Tag archieven: Recensie

Steven Kaplan – De Ethiopiërs

Steven Kaplan De Ethiopiërs recensie, review en informatie boek over de geschiedenis van Ethiopië. Op 16 oktober 2025 verschijnt bij Uitgever Omniboek, de Nederlandse vertaling van The Ethiopians, geschreven door historicus Steven Kaplan. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Steven Kaplan De Ethiopiërs recensie

  • “De Ethiopiërs biedt een werkelijk onthullend overzicht van Ethiopië tot 1500, dat tijdperken en disciplines omvat. Steven Kaplan synthetiseert op kunstzinnige wijze recent onderzoek naar het Ethiopische verleden en biedt tegelijkertijd nieuwe historische perspectieven en een kritische historiografie.” (Kay Kaufman Shelemay, Harvard University)
  • “In deze uitstekende inleiding tot de oude en middeleeuwse geschiedenis van Ethiopie (…) heeft Steven Kaplan een duidelijk afgebakend en actueel pad door de millennia heen geschetst.” (Michael Gervers, hoogleraar geschiedenis)

Recensie van de redactie

De aandacht voor de Westerse geschiedenis is tot voor kort onevenredig groot geweest in verhouding tot die van rest van de wereld en die van Afrika in het bijzonder. Er is daar wel verandering in aan het komen, zij het aantal geschiedenisboeken waarin Afrika of Afrikaanse landen centraal staan, met uitzondering van Egypte, nog altijd beperkt is.

Gelukkig is er nu het boek over de boeiende geschiedenis van Ethiopië, van de hand van historicus Steven Kaplan die decennia lang over de Afrikaanse geschiedenis gedoceerd heeft aan verschillende universiteiten. Voor sommigen van onze zal er ergens ver weg een een echo hebben geklonken dat de geschiedenis van Ethiopië, of beter gezegd ongeveer het gebied dat wij nu zo noemen in Oost-Afrika, rijk en bijzonder is. Maar veel verder dan dat er in het niet al te verre verleden keizers het land regeerden, waarvan Haile Selassie, de bekendste was, dat het een protectoraat van Italië is geweest en dat er een bloedige oorlog werd en wordt gevochten met het buurland Eritrea, komen we meestal niet. Laat staan dat de vroege geschiedenis van het land bekend is.

En die vroege geschiedenis van Ethiopië van ongeveer 1000 v.Chr. tot 1500 na.Chr, is dit boek zich op richt. Dat Steven Kaplan, de schrijver van het boek een historicus van naam en faam is blijkt uit de inleiding waarin hij uitgebreid verantwoording aflegt voor de keuzes die hij heeft gemaakt in het boek. Dit leest wat moeizaam. Maar laat je er niet door afschrikken want wat daarna volgt is een boeiend en goed geschreven verhaal over een land en gebied waarvan we in het westen veel te weinig weten.

Kaplan laat met overtuiging zien wat het betekent om een gebied te zijn dat op de scheidslijn ligt van Noord en Zuid en Oost en West. Want dat is het geval met Ethiopië. Er niet alleen geografisch speelt dit een rol ook is het een grensgebied tussen de Islam en het christendom en vooral het laatste geloof heeft op een bijzondere wijze voet aan de grond gekregen. Bijzonder knap is de wijze waarop Kaplan de geschiedenis van het land helder over het voetlicht weet te brengen, zonder aan de complexiteit ervan voorbij te gaan. Het is een boeiend en zeer lezenswaardig: een boek dat goed bijdraagt aan het verder blootleggen van de Afrikaanse geschiedenis en een puzzelstuk toevoegt aan de wereldgeschiedenis. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Steven Kaplan De Ethiopiërs

De Ethiopiërs

  • Auteur: Steven Kaplan 
  • Soort boek: Ethiopische geschiedenis
  • Origineel: The Ethiopians (2025)
  • Nederlandse vertaling: Ruud van de Plassche
  • Uitgever: Omniboek
  • Verschijnt: 16 oktober 2025
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van het boek over de geschiedenis van Ethiopië

Ethiopië heeft al sinds de oudheid tot de verbeelding. Dit boek biedt een frisse kijk op de Ethiopische geschiedenis tot 1500, beginnend met de Aksum-beschaving aan het begin van de gewone jaartelling. Het herneemt beroemde verhalen zoals de legende van de koningin van Sheba, onderzoekt de opkomst en ondergang van Aksum, onderzoekt de rol van moslims en de islam in de Ethiopische samenleving en belicht de architectonische wonderen van de rotskerken van Lalibela.

Het boek richt zich op de Gouden Eeuw van de vroege Salomonsheersers en verwerkt de meest recente wetenschappelijke inzichten om een duidelijker en genuanceerder begrip van deze rijke geschiedenis te bieden. Het is overtuigend geschreven voor een breed publiek en is tevens een waardevolle bron voor Afrikastudies.

Steven Kaplan is Associate Fellow van de Ethiopische Academie van Wetenschappen. Hij doceerde meer dan 35 jaar Afrikastudies en Vergelijkende Godsdienstwetenschap aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. 

Bijpassende boeken en informatie

Afbeelding bovenzijde: Fasiledes, Ethiopië (H. Gemechu, Unsplash)

Llorenç Villalonga – Andrea Victrix

Llorenç Villalonga Andrea Victrix recensie en informatie roman van de van Mallorca afkomstige Catalaanse schrijver. Op 15 oktober 2025 verschijnt bij Uitgeverij Nobelman de Nederlandse vertaling van de Catalaanse dystopische Mallorca roman uit 1974 van Llorenç Villalonga. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Llorenç Villalonga Andrea Victrix recensie van Tim Donker

Iets over waarheid en fictie, toch? Uitgeverij Nobelman komt af met een in de vroege jaren zeventig geschreven roman die zich afspeelt in het jaar 2050. Nabije toekomst toen, nabijer nog nu. Maar nog altijd toekomst, en dat kun je dystopische literatuur noemen of gewoon science fiction. En ik hou niet zo van science fiction. Ik vind het te gemakkelijk. Dit bezwaar verbaast zelfs mij, want ik ben de laatste om te vinden dat kunst per se “moeilijk” zou moeten zijn. Maar toch, iets aan de gemakkelijkheid van science fiction stoort me. We plaatsen iets in een of andere verdere of nabijere toekomst en dan hebben we een vrijbrief in handen om onze idiootste fantasieën de vrije loop te laten. Want hee, het is toekomst, het hoeft aan geen enkele realiteitseis meer te voldoen, toch? Dus kom maar aan met die robots en die vliegende auto’s en die tot in het bizarre geünificeerde mensheid.

En ja. In Andrea Victrix ontwaakt de in 1965 ingevroren hoofdfiguur in het op het eerste gezicht nogal absurd aandoende Mallorca van 2050. Het heet niet eens meer Mallorca. Het is nu de Mediterrane Toeristenclub geworden. Rusland en Amerika zijn min of meer per ongeluk weggevaagd, het zijn nu woestijnen. De Verenigde Staten van Europa zijn de grootste, eigenlijk de enige, wereldmacht. De nog maar net ontdooide hoofdfiguur wordt opgepikt door de androgyne Andrea Victrix, die een soort ambassadeur is van deze nieuwe wereld. Ze is wondermooi, ze is een zeer vrouwelijke man misschien of anders een krachtpatser van een vrouw. Ze brandt in rap tempo op door de soma, de drug die sommigen misschien nog wel kennen van Huxley. Als onvermoeibaar animeermeisje is het haar taak om nieuwelingen onder te dompelen in de non-stop pretfabriek die de Toeristenclub nu is, en op die manier almeteens te hersenspoelen en iedere kritiek op het regeringsbeleid de kop in te drukken. Bij de hoofdpersoon lukt dat minder goed, hij weet niet wat hij ziet. In het Mallorca van 2050 is alleen nog maar hoogbouw. Mensen wonen in piepkleine flatjes die uitpuilen van de meest onzinnige apparaten want consumeren wat je eigenlijk niet nodig hebt is nu een heilige plicht. Er is geen natuurlijk voedsel meer, de mensheid leeft op pillen en sapjes zodat iedereen al jong een kunstgebit heeft. Het onderscheid tussen de seksen is verdwenen, iedereen is onzijdig, geen man, geen vrouw. Gezinnen vormen is verboden, evenals een kind uit een vader en een moeder geboren te laten worden. Het is een taak van de overheid geworden om nieuwe consumenten op te kweken in laboratoria; alleen voor deze kweek zorgvuldig geselecteerde burgers is het toegestaan om voor nageslacht te zorgen. In deze onnatuurlijke wereld is het laffe drankje Hola Hola -voor Villalonga was Coca Cola klaarblijkelijk het summum van synthetische rotzooi, en geef hem eens ongelijk- de afgod; wetenschap is de nieuwe religie. Kinderen, die met een jaar of zeven al volwassen genoeg verklaard worden om een zelfstandig leven te leiden, veelal als ober, krijgen vanaf de kleuterleeftijd, wanneer ze er eigenlijk nog niks van begrijpen de formule E=MC² in hun hoofden gestampt, ze lopen rond met T-shirts waar het op staat, het is onderdeel van hun routine als betrof het een kinderliedje. In kranten staan inmiddels meer cijfers dan woorden, omdat alleen cijfers de exactheid hebben die woorden ontberen. Het ideaal is toe te groeien naar de noösfeer, niet in de meer “wetenschappelijke” betekenis van het antroposceen, maar in de meer spirituele betekenis die Teilhard de Chardin er aan gaf: een omegapunt waarop de mens in geestelijke zin zal samenvallen tot een nieuw wezen in de evolutie (maar nu leg ik Chardin allicht te simpel uit want ik moet toegeven dat ik het fijne van zijn ideeën toch niet ganzelijk vat). Collectivisme is het ultieme doel, iedere afwijking daarvan, in de vorm van exclusieve relaties, wordt als bijzonder egocentrisch en dus verwerpelijk gezien. Echte liefde zal dus niet meer bestaan, alleen een soort theoretische liefde voor de mensheid als geheel.

De vraag dringt zich op of een boek kan worden ingehaald door de tijd. Als ik dit boek in de jaren tachtig of de jaren negentig of misschien zelfs de jaren ’00 had gelezen (vooropgesteld dat ik het Catalaans machtig was geweest), dan zou ik een dystopie gelezen hebben, of één van die net iets te ver gezochte science fiction romans waar ik het eerder over had. Of. Naja. In de 00’s had ik het denkelijk ook nog wel als sociaal commentaar kunnen opvatten. Llorenç de Villalonga, inmiddels alweer zo’n 45 jaar dood, werd geboren en getogen, en is uiteindelijk ook overleden in Palma de Mallorca. Toen hij aan het begin van de zeventiger jaren dit boek schreef, was het toerisme op Mallorca waarschijnlijk niet op het nivo dat ik aantrof toen ik daar ergens in de jaren ’00 een keer was. Afgezien van de meest futuristische elementen uit Andrea Victrix was het toen al een soort “toerclub”. Er leek geen authentieke steen meer overeind te staan, zo scheen het me toe. Overal waar ik keek, zag ik winkelcentra, horeca, divertissement, vermaak. Inderdaad: de muziek, de continue reclameboodschappen die Villalonga hier beschrijft. Meermaals vroeg ik me af: Waar woont de bevolking? In 1974 zal dat nog in de kinderschoenen hebben gestaan, maar een beetje denker kon natuurlijk best voorzien waar het heen zou gaan. Je hoeft immers alleen te extrapoleren wat je om je heen reeds ziet gebeuren. En dan was ik er nog in de jaren tweeduizend, hoe is het daar nu, hoe zal het daar zijn in 2050? Villalonga zal er tegen die tijd vast niet zo ver gezeten blijken te hebben. Maar dan nog. Voor een echt goede aanklacht tegen het toerisme ga ik altijd nog liever te rade bij Paella voor het klootjesvolk van Xavier Domingo.

Maar het is niet 1980 meer. Het is niet 1990 meer. Het is niet 2000 meer. Inmiddels slaat de klok 2025, en nu hebben we woke gehad en nu hebben we “de pandemie” gehad, en “de klimaatcrisis” en “de oorlog” (welke oorlog van de vele?, die waar we allemaal dezelfde mening over moeten hebben natuurlijk); en bij nu lijkt Andrea Vicitrix niet zomaar meer een zoveelste variant op Brave new world of een van die gemakzuchtig bijeen geconfabuleerde scifi-romans, nu lijken we een profetisch geschrift op ons handen te hebben. De cijfers die de ultieme waarheid in pacht hebben, doet iemand dat aan enige “coronacrisis” denken misschien? Toen we alle dagen op de hoogte werden gehouden van de overlijdens en de besmettingen die de ernst van de situatie aan moesten geven? Behalve dat niemand iemand leek te kennen die daadwerkelijk aan corona overleden was? Wat iets anders is dan mét corona overlijden, wat iedereen die positief getest was op corona overleed aan corona, zelfs al was de acute doodsoorzaak een hartstilstand, een val van de trap, of het in de laatste fase zitten van een terminale ziekte. Het collectivisme, doet dat niet denken aan de eis tot vaccinatie, al zag je er zelf de noodzaak niet van in, maar “stel dat je iemand die daar minder goed tegen kan mee besmet”, er zullen altijd mensen zijn die er minder goed tegen kunnen, je moet altijd rekening houden met mensen die er minder goed tegen kunnen, je moet jezelf altijd opstellen als de mindere van mensen die er minder goed tegen kunnen? De ongebreidelde liefde voor medicijnen, doet dat niet denken aan het punt, waar, ergens, dat geneeskunde studeren overging in medicijnen studeren, aan hoe de farmaceutische industrie allesbepalend geworden lijkt te zijn? Hoe het strafbaar, of toch in elk geval zeer laakbaar, is om er een andere menig op na te houden dan de meeste mensen, doet dat niet denken aan het geblaat van opperfascist Bennie Jolink tijdens een zekere, tsja, “coronacrisis”? Of: “hoe kan landbouw zich handhaven zonder organische stikstof?” Klink bekend, hm? “Ademen is tegenwoordig een luxe”; een centraal gezag vanuit Parijs (lees Brussel), woningnood, de behoefte aan nieuwigheden die niet bij het publiek ligt maar bij de producent (de behoefte bij het publiek wordt later wel -meestal succesvol- gekweekt) (en ja ineens had iedereen heel veel behoefte aan mobiele telefoons), de vooruitgang, die als een monster ontsnapt aan zijn maker, niet gestopt kan worden, iedereen moet iedereen (maar niemand in het bijzonder) lief vinden, de zeer massaal gevoelde afwijzing van een bepaald geslacht, individualiteit is gelijk komen te staan aan pornografie, hm? Leegloop van het platteland, iedereen die daar wil zijn waar de meesten zijn (Canetti had het al gezegd)? Klinkt inmiddels al te bekend? Hm?

Kan de tijd de waarde van een boek pas volledig ontsluiten?

Was Llorenç Villalonga een visionair of gewoon iemand die logisch nadenkend kon zien waar het met de huidige tijd op uit zou draaien? (alsof er een verschil is).

Als deze tijd geen woke en geen corona had gekend, wat was er dan overgebleven van Andrea Victrix? Hoe goed is dit boek geschreven, los van zijn voorspellende waarde?

Het is best grappig, hier en daar. Als je houdt van zwarte humor. Ik vond de idee van zelfmoord als “de enige manier om vrije wil te benutten in de moderne samenleving”; van medicijnen die “alles genezen behalve de dood”; van toerisme als morele zwakzinnigheid best heel grappig. Het is, op tijden, vaak, heel filosofisch, waar het ideeën herneemt van Sartre, Nietzsche, Schopenhauer, Einstein, Berdjajev, Dostojevski. Dus. Zet het tot denken aan, zet het tot lezen aan. Bij mensen die daar gevoelig voor zijn. Of. De verscheurdheid die de hoofdpersoon voelt voor zijn liefde voor Andrea Victrix en de maatschappij die ze vertegenwoordigt. Een schisma dat Villalonga af en toe voelbaar weet te maken voor de lezer. Niet omdat de verliefdheid van de hoofdpersoon voor Andrea begrijpelijk is, tot op de laatste bladzijde blijft immers onhelder of het een man of een vrouw was. Maar wel omdat de wereld die Victrix voorstaat op punten rechtvaardiger lijkt dan die van de hoofdpersoon. Om een voorbeeld te noemen: de idee van Victrix dat ieder persoon zijn eigen waarde heeft gaat in tegen dat van de hoofdpersoon die zich laat voorstaan op zijn voorgeslacht en op waarde als iets overerfbaars. Dan ineens is het Andrea Victrix die de stem van de rede vertolkt en de hoofdpersoon zit vast in hopeloze archaïsmen. Het maakt dat je Villalonga bijna dat zwakke einde waarin de hoofdpersoon geen stelling durft te nemen tegen het overheidsbeleid, zult vergeven.

Zodus kun je in 2025 Andrea Victrix op meerdere manieren lezen.

Als filosofisch geschrift.
Als vermakelijk gedachte-experiment.
Als grillige literatuur.
Als adembenemende voorspelling van het klimaat waarin we ons nu gevangen weten.

Afhankelijk van je lectuur zul je dit boek ergens tussen goed en geniaal waarderen. Een boek dus dat je in geen geval slecht gaat kunnen vinden, hoe goed is dat?

Llorenç Villalonga Andrea Victrix

Andrea Victrix

  • Auteur: Llorenç Villalonga (Spanje)
  • Soort boek: Dystopische Mallorca roman
  • Origineel: Andrea Victrix (1974)
  • Nederlandse vertaling: Frans Oosterholt
  • Uitgever: Uitgeverij Nobelman
  • Verschijnt: 15 oktober 2025
  • Omvang: 428 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,95
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Llorenç Villalonga

Een man die in 1965 op zijn zestigste is ingevroren, wordt in 2050 op zijn dertigste wakker. Hij wordt opgepikt door Andrea Victrix, een geslachtsloze spetter die hem onder zijn/haar hoede neemt.

Langzaam maar zeker maakt de verteller kennis met de nieuwe wereld. De plek die hij kende als Mallorca heet nu Mediterrane Toeristenclub, kortweg Toerclub. Amerika en Rusland zijn van de aardbodem gevaagd door een atoomramp. De Verenigde Staten van Europa heersen over de wereld. De held van de roman valt als een blok voor Andrea, het androgyne boegbeeld van het regime, terwijl hij samenzweert met een netwerk van dissidenten om datzelfde regime omver te werpen. Op een dag zal hij moeten kiezen tussen liefde en loyaliteit.

Nu voor het eerst in het Nederlands vertaald en van een uitgebreid nawoord voorzien door Frans Oosterholt.

Llorenç Villalonga is geboren op 1 maart 1897 in Palma de Mallorca. Hij was een van de grootste twintigste-eeuwse schrijvers van Spanje die trouwens in het Catalaans schreef. Hij stond bekend als een eenzelvige en aartsconservatieve gentleman die het liefst in de achttiende eeuw had geleefd. Hij schreef een nostalgisch boek over het verleden van Mallorca, onder de titel Bearn o La sala de les nines, in het Nederlands verschenen onder de titel Het geheime leven van Toni de Bearn. Het opkomende massatoerisme in de jaren zestig was hem een gruwel en bewoog hem tot het schrijven van een inktzwarte toekomstvisie op Mallorca. Andrea Victrix is een grimmige maar ook hilarische en heel goed geschreven dystopie uit 1974, die in de afgelopen vijftig jaar alleen maar aan geloofwaardigheid heeft gewonnen. Op 28 januari 1980 overleed de Catalaanse schrijver in zijn geboorteplaats. Hij werd 82 jaar oud.

Bijpassende boeken en informatie

Donna Ashcroft – Als het elke dag kerst was

Donna Ashcroft Als het elke dag kerst was recensie en informatie over de inhoud van de feelgood kerstroman. Op 14 oktober 2025 verschijnt bij Uitgeverij Heartbeat de nieuwe Donna Ashcroft kerstroman. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Donna Ashcroft Als het elke dag kerst was recensie ∗∗∗

Meg Scott heeft een voornemen in de Belofteboom gehangen: zij gaat helemaal alleen, zonder haar kibbelende familie, kerst vieren.  Een bijzonder voornemen voor iemand die het hele jaar door een kerstwinkel runt, dol is op glitter en regelmatig in een elfenpak rondloopt. Maar ze is de gemaakte sfeer tussen haar ouders zat. Het hele jaar door heerst er een ijzige spanning, behalve met kerst, dan is alles ineens voor een dag goed.

Ze schrikt zich dan ook kapot als haar familie ineens bij haar op de stoep staat. Ze is te aardig om ze de deur te wijzen. Bovendien,  haar zusje kan er weinig aan doen en ze mist het dat ze zo weinig contact hebben.

En dan is er ook nog de ietwat mysterieuze Tom. Meg ontmoet hem als hij met pech langs de weg staat en helpt hem. Hoewel hij een hartgrondige hekel heeft aan kerst, kan Meg het niet helpen dat ze zich tot hem aangetrokken voelt. Maar ze weet ook: ze zijn te verschillend. Dat gaat nooit werken. Toch…?

Als het elke dag Kerst was heeft alle ingrediënten voor een cosy Christmas verhaal: een knus dorp met kleurrijke personages die veel voor elkaar overhebben, veel glitter, een hoofdpersoon die met elke vezel kerst ademt en een ogenschijnlijk onmogelijke match met een man. Tel daar nog wat (familie)geheimen bij op, die natuurlijk ergens uitkomen, en je bent rond.

Je zou commentaar kunnen geven op het feit dat de reden waarom het clasht tussen Meg en Tom misschien wat ongeloofwaardig zijn. Het maakt Tom ergens wat kleinzerig een daardoor de romance wat minder geloofwaardig. Maar goed, in het geheel kan het boek het hebben.

Liefhebbers van een zoet, sfeervol, licht kabbelend, feelgood kerstverhaal zitten met Als het elke dag Kerst was, helemaal goed. De kerstroman is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Recensie van Jolien Dalenberg

Donna Ashcroft Als het elke dag kerst was

Als het elke dag kerst was

  • Auteur: Donna Ashcroft (Engeland)
  • Soort boek: feelgood kerstroman
  • Nederlandse vertaling: Fanneke Cnossen
  • Uitgever: Heartbeat
  • Verschijnt: 14 oktober 2025
  • Omvang: 228 pagina’s
  • Uitgave: ebook / luisterboek
  • Prijs: € 7,99 / € 9,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Donna Ashcroft Als het elke dag kerst was recensie ∗∗∗

Meg Scott heeft een voornemen in de Belofteboom gehangen: zij gaat helemaal alleen, zonder haar kibbelende familie, kerst vieren.  Een bijzonder voornemen voor iemand die het hele jaar door een kerstwinkel runt, dol is op glitter en regelmatig in een elfenpak rondloopt. Maar ze is de gemaakte sfeer tussen haar ouders zat. Het hele jaar door heerst er een ijzige spanning, behalve met kerst, dan is alles ineens voor een dag goed.

Ze schrikt zich dan ook kapot als haar familie ineens bij haar op de stoep staat. Ze is te aardig om ze de deur te wijzen. Bovendien,  haar zusje kan er weinig aan doen en ze mist het dat ze zo weinig contact hebben.

En dan is er ook nog de ietwat mysterieuze Tom. Meg ontmoet hem als hij met pech langs de weg staat en helpt hem. Hoewel hij een hartgrondige hekel heeft aan kerst, kan Meg het niet helpen dat ze zich tot hem aangetrokken voelt. Maar ze weet ook: ze zijn te verschillend. Dat gaat nooit werken. Toch…?

Als het elke dag Kerst was heeft alle ingrediënten voor een cosy Christmas verhaal: een knus dorp met kleurrijke personages die veel voor elkaar overhebben, veel glitter, een hoofdpersoon die met elke vezel kerst ademt en een ogenschijnlijk onmogelijke match met een man. Tel daar nog wat (familie)geheimen bij op, die natuurlijk ergens uitkomen, en je bent rond.

Je zou commentaar kunnen geven op het feit dat de reden waarom het clasht tussen Meg en Tom misschien wat ongeloofwaardig zijn. Het maakt Tom ergens wat kleinzerig een daardoor de romance wat minder geloofwaardig. Maar goed, in het geheel kan het boek het hebben.

Liefhebbers van een zoet, sfeervol, licht kabbelend, feelgood kerstverhaal zitten met Als het elke dag Kerst was, helemaal goed. De kerstroman is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Recensie van Jolien Dalenberg

Flaptekst van de Donna Ashcroft kerstroman

De sneeuw dwarrelt, het haardvuur knispert, en volgens traditie in Lockton hangt iedereen een belofte in de kerstboom op het dorpsplein – een belofte die ze dit jaar koste wat kost willen waarmaken…

Meg Scott heeft zichzelf beloofd dat haar eerste kerst alleen een succes wordt. Ze runt een kerstwinkel die het hele jaar door geopend is, midden in het kleine Schotse dorp, en ze houdt van alles wat glühwein, glinsterend en feestelijk is. Dus wanneer haar kibbelende familie onaangekondigd op de stoep staat, met chaos en stress in hun kielzog, is Meg vastbesloten haar favoriete tijd van het jaar niet door hen te laten verpesten.

Ondertussen is Tom Riley-Clark – die een hekel heeft aan kerst – naar de Highlands geroepen om een oude vriend te helpen in de Apple Cross Inn. Hij is van plan hard te werken en heeft geen tijd voor kerstkransjes, slingers of het ophangen van beloftes aan bomen. De gedachte aan een leven waarin het élke dag kerst is, is zijn ergste nachtmerrie. Je zult hem dan ook nooit een kerstbal zien kopen.

Tot ieders verbazing begint er iets te bloeien tussen kerstliefhebber Meg en kersthater Tom.

Maar Tom draagt een groot geheim met zich mee, en in een klein dorp als Lockton blijft niets lang verborgen. Zal alles instorten als Meg ontdekt wie hij werkelijk is? Het tweetal staat op het punt op pijnlijke wijze te leren dat sommige beloftes onmogelijk zijn om waar te maken.

Bijpassende boeken

Duco Hellema – Rode Hulp

Duco Hellema Rode Hulp recensie en informatie nieuwe Bob de Winter thriller die zich in de winter van 1949 in Amsterdam afspeelt. Op 8 oktober 2025 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de nieuwe Koude Oorlog thriller van Duco Hellema. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Duco Hellema Rode Hulp recensie

Als voormalig hoogleraar geschiedenis met als bijzonder aandachtgebied de periode van de Koude Oorlog beschikt Duco Hellema over grote hoeveelheid kennis over de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog waar hij zijn reeks Bob de Winter thrillers zich laat afspelen.

Het is de herfst van 1949 wanneer Bob de Winter een telefoontje krijgt uit New York waarin hem wordt meegedeeld dat zijn moeder is overleden. Zij is vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog halsoverkop naar Amerika gegaan samen met haar zoon. Bob is na de oorlog teruggegaan naar Amsterdam en maar zij is daar gebleven. Hij besluit naar New York te reizen om bij haar begrafenis aanwezig te zijn.

In New York ontvangt hij van de Amerikaanse partner van zijn moeder onder andere een koffertje waarin papieren en andere zaken zitten die te maken hebben met haar activiteiten voor De Rode Hulp, een organisatie die Duitse communisten hielp vluchten uit Nazi-Duitsland. Zijdelings heeft Bob de Winter wel iets vernomen van deze activiteiten. Maar veel weet hij er niet vanaf en hij besluit uit te zoeken wat er zich in deze periode heeft afgespeeld met zijn moeder. Als snel komt hij erachter dat echo’s van de gebeurtenissen van toen nog doorklinken in het heden en de speurtocht blijkt niet zonder gevaren.

De politieke verwikkelingen rondom communisten voor en na de oorlog verwerkt Duco Hellema in deze boeiende thriller. Verwacht geen heftige actiethriller. Nee de kwaliteit van dit boek is vooral te vinden in de sfeertekeningen van de periode waarin de effecten van de Koude Oorlog voelbaar worden, maar ook schetst de nog altijd schrijnende en ongelijkwaardige verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Kortom waarin Hellema vooral slaagt is op boeiende wijze een tijdbeeld te schetsen van het behoorlijk bekrompen Nederland van kort na de oorlog. Bovendien weet hij de kwaliteit die ook de voorgaande twee thrillers boden goed vast te houden. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Duco Hellema Rode hulp

Rode Hulp

Bob de Winter thriller 3

  • Auteur: Duco Hellema (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse thriller
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 8 oktober 2025
  • Omvang: 312 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 13,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Duco Hellema Rode Hulp recensie

Als voormalig hoogleraar geschiedenis met als bijzonder aandachtgebied de periode van de Koude Oorlog beschikt Duco Hellema over grote hoeveelheid kennis over de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog waar hij zijn reeks Bob de Winter thrillers zich laat afspelen.

Het is de herfst van 1949 wanneer Bob de Winter een telefoontje krijgt uit New York waarin hem wordt meegedeeld dat zijn moeder is overleden. Zij is vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog halsoverkop naar Amerika gegaan samen met haar zoon. Bob is na de oorlog teruggegaan naar Amsterdam en maar zij is daar gebleven. Hij besluit naar New York te reizen om bij haar begrafenis aanwezig te zijn.

In New York ontvangt hij van de Amerikaanse partner van zijn moeder onder andere een koffertje waarin papieren en andere zaken zitten die te maken hebben met haar activiteiten voor De Rode Hulp, een organisatie die Duitse communisten hielp vluchten uit Nazi-Duitsland. Zijdelings heeft Bob de Winter wel iets vernomen van deze activiteiten. Maar veel weet hij er niet vanaf en hij besluit uit te zoeken wat er zich in deze periode heeft afgespeeld met zijn moeder. Als snel komt hij erachter dat echo’s van de gebeurtenissen van toen nog doorklinken in het heden en de speurtocht blijkt niet zonder gevaren.

De politieke verwikkelingen rondom communisten voor en na de oorlog verwerkt Duco Hellema in deze boeiende thriller. Verwacht geen heftige actiethriller. Nee de kwaliteit van dit boek is vooral te vinden in de sfeertekeningen van de periode waarin de effecten van de Koude Oorlog voelbaar worden, maar ook schetst de nog altijd schrijnende en ongelijkwaardige verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Kortom waarin Hellema vooral slaagt is op boeiden wijze een tijdbeeld te schetsen van het behoorlijk bekrompen Nederland van kort na de oorlog. Bovendien weet hij de kwaliteit die ook de voorgaande twee thrillers boden goed vast te houden. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Flaptekst van de nieuwe Bob de Winter thriller van Duco Hellema

Amsterdam, oktober 1949. De politieke atmosfeer wordt steeds grimmiger. De Koude Oorlog is in alle hevigheid losgebarsten en Nederland is toegetreden tot de NAVO. Met advocaat Bob de Winter gaat het steeds beter. Hij heeft zelfs een tweedehands Morris Minor op de kop getikt.

Maar dan krijgt hij in het holst van de nacht een telefoontje uit New York. Zijn moeder is overleden. In haar nalatenschap zijn aantekeningen gevonden. Over de dood van een Duitse vluchteling, vlak voor de oorlog, toen ze nog in Amsterdam woonde. Een kwestie die haar kennelijk altijd is blijven bezighouden.

De Winter besluit zich in de zaak te verdiepen. Daarbij stuit hij al snel op een mysterieuze organisatie die de Internationale Rode Hulp heette. Een communistische organisatie, zo lijkt het. Ondertussen groeit zijn twijfel. Heeft zijn moeder fouten gemaakt? Is er zelfs een moord gepleegd? Is ze daarom begin 1939 halsoverkop uit Amsterdam vertrokken en naar Amerika uitgeweken?

Duco Hellema is geboren in 1950. Hij is emeritus hoogleraar geschiedenis. Hij publiceerde verscheidene boeken over de Koude Oorlogsperiode. Rode Hulp is zijn derde Bob de Winter-thriller. Eerder verschenen Rendez-vous in Praag (∗∗∗∗) en De man in de Amstel (∗∗∗∗).

Bijpassende boeken

Özcan Akyol – Mijn moeder, de kleine reus

Özcan Akyol Mijn moeder, de kleine reus recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek en familiegeschiedenis. Op 8 oktober 2025 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de memoir van Özcan Akyol over zijn familiegeschiedenis. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Özcan Akyol Mijn moeder, de kleine reus recensie

In zijn nieuwe boek beschrijft Özcan Akyol in columns zijn eigen leven, het getroebleerde gezin waar hij uit voortkomt en zijn huidige leven met zijn eigen vrouw en kinderen. Het zijn geen diepgravende filosofische verhalen maar anekdotische schetsen waarin hij reflecteert over zijn afkomst, zijn bepaald niet probleemloze jeugd en hoe dit zich verhoudt tot het succes dat hij tegenwoordig ervaart.

Voor mensen die iets van Özcan Akyol afweten zal de wijze waarop hij terugkijkt op zijn jeugd het geen verrassing zijn. Maar inmiddels toont hij wel veel meer begrip voor zijn moeder die als Turkse vrouw, met alleen lagere school die niet kan lezen opeens naar Nederland verhuist haar man achterna en hier dan in een voor haar volledig exotische omgeving zich staande moet houden, kinderen moet opvoeden en weerbaar moet zijn ten opzichte van een echtgenoot die een onberekenbare alcoholist is.

Akyol slaagt er in het boekje aardig in om een in korte schetsen een beeld te geven van zijn leven toen en nu. Bovendien beschrijft hij ook zijn veranderde kijk op zijn moeder, zeker nu hij zelf ook vader is. Mijn moeder, de kleine reus is een aardig boek geworden, ideaal om het nachtkastje te leggen en een aantal verhalen uit te lezen voor het slapengaan. Gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Özcan Akyol Mijn moeder, de kleine reus

Mijn moeder, de kleine reus

  • Auteur: Özcan Akyol (Nederland)
  • Soort boek: familiegeschiedenis, memoir
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 8 oktober 2025
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Prijs: € 20,00 / € 11,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Özcan Akyol met zijn familiegeschiedenis

Er zijn weinig mensen met zulke originele observaties als Özcan Akyol, beter bekend als Eus. Sinds zijn debuutroman uit 2012 heeft hij zich keer op keer bewezen als de rebel van het Nederlandse literaire en culturele landschap, maar wel eentje met het hart op de juiste plaats.

Mijn moeder, de kleine reus is het liefdevolle verhaal van Eus en zijn familie. Alles laat hij langskomen: van alledaags ongemak met een overijverige moeder tot kleine en rake beschrijvingen van het menselijk tekort.

De realiteit beschrijft hij met scherpte en humor. Zijn veelzijdige geest is nooit klaar met vragen stellen en prikkelt de lezer telkens om na te denken. Özcan Akyol is een van de belangrijkste stemmen van Nederland, en zijn unieke kijk op de wereld laat de lezer achter met een glimlach en hernieuwde levenslust.

Özcan Akyol is geboren op 7 april 1984 in Deventer. Hij is schrijver, columnist en maakt programma’s voor radio en televisie en is columnist voor verschillende kranten en tijdschriften. Zijn romans EusToerist en Afslag 23 werden stuk voor stuk bestsellers.

Bijpassende boeken en informatie

Walter van den Broeck – Averechts

Walter van den Broeck Averechts recensie en informatie over de inhoud van de laatste roman van de Vlaamse schrijver. Op 6 oktober 2025 verschijnt bij Pelckmans Uitgevers de roman van Walter van den Broeck de schrijver uit Belgie die op 5 februari 2024 overleed. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Walter van den Broeck Averechts recensie

In de nalatenschap van de op 5 februari 2024 overleden Vlaamse schrijver Walter van den Broeck, troffen familieleden het manuscript aan voor deze korte roman. Met name aan zijn oudste zoon Stefan, die zelf schrijver en vertaler is, is het te danken dat Averechts driekwart jaar na de dood van zijn vader het daglicht zag.

Het niet al te omvangrijke werk is de moeite waard. Je kunt het aanduiden als een lichtvoetig dystopisch verhaal wat natuurlijk eigenlijk een onmogelijkheid in zich draagt. Toch is dat wat Van den Broeck doet in deze novelle. Hij speelt lichtvoetig met het begrip tijd en de consequenties die het zou hebben als de tijd stil komt te staan, sterker nog terugloopt.

Hoofdpersoon Victor werkt op het meteorologisch instituut. Een bijzondere aardbeving die de gehele wereld blijkt te treffen, blijkt het resultaat te zijn van een tijdsomslag die alles op losse schroeven zet en eigenaardige gebeurtenissen in gang zet. En passant speelt de schrijver bovendien wetenschappelijke theorieën zoals die over de oerknal en de uitdijing van het heelal.

Hoe ver Walter van den Broeck zelf al was gekomen met het boek en wat het werk is dat zijn zoon heeft gedaan, is niet duidelijk. Maar belangrijk is dit eigenlijk helemaal niet want als laatste werk van een auteur die een rijk oeuvre heeft nagelaten misstaat het niet. De korte roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Averechts

  • Auteur: Walter van den Broeck (België)
  • Soort boek: Vlaamse roman
  • Uitgever: Pelckmans Uitgevers
  • Verschijnt: 6 oktober 2025
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € € 22,00 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de laatste roman van Walter van den Broeck

Viktor, IT-er bij het Meteorologisch en Seismografisch Instituut, Sandra, romancière in spe, en hun crècherijpe dochtertje Mientje raken verstrikt in een wereld die ontspoort. Een aanhoudende hittegolf geselt het land, het instituut faalt in elke poging om een accurate weersvoorspelling te doen en de nachten worden verstoord door onverklaarbaar oorverdovend lawaai. En dan is er nog die aardbeving, die geen schade aanricht, maar wel wereldwijd voelbaar is.

Terwijl Viktors collega, seismoloog Omer Balfoort, zijn eigenzinnige theorieën debiteert, geeft de bevolking blijk van een vernieuwde vitaliteit en een laaiend libido. De overheid komt met oplossingen, maar voor welk probleem precies?

Wanneer Mientjes gezondheid zorgen begint te baren en Sandra vreemde symptomen vertoont, kiest Viktor voor een averechtse aanpak. Want als Omer gelijk heeft, ligt de weg voorwaarts achter ons. En wordt fictie feit. Of averechts.

Walter van den Broeck is geboren op 28 maart 1941 in Olen, Antwerpen. Hij was een van onze beste prozaisten en Vlaanderens populairste en meest gespeelde toneelauteur. Voor beide disciplines ontving hij de Staatsprijs. Hij was lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren. Zowel in zijn geboortedorp Olen als in zijn woonplaats Turnhout werd hem het ereburgerschap toegekend. Op 82-jarige leeftijd overleed hij op 5 februari 2024 in Turnhout.

Bijpassende boeken en informatie

Douglas Kearney – I Imagine I Been Science Fiction Always

Douglas Kearney I Imagine I Been Science Fiction Always review, recensie en informatie bundel van de Amerikaanse dichter. Op 8 april 2025 verschijnt bij Wave Books de nieuwe dichtbundel van Douglas Kearney, de uit de Verenigde Staten afkomstige dichter. Een Nederlandse vertaling van het boek is niet verkrijgbaar.

Douglas Kearney I Imagine I Been Science Fiction Always review en recensie

En
ook hij.

In de trein van elders naar zuid nee in de trein van Utrecht naar Arnhem en later ook de bus was wat ik zeg. Wat ik zeg was dat er een vader was en een zoon en een trein en een bus en een stad en een andere stad en een boek en een dichter. De zoon zat, en reisde, en las. De vader ging dood. De vader ging dood in Arnhem. Ik was die zoon. Mijn vader was die vader. What I Say was het boek.

Ik
ging. Ik ging om hem nog één keer te zien. Ik ging om hem een allerlaatste keer te zien.

En om
te delen. Te lezen. Misschien jazzpoëzie misschien want al zo lang deelden we jazz en deelden we poëzie. De woorden die me op dat moment doorstroomden waren die van de experimentele dichters in een anthologie die ik ergens opgeduikeld had, je kon het jazzpoëzie noemen of beatpoëzie of postmoderne poëzie of poëzie zonder meer (konkrete poëzie, iemand?), en het waren die woorden die ik ging fluisteren als ultieme boodschap in zijn morfinedrip.

(braaksel als articulatie)
(is het het gewicht van woorden en ze zullen zeggen dat het nooit gebeurd is)
(ik voel de halfgegeten appel klem zitten onder me in de auto)

Dat was mijn tocht. Woorden in zijn doodgaan te fluisteren was mijn tocht.

Dus
las ik.

Ik las.
Soms zei ik
dingen.
Las van.
Harems van drums die aan mijn voeten likken.
Ingevette vleugels.
Verduisterende wolken.
Stille zeeën.

(was het jazz genoeg voor je pappa?)
(weet je nog van de black dada nihilismus pappa?)
(waren het de woorden die we prevelden, pappa, als we whisky dronken en kaartten terwijl iedereen rond ons naar bed ging?)

Iets van dat alles zong me hier weer tegemoet. Ik stel me voor ik ben wetenschappelijke fiksie geweest altijd. Deze hier Douglas Kearney, hij behoorde tot de stemmen die het welsprekendst tot mij spraken in die anthologie waar ik dan & daar uit voorlas en de kans is niet nihil dat het effectief woorden van Douglas Kearney waren die de oren van mijn stervende vader bereikten.

(en iemand bracht me terug naar huis in een auto)
(en ik dacht:)

Zou het ook niet hier kunnen zijn?
Alfabet is een roman.
Poëzie is overal.

Water de gedachtegang de idee stil deur sukses wachtwoord regen pijn muur oogst regressie obsessie maagzuur lijm glimlach tranen punt zwart pedaal gas zand wolken situatie geluk firmament honderd pinda’s slagzin mus troost moeder fiets tafel buiten boodschap mond leuning stoel bedeesd zien vrouwelijkheid schoensmeer oost akkers landweg helikopter spiegel onzin toekomst geluid schaduw zolder drift vis onrecht blos moord getuige god standbeeld bedwang veren lamp tram beweging kelk kwelling eekhoorn

Zegt iemand
(zegt wie)
geen gedicht is ook een gedicht

Zegt iemand
(zegt wie)
waaristwerkvan

Laat me u dus verzekeren dat het niet zonder emoties was dat ik daar zat in mijn leesstoel met in mijn handen I Imagine I Been Science Fiction Always van Douglas Kearney, de man van wie er werk, naast dat van anderen, was opgenomen in What I Say. Innovative Poetry by Black Writers in America, een anthologie uit het tumultueuze jaar 2015, toen mijn dochter geboren werd en mijn vader stierf. Maar. Daar heeft de dichter natuurlijk geen zaken mee, dat zit alleen maar in mijn hoofd. Douglas Kearney is niet de tijd die hij bij mij oproept, en deze bundel is zoveel meer dan handenvol associaties aan een veelbewogen jaar. Maar dat is poëzie. Poëzie is alle associaties die het is, en dan nog meer. Steeds weer meer. Poëzie is altijd meer dan poëzie alleen. En deze poëzie zeker.

Zegt Linda Mence:
een symbool is niet een overstijging van het persoonlijke
een symbool is persoonlijker dan een biografie

Maar ook heeft Linda Mence het over “woorden wisselen die heel hun zwijgen lang hebben staan gisten”.
En dat
vond ik mooi.

In bad
dacht ik even Misschien is dat maar dan omgedraaid een werkbare definitie voor de poëzie die Douglas Kearney bedrijft (bedrijf je poëzie?): woorden tot zwijgen laten gisten.

Maar neen.
Dit is geen zwijgen.
Dit is misschien wel het ultieme tegendeel van zwijgen.

(te klasseren is dit wel dit heeft een naam dit noem je visuele poëzie)|
(zieteratuur noemde iemand dat maar dat vond ik wel een heel klein
beetje een flauwzinnige woordspeling)
(maar dan weer alle woordspelingen zijn flauwzinnig)

Dus:

Poëzie tot beeld. Beeld tot poëzie.

&
verder teruggeworpen in de tijd
(altijd maar verder)
(is dat niet wat kunst doet? je werpen naar waar je momenteel niet bent? je verre houden van je hier en nu?) –
Ik was een jaar of twintig toen ik een foto zag van iets dat me op eerste gezicht toch duidelijk een installatie leek te zijn: rubberen banden gespannen van pilaar naar pilaar in een verder lege fabriekshal. Alleen had de kunstenaar, Dan Geesin, er deze titel aan gegeven: painting. Meer nog dan het kunstwerk zelf trof die titel me. Iets wat weinigen als schilderij zouden beschouwen glashard “Schilderij” noemen, dat was een daad. Kunst zat hem hier in de titel. Goede kunst heeft lak aan grenzen. Span rubberen banden waar je niet schilderen kunt. Schreeuw wat je niet zingen kunt. Verbeeld wat onverwoordbaar is. Sedert ik -ook al weer in mijn twintigs- K. Schippers kennenleerde, heb ik me altijd gegrepen geweest door literatuur die door het talige heen breekt. En nergens gebeurt dat nadrukkelijker dan in poëzie van deze soort, “visuele poëzie” ja.

Wat Douglas Kearney hier doet:
visualiseren, zo goed met als ook doorheen woorden. Van ostaijeneske woorddansen via beeldloze strips naar collages of gewoon regelrechte schilderijen: hier zingt poëzie zich los van literatuur. Hier wenst poëzie niet langer een (sub)categorie te zijn; hier eist het een autonoom leven op.

Precies dat.

I Imagine I Been Science Fiction Always eist
I Imagine I Been Science Fiction Always zingt
I Imagine I Been Science Fiction Always danst
I Imagine I Been Science Fiction Always schreeuwt
poëzie tot beeld tot eigen kunstvorm tot autonoom leven.

Wat kun je dan als armzalig besprekerken nog zeggen? Zeggen dat het tien jaar samenbalt, en meer nog dan dat? Zeggen dat dit voor mij begon in 2015 en dwars doorheen 2025 heen voortleeft tot geeneind? Zeggen im Sein des Seienden geschieht das Nichten des Nichts? Zeggen de eieren van Gog zullen omarmd worden? Zeggen als je een gedicht kan parafraseren is het geen gedicht? (maar geen gedicht is ook een gedicht en alles overal) Of eenvoudigweg zeggen:

lees deze bundel!

Recensie van Tim Donker

Douglas Kearney I Imagine I Been Science Fiction Always

I Imagine I Been Science Fiction Always

  • Auteur: Douglas Kearney (Verenigde Staten)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Wave Books
  • Verschijnt: 8 april 2025
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 25,95
  • Boek bestellen bij: Amazon

Flaptekst van de bundel van de Amerikaanse dichter Douglas Kearney

On the heels of Sho (winner, Griffin Poetry Prize) and Optic Subwoof (Pegasus Award in Poetry Criticism), Douglas Kearney’s visual poetry masterpiece, I Imagine I Been Science Fiction Always, pushes further into Kearney’s long-time practices of performance typography, collaging pre-existing media sources to create singular, multiplicitous texts that defy neat categorization. Through AfroFuturistic exploration of these techniques, Kearney presents a sustained consideration of precarious Black subjectivity, cultural production as self-defense, the transhistoric emancipatory logics of the preposition over, Anarcho-Black temporal disruption, and seriocomic meditations on the material and metaphysical nature of shadow. Engaging a rich history of visual poetics, I Imagine I Been Science Fiction Always almost predicts its endurance as a visionary work of genius.

Douglas Kearney was born in 1974 in the United States. He has published nine books ranging from poetry to essays to libretti. His most recent poetry book is I Imagine I Been Science Fiction Always, a collection of visual poetry. He is also the author of a collection of talks he presented for the Bagley Wright Lecture Series titled Optic Subwoof (Wave Books, 2022). His poetry collection, Sho (Wave Books, 2021), is a Griffin Poetry Prize and Minnesota Book Award winner, and a National Book Award, Pen America, Hurston/Wright, Kingsley Tufts, and Big Other Book Award finalist. He is the 2021 recipient of OPERA America’s Campbell Opera Librettist Prize, created and generously funded by librettist/lyricist Mark Campbell. Kearney is a 2022 McKnight Writing Fellow. A Whiting Writer’s and Foundation for Contemporary Arts Cy Twombly awardee with residencies/fellowships from Cave Canem, The Rauschenberg Foundation, and others, he teaches Creative Writing at the University of Minnesota–Twin Cities.

Bijpassende boeken en informatie

Victor Gijsbers – Oneindigheid

Victor Gijsbers Oneindigheid recensie en informatie boek en filosofische gids van de Nederlandse filosoof. Op  30 september 2025 verschijnt bij Boom Uitgevers het nieuwe boek van Victor Gijsbers. Hier lees je informatie over de inhoud van het filosofieboek, de auteur en over de uitgave.

Victor Gijsbers Oneindigheid recensie van Tim Donker

Of dat de bel gaat, en dat Boele voor de deur staat, die je kollega is uit een ander gebied maar die nu hier loopt, in jouw straat, jouw hoogsteigen straat, die niet de vorige straat is, waar hij trouwens ook gelopen heeft, hij volgt je spoor terug, nee heen, de nieuwe straat met een watertje en een bruggetje erover, wie was het weer die zo graag een bruggetje voor de deur zou hebben, het was geloof ik zomaar iemand, iemand op straat, niet deze straat, de straat waar je nu woont, de straat met het watertje en het bruggetje, de straat waar Boele nu staat met een pakje in zijn hand, het is voor jou, waarom belt hij daarvoor aan, het is niet zoon heel erg groot pakje, het had met gemak door de brievenbus gepast, misschien wil hij even een praatje maken, maar als je dan een praatje begint loopt hij al snel weer verder, hij heeft ook post voor de buren, en voor de buren van de buren, misschien was het geen goed praatje, denk je, het ging over politiek, iets met een zaag, dat vond hij niet goed, je gaat terug, naar de keuken, je was al aan het koken, zou hij hebben gezien dat je daar de hele tijd met een bol knoflook in je hand gestaan hebt?, en later, als het pruttelt, dit moet goed pruttelen, dit moet lang pruttelen, denk je, later dus, tijdens het pruttelen, open je dat pakje dat veel kleiner was dan je gedacht had.

Victor Gijsbers komt af met een boek over de oneindigheid en ik had het veel lijviger verwacht ja. Ik dacht dat gaat vast hardkaft zijn, en minimaal achthonderd pagina’s ofzo, de oneindigheid is groot maar boeken moeten ergens eindigen. Gijsbers al na 238 pagina’s. Ja. Ik weet. Die specificaties kun je allemaal zien als je een boek bestelt maar het ding is, filosofie bestel ik bijna altijd in een opwelling. Literatuur niet. Of een roman of een dichtbundel dik of dun is kan me soms net dat essentiële vertellen dat me over de streep trekt of erachter houdt, dan is ook schrijfstijl van belang, dan doe ik mijn voorwerk, grondig, niet altijd grondig genoeg, maar grondiger steeds, doch dit kwam langs in de nieuwsbrief van Boom Filosofie, en via een linkje las ik een stukje uit de inleiding en dat ging over kinderen en een keukentafel. Hoe er niet een uiterste getal is tot waar een mens kan tellen omdat je bij elk getal weer een getal kan optellen om tot bij het volgende getal te komen. Dat vond ik mooi. Als mens. Als vader. Mijn mooie lieve grappige wijze tienjarige dochter had die week net wat filosofie voorgeschoteld gekregen op school, een vraag was geweest of nergens ergens is (of nergens misschien), ik was in die stemming, in die stemming van kinderen, keukentafel en filosofie, en ik bestelde dus, een boek dat dunner uitpakte dat ik vantevoren bedacht had.

Gijsbers kwam als student natuurkunde met filosofie in aanraking; zodus hoeft het geen verwondering te wekken dat hij (ook) een wiskundig licht over de oneindigheid laat schijnen. Misschien ben ik bezig aan de volstrekt tegengestelde beweging. Ik liet de exacte vakken zo snel mogelijk vallen, kwam al de allereerste les wiskunde in het allereerste jaar op de mavo niet goed mee; natuurkunde en scheikunde kwamen achterop als nog grotere verschikkingen, het moest alles het raam uit, en wel zo snel mogelijk, ik hield, denk ik, teveel van nadenken, waardoor ik niks kon met vakken die voor het grootste gedeelte bestonden uit aannemen, aannemen dat het zo is, met deze getallen, deze natuurwetten, deze samenstellingen van deze vloeistoffen, maar eigenlijk was ik ook al geen echte alfa want aan rijen woordjes leren had ik om dezelfde reden een al even grote hekel terwijl mijn taalbegrip doorgaans goed in orde was, zoals keer na keer bij luistertoetsen en tekstverklaring wel bleek. Maar toen ik later in filosofie geïnteresseerd raakte, begonnen de hardere wetenschappen me al wat meer te trekken. Als iets wat ook een venster op de wereld kan zijn. Of verdere (filosofische) overpeinzing behoeft.

Waarom zou je niet het oneindige wiskundig benaderen, bijvoorbeeld? Is wat Gijsbers doet, in een hoofdstuk, en hiermee biedt hij de mens die maar twee jaar wiskunde heeft gehad, op de mavo dan nog, een verrassend bruikbaar handvat in de filosofie van het oneindige. Kardinaalgetallen, ordinaalgetallen, het was allemaal nieuw voor mij, en het was lang niet zo dor als ik bij aanvang vreesde; die Georg Cantor leek me eigenlijk best een boeiende figuur, Ω, en een symbool voor oneindigheid dat niet op deze computer zit maar het is niet de lemniscaat (die zit er wel op); de verzamelingenleer als droste-effect: hoe je nooit alle verzamelingen in een verzameling kunt stoppen want dan maak je een nieuwe verzameling en heb je dus niet alle verzamelingen in je verzameling. Aardigheidjes. Akkoord. Maar wel boeiende aardigheidjes. Een manier van zien die inderdaad van enige hulp kan zijn bij het filosoferen over oneindigheid met kinderen. Wat ik niet dagelijks doe. Maar ineens kon ik wiskunde gaan zien als iets dat in zichzelf oneindig is, waar ik het altijd als statisch had gezien, misschien kun je zoeven, langs al die getallen, waar nooit een einde aan komt, maar dan haalt Gijsbers in het navolgende hoofdstuk even fijntjes Wittgenstein aan die gezeid haadt dat wiskunde van menselijke makelij is en dat je er niks in kunt vinden dat er niet door mensen is ingestopt en je het dus juist niet moet zien als een eindeloos te exploreren terrein.

Al moet een mens wel iets met het gegeven dat in het oneindige het eindige nooit bereikt kan worden.

Je kunt aannemen dat het universum oneindig is, en daar steekhoudende argumenten voor geven.
Je kunt aannemen dat het universum eindig is, en daar steekhoudende argumenten voor geven,
Je kunt steekhoudende argumenten bedenken voor de (on)eindigheid van de tijd, je kunt het met Zeno eens zijn en menen dat Achilles de schildpad nooit kan inhalen omdat hij daarvoor een oneindige reeks handelingen moet voltooien en het voltooien van een oneindige reeks handelingen is onmogelijk. Je kunt duizelen bij oneindig grote getallen of je kunt Wittgenstein volgen en tot de conclusie komen dat je die duizeling alleen maar jezelf aan doet. Je kunt met Louis Blanqui menen dat een oneindig groot universum dat is samengesteld uit een eindige hoeveelheid stabiele atomen uiteindelijk wel in herhaling moet vallen zodat de kans zeer groot is dat er ergens in dat oneindige universum zich nog meer werelden bevinden zoals deze, met daarop mensen zoals wij, en misschien zelfs wel onze exacte dubbelgangers. Je kunt het met Quentin Smith eens zijn dat al onze handelingen zonder waarde zijn omdat geen enkele individuele handeling iets toevoegt (of afdoet) aan de totale hoeveelheid waarde in een oneindig groot universum, zeker niet als zich er in dat universum meerdere werelden bevinden met daarop mensen zoals wij, handelingen verrichtend zoals wij ze verrichten. Je kunt je daardoor laten verlammen. Je kunt niets doen. Je kunt wel alles willen doen. Wat moet je doen met zoveel oneindigheid, die je ook nog eens op schier oneindig veel manieren kunt benaderen.

Je helemaal in jezelf keren, alles niet groter maken dan je allerzelfste zelf groot is?

Gijsbers meent van niet. Hij haalt de ervaringsmachine van Robert Nozick erbij. Stel je voor dat je je hele leven in een machine zou kunnen slijten. Die machine tovert voor jou persoonlijk een prachtig en succesvol leven tevoorschijn. Je hebt een moje partner, je bent intelligent, je schijft een boek dat goed ontvangen wordt, misschien krijg je nog wel de nobelprijs voor de literatuur, en passant breng je wereldvrede, je bent een gevierd en geliefd mens. Je zou nooit weten dat het maar een virtueel leven is en dat je in werkelijkheid al je jaren in een machine hebt gezeten. Zou je willen? Of zou je niet willen? Nozick meent van niet, en Gijsbers valt hem daarin bij. Het zou immers niet echt zijn, en alles wat niet echt is, heeft geen waarde. Ik vraag me af of deze filosofen gelijk hebben in hun oordeel dat de meeste mensen nee zouden zeggen tegen een leven in de ervaringsmachine. Om te beginnen, leven we in zekere zin allemaal al in een ervaringsmachine. Ik doel hiermee niet op de idee dat we zomaar figuranten zouden kunnen zijn in de droom van een godheid of dat soort debiliteiten, of dat we nooit volledig kunnen uitsluiten dat heel het leven maar een door een demon bewerkstelligde hallucinatie is. Ik bedoel dat er geen ander “echt” is dan het “echt” in onze kop, en dat er geen toegang is voor ons mensen tot de buitenkopse werkelijkheid. Wat “alleen” maar in je kop gebeurt is niet perse onechter dan wat zich ook nog ergens daarbuiten bevindt (als Ding an sich ofzo, weetikveel). Bovendien valt de keuze tussen een “echt” leven vol armoede, uitzichtloze baantjes, eenzaamheid en vernedering (wat dat soort levens bestaat ook, Gijsbers) en een “louter” virtueel leven vol rijkdom, succes, liefde en lof misschien niet per se altijd in het voordeel van dat eerste uit. In een hierop gelijkend gedachte-experiment komt Gijsbers met de idee dat je bespot en uitgelachen wordt door je kollega’s – maar alleen maar achter je rug. Ze vinden je zielig, belachelijk, sneu en steken de draak met je maar ze vinden je zo zielig dat ze je hier nooit iets van laten blijken, en in je gezicht doen ze alleen maar aardig tegen je. Ook dit soort aardigheid zouden mensen afwijzen, meent Gijsbers want diene mens is klaarblijkelijk geobsedeerd door oprechtheid. Tsja. Als je er vlak voor je dood achter zou komen dat al het vriendelijks en moois en liefs dat je ooit op je levensweg ontmoet had allemaal maar nep was, zou dat nogal een schok zijn denk ik. Maar dan bedoel ik alles, ook wat je dacht te betekenen voor geliefden en vrienden en familie. Bepaalde categorieën mensen echter, en dit moge materialistisch klinken maar ik denk dat het zo is, hebben voornamelijk (of misschien zelfs alleen maar) instrumentele waarde voor elkaar. Kollega’s. Buren. Kennissen. Ze hoeven me niet echt te mogen. Als ze doen alsof is dat goed genoeg. Van kollega’s wil ik alleen maar dat ze bereid zouden zijn eens een keer een dienst van me over te nemen. Bij buren wil ik een ei kunnen lenen. En met kennissen een oppervlakkig nikspraatje maken als ik bij de slager op mijn beurt sta te wachten. Dieper dan dat kan de band wel gaan, maar dat hoeft niet. Oprechtheid en echtheid zijn niet altijd van richtinggevende waarde. Zelfs niet als we zoeken naar wat nog telt in het aangezicht van de oneindigheid.

Misschien wordt Gijsbers hier een beetje te prekerig?

Hij doorzoekt zelfgerichtheid nog wat verder. De miljonair op zijn jacht, bijvoorbeeld. Dat noemt Gijsbers obsceen. Omdat het bestaat “in een wereld waarin andere mensen geen schoon drinkwater, medicijnen of menstruatieproducten kunnen betalen” (het laatste lid in die opsomming vond ik een opvallende). In zichzelf een rake observatie, maar hoeveel rijkdom is precies obsceen wanneer je weet dat er ook mensen zijn die op een bankje in het park moeten slapen? Een kollega van mij vindt het onethisch om in een heel groot huis te wonen in tijden van woningnood. Wanneer is je huis te groot? Wanneer heb je teveel? Een jacht is klaarblijkelijk teveel ten overstaan van de armoede die ook in deze wereld bestaat. Om de hand in eigen boezem te steken: ik heb heel erg veel, echt wel heel erg veel, boeken. Goed, een deel ervan werd me ongevraagd op mijn recenseertafel geworpen, maar een niet onaanzienlijk deel kocht en bestelde ik zelf. Ten aanzien van mijn cd-verzameling is het nog erger: slechts een verwaarloosbaar klein deel kwam voort uit mijn roemruchte verleden als marginaal muziekrecensentje en al die zovele, zo heel erg veel vele andere cd’s kocht ik allemaal helemaal zelf. Is dat net zo obsceen als dat jacht? Wanneer moet je beschaamd zijn om wat je hebt? Gijsbers laat die vraag onbeantwoord. Maar duidelijk is wel dat hij de mensen hun besloten wereldje uit wil hebben.

Alles veil hebben voor je land dan? Nationalisme blijkt ook afkeurenswaardig. Ik weet niet of het wenselijk is om je politieke mening naar voren te brengen in een filosofisch werk, en zeker niet als het zo’n obligate mening is, maar iets over Gijsbers overpeinzingen ten aanzien van nationalisme wil ik wel kwijt. Volgens hem leidt nationalisme per definitie tot een soort van obscurantisme omdat nationalisten niet willen horen dat onze rijkdom gedeeltelijk is gebaseerd op een slavernijverleden. Je bent niet alleen maar een nationalist, je bent een extreem domme nationalist (voor zover al geen pleonasme) als je denkt dat de wereld voorbij je landsgrenzen ophoudt te bestaan. Zouden nationalisten al het kwaad dat hun land een ander land heeft aangedaan nu werkelijk ontkennen? Of zouden nationalisten sociaal-darwinisten zijn (dat zou me niet verbazen), en menen dat sommige naties andere naties mogen uitbuiten, dat het volstrekt in orde is met de wetten der natuur als de zogenaamd “moedige”, “avontuurlijke”, “ondernemende”, schepen bouwende volkeren parasiteren op andere? Het lijkt me een denkfout dat wie iets of iemand lief heeft de ogen sluit voor de slechte eigenschappen daarvan. Ik kan het geklier van mijn eigen kinderen in elk geval veel beter hebben dat het geklier van andere kinderen. Ik meen serieus dat mijn kinderen leuker, grappiger en intelligenter klieren dan alle andere kinderen.

Maar bij familie mag het ook niet stoppen van Gijsbers. Hij wijst de lezers in de richting van de potentiële oneindigheid. Er zijn altijd meer mensen te spreken, meer verhalen te horen, meer boeken te lezen, meer dingen te leren, meer zaken te ontdekken.

Diene mens zijn moeder schijnt over zijn hoofdstuk over het eeuwige leven gezegd te hebben dat dat duidelijk geschreven is door iemand die nog jong is. Hoewel Gijsbers maar negen jaar jonger is dan ik, komt gans zijn boek een beetje op mij over als “geschreven door iemand die nog jong is”. Zijn pleidooi tegen nihilisme, en voor “potentiële oneindigheid”, duiden niet alleen op een bevoorrechte, zeg “zeven vinkjes”-, positie (hier is duidelijk iemand aan het woord die schrijft, en leest, en intelligent is en goed in staat tot reflectie, omgeven wordt door academici of in ieder geval wat men “intellectuelen” pleegt te noemen; iemand die zich niet dag na dag hoeft af te beulen in één of andere fabriek en bij thuiskomst te moe is voor iets anders dan de maaltijd en wat SBS6 voor het bed alweer lonkt) maar ook op een bepaalde “jongheid van geest”. Ofwel: waartoe Gijsbers aan het einde op lijkt te roepen, werkt vooral voor wie nog niet blasé is (het leven brengt ons allemaal daar, vroeger of later) (hoewel, mijn opa is na zijn pensioen bij de Nederlandse Spoorwegen nog Russisch gaan studeren). Want dat de “potentiële oneindigheid” niet alleen kan enthousiasmeren maar evengoed een verlammende werking kan hebben, ontdekte ik reeds in de puberteit. Ik was in die dagen een metaalhoofd, als je dat zo kan zeggen. Toen ik als achtjarige in het bruiner dan bruine café waar mijn tante werkte de liveversie van Lola van The Kinks hoorde, was ik voor de rest van mijn leven (dacht ik toen) verkocht voor rock. Harde rock. Steeds hardere rock. Tot ik op mijn vijftiende of zestiende grindcore ontdekte. De elpee From enslavement to obliteration van Napalm Death leek me de allerextreemste elpee te zijn ooit gemaakt, en die moest ik hebben. En even later had ik hem. En ik was trots. Ik had hem. De hardste, bizarste, idiootste plaat die maar bestond. De zanger leek op een gekooid dier, de gitaren bruisten onophoudelijk uit de speakers en de drummer brak alle snelheidsrecords. En dat stond gewoon in mijn platenverzameling. Op mijn kamer. Dat had ik, dat luisterde ik, dat was in mijn bezit. Tot een klasgenoot een paar weken later naar me toe kwam met op zijn walkman een bandje met daarop wat liedjes van Sore Throat. In de Aardschok besproken als de band die Napalm Death liet klinken als een huisorkestje. Dat moest ik horen, vond die klasgenoot, en of ik wilde of niet: hij liet het me horen. En inderdaad. Het was nog net een tikje gestoorder, een tikje heftiger, een tikje extremer dan From enslavement to obliteration. Allicht dacht ik er toen niet in die termen over na, maar ik denk dat dit mijn eerste gewaarwording van de potentiële oneindigheid moet zijn geweest. Er was helemaal geen allerextreemste plaat ooit gemaakt, en die zou er ook nooit zijn. Het kon altijd wel nóg een tandje extremer. Was dit geworden van mijn liefde voor (rock)muziek? Een jacht naar de ultiem extreme plaat, een jacht die nooit zou eindigen? Daar en dan, op het schoolplein, hield ik op een metaalhoofd te zijn. Van lieverlee omarmde ik elke muziekstijl, iets wat ik nog steeds doe. Waarmee gezegd wil zijn dat het potentieel oneindige ook een eindigende uitwerking kan hebben (maar wat enerzijds eindigt, opent anderzijds nieuwe deuren dus).

En daar komt nog iets bij. In het geval van bovengenoemde extreme platen zijn de verschillen tussen de ene allerextreemste plaat en de volgende nog-net-iets-extremere plaat miniem. Bij Sore Throat, b’voorbeeld, viel eigenlijk vooral de zang op die iets gestoorder leek te zijn dan bij Napalm Death. Maar hoe anders is dat bij het leven met de potentiële oneindigheid zoals Gijsbers dat voorstelt? Ja, er zijn altijd meer mensen te ontmoeten, meer boeken te lezen, meer dingen te zien, er is altijd meer kennis te verwerven, er is altijd een volgende grens tot waar je verstaanshorizon kan worden opgeschoven. Maar de verschillen tussen wat je al kende en wat er nog bij komt, worden wel steeds kleiner totdat het “altijd nog meer” niet meer is dan oude wijn in nieuwe zakken. Tot een bepaalde leeftijd kan het potentieel oneindige erg inspireren, maar er kan ook een moment komen waarop je je schouders zult ophalen bij de gedachte aan alles wat er nog te ontdekken, te kennenleren, te vernemen, te zien valt.

“Oneindigheid. Een filosofische gids” zal dan ook wel het interessantst zijn voor een wat jonger publiek. Bij mij rees na lezing één vraag: hoe zou Gijsbers dit onderwerp benaderen als hij zestig is, of zeventig? Ik stel een deel twee voor, Gijsbers, door jou te schrijven over twintig jaar jaar. Dat boek zou namelijk wel eens briljant kunnen worden.

Victor Gijsbers Oneindigheid

Oneindigheid

Een filosofische gids

  • Auteur: Victor Gijsbers (Nederland)
  • Soort boek: filosofieboek
  • Uitgever: Boom Uitgevers
  • Verschijnt: 30 september 2025
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,90 / € 19,90
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Victor Gijsbers de Nederlandse filosoof

Prikkelende verkenning van het oneindige – en verder.

Het oneindige is grenzeloos fascinerend. Als eindige wezens zullen we het oneindige nooit volledig kunnen vatten. Toch duikt het onderwerp telkens opnieuw op in de filosofie – we kunnen er kennelijk ook niet aan ontkomen. Filosoof Victor Gijsbers leidt de lezer langs de belangrijkste vragen over het oneindige in de wiskunde, de natuur, de werkelijkheid en het menselijk leven.

Via Aristoteles, Descartes, Nietzsche en Wittgenstein leren we hoe de mens het oneindige heeft proberen te temmen, of juist als God boven zich heeft gesteld. Aan het eind van de reis komen we uit bij Kant, die de eindige mens zag als maatgever van de werkelijkheid – maar een maatgever met een opdracht die hij nooit kan voltooien. Door na te denken over de oneindigheid zien we zowel de meest inspirerende als de meest tragische kant van het menszijn.

Victor Gijsbers is geboren in 1982. Hij studeerde natuurkunde en filosofie in Utrecht en is werkzaam als filosoof aan de universiteit Leiden. Eerder publiceerde hij bij Boom een vertaling van Wittgensteins Tractatus.

Bijpassende boeken

Eva Vriend – De waterzoon

Eva Vriend De waterzoon recensie en informatie boek over Jac. P. Thijsse, zijn zoon Jo en onze verhouding tot de natuur. Op 23 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Atlas Contact het boek van Eva Vriend en essay voor de Maand van de Geschiedenis, over Jac. P. Thijsse en zijn zoon Jo Thijsse. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Eva Vriend De waterzoon recensie

In het kader van de maand van de geschiedenis heeft Eva Vriend dit essay geschreven over de Jac. P. Thijsse, de schrijver van de door miljoenen Nederlanders gelezen Verkade albums en de man die de natuurbescherming in Nederland op de kaart zette en zijn zoon Jo die als waterbouwkundige een zeer belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de Afsluitdijk en de plannen voor de Deltawerken.

Eva Vriend moest zich in dit boekje van slechts zo’n 60 pagina’s duidelijk beperkingen opleggen. Desondanks is het gelukt om een mooi portret te schetsen van een vader en zoon die beiden een belangrijke rol speelden in Nederland. Centraal in het boekje staat de tegenstelling tussen vader, de natuurbeschermer en de zoon die vooral werkte aan de versterking van Nederland in de strijd tegen het water.

Een tegenstelling die er zeker was om dat natuur en bescherming van het land zo nu en dan op gespannen voet met elkaar stonden. Maar desondanks stonden vader en zoon elkaar niet naar het leven, sterker nog beide mannen waren in staat om over hun eigen schaduw heen te stappen.

Doordat het boek slechts een beperkte omvang heeft, heb je wel het gevoel dat er een familieverhaal achter schuil gaat dat het verdient om uitgebreider en in meer detail verteld te worden. Wellicht een klus die Eva Vriend nog aan zal gaan en anders ligt het schrijven van de dubbelbiografie van vader en zoon Thijsse te wachten op een ieder die deze klus wil klaren. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Eva Vriend De waterzoon

De waterzoon

Jac. P. Thijsse, zijn zoon en onze verhouding tot de natuur

  • Auteur: Eva Vriend (Nederland)
  • Soort boek: familiegeschiedenis
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 23 september 2025
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook/ luisterboek
  • Prijs: € 7,99 / € 7,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst boek van Eva Vriend over Jac. P. Thijsse en zijn zoon

Essay maand van de geschiedenis 2025, met als thema: natuurlijk.

In hoeverre mogen we ingrijpen in de natuur? Die vraag loopt als een rode draad door de familiegeschiedenis van Jac. P. Thijsse. In zijn populaire Verkade-albums leerde hij Nederland begin vorige eeuw om de natuur te koesteren. Zijn zoon Jo Thijsse keek anders naar zijn omgeving: hij werd de wetenschappelijke man achter de Afsluitdijk en de Deltawerken.

Aan de hand van de levens van vader en zoon Thijsse onderzoekt Eva Vriend in dit essay de grenzen van maakbaarheid. ‘De waterzoon’ laat zien hoe onze verhouding tot de natuur steeds opnieuw verandert. Zo biedt dit onbekende verhaal, juist in tijden van stikstofproblemen, afnemende biodiversiteit en klimaatcrisis, een verrassend historisch perspectief op actuele vragen.

Eva Vriend is geboren in 1973 in de Noordoostpolder. Ze is historicus en schrijver. Ze groeide op in de Noordoostpolder. Haar bestseller Het nieuwe land (2013), over de ontstaansgeschiedenis van Flevoland, werd genomineerd voor de Brusseprijs en de Libris Geschiedenis Prijs. In 2015 verscheen De helpende hand. In 2020 verscheen Eens ging de zee hier tekeer (∗∗∗∗). De laatste twee boeken stonden op de shortlist van de Libris Geschiedenis Prijs en werden ook als tv-serie uitgezonden. In 2024 verscheen haar boek over het voormalige eiland schokland, Het eiland van Anna.

Bijpassende boeken

Dik van der Meulen Meester in het paradijs recensieDik van der Meulen (Nederland) – Meester in het paradijs
Jac. P. Thijsse en het landschap
biografie
Uitgever: Querido
Verschijnt: 12 november 2025

Rinske Bouwman – Korstmos

Rinske Bouwman Korstmos recensie en informatie over de inhoud van de tweede roman van de Nederlandse schrijfster en theatermaker. Op 23 september 2025 verschijnt bij Uitgeverij Orlando de nieuwe roman van Rinske Bouwman, de uit Nederland afkomstige schrijfster.

Rinske Bouwman Korstmos recensie van Tim Donker

Je dacht dat wij het waren. Maar we waren het allemaal.

Want als ze je met het mes op je keel komen vragen waar het over gaat, dan zou je misschien zeggen dat het gaat over een buschauffeur die zorgt zijn aan kanker stervende vrouw.

Maar neen. Daar gaat het niet over. Niet echt.

Of wel echt. Maar toch niet.

In ieder geval is Marius, de hoofdpersoon van Korstmos, buschauffeur. Thuis, in de huiskamer, ligt Philo als uitbehandelde kankerpatiënt dood te gaan. Steeds is de verwachting dat ze het volgende jaar niet meer zal halen. Maar steeds weer haalt ze de volgende jaren, en ook de daarop volgende. Ooit was ze niet ziek, toen waren Philo en Marius gewoon man en vrouw in plaats van zieke en verzorger, en in die dagen ontwikkelde Philo computerspellen. Hoe heet dat. Ze weet veel van computers en internet, en om haar man zich meer te laten voelen dan buschauffeur en verpleger tipt ze hem The Otherworld. Een spel op internet, waarin je een alternatief leven kan leiden. Het spel bevalt Marius. Het bevalt hem zeer. Hij organiseert er feesten op een eiland, feitelijk besloten feesten al wordt die beslotenheid steeds opener. Daarnaast fokt hij tijgers. Die kunnen andere bezoekers van The Otherworld dan houden als afgerichte huisdieren. Hij leert mensen kennen. Liv bijvoorbeeld, die in het werkelijke leven ergens in Leeds woont en waarmee Marius in The Otherworld trouwt. En andere mensen. Vrienden van Liv, bezoekers van zijn feesten. Gaandeweg wordt The Otherworld meer en meer een parallelle wereld, een bestaan naast zijn andere bestaan.

Zoals in haar debuutroman, Een soort eelt, laveert Bouwman ergens tussen alledaags en uniek. Kanker bestaat. Buschauffeurs bestaan. Doodgaan bestaat. Internet bestaat. En ik ken er niet zoveel van, maar spellen als The Otherworld zullen ook wel bestaan.

Al heeft niet iedereen een stervende vrouw in huis, of een spel waarin hij tijgers fokt.

Maar in handen van Bouwman wordt het alledaagse surreëel. En het surreële juist weer heel, euh, alledaags.

Want Marius praat telepathisch met dieren. In ieder geval voert hij in gedachten hele gesprekken met een merel, een mier, een schaap, een egel, of met Ruud, hun kat. Tegen dat er een tijger opduikt in het huis waar Marius en Philo wonen kijkt de lezer daar eigenlijk al niet echt meer van op. Het dier gaat ook mee op de bus, zit in een kuipstoeltje, ach, eigenlijk heel normaal. Niemand ziet de tijger behalve Marius. Of. Nee. Misschien. Toch.

Eerst dacht ik dat Marius de tijger had meegenomen uit The Otherworld. Dat het iets zei over virtuele werelden en echte werelden, en dat die niet zo makkelijk te scheiden zijn als wel aangenomen wordt. Dat je iets meeneemt uit wat (of wie) je “slechts” “online” kent, en dat uiteindelijk ook je gewone (je “offline”) (?) bestaan beïnvloedt. Maar later wordt in het boek zelf gesuggereerd dat de tijger staat voor rouw. Dat Marius eigenlijk al jaren afscheid aan het nemen is van Philo. Maar Philo blijft hier, jaar na jaar, waardoor zijn rouw ergens blijft steken (en materialiseert als tijger) (ook dat is doodnormaal in een boek van Bouwman) (veranderde er in Een soort eelt niet iemand stukje bij beetje in een yak?). En dan volgt er ten aanzien van de tijger vrijwel op het einde nog een onthulling die de “gematerialiseerde rouw”-lezing weer enigszins op losse schroeven zet.

Want hoe zeg je dat? Ja, ik weet hoe ik het zou kunnen zeggen. Ik zou hier en nu een achterlijkheid als “Niets is wat het lijkt bij Rinske Bouwman” uit het klavier van mijn kompjoetur kunnen rammen. Maar dat is zo’n afgrijselijke dooddoener dat niemand dat nog serieus neemt. Soms is taal stuk gebruikt. Dan is de betekenis ervan versleten. Maar je kunt in dit boek diverse malen peinzen dat je wel zo’n beetje weet hoe het zit, en dan blijkt het bladzijden later toch vooral niet zo te zitten.

Zelfs het achterplat is wat mij betreft abuis (of “zelfs”, een achterplat slaat wel vaker de plank mis). Er ontstaan niet per se “barstjes in de evenwichtige symbiose tussen Marius en Philo”. Maar ze zijn al tijden niet meer op dezelfde bladzijde. Marius verzorgt iemand met een terminale ziekte. Hij is de sterke, de gevende, de geduldige, degene die nooit iets voor zichzelf mag vragen, die in geen jaren meer een gelijkwaardige partner kan zien in zijn vrouw. Philo is degene die doodgaat, opgegeven is, steeds minder zelfstandig kan, alle hulp in grote dankbaarheid dient te aanvaarden, voor haar verjaardagen alleen nog maar doe-dingen krijgt als een saunabon of een ui (dan staat dan voor “een uitje”) (ja) want waarom zou je een stervende nog iets blijvends geven? Dat zijn zulke verschillende posities dat het evenwicht vanzelf een beetje zoek raakt. Maar wie er “eigenlijk” de overlever is, en wie de vegeterende is nog niet eens zo zeker.

Dat is Bouwmans kracht.

Eerst verdacht ik haar nog wel van mooischrijverij. Aan het begin van het boek zit een scene waarin de “kamera”, als ik dat zou mag noemen, of, zeg, haar pen, zich langzaamaan terugtrekt uit het huis van Philo en Marius en op straat belandt waar een klein meisje met chocomel in haar rugzak huilt bij het zien van een dode duif in de goot. Waarom dat meisje, waarom die chocomel, waarom die duif, hier begint het larmoyant te worden dacht ik, moeten er nou zoveel mogelijk tere beelden bij elkaar gepropt worden, is dat er niet een beetje over, is dat niet een beetje als ingetogen pianomuziek bij een verdrietige scene in een film, voor wie nog niet begrepen had dat het allemaal heel erg droevig is: hier is de muziek (in dit geval in de vorm van een dode duif). Maar het meisje krijgt een rolletje in het boek, weliswaar een verwaarloosbaar bijrolletje dat met een heel dun flintertje aan de verhaallijn van Philo en Marius vastgeplakt zit maar dat maakt niet uit, fragementarisme is alleen maar mooi, brokstukken van verschillende levens overal.

Verschillende levens ja.
Want nu heb ik u waar ik u hebben wil.
Ik dacht dat wij het waren maar we waren het allemaal.

Hoe bijzonder het leven van Philo en Marius ook is, het is ook het uwe.
Waarheen het gaat enzo. Allemaal richting de dood toch? Het lijkt een beetje flauw om mee af te komen maar de stervende Philo die maar niet sterft deed me denken aan de woorden die Frank Zappa sprak tegen een journalist die hem opbelde om te vragen of zijn ziekte terminaal was: “Alles is terminaal!”. Of dan Marius. Die niet echt op de bus wilde werken, het is maar tijdelijk, het is maar voor nu, hij kan anders, hij kan meer, niet dat hij het niet prettig vind op de bus, nee, integendeel zelfs, maar het is toch maar voor even. Bekend? Misschien wel, toch? Je dacht dat het alleen maar voor erbij was, een tijdje, je was zzp’er, je was een eigen bedrijfje aan het oprichten, het ging nog niet zo florissant alleen en je had er even een tijdelijke vaste inkomstenstroom bij nodig om te kunnen opstarten, jajaja, en voor je het weet werk je ineens 22 jaar bij de post en is dat hele eigen bedrijfje nergens meer. Of buschauffeur dus. Je dacht dat jullie het waren maar jullie waren het allemaal. In de gesprekken die Marius met de dieren voert, gaat het ook nogal eens over hoe je je leven moet inrichten. Er is een schaap dat een pleidooi houdt voor radikaal kollektivisme; een egel houdt een pleidooi voor radikaal individualisme. Een mier zit daar een beetje tussenin. Hij vertelt Marius een moje legende die onder mieren leeft: de eeuwige cirkel. Mieren die mieren achterna lopen, niemand weet alleen dat er geen voorste meer is en dat ze elkaar in een gigantische cirkel achterna blijven lopen. Dat verwoordt wel vrij kernachtig mijn angst voor elk kollektivisme: niemand denkt nog zelf na wanneer volgzaamheid het grootste goed is geworden. Daar kunt u Claude Lefort nog wel op na lezen. Of René ten Bos. Of Giorgio Agamben. Of Mattias Desmet. Of denk terug aan de van de gele hond gescheten coronajaren: de mensen die toen zeiden dat het totalitarisme niet was geïnstalleerd: dat zijn die mieren (de overheid zei u wanneer u uit werken mocht gaan, de overheid zei u dat uw kinderen niet naar school mochten gaan, de overheid zei u dat ongevaccineerden niet welkom waren in de horeca, de overheid zei u dat u zonder beflap voor uw bakkes geen boodschappen mocht gaan doen – als dat geen totalitarisme is, wat dan wel?).

En zo.
Ja zo inkt Bouwman haar woorden rechtstreeks op, en ook nog wel dwars door uw huid. Ik ging kapot bij de scene waarin Ruud dood ging. Huilen. Maar echt keihard, mijn dochter schrok ervan, wat is er met jou. Was er de hele verdere dag ook nog verdrietig van (zelfs nu ik deze woorden schrijf wellen de tranen wederom in me op). Dat is starkschrijven (wat iets anders is dan mooischrijverij). Of misschien is dat alleen maar mijn hele grote hart voor katten dat opspeelde.

Goed ook dat Bouwman losse eindjes laat. Waar ze zelf staat in de keuzes die de dieren Marius voorleggen, blijft onuitgesproken: Korstmos wordt nergens prekerig. Of uitleggerig. Het meisje met de duiven duikt een paar keer op, en verdwijnt dan weer. Net zoals mensen op The Otherworld, Marius’ virtuele wederhelft Liv voorop. Waar iedereen heen gaat, waar iedereen blijft? Uw gok is zo goed als de mijne. Of “de gedaante”, die ook nog in het boek voorkomt. Een gedaante die door afvalcontainers struint, doorheen straten stombelt. Eerst dacht ik dat het een zwerver was. Toen dacht ik dat het De Dood was die wacht op zijn kans met Philo. Daarna dacht ik dat het misschien stond voor het monsterlijke mombakkes dat Het Leven Zelve niet zelden opzet. Nog weer later dacht ik er niks meer van, en ook dat doet Bouwman goed: de lezer laten meedeinen op de golven van het verhaal. Niet van alles hoef je iets te denken. Niet alles behoeft een of andere verklaring. Niet alles moet logisch zijn. De dingen zijn. Rare dingen, ongrijpbare dingen, of juist het allertriviaalste der dingen. Het is er. Alles is er nog. En zolang het er nog is, is er nog leven.

Korstmos is een bloedmooie roman die mogelijkerwijs sommige petten te boven zal gaan. Maar daar is het goed toeven voor romans: vlak boven sommige petten. Precies daar moet je zien te geraken als schrijver.

Rinske Bouwman Korstmos

Korstmos

  • Auteur: Rinske Bouwman (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Uitgeverij Orlando
  • Verschijnt: 23 september 2025
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de tweede roman van Rinske Bouwman

Marius is buschauffeur, beginnend vogelaar en mantelzorger van zijn vrouw Philo, die al jaren langer leeft dan verwacht. Als game developer tipt ze hem The Otherworld, een online virtuele wereld, waar mensen van over de hele wereld samenkomen en zichzelf kunnen zijn, of juist helemaal niet.

In The Otherworld koopt Marius een eiland van pixels en hij begint een diervriendelijke tijgerfokkerij, waar hij elke vrijdagavond een steeds drukker bezocht online feest geeft. Door nieuwe mensen te ontmoeten en een eigen sociaal leven op te bouwen bereidt hij zich zo goed mogelijk voor op een leven na Philo’s dood.

Hoewel ze al jaren samen zijn ontstaan er barstjes in de evenwichtige symbiose tussen Marius en Philo. Marius haalt inspiratie uit de natuur om hem heen. Hij krijgt tips van schapen, mieren en zijn eigen kat Ruud. Ook een zwaan probeert hem te troosten. Toch wordt de kloof tussen Marius en Philo groter, tot er een tijger in zijn huiskamer staat. Een echte, niet een van pixels.

​Rinske Bouwman is geboren in 1988. Ze is een Utrechtse theatermaker en schrijver. Haar voorstellingen speelden op verschillende festivals en in theaters in Nederland. Haar teksten zijn macaber en humorvol. Vaak is rouw een hoofdthema in haar werk, dat ze met een lichte toon en absurde inslag hoopvol maakt. Een soort eelt, haar debuutroman, verscheen in 2024.

Rinske Bouwman Een soort eelt recensieRinske Bouwman (Nederland) – Een soort eelt
Nederlandse debuutroman
Uitgever: Uitgeverij Orlando
Verschijnt: 11 januari 2024
Tim Donker recensie
Een cadeau voor de bespreker: het beste boek om alle voorgaande boeken mee te vergeten. Dit is een mooi boek. Dit is een poëties boek. Dit is ondanks dat hele grote verdriet een hartverwarmend boek…lees verder >

Bijpassende boeken