgenomen door een Zwitserse investeerder, die Lutes hele afdeling boventallig verklaart. Een bittere pil voor Lute: hij moet niet alleen tientallen trouwe collega’s weg zien te werken, maar krijgt ook de opdracht ze over te halen zelf ontslag te nemen. Wanneer Lombard, een freelanceheadhunter, zijn diensten aanbiedt, neemt Lute die van harte aan. Lombard zorgt ervoor dat de werknemers een voor een verdwijnen, en Lute kan zijn handen in onschuld wassen. Als de eerste doden vallen, heeft hij door dat hij een vos in het kippenhok heeft binnengelaten.

De Menseneter is een zwartkomische aanklacht tegen de doorgeslagen zakelijkheid en het verlies van menselijkheid op de werkvloer. Daarnaast is het een origineel, fantasierijk en sprankelend eerbetoon aan de liefde, in al haar facetten.

Bijpassende boeken en informatie

K. Schippers – Je moest me eens zien

K. Schippers Je moest me eens zien recensie en informatie over de inhoud van de laatste dichtbundel van de in 2021 overleden dichter. Op 24 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het laatste boek van de Nederlandse dichter en schrijver K. Schippers.

K. Schippers Je moest me eens zien recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Je moet me eens zien. Het boek is geschreven door K. Schippers. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met gedichten van de Nederlandse dichter K. Schippers.

Recensie van Tim Donker

Maar deze moet ik even inleiden. Ja. Weer zo’n ellenlang verhaal uit tempo doeloe, scroll gerust naar onder. Of zet de computer uit, ga naar buiten, het wordt een moje week. Het was, ik weet niet meer wanneer het was, het was 1995, of later misschien, in het begin was dat winkeltje er nog niet geloof ik. Het winkeltje in de hogeschool. Daar kwam ik vaak. Misschien was het er pas na de verbouwing, kan goed, dan was het misschien 1996. Het was een boekwinkeltje, een piepklein boekwinkeltje vlakbij de ingang van de hogeschool. Ik kwam daar vaak, al kocht ik er zelden iets, ik was een arme student, er was amper geld voor eten, laat staan voor boeken (al kocht ik, als ik een keer geld had, liever boeken en seedees, at ik wel een korst brood, soms nam mijn twintig jaar oudere nicht me mee uit eten, daar kon ik dan weer dagen op teren) (mijn teergeliefde oudere nicht Anne) (ook zij nu dood). De Opscene heb ik er een paar keer gekocht. Of minstens één keer. Maar de keer waarover ik het hebben wil, zag ik er een boek liggen. Dik boek. Harde kaft. Opvallend omslag. Een leeuwerik boven een weiland heette het. Van ene K. Schippers. Ja. Ik ga eerlijk met u zijn. Ik had op dat moment – 1995 was het, misschien 96 – nog nooit gehoord van K. Schippers. Mijn ogen zagen, mijn hand pakte, mijn handen bladerden. Gedichten. Maar wat voor. Ik kocht. Ik had nog wel een paar korsten brood in mijn kastje, kon ik vast nog wel een week mee toe. Ik at niet veel in die dagen nee. Ik ging naar huis, volgens mij stonden er nog wel een paar kolleezjes op het program maar ze konden me allemaal de bout hachelen, ik ging naar huis. In de trein las ik. Van stasjon Diemen-Zuid naar stasjon Utrecht-Overvecht, ik herinner me niet meer hoe lang die rit duurde maar vast geen uren. Ik had het boek al bijna uit toen ik thuis kwam, liep lezend over straat naar die oerlelijke deprimerende rotstudentenflat waar ik woonde. Ik ging meteen naar de kamer van Antonio, ik klopte niet eens aan, zo herinner ik het me, ik liep voordragend naar binnen, zo herinner ik het me, ik wreef het boek in zijn gezicht, zo herinner ik het me.

Dit was het. Eindelijk. Eindelijk was het er. Poëzie die ik goed vond. Ik wist dat het er moest zijn, ik had het altijd al vermoed. En nu hield ik het in handen. Poëzie die ik goed vond. Dit was het, het was er, het was eindelijk hier. Poëzie had me altijd al getrokken, ik wist dat het prachtig kon zijn. Maar echt goede poëzie, waarlijk goed poëzie, dat had ik nog nooit gelezen. Misschien komt dat omdat er bij ons thuis boeken waren. Ja. Er waren boeken bij ons thuis. Veel. Een boekenkast die gans de muur van de woonkamer besloeg. Ja. Mijn vader las. Ja. Mijn vader was een belezen man. Maar hij las vooral het soort boeken dat je nu weer gelezen moest hebben in intellectuele kringen. Weetikveel. De Rotary Club ofzo. Weinig poëzie trouwens. Misschien kun je daar niet over praten tijdens sjieke dinertjes met chirurgen en juristen of wat deden die lui allemaal. Mijn oudere zus ging later nog bij een poëzieclubje. Dat was opgericht door een lerares Nederlands die bij ons in de straat woonde. Poesieclub heette dat, zonder trema en met een s want we moeten er wel mee kunnen lachen. Maar ze nam weinig spannende dingen mee van de Poesieclub. Judith Herzberg, Neeltje Maria Min, J.C. Bloem, Rutger Kopland (of was die laatste toch van mijn vader, het zou kunnen, met die psychiatrie-konneksie). Het was een slecht startpunt voor waar poëzie me écht zou gaan raken. Ik ken verhalen van mensen met ongeletterde ouders, mensen wier ouders of zussen nooit lazen, en die vonden allemaal op eigen kracht op ongeloofwaardig jonge leeftijd de interessantste, vreemdste, obscuurste boeken (zetten maffe dingen op hun leeslijst die hun leraar Nederlands dan ook moest lezen en dat vonden zij dan grappig). Misschien heeft die boekenkast in de woonkamer me wel te lang in de weg gestaan. Ik weet het niet. Maar het was 95 of 96, en ik was twee- of drieëntwintig toen ik voor het eerst een poëziebundel las, die me ondersteboven had.

Dat het kon. Dat dit alles ook poëzie kon zijn. Ja. Ergens wist ik het wel. Ik wist dat het er zijn moest. Maar daar. Nu. Zat me die K. Schippers daar een beetje al mijn donkerbruine vermoedens te bevestigen. Het was dada, het was los, het was vrij, het was humoristisch (maar nooit op zo’n flauwzinnige light verse-manier, nu gaan we even leuk doen met taal jongens). Het was niet eens overal louter taal, het konden ook foto’s zijn, opgeblazen letters, tekeningen, er was ook iets met grote stippen. Of toch taal, het kon ook taal zijn, het kon ook met taal. Het sprak, het zei, het zei en sprak eigenlijk altijd. Die Als dit Ierland was, zou ik beter kijken – daar kun je veel uit halen, zeg. Dat kun je melancholiek duiden, gemis, verlangen; dat kun je wrang duiden: ergens te zijn waar het geen beter kijken waard is, dat kun je filosofisch duiden, een filosofie over het zien, over het kijken, hoeveel soorten kijken zijn er, waarom kijken we niet altijd beter, waarom kijken we niet altijd alsof het Ierland is? En nu we het hebben over kijken: “Jij hebt de dingen niet nodig / om te kunnen zien // De dingen hebben jou nodig / om gezien te kunnen worden”, dat is toch één van de mooiste liefdesgedichten allertijden? Het waren readymades, rare opsommingen, schilderijen met woorden, beschrijvingen, de zin “Dit is een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk” heb ik zó vaak gejat dat ik op een gegeven moment ging denken dat hij van mijzelf was.

Inmiddels staan er in een kast die bijna de gehele woonkamermuur bedekt vele, heel veel, zo zeer heel erg veel dichtbundels van vele, heel veel, zo zeer heel erg veel dichters dat ik soms niet eens meer weet wat ik daar heb staan & Een leeuwerik boven een weiland is allang niet meer de beste (maar nog wel de meest gekoesterde) bundel daartussen. Maar K. Schippers was het die me van mijn bagage verloste, en mijn blik beter maakte (of het Ierland was misschien) zodat ik nu op eigen kracht de moje bundels wist te vinden (te laat voor de leeslijst helaas) (mocht poëzie op de leeslijst eigenlijk?).

En nu is hij er niet meer. K. Schippers. Dichters zijn vaak dood. Je moest me eens zien is zijn laatste bundel. Verschijnt postuum. En er is weer alles. Alles is er weer. Een naakte violiste in een kleedkamer bijvoorbeeld. En als het licht een contract wordt aangeboden, moet jij het tekenen. Zulke. Typisch Schipperiaanse zinnetjes. “Je zou meer moeten wegen / als je een fiets i.p.v. / een appel ziet”, bijvoorbeeld, of “Verschuif een doos op een / tafel krijg je / een andere schaduwval”, “…een groot saucijzenbroodje / op een gevel van de Middenweg / het maakte me niet wakker / ben wakker om / eraan te denken”, “cijfers, muziekinstrumenten, film, slapen, gumresten, niets, poëzie”. Zulke. Ja. Zinnen. Ze maken me weer lichter dan lucht, ze krijgen me weer zwevend.

Ronduit fantasties vind ik Woorden in het donker: een opsomming van drie bladzijden van soorten woorden, zoals “Woorden die niet door de douane mogen”, “Woorden met de stem van Popeye”, “Woorden met de klank van een zin”, “Woorden in de fijnstructuur van een constante”, “Woorden die je je herinnert uit een boek”, “Woorden als een glas water, je drinkt het en draagt het zo”. Ook geweldig is Vloermozaïek dat, ofnee ga dat zelf maar lezen.

Diagnose (“Als het me niet was verteld, / zou ik niet weten dat ik het heb”) is een soort Bij Loosdrecht 2022 (maar dan grimmiger) en deed me denken aan wat de geniale filosoof Ivan Illich beweerde over overdiagnosticering in geïndustrialiseerde maatschappijen.

En als hij schrijft: “Het is al zo lang / voorbij en toch mis ik mijn vaders / blik, hoe hij naar mij keek als / ik at, toen ik nog een jongen was.” dan ontroert hij me, iets wat ik niet eerder heb gehad bij Schippers (ik was zoon ooit, ik ben vader nu, ik ken het kijken, ik ken het bekeken worden, ik ken de vaderlijke blik van binnen en van buiten).

Stadsgedichten staan er ook in. Dat vond ik een beetje jammer in eerste. Van 2016 t/m 2018 was Schippers stadsdichter van Amsterdam. Waarom zou je stadsdichter zijn, al die gelegenheidsverzen. Waarom zou je Amsterdammer zijn, of Nederlander, of Europeaan, waarom zou je je zo verbinden met of trots zijn op dat kleine plekje op de aarde waar je toevallig woont, wat heb je ermee, ik heb me nooit Utrechter gevoeld of Brabander of Westerling, ik heb me nooit méér verbonden gevoeld met de mensen wier omgeving ik deel dan met mensen wier omgeving ik niet deel.

Ik las ooit, of naja, niet eens al te lang lee, las ik een stuk dat er op neer kwam dat “toegepaste kunst” feitelijk een contradictio in terminis is, ik weet niet meer waar ik het las of wat de redenering precies was, ik vond het mooi en heel raak en ik schreef het op een blaadje, enkele sietaten en hun vindplaats maar dat blaadje raakte ik kwijt. Feitelijk ging het geloof ik over geëngageerde kunst (ook al zoiets vervelends, dat “Wij Zijn De Goeje Jongens” schreeuwen, wij zijn gevaccineerd en wij hebben de Oekraïense vlag voor het zolderraam gehangen, wij zijn de deugers, wij zijn tegen oorlog en onrecht, wij zijn de hele harde deugers want de anderen zijn altemaal gans en geheel vóór oorlog en onrecht, wij zijn de linkse gutmensch, wij deugen zo hard dat we er een beetje van stinken en oja wij zijn woke natuurlijk, wij zijn heel erg woke, wij zijn woker nog dan de wooksten), kunst mocht nooit een politieke dimensie krijgen, zoiets, maar je kon het ook heel goed van toepassing laten zijn op toegepaste kunst, die redenering, dat weet ik er nog wel van. Al dat dichten in naam van de vader nee in naam van de natie in naam van je stad in de naam van de burger in de naam van mijnheer Achternaam in naam van de streekgenoten, waarom zou je het doen? Waarom zou je poëzie zo klein maken als de straatnamen en de kaffees en de winkels die je noemt? Omdat de lezer dan kan zeggen oja haha dat ken ik, daar kom ik ook wel eens? En dan uitgerekend Amsterdam, uitgerekend de vervelendste stad ter wereld.

Maarja. Het is wel Schippers he. En bij Schippers zijn zelfs stadsgedichten niet vervelend. Bij Schippers is zelfs Amsterdam niet vervelend. Een groter compliment is niet mogelijk: de dichter dicht de vervelendste stad ter wereld tot iets moois.

En nu is het uit. Stigter onze Schippers is niet meer. Je moest me eens zien is zijn laatste groet. Een lieve, grappige, ontroerende, warme, vertrouwde, fijne groet. Het schokt me misschien niet meer uit mijn trein, zoals hij in 1995 deed (of was het 1996, eerst was dat winkeltje er nog niet geloof ik) maar God, als dít je laatste woorden zijn dan heb je mooi en goed geleefd.

K. Schippers Je moest me eens zien Recensie

Je moest me eens zien

  • Schrijver: K. Schippers (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 mei 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de laatste dichtbundel van K. Schippers

Op 12 augustus 2021 overleed K. Schippers. Tot kort daarvoor had hij aan zijn nieuwe dichtbundel gewerkt, Je moest me eens zien. Gedichten waarin hij met zijn ontregelende, speelse observaties het gewone tot een bijzondere belevenis maakt, wisselen af met gedichten over een naderend afscheid. Zoals het ontroerende gedicht ‘Aan E.’:

Nu het later / wordt zie ik steeds / scherper hoe mooi
je bent alsof / je nu pas wordt / uitgepakt
en ik je voor / het eerst / onverborgen zie
wie ziet je / als ik er / niet meer ben

K. Schippers (Amsterdam, 1936-2021) was schrijver, dichter, essayist en kunstcriticus. Hij heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan, dat bestaat uit romans, poëzie, essays, verhalen & beschouwingen, en een enkel kinderboek. Al vroeg werd hij bekend door het literaire tijdschrift Barbarber, dat hij in 1958 samen met J. Bernlef en G. Brands oprichtte. Hij introduceerde de readymade als poëzievorm. Van het cultureel tijdschrift Hollands Diep, dat van 1975 tot 1977 bestond, was hij een van de oprichters en eerste redacteuren.

Zijn werk is veel gelauwerd. Voor zijn poëzie ontving hij in 1996 de P.C. Hooftprijs. Een jaar later kreeg hij de Pierre Bayle-Prijs voor zijn kunstkritieken. Zijn roman Poeder en wind (1996) werd genomineerd voor de Generale Bank Literatuurprijs; de roman Waar was je nou (2005) werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs en groeide uit tot een bestseller. Hij is de schrijver van Buiten beeld, het Poëziegeschenk van de Poëzieweek 2014.

Bijpassende boeken en informatie

Damon Galgut – De goede dokter

Damon Galgut De goede dokter recensie en informatie over de inhoud van de Zuid-Afrikaanse roman. Op 12 juli 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van de roman uit 2004, The Good Doctor van de Zuid-Afrikaanse schrijver Damon Galgut.

Damon Galgut De goede dokter recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De goede dokter. Het boek is geschreven door Damon Galgut. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman uit 2004 van de Zuid-Afrikaanse schrijver Damon Galgut.

Damon Galgut De goede dokter Recensie

De goede dokter

  • Schrijver: Damon Galgut (Zuid-Afrika)
  • Soort boek: Zuid-Afrikaanse roman
  • Origineel: The Good Doctor (2004)
  • Nederlandse vertaling: Rob van der Veer
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 12 juli 2022
  • Omvang: 280 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 20,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Damon Galgut

Wanneer Laurence Waters, een net afgestudeerde arts, in het afgelegen en verwaarloosde kleine Zuid-Afrikaanse ziekenhuis aankomt, wantrouwt collega Frank Eloff hem meteen. Alles aan de nieuwkomer ergert hem, vooral zijn grenzeloze optimisme en zijn ambitieuze plan om de plaatselijke bevolking te helpen. Tussen de mannen groeit een ongemakkelijke vriendschap, die op springen komt te staan. Zeker als de arme getrouwde zwarte vrouw die Frank al jaren ’s nachts in het geheim bezoekt, bij Laurence komt met de vraag een abortus uit te voeren. Genietend van Laurence’ ongemak over dat morele dilemma, denkt Frank buiten schot te blijven, maar misschien trekt hij toch aan het kortste eind. Wie van hen ís eigenlijk de goede dokter?

Deze weergaloze en zinderende roman over vriendschap en verraad houdt je met elke kleine wending genadeloos in z’n greep.

Damon Galgut De belofte RecensieDamon Galgut (Zuid-Afrika) – De belofte
Zuid-Afrikaanse roman
Uitgever: Querido
Verschijnt: 3 juni 2021

Bijpassende boeken en informatie

Willem Brakman – Leesclubje

Willem Brakman Leesclubje Salamander Pocket roman uit 1985 recensie en informatie over de inhoud. Op 8 juni 2022 verschijnt de heruitgave van de roman Leesclubje van de Nederlandse schrijver Willem Brakman als Salamander Pocket.

Willem Brakman Leesclubje recensie en informatie

Op deze pagina zijn de waardering en recensie te lezen van de roman uit 1985, Leesclubje. Het boek is geschreven door Willem Brakman. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze roman van de in 2008 overleden Nederlandse schrijver Willem Brakman.

Willem Brakman Leesclubje Salamander Pocket Roman uit 1985

Leesclubje

  • Schrijfster: Willem Brakman (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Eerste druk: 1985
  • Uitgever heruitgave: Salamander Pocket
  • Verschijnt: 8 juni 2022
  • Omvang: 180 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 14,00
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de Salamander uitgave van de roman Leesclubje

‘Dat is mevrouw Zwaan van het leesclubje,’ zei de wasvrouw.
‘O god,’ zei ik.

Wat is er aan de hand met de hoofdpersoon van Leesclubje? Kunnen wij hem wel vertrouwen? Weet hij, als kwakkelende oude man, nog wel van de hoed en de rand? Soms lijkt het er zelfs op dat hij van bepaalde personen niet eens weet of hij het nu zelf is of niet, en ‘foutjes’ van die en van andere aard maakt hij in de loop van het verhaal legio. Zo pleegt hij een moord, en verkeert vervolgens in het onzekere of hijzelf niet eigenlijk het slachtoffer is. Bovendien moet hij dan nog in een misdaadromannetje gaan nakijken hoe hij zijn uiterst bloedige en onsmakelijke daad op vakkundige wijze moet afronden.

Bijpassende boeken en informatie

Tadeusz Borowski – Hierheen naar het gas, dames en heren

Tadeusz Borowski Hierheen naar het gas, dames en heren recensie en informatie boek met verhalen en gedichten over het verblijf in concentratiekamp Dachau. Op 30 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido dit boek van de Poolse schrijver Tadeusz Borowski.

Tadeusz Borowski Hierheen naar het gas, dames en heren Recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Hierheen naar het gas, dames en heren.  Het boek is geschreven door Tadeusz Borowski . Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de boek met verhalen en gedichten over zijn verblijf in concentratiekamp Dachau van de Poolse schrijver Tadeusz Borowski.

Tadeusz Borowski Hierheen naar het gas, dames en heren Recensie

Hierheen naar het gas, dames en heren

  • Schrijver: Tadeusz Borowski (Polen)
  • Soort boek: verhalen, gedichten
  • Nederlandse vertaling: Karol Lesman, Charlotte Pothuizen
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 30 mei 2022
  • Omvang: 416 pagina’s
  • Prijs: € 22,50 – € 27,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst boek met verhalen en gedichten over concentratiekamp Dachau

Flaptekst In 1951 maakte de Poolse schrijver Tadeusz Borowski, 28 jaar oud, een einde aan zijn leven. Hij liet een uitzonderlijk oeuvre na, waarin hij zijn oorlogs- en kampervaringen verwerkte.

In 1943 werd hij op 20-jarige leeftijd als niet-Joodse Poolse verzetsstrijder gedeporteerd naar Auschwitz, vervolgens in 1944 naar Dachau. Zijn geliefde Maria, die al eerder was opgepakt, vond hij na de oorlog terug. Drie dagen voordat hij stierf door het gas, werd hun kind geboren. Zijn harde, nietsontziende kampverhalen behoren tot de beste literatuur van de twintigste eeuw en zijn ook ooggetuigenverslagen.

Arnon Grunberg (die met de titel van zijn boek Bij ons in Auschwitz al een eerbetoon bracht aan Borowski) en gelauwerd vertaler Karol Lesman verzamelden Borowski’s deels niet eerder vertaalde indrukwekkende verhalen en gedichten.
Het voorwoord is van Arnon Grunberg.

Bijpassende boeken en informatie

Joke van Vliet – Wanneer de herten komen

Joke van Vliet Wanneer de herten komen recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek met verhalen. Op 26 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het literaire debuut van de Nederlandse beeldend kunstenares en schrijfster Joke van Vliet.

Joke van Vliet Wanneer de herten komen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel Wanneer de herten komen.  Het boek is geschreven door Joke van Vliet. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het eerste boek van de Nederlandse kunstenares en schrijfster Joke van Vliet.

Joke van Vliet Wanneer de herten komen Recensie

Wanneer de herten komen

  • Schrijfster: Joke van Vliet (Nederland)
  • Soort boek: verhalen, debuut
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 april 2022
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering voor het boek van Joke van Vliet

  • Alhoewel Wanneer de herten komen het debuut is van Joke van Vliet (1970), heb je nergens het idee dat er een onervaren auteur aan het woord is. In tegendeel de verhalen in de bundel getuigen van een mate van doorleefdheid die bij menig ervaren ontbreekt. Ze pakt de lezer bij de lurven en neemt deze mee in haar wereld die lijkt op de onze maar met een verontrustende en ontregelende laag van angst en geweld zonder dat dit er duimendik bovenop ligt. En alles verteld in een rustige, empathische, onverstoorbare en indringende stijl. Het zijn verhalen die soms nopen tot herlezing waardoor er nog meer te ontdekken valt. Volgens de achterflap werkt Joke van Vliet aan haar eerste roman. Het is altijd afwachten maar haar debuut wekt grote verwachtingen op. (Allesoverboekenenschrijvers.nl∗∗∗∗)

Flaptekst van het debuut van Joke van Vliet

De mens is onvolmaakt, maar goedwillend. Dat geldt zeker voor Bianca: als op een dag een man haar kapperszaak binnenkomt en geknipt wil worden, behandelt ze de kale man als elke andere klant. Zelfs als hij weg is, doet ze alsof ze de haren opveegt. Of neem Mark in het titelverhaal, die zijn grote beslissingen in twijfel gaat trekken nadat hij in de ogen van een steeds opduikende hinde de blik van zijn allang overleden moeder ziet.

In alle verhalen in Wanneer de herten komen spelen mededogen, rouw en vervreemding een centrale rol, en worden de personages voortgedreven door gebeurtenissen uit het verleden. Die dubbele laag en de geheimzinnige, sprookjesachtige sfeer maken dat je elk verhaal steeds opnieuw zou willen lezen.

Joke van Vliet (1970) is schrijver en beeldend kunstenaar. Ze studeerde aan de AKI in Enschede en werd vervolgens docent modeltekenen. Ondertussen ging ze schrijven en volgde ze lessen aan de Schrijversvakschool Groningen. Sinds enkele jaren geeft ze daar nu zelf les. Wanneer de herten komen is haar debuut; op dit moment is ze al ver gevorderd met haar eerste roman.

Bijpassende boeken en informatie

Toon Tellegen – De liefste wens

Toon Tellegen De liefste wens recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dierenroman. Op 24 mei 2022 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Toon Tellegen.

Toon Tellegen De liefste wens recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dierenroman De liefste wens. Het boek is geschreven door Toon Tellegen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman over een vuurvliegje van de Nederlandse schrijver Toon Tellegen.

Toon Tellegen De liefste wens Recensie

De liefste wens

  • Schrijver: Toon Tellegen (Nederland)
  • Soort boek: dierenroman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 mei 2022
  • Omvang: 180 pagina’s
  • Prijs: € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dierenroman van Toon Tellegen

Het vuurvliegje wil schijnen als de zon, de houtworm zou wel eens in steen willen boren en de mammoet wil niet meer uitgestorven zijn. Elk dier in deze nieuwe dierenverhalen heeft zijn liefste wens, en meer dan vijftig dieren spreken die naar hartenlust uit. De duizendpoot heeft geluk als zijn liefste wens onverwacht in vervulling gaat en hij op een ochtend vijfhonderd paar schoenen naast zijn bed aantreft. Andere dieren moeten soms langer wachten en dat is tragisch voor de eendagsvlieg, die niets liever wil dan nog een dag, maar hoelang heeft hij nog om te hopen dat hij die krijgt?

De liefste wens, waarin we de wens van onszelf of die van iemand anders herkennen, is soms grappig, maar vaker nog een uiting van een diepgevoeld verlangen.

Bijpassende boeken en informatie

Mike Hoogveld – Bertie en de wonderjaren

Mike Hoogveld Bertie en de wonderjaren recensie en informatie boek over een kroonprins en de uitvinders van de moderne wereld. Op 520april 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het geschiedenisboek van de Nederlandse econoom Mike Hoogveld.

Mike Hoogveld Bertie en de wonderjaren recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Bertie en de wonderjaren, Een kroonprins en de uitvinders van de moderne wereld. Het boek is geschreven door Mike Hoogveld. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit geschiedenisboek van de Nederlandse econoom en schrijver Mike Hoogveld.

Mike Hoogveld Bertie en de wonderjaren Recensie

Bertie en de wonderjaren

Een kroonprins en de uitvinders van de moderne wereld

  • Schrijver: Mike Hoogveld (Nederland)
  • Soort boek: geschiedenisboek
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 20 april 2022
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Prijs: €20 – € 25
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Mike Hoogveld

De moderne wereld zoals we die nu kennen, is grotendeels ontstaan tijdens de bruisende jaren rond het einde van de negentiende eeuw, waarin een stortvloed aan uitvindingen wordt gepresenteerd op
maar liefst zeventien Wereldtentoonstellingen. In dit tijdsgewricht vol optimisme speelt steeds dezelfde persoon een voortrekkersrol: Bertie, als de latere koning Edward VII misschien wel het markantste lid van het Britse koningshuis ooit. Met niets omhanden leidt hij een met schandalen gelardeerd leven, waarbij zijn talloze reizen hem door het immense Britse imperium en naar New York en Parijs voeren. Tijdens de wonderjaren van technologische vernieuwing ontmoet hij zo alle sprankelende uitvinders die iets zullen nalaten voor latere generaties, onder wie Eiffel, Ritz, Waldorf, Pathé, Edison, Tesla, Dunlop, Pulitzer, Selfridge, Benz, Michelin, Curie, Röntgen, Nobel en Marconi

Mike Hoogveld (1973) studeerde economie en bedrijfskunde en promoveerde op de werking van ons aanpassingsvermogen. Als onderzoeker, adviseur en gastdocent aan Nyenrode is hij gericht op verandering en innovatie, waarover hij al vele managementbestsellers schreef. Daarnaast is hij een veelgevraagd spreker op congressen en seminars. Vanuit zijn grote fascinatie voor uitvindingen schreef hij Bertie en de wonderjaren.

Bijpassende boeken en informatie

Ibtihal Jadib – Onzichtbare liedjes

Ibtihal Jadib Onzichtbare liedjes recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek met columns. Op 5 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek van de Nederlandse columnist Ibtihal Jadib.

Ibtihal Jadib Onzichtbare liedjes recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Onzichtbare liedjes. Het boek is geschreven door Ibtihal Jadib. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met columns van schrijfster Ibtihal Jadib.

Ibtihal Jadib Onzichtbare liedjes Recensie

Onzichtbare liedjes

  • Schrijfster: Ibtihal Jadib (Nederland)
  • Soort boek: columns
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 5 april 2022
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Prijs: € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek met columns van Ibtihal Jadib

Ibtihal Jadib schrijft sinds 2016 columns voor Volkskrant Magazine, eerst onder het pseudoniem Hayat, maar sinds 2018 onder eigen naam. Haar columns zijn scherp, ongemeen geestig en sprankelend. Ze schrijft over alles wat er in het leven zoal voorbijdendert: een bijzonder museumbezoek met haar ouders, deftige contactadvertenties in de krant, de door haar kinderen opgedrongen poes, praktische boerkamode en vrouwen die maar blijven zeuren over abortusrechten. Met een twinkeling pent ze haar observaties neer. Zelf hoopt ze ooit ónder de boeken te belanden: ‘Ik heb even zitten tellen: over 33 jaar dient mijn pensioen zich aan, waarna ik alle dagen lezend kan doorbrengen. Ze zullen me met rollator en al onder de boeken moeten uitgraven.’

Ibtihal Jadib (Hillegom, 1983) woont in Den Haag met haar man en twee kinderen. Ze schrijft wekelijks een column voor Volkskrant Magazine. Ze studeerde rechten en werkte lange tijd als strafrechtadvocaat. Eerder verscheen van haar Eindelijk gewoon Hayat. Leven tussen twee werelden.

Bijpassende boeken en informatie