Tag archieven: De Arbeiderspers

Frouke Arns – De gelijktijdigheid der dingen

Frouke Arns De gelijktijdigheid der dingen recensie en informatie nieuwe Nederlandse roman. Op 19 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de debuutroman van de Nederlandse schrijfster Frouke Arns.

Frouke Arns De gelijktijdigheid der dingen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De gelijktijdigheid der dingen. Het boek is geschreven door Frouke Arns. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Frouke Arns.

Frouke Arns De gelijktijdigheid der dingen Recensie

De gelijktijdigheid der dingen

  • Schrijfster: Frouke Arns (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse debuutroman
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 19 oktober 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de roman

  • “Een beeldende en warmhartige roman, de landschappen en sferen zijn haast bedwelmend. Van houtkachels en sneeuw op de sparrentakken, naar dadels en koelte zoeken tegen de hitte bij koude muren en een binnenplaats. Echt een heel menselijk boek!” (Jaap Robben)

Flaptekst van de eerste roman van Frouke Arns

Op een barre winternacht steekt de jonge Syrische vluchteling Nizar per fiets de grens over tussen Rusland en Noorwegen. Uitgeput en beroofd van geld en documenten belandt hij in de zorgzame handen van een oude Duitse vrouw, Helena, die als Heimatsvertriebene een teruggetrokken leven leidt aan de rafelrand van Europa. Door de komst van Nizar breekt Helena’s eigen verdrongen levensgeschiedenis stukje bij beetje open en moet zij de keuzes die ze in haar leven maakte onder ogen zien. Frouke Arns vervlecht een oud en nieuw vluchtverhaal tot een verbeeldingsvolle mozaïekroman over vluchten en thuiskomen.

Bijpassende boeken en informatie

Dolores Prato – Daar op het plein is niemand

Dolores Prato Daar op het plein is niemand recensie en informatie Italiaanse roman uit 1980. Op 14 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de roman Giù la piazza, non c’è nessuno van de Italiaanse schrijfster Dolores Prato.

Dolores Prato Daar op het plein is niemand recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Daar op het plein. Het boek is geschreven door Dolores Pratoi. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de roman uit 1980 van de Italiaanse schrijfster Dolores Prato.

Dolores Prato Daar op het plein is niemand Recensie

Daar op het plein is niemand

  • Schrijfster: Dolores Prato (Italië)
  • Soort boek: Italiaanse roman
  • Origineel: Giù la piazza, non c’è nessuno (1980)
  • Nederlandse vertaling: Jan van der Haar
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 14 oktober 2021
  • Omvang: 828 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering van de roman

  • De verteller in deze indrukwekkende Italiaanse roman laat al gelijk in de eerste zin weten dat het leven als een zware last op haar drukt en dat dit vanaf de eerste ademhaling zo geweest is. Schetsmatig in scenes sfeertekeningen en beschrijvingen verhaalt de op het moment van verschijnen in 1980 over haar eigen ongelukkige jeugd en leven. Dolores Prato was toen al 80 jaar. In eerste instantie kwam de roman in sterk verkorte vorm uit, tot verdriet van de schrijfster. Pas in 2009 verscheen de roman voor het eerste in de omvang zoals die bedoeld was door de schrijfster en die nu bijzonder goed in het Nederlands is vertaald door Jan van der Haar. Daar op het plein is niemand moet het niet hebben van een spannende plot. De kracht van de roman is te vinden in de associatieve manier van schrijven en de wijze waarop Dolores Prato haar ervaringen beschrijft. De ene herinnering roep te andere op en zo dwaalt de lezer door het leven van een vrouw waarbij het geluk vaak ver te zoeken was. Ondanks alles is de roman geen klaagzang. Momenten van geluk zijn vooral te vinden bij de beschouwing van dieren en planten. Als je de tijd neemt en meegaat in de sfeer en stijl, raak je meer en meer in de ban van deze roman die langzaam maar zeker volledig onder de huid kruipt. (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗)
  • “In het indrukwekkende Daar op het plein is niemand daalt Dolores Prato (1892-1983) af naar haar eenzame kindertijd, waarin alle dingen bezield lijken” (Emilia Menkveld, de Volkskrant, ∗∗∗∗)

Flaptekst van de roman van Dolores Prato

Daar op het plein is niemand beschrijft naast een vervlogen tijdperk de vroege jeugd van de auteur en haar verpletterende eenzaamheid. Dolores Prato wordt niet gezien. Ze is een onwettig, ongewenst kind dat bij een aristocratische bejaarde nicht en neef van haar moeder wordt opgevoed in Treia (Midden-Italië), waar de neef (‘Nonkeltje’) pastoor is en zich nog het meest om haar bekommert. De Joodse Dolores heeft zelfredzaamheid en zelfspot geleerd en nooit de waaromvraag (van haar verweesd zijn) gesteld. Dit boek is een intrigerend antwoord op het raadsel van het leven, háár leven.

Bijpassende boeken en informatie

Bas Kwakman – Flankhond

Bas Kwakman Flankhond recensie en informatie boek over de geschiedenis van mijn hoofdpijn. Op 2 november 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek van de Nederlandse journalist en schrijver Bas Kwakman.

Bas Kwakman Flankhond recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Flankhond, De geschiedenis van mijn hoofdpijn. Het boek is geschreven door Bas Kwakman . Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek over hoofdpijn, geschreven door Bas Kwakman.

Bas Kwakman Flankhond Recensie

Flankhond

De geschiedenis van mijn hoofdpijn

  • Schrijver: Bas Kwakman (Nederland)
  • Soort boek: journalistieke non-fictie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 2 november 2021
  • Omvang: 264 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Bas Kwakman over hoofdpijn

Bas Kwakman wordt al van jongs af aan regelmatig geveld door chronische hoofdpijn. Pas decennia later is de maat vol en belandt hij ten einde raad in de wondere wereld van bedrijfsartsen, psychologen, acupuncturisten, craniosacraal therapeuten, neurologen, wetenschappers, sjamanen en osteopaten. In afwisselend surreële, schrijnende en onthutsende dagboeknotities is de lezer getuige van de zoektocht naar genezing en naar een manier om lijden om te buigen in scheppen. Die zoektocht voert behalve naar de krochten van de (para)medische wereld ook langs kunstenaars, schrijvers, politici, trustfondshandelaren, criminelen, filosofen en heiligen. En of die weg ergens naar leidt? Voor de lezer gaat het om de weg zelf.

Bijpassende boeken en informatie

Daniel Sherrell – Warmte

Daniel Sherrell Warmte recensie en informatie klimaatboek over volwassen worden aan het einde van onze wereld. Op 9 november 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van Warmth het boek van de Amerikaanse klimaatactivist Daniel Sherril.

Daniel Sherrell Warmte recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Warmte, Volwassen worden aan het einde van onze wereld. Het boek is geschreven door Daniel Sherrell. Daarnaast zijn hiere gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek van de Amerikaanse activist Daniel Sherrell.

Daniel Sherrell Warmte Recensie

Warmte

Volwassen worden aan het einde van onze wereld

Recensie en waardering van het boek

  • “Een tedere brief aan de onzekere toekomst – tegelijk intiem en boos, getergd en dapper.” (Anne Boyer, Pulitzer Prize-winnaar)
  • “Onderzoek één van de meest prangende vragen van onze tijd: wat zijn we de volgende generatie schuldig?” (Jenny Offill)

Flaptekst van het klimaatboek van Daniel Sherrell

In Warmte onderzoekt een jonge schrijver en klimaatactivist uit New York zijn emotionele reactie op de klimaatverandering die onze toekomst overschaduwt (‘het Probleem’). In een lange brief aan zijn nog ongeboren kind verwoordt hij een moeilijk te omschrijven ervaring, die voor velen van ons herkenbaar zal zijn. En hij doet een appèl: alleen door toegang te krijgen tot onze onderdrukte gevoelens van rouw over wat we verliezen, is het mogelijk om uit een staat van verdoving te komen en te doen wat nodig is om de ergste scenario’s te voorkomen. Een eerlijk en inspirerend boek dat ons de ogen opent.

Daniel Sherrel (1990) is coördinator van NY Renews, een coalitie van 130 organisaties die zich inzet om de staat New York 100% duurzaam te maken. Voor dit boek ontving hij diverse prestigieuze beurzen waaronder een Fulbright Scholarship.

Bijpassende boeken en informatie

Guido van Heulendonk – Vrienden van de poëzie

Guido van Heulendonk Vrienden van de poëzie recensie en informatie nieuw boek met verhalen. Op 9 november 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe verhalenbundel van de Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk.

Guido van Heulendonk Vrienden van de poëzie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel Vrienden van de poëzie. Het boek is geschreven door Guido van Heulendonk. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met vier verhalen van de Belgische schrijver Guido van Heulendonk.

Guido van Heulendonk Vrienden van de poëzie Recensie

Vrienden van de poëzie

Vier subtiel met elkaar verbonden lockdown-verhalen

  • Schrijver: Guido van Heulendonk (België)
  • Soort boek: verhalen
  • Uitgever; De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 9 november 2021
  • Omvang: 208 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Guido van Heulendonk

Als de planeet op slot gaat vanwege de wereldwijde corona-uitbraak, implodeert het leven tot de vesting van huis of appartement, die men slechts verlaat om proviand aan te vullen. Vrienden van de poëzie volgt vier mensen die op een dag per mail worden uitgenodigd het isolement te doorbreken met het rondsturen van gedichten. Het zal de verloren wereld herstellen, zo wordt beloofd, het zal de mensen weer dichter bij elkaar brengen. Want daarvoor is poëzie uitgevonden. Om als een virus van mens naar mens te springen, en iedereen aan te steken met de warmte van de verbondenheid. Maar virussen zijn onvoorspelbaar, zullen ook deze vier ‘vrienden’ ondervinden.

Bijpassende boeken en informatie

Ralph Bollmann – Angela Merkel Biografie

Ralph Bollmann Angela Merkel Biografie recensie en informatie. Op 29 september 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de biografie Angela Merkel: Die Kanzlerin und ihre Zeit, geschreven door Ralph Bollmann.

Ralph Bollmann Angela Merkel Biografie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de biografie Angela Merkel, De kanselier en haar tijd. Het boek is geschreven door Ralph Bolmman. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit deze biografie van de bondskanselier van Duitsland, geschreven door Ralph Bollmann.

Ralph Bollmann Angela Merkel Biografie recensie

Angela Merkel

De kanselier en haar tijd

  • Schrijver: Ralph Bollmann (Duitsland)
  • Soort boek: biografie
  • Origineel: Angela Merkel (15 juli 2021)
  • Nederlandse vertaling: Anne Folkertsma, Jantsje Post
  • Verschijnt: 29 september 2021
  • Omvang; 792 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor de biografie

  • “Heel precies en met oog voor detail beschrijft Bollmann de turbulente tijd die Duitsland, Europa en de rest van de wereld afgelopen decennia doormaakten. Zijn boek kan daarom ook als een geschiedenisboek worden gelezen met Merkels persoonlijke en politieke levensverhaal als rode draad.” (Pieternel Gruppen, Trouw)

Flaptekst van de biografie van Angela Merkel

Als Angela Merkel aftreedt als bondskanselier is dat het einde van een tijdperk. Voor velen belichaamt zij democratische waarden in tijden van opkomend populisme en nationalisme. De vele crises tijdens haar ambtstermijn verminderden haar populariteit niet, integendeel: Merkel werd populair als de vrouw die de Duitsers uit de wind hield, hoewel ze hun onwil om te veranderen afkeurde. De brede steun voor haar leiderschap kreeg barsten door het vluchtelingendebat. Met haar besliste optreden in de coronacrisis herwon ze het vertrouwen. Als parlementair verslaggever heeft Ralph Bollmann Merkel van dichtbij geobserveerd. In deze uitgebreide biografie laat hij zien hoe Merkel, geschoold door haar ervaringen in de DDR, geduldig standhield in een vooral door mannen bevolkte politieke arena.

Bijpassende boeken en informatie

Marnix Peeters – De jacht op Ursula Graurock

Marnix Peeters De jacht op Ursula Graurock recensie en informatie nieuwe Vlaamse schelmenroman. Op 12 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe roman van de Vlaamse schrijver Marnix Peeters.

Marnix Peeters De jacht op Ursula Graurock recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de schelmenroman De jacht op Ursula Graurock. Het boek is geschreven door Marnix Peeters. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Belgische schrijver Marnix Peeters.

Marnix Peeters De jacht op Ursula Graurock Recensie

De jacht op Ursula Graurock

  • Schrijver: Marnix Peeters (België)
  • Soort boek: Vlaamse schelmenroman
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 12 oktober 2021
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Marnix Peeters

Woutje Timmermans gaat voor zijn examen journalistiek op zoek naar Ursula Graurock, vermoedelijk CEO van de Bayerische Fleischwerke OHG. Hij krijgt daarbij hulp van de uitgebluste, paranormale nachtwinkeluitbater Cherif Sese Seko. Ook mee op reis gaan Dikke Donnie, die alles over het nazisme weet, en Amananda, belijderes van het spiritistische feminisme. Maar Ursula Graurock is niet wie de zoekers hadden verwacht.

Met zijn burleske roman laat Marnix Peeters een ondergewaardeerd genre herleven: dat van de schelmenroman. Als een hedendaagse Tijl houdt hij ons de uilenspiegel voor en neemt hij de tijdgeest van preutsheid en overdreven politieke correctheid op de hak – in een taal die even sappig is als zijn verhalen.

Bijpassende boeken en informatie

Louise Glück – Averno

Louise Glück Averno recensie en informatie dichtbundel uit 2006 van de winnares van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2020. Op 7 september 2021 verschijnt de Nederlandse vertaling van Averno de bundel met gedichten van de Amerikaanse dichteres Louise Glück.

Louise Glück Averno recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Averno. Het boek is geschreven door Louise Glück. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van deze dichtbundel uit 2006 van de Amerikaanse dichteres en Nobelprijswinnares Louise Glück.

Recensie van Tim Donker

Wie Louise Glück zegt, zegt Raster. Is wat ik dacht. Is wat ik zei. Want Glück, die stond altijd altijd altijd in Raster. Is wat ik dacht. Is wat ik zei. Dus dan. Loop ik naar boven, naar waar ik mijn Rasters bewaar. Ah, daar staan ze, zie ze staan daar. In die kast. Het doet me goed ze daar te zien staan, ik weet niet waarom, maar het doet me heel erg goed al die Rasters daar broederlijk naast elkaar te zien staan. Ze staan er nog. Ik kan ze nog zien, ik kan hun ruggen nog strelen. Het is nummer 125 dat ik zoek. Die index. Die handzame index. Misschien wel het meest ter hand genomen boek uit mijn verzameling. Glück, Louise. Eén vermelding. Eén vermelding??? Dat kan niet waar zijn. Eén vermelding, het staat er echt. Nummer 107. Opnieuw mijn vinger langs de ruggen. Verrek. 107. Ik heb hem wel. Dat wel ja. Dat ik Glück zo sterk met Raster associëren zou en dat ik dan net het enige nummer waarin iets van haar opgenomen was, niet zou hebben. Ik heb niet alle Rasters immers. Zoals het meestal gaat met mijn obsessies: op enig moment verloor ik al mijn interesse. Verwoed verzamelde ik ze. Ik was een verwoed verzamelaar. Er was een tijd, ooit, in een land, ergens. In die tijd, en in dat land had je antiquariaten. Kun je je dat voorstellen? Een heel pand, niet zelden gewoon in ergens een druk winkelgebied, tot de nok toe gevuld met tweedehands boeken. Die kon je kopen! Echt waar. Niet duur. Soms bestonden die antiquariaten zelfs uit meerdere verdiepingen. Niet louter in hele grote steden kon je die vinden. Ook in kleinere steden. In die dagen, en in dat land, ging ik graag naar andere steden, groot of klein. Een weekendje. Een midweek. Eén dag kon ook. En dan lopen, zelfs in drukke winkelgebieden, want ik wis dat de kans niet nihil was om een antiquariaat tegen te komen, kon je binnen stappen, kon je rond kijken. Vele boeken kocht ik in zulke winkels. Ook veel Rasters. Heel veel Rasters. Ik was een verwoed verzamelaar, zei ik dat al? Zag ik ergens een Rasters, dan kocht ik hem. Mijn verzameling begon vorm te krijgen. Ik had er al meer dan één plank voor nodig in mijn boekenkast. Tot ik op een dag voor die boekenkast stond, en die Rasters bekeek, en ze van de plank trok, doorbladerde, hier en daar iets lezend. En me bedacht dat zoveel van die Rasters die daar stonden gevuld waren met verhalen en artikels die ik nooit zou lezen. Dat het verzamelen in zichzelf een bezigheid was geworden. Misschien moest ik kritischer worden, dacht ik, en niet meer zonder meer elke Raster die ik tegen kwam kopen. Eerst eens doorbladeren. Zien of er dingen in stonden die ik ook echt zou gaan lezen. Proeven. Vier of vijf echt briljante gedichten zou genoeg zijn. En/of één echt geniaal prozastuk. Misschien een goed leesbaar, interessant, inspirerend essay. Het hoefde maar om een paar bladzijden per nummer te gaan, het hoefde maar weinig te zijn om de koop te rechtvaardigen. Ik kocht hoe dan ook nooit een Raster meer.

(en nu, vele jaren later, zou ik misschien het verzamelen wel weer willen oppakken, gewoon omdat het fijn is iets te verzamelen, maar nu bestaan er geen antiquariaten meer)

Maar nummer 107, 2004, die heb ik. Poëzie.  En Louise Glück staat er in, inderdaad. Met twaalf gedichten (tel ik goed?), wat niet meteen een hele bundel is maar wel veel meer dan een mens doorgaans in literaire bladen of in bloemlezingen vindt. Niets frustrerender dan een fantastisch gedicht te hebben gelezen in blad X of bloemlezing Y en brullend van enthousiasme maar meteen achter je peesee (of is dat ook al ouderwets?) te kruipen en een godeganzelijke bundel van de desbetreffende dichter in bestelling te doen om nadat het pakketje op je deurmat is beland te moeten constateren dat dat ene fantastische gedicht in blad X of bloemlezing Y een toevalstreffer was en de dichter subiet naar de mestvaalt van je bewustzijn mag.

Maar dat Glück daar met zo veel gedichten vertegenwoordigd was, maakte niet de verbondenheid met Raster uit die ze in mijn geest had. Misschien zat dit feit er voor iets tussen: dat ze in dat nummer 107 -dus pas in 2004 mensen- in het Nederlands geïntroduceerd werd. Door Erik Menkveld, die de gedichten ook vertaalde en ze vooraf laat gaan door een brief die hij aan haar schreef.

Het kan zijn dat dat het kan zijn. Maar het kan ook zijn dat dat het niet kan zijn.

Het kan ook dit zijn: de poëzie van Glück is monumentalistisch. Nee. Niet monumentaal. Monumentalistisch. Monumentalisme is het tegenovergestelde van versnijselisme. Dat weet u toch wel? Binst het monumentalisme houden gedichten op gedichten te zijn. Monumentalistische gedichten zijn veeleer beeldhouwwerken. Een monumentalistisch gedicht lees je niet, je bekijkt het. Je bekijkt het, je bewondert het, en je wordt er ook een beetje door verpletterd. Ja, monumentalistische gedichten zijn zwaar. Niet omdat zij het perse zoeken zwaar te zijn; ze zijn gewoon zwaar omdat het materiaal waaruit zij gekapt zijn zwaar is. Ik bedoel, die gedichten in Raster 107. Het allereerste gedicht vangt aldus aan:

Aan het eind van mijn lijden
was een poort.

Hoort: wat jullie dood noemen
herinner ik mij.

Welja. Dat gaat daar in regel één al over lijden, en de dood komt reeds ter sprake in regel drie. Die Glück is ook niet bedeesd zeg. It’s gotta be BIG. It’s gotta be theatrical. It should make an impression! Zou Laurie Anderson zeggen.

Het is die zwaarte die massa is. Het is de massa die lichaam is. Glücks gedichten zijn tastbaar, en vullen de ruimte waarin ze zijn. Vulden met gemak heel Raster 107, vulden met terug- en vooruitwerkende kracht alle Rasters ooit verschenen. Het is vandaar dat ik dacht dat Glück in alle Rasters stond.

De toon die de gedichten in Raster zette, wordt opgepakt met dit hier Averno. Het straalt al van de vormgeving af. Het boek alleen al is een beeldhouwwerk, en dan heb je nog geen letter gelezen. De vormgever moet deze gedichten gegeten, gedronken, geademd en geleefd hebben want zelden zag ik het uiterlijk van een dichtbundel zo sterk in overeenstemming met de inhoud. Die harde kaft. Die maakt dat je iets in handen hebt, dat je voelt dat je iets in handen hebt. Die tekening op de voorkant, die iets moderns en ook iets klassieks heeft. Die tekening, die rust ademt en ook een lichte dreiging. Die je in één oogopslag denkt gevat te kunnen hebben – en dan toch weer niet.

De zwaarte. Het monumentalisme. Het zit daar allemaal al in vervat.

Het gaat zo vaak over de seizoenen, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de sterren, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de lucht, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de nacht, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over de dood, in deze gedichten. Het gaat zo vaak over Persephone, Hades, Orpheus en Eurydice, in deze gedichten. Alle klassieke thema’s van het monumentalisme zijn aanwezig.

 

En.

Toch.

Maar.

Eigenlijk hou ik niet zo van monumentalisme.

Eigenlijk hou ik meer van het versnijsel.

Eigenlijk hou ik meer van het gruis op de vloer rondom het beeld dan van het beeld zelve.

Eigenlijk meen ik dat in dat wat vergeten, niet gezien, vertrapt wordt veel meer poëzie schuilt dan in dat wat onmiddellijk een ieders aandacht trekt.

Eigenlijk mag je volgens mij geen eigenlijk zeggen van Kees ‘t Hart.

Em.

Maar.

Toch.

Toch is er iets.

Toch is er iets wat maakt dat Louise Glück wegkomt met haar “eigenlijk” veel te zware veel te klassieke veel te monumentalistische poëzie. Het is hierom. Het is omdat Glück meester is (meesteres is?) in de paradox. Haar monumentalisme heeft iets achteloos. Met zorg gekapte beeldhouwwerken? Ja. Maar deze gedichten zijn niet alleen het beeldhouwwerk; ze zijn ook de omgeving waarin het beeldhouwwerk wordt aangetroffen. En dat is bij Louise Glück niet het belangrijkste plein in het centrum van een grote stad.

Je loopt. Je hebt al een tijd gelopen, en je blijft maar lopen, al heb je geen doel. Misschien ben je alleen, misschien ben je met iemand maar als je met iemand bent laat het dan iemand zijn die de stilte beheerst. Iemand die weet dat niet elke halve meter van de wandeling dichtgesmeerd moet met koetjes en met kalfjes. Een licht regentje zou prima zijn. Ik heb mijn bril afgezet. Ik heb mijn bril in de koker gedaan, die met die gouden plaat op de knop. Of los in mijn vestzak kan ook wel.

Al die tijd lopen doorheen de velden, de landerijen. Hoe heet dat. Misschien staan hier of daar wat groepjes bomen, zonder dat er sprake is van een bos. Er zou een watertje kunnen zijn, daar ergens aan je linkerhand. Nergens bebouwing. Dat s belangrijk. Nergens bebouwing. Er zijn vogels, zowel op de grond als in de lucht. Gelukkig weet je van geen enkele vogel tot welke soort die behoort. Mensen die weten tot welke soort een vogel behoort zijn de meest fantasieloze mensen op aarde. Het zou mooi zijn als het landschap licht gloorde zodat je nog niet weet wat er over honderd stappen komen gaat.

En dan ineens dat beeld dus.

Dat zou de titel geweest zijn in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels gaf: En dan ineens dat beeld dus.

Dan ineens dat beeld dus. Ik bedoel dat daar dus ineens een beeld staat. Het is groen van het mos. Het zou een cherubijntje kunnen voorstellen. Of een faun met kille hoorntjes. Het is al half vergaan. Het zegt dat het hier altijd al heeft gestaan. Het zegt dat de aarde nooit iets anders heeft gekend dan dit half vergane beeld hier. Een beeld zonder maker. Een beeld zonder begin. Een beeld zonder eind.

Zoiets dus.

Zoiets is de poëzie van Louise Glück. Beelden die er altijd al zijn geweest. Beelden die alleen maar worden aangetroffen in een landschap zonder nadruk. Beelden als voorhanden zijnden. Ofnee. Laat Heidegger er maar buiten deze keer.

Louise Glück dicht de aarde jonger. En leger. Een elementairder aarde, waar nog niet zoveel is.

Ergens in de negentiger jaren (ik was student toen, ik woonde in de allerlelijkste flat allertijden) viel ik hard voor wat bij gebrek aan beter met de term “generatie nix” ontsierd werd (o, dat niks en dan nog met die achterlijke x op het eind). Dat kwam vooral door Ray Loriga. Die drie boeken had geschreven die ik prachtig vond, toen (ik weet niet wat er nu bij herlezing van over zal blijven en ik ga het niet proberen want sommige dingen moeten overeind blijven). En die ergens, weetikveel waar, in een intervjoe had gezeid: “Waarom mag ik niet schrijven over wat ik zie als ik uit mijn raam kijk?” Dat ging over het traditionele proza, dat toen, en waarschijnlijk altijd, ver af stond, staat, zal staan, van wat wij mensen die mensen van alledag zijn, zien, horen, beleven, meemaken, als we lopen overheen onze dagdagelijkse straten naar onze dagdagelijkse banen en onze dagdagelijkse winkels en onze dagdagelijkse kaffees. Of kijken. Doorheen. Onze dagdagelijkse ramen. Want waarom zou literatuur altijd zoveel mijlen verwijderd moeten zijn van wat sommigen van ons misschien “het leven zelve” plegen te noemen?

Iets diergelijks bedoel ik met dat achteloze. Glück dicht niet, Glück kapt ook niet uit steen. Glück treft aan. In ergens een hoekje van de wereld (en zulke hoekjes bestaan in Amerika zeker en vast) waar misschien ook niet zo heel erg veel meer is dan seizoenen, sterren, lucht, nacht, dood, en wat je ooit geleerd had over mythen en over sagen in de langstverlee tijd dat je nog in de schoelje varen moest.

(en zulke hoekjes bestaan in Amerika zeker en vast) (kun je zeggen) (maar Louise Glück vernoemde deze bundel naar een klein kratermeer in Zuid-Italië) (kun je ook zeggen) (maar ook in Zuid-Italië zullen zulke hoekjes bestaan) (zeker in de nabijheid van kratermeren die door de Romeinen werden beschouwd als de toegang tot de onderwereld)

Werelden. Wind. Oppervlakten.

Het gaat om lopen. Om lopen waar de wereld zich tijdlozer toont. Waarom mag ik niet schrijven over wat ik zie als ik uit mijn raam kijk? (als ik uit mijn raam kijk zie ik een sloot) (als ik uit mijn raam kijk zie ik water) (lucht, als ik hoger kijk) (elementen, elementen) Waarom schrijf je je raam niet. Waarom schrijf je elementen niet. Je raam een venster. Het gaat om lopen. Om lopen op plekken waar niet veel meer is. Traagweg lopen. Averno is lopen. Nee. Averno is slenteren. Deze bundel moet traag. Kleine stappen. Stilstaan. Zwijgen. Kijken.

En proeven.

Proef:

“Als je verliefd wordt, zei mijn zus,
is het alsof je door de bliksem wordt getroffen.

Ze sprak hoopvol,
om de aandacht van de bliksem te trekken.

Ik herinnerde haar eraan dat ze precies
de formulering van onze moeder herhaalde, die zij en ik

in onze jeugd hadden besproken, omdat we beiden voelden
dat wat we bij de volwassenen zagen

niet de effecten van de bliksem waren,
maar van de elektrische stoel.”

Of proef:

“Je sterft als je geest sterft.
Anders leef je.
Je doet het misschien niet goed, maar je gaat door –
dat is geen keuze.

Als ik dit aan mijn kinderen vertel
gaan ze er niet op in.
De oude mensen, denken ze –
dit is wat ze altijd doen:
praten over dingen die niemand kan zien
om af te leiden van alle hersencellen die ze verliezen.
Ze knipogen naar elkaar;
luister naar het oudje, pratend over de geest
omdat hij het woord voor stoel niet meer weet.”

Je proeft het terwijl je, langzaam, langzaam, door Averno slentert. En het misleidt je, en dat is waarom je langzaam moet slenteren. De snelloper zou te gemakkelijk denken dat het in deze sietaten alleen maar te lachen geeft. Iets over ouderen die zwaar op de hand zijn en alleen maar met misplaatste adviezen aankomen, en jongeren die alles maar weghonen en bespotten in de onbesuisde arrogantie van de jeugd. Maar er zit ook tragiek in, en wanhoop, en ook dat ene – dat van die dingen die toch altijd maar weer gaan zoals ze gaan en hoe verdomde weinig invloed je daar op hebt. In het achteloze monumentalisme waardoor je loopt als je door Averno loopt, word je steeds weer uitgenodigd goed te proeven en beter te proeven en nog eens te proeven. Een bundel die, vermoed ik, goed is voor menige herlezing.

En dan zijn wij Nederlanders nog harder gezegend dan de Amerikanen waren. Want. Wij. Hebben. Radna Fabias. Ja. Ons Averno heeft niet één maar twee dichters. Glück en Fabias. Die in eerste beschouwing misschien niet verder uiteen hadden kunnen liggen. Of naja. Dat zeg ik maar gebaseerd op één gedicht. Van Fabias ken ik maar één gedicht. Ja, daar ga je dus weer, bloemlezing. Neem liever twaalf gedichten van een dichter op, dan ken je tenminste een beetje de hoek waar je het zoeken moet. Ik ken maar één gedicht van Fabias en dat heeft niets monumentalistisch. Wel iets geniaals. Wel iets briljants. Dat wel. En ik weet dat Radna Fabias een kat heeft. Mensen met een kat deugen. Of in ieder geval kun je zeggen: mensen met een kat deugen bovengemiddeld vaak. En dat kun  over mensen met een hond alvast niet zeggen.

Wat u hoger las waren de (v)/(h)ertalingen van Radna Fabias (Radna met de kat, Radna met dat ene geniale gedicht); ik laat u nu dezelfde fragmenten proeven maar dan in het oorspronkelijke Engels:

“When you fall in love, my sister said,
it’s like being struck by lightning.

She was speaking hopefully,
to draw the attention of the lightning.

I reminded her that she was repeating exactly
our mother’s formula, which she and I

had discussed in childhood, because we both felt
that what we were looking at in the adults

were the effects not of lightning
but of the electric chair.”

En:

“You die when your spirit dies.
Otherwise, you live.
You may not do a good job of it, but you go on –
something you have no choice about.

When I tell this to my children
they pay no attention.
The old people, they think –
this is what they always do:
talk about things no one can see
to cover up all the brain cells they’re losing.
They wink at each other;
listen to the old one, talking about the spirit
because he can’t remember anymore the word for chair.”

Zie je? Ofnee, proef je? Dat Nederlands van Fabias, dat smaakt anders dan het Engels van Glück. Soms smaakt het Engels zilt, en het Nederlands licht bitter. Soms sloeg waar ik in het Engels een lichte vorm van humor had menen te ontwaren, het Nederlands een serieuzere toon aan. Vaak vond ik het Nederlands mojer. Ja. Vaak vond ik het Nederlands mojer.

“Dat komt omdat je in je moerstaal ook de kleinste nuances aanvoelt,” zei Theo, “die je in een tweede taal, hoe goed je die ook beheerst, misschien mist. In je eigen taal begrijp je het toch altijd net iets beter.”

Is dat zo Theo?

Nee, dat is niet zo Theo.

Dacht ik later. Dacht ik toen al op de fiets zat, en een lichte regen begon te vallen (mijn bril had ik afgezet. mijn bril had ik in de koker gedaan, die met die gouden plaat op de knop. of in de zak van mijn postjas, dat kan ook wel). Ik moest denken aan iets wat ik ooit gelezen had in een Amerikaanse klantrecensie. Het ging over een gedicht dat de schrijver van die recensie erg mooi vond. Hij had het gedicht voorgelezen aan een vriend maar die had gezegd “Ik begrijp hem niet.” Waarop de reactie van de eerste was geweest: “Het is geen mop.”

Het is geen mop inderdaad (ja poëzie is geen grapje hoor mensen!). Het is geen mop in de zin van iets dat begrepen moet worden om het te kunnen smaken. Soms is poëzie zelfs mojer als het een beetje in het vage blijft. Ik las vaker tweetalige bundels en meestal vond ik het Engels sterker. Vertalers maakten expliciet wat het Engels naar mijn idee slechts vermoeden liet. In het expliciete zit geen poëzie. Of minder toch dan in het vermoeden.

Er is iets anders aan de hand met dat Nederlands van Radna Fabias. Het is niet dat zij er hele andere gedichten van maakt; het is alsof ze in het voorbijgaan heel lichtjes tegen de lamp stootte waardoor de schaduw een paar millimeter verschoven is.

Het Nederlands van Radna Fabias is raar.

Raar als in vreemd.

Vreemd als in curieus.

Curieus als in prikkelend.

Ik denk aan de vrouw die de module Engels gaf tijdens mijn studie. Globalisme stond toen nog in de kinderschoenen – je kon nog onbekommerd anti zijn toen! Maar niettemin, studenten die zich bezighielden met communicatie, zo moet men gedacht hebben, moeten in deze dagen het Engels toch wel een beetje machtig zijn. Er was een vrouw gevonden die hoorbaar het grootste deel van haar leven in Engeland had gewoond. Ze sprak wel Nederlands maar dat was niet het normale Nederlands, het Nederlands van diegenen van wie het de eerste taal is. Haar Nederlands was echter  niet gebrekkig of onjuist. Het was voornamelijk raar. Soms gebruikte ze woorden die in het Nederlands weliswaar bestaan, maar allang verouderd zijn. Soms gebruikte ze woorden die in het Nederlands bestaan en ook niet perse verouderd zijn, maar alsnog door bijna niemand gebruikt worden. Soms maakte haar woordvolgorde een triviale mededeling bijna plechtig. Bovenal klonk het alsof ze alles zong. Glück draagt voor. Fabias zingt. Zoiets? Hum. Nee. Ja. Misschien. Ik weet het niet. Het kan zijn dat dat kan zijn maar het kan ook zijn dat het niet kan zijn. Je kunt niet twee keer door dezelfde regen lopen. Je proeft niet twee keer hetzelfde gedicht. Het licht raakt je ogen net een fractie anders.

Niet alleen moet je langzaam lopen in deze bundel, je moet terugkeren ook. Om de parallelle gangen uit te lopen. Hoe leest u een tweetalige bundel?

Ik las elke bladzijde twee keer: eerst het Engels, daarna het Nederlands.

Maar ik had het ook zin voor zin kunnen doen. Of gedicht voor gedicht. Of één keer de hele bundel in het Engels en later dan nog een keer de hele bundel in het Nederlands Wellicht doe ik dat alsnog. Bij tweede bij derde bij vierde of bij honderdste herlezing. Want de bundel biedt nog genoeg regentjes om doorheen te lopen, denk ik.

Vulde Glück in haar eentje al alle Rasters; samen met Fabias vult ze mijn hele boekenkast.

 

Louise Glück Averno Recensie

Averno

  • Schrijfster: Louise Glück (Verenigde Staten)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Averno (2006)
  • Nederlandse vertaling: Radna Fabias
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 7 september 2021
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor het werk van Louise Glück

  • “De beste typering van Glücks poëzie is dat “alles wat ze aanraakt, verandert in muziek en legende”. Inderdaad, Glück hoort bij die club van dichters van wie het werk uit zichzelf zingt, waar de nadrukken liggen waar zij ze heeft bedacht en een verhaal te vertellen heeft: van compassie, verwondering, afkeer, en soms ook van lyrische woede.” (Philip Huff, De Groene Amsterdammer)

Flaptekst van de dichtbundel van de Amerikaanse dichteres Louise Glück

Glück noemde Averno (2006) naar een klein kratermeer in Zuid-Italië, dat de Romeinen beschouwden als de toegang tot de onderwereld. Averno is als een lange, rusteloze klaagzang vol spitsvondigheid en schrijnende beelden.

Louise Glück Winterrecepten van het collectief RecensieLouise Glück (Verenigde Staten) – Winterrecepten van het collectief
gedichten, poezie
Uitgever: De Arbeiderspers
Verschijnt: 5 april 2022

Bijpassende boeken en informatie

Robert Menasse – De Amerikaanse bril

Robert Menasse De Amerikaanse bril en andere verhalen recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij de Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Ich kann jeder sagen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Robert Menasse De Amerikaanse bril recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel De Amerikaanse bril.  Het boek is geschreven door Robert Menasse. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met verhalen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Recensie van Tim Donker

Als er ooit een tijd gaat komen van een poort, een tijd waarop ik getuigenis moet afleggen over mijzelf, een tijd waarin ze me vragen zullen stellen; vragen als Wat is het ergste dat je ooit gedaan hebt?, dan zal ik, met hangend hoofd, antwoorden: Het ergste wat ik ooit gedaan heb, is op exact hetzelfde moment exact hetzelfde boek kopen als een toenmalige goede vriend van mij. Exact dezelfde cd kopen, wat hij en ik ook nog wel eens deden, dat is nog tot daar aan toe. (tot waar aan toe? tot daar). Maar een boek?

Het was een bundel, een bloemlezing zoals dat geloof ik heet. Jonge Vlaamse schrijvers, hoewel er ook werk van een toneelmaker in stond die bovendien niet jong meer was maar oud & gerenommeerd. Hij, de toenmalige vriend, en ik (mijn toenmalige ik) (mijn toenmaligheid), we zagen elkaar vaak in die dagen. Te vaak. Niemand wordt mooier van vaak zien, behalve mijn kinderen. We zagen elkaar vaak, en dan spraken we over het boek. Flauwzinnige gesprekken waren dat, ongeveer als volgt: “Hoe vond jij verhaal X? Ja ik vond dat wel sterk, vooral hoe hij die ouders portretteerde. Ja en dan die scene in de bibliotheek daar heb ik echt om moeten lachen. Maar verhaal Z dan? Nee dat vond ik niks, het stond bol van de kliesjees. Ja en die wending aan het eind was zo ongelooflijk gezocht! Verhaal Y weetjewel met die – Ik heb verhaal Y nog niet gelezen. Hoe kan je verhaal Y nog niet hebben gelezen je hebt verhaal Z toch ook gelezen?

Die gast stoof op. Dat zie je niet meer zo vaak, opstuivende mensen. Het heeft iets theatraals. Maar hij, hij had theaterwetenschappen gestudeerd (mensen studeren maar van alles), dus hij kende iets van goed opstuiven. Prachtig stoof hij op, “Wat???” uitroepen, en omhoog veren uit zijn stoel enzo. Verbijsterde blik. Een mondhoek hoger dan de andere. Handen boven het hoofd geheven. Nogmaals: “Wat???” En: “Jij leest een bundel op volgorde?” Ja. Dat is zo. Ik ben schuldig. Heel gek. Krijg ik een boek, doe ik de kaft open, begin ik bij de eerste bladzijde, en zo verder, tot ik bij de laatste ben. Achterkaft. Klaar. Heel gek. Maar ja. De theaterwetenschapper raasde door. Hoe truttig. Hoe fantasieloos. Hoe afgestompt. Hoe kleingeestig. Een bundel een beetje op volgorde gaan zitten lezen. Nee, dan hij. Dan eens hier, dan eens daar een verhaal lezen, vooruit, en terug, achja, rayuela een hinkelspel we kennen het allemaal. De ware revolutie: een bundel niet op volgorde lezen.

Dit alles is nu bijna dertig jaar geleden en u merkt dat het mij nog immer niet onberoerd laat. Zijn grootheid tegenover mijn kleinheid kwam opnieuw in mijn gedachten toen ik De Amerikaanse bril las van de mij voorheen onbekende Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Een bundel ja. Die begint met een eerste tekst en na de eerste tekst volgt een tweede tekst, en een derde, en zo voort, en zo vuts. De volgorde is die van de samensteller. In dit geval vertaler Paul Beers. Ik had me niet hoeven houden aan de volgorde van Beers, ik had de teksten in elke willekeurige andere volgorde kunnen lezen. Maar de anarchistische theaterwetenschapper had gelijk: ik ben fantasieloos en kleingeestig dus ik ga dat boek gewoon zitten lezen zoals Paul Beers het gewild had.

Misschien had ik dat niet moeten doen.

Of misschien ook wel.

Wat is het ding? De Amerikaanse Bril kent twee titelteksten. De Amerikaanse bril (I) is een essay en de opener van de gelijknamige bundel; De Amerikaanse bril (II) is een verhaal en min of meer het sluitstuk van dit boek (min of meer ik zeg, want dit boek is een konsert en u weet hoe dat gaat bij een konsert: er komt altijd een toegift).

Essay en proza. Proza en essay. Dat is het ding.

Dat is me wat, dat is me dat met die schrijvers. Die schrijven romans, die schrijven verhalen. Die schrijven proza, die schrijven poëzie. Die schrijven fiksie, die schrijven nonfiksie. Schrijven ze dat allemaal hetzelfde, schrijven ze dat allemaal goed? Ach. Sommigen vinden immers ook dat alles verkeerd ging toen Dylan elektrisch ging. Wie kent dat niet? Persoonlijk vind ik de poëzie van K Schippers fantasties & zijn proza niet om door te komen. En hier. De essayerende Robert Menasse. Dat is. Welja. Een essayerende Robert Menasse.

Hij spreekt daar, ja hij spreekt. Hij spreekt over twee elf septembers: die van 1973, toen de Geheime Dienst van de Verenigde Staten in opdracht van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en mét medeweten president Nixon) president Allende vermoordde en een fascistische dictatuur installeerde. Duizenden mensen werden gefolterd en vermoord; dit alles onder toeziend oog van de Verenigde Staten. En die andere elf september die -helaas misschien- bekender zal zijn, en wel die van 2001. Twee tragedies op dezelfde dag van dezelfde maand. Toch lijkt het Menasse toe dat -misschien onder andere door de omnipresente beeldkultuur die inmiddels zijn intrede gedaan had- de reactie van de wereld op die tweede 11de september onechter was: een reactie die misschien niet echt doorvoeld werd maar die je moest voelen omdat de beelden voor zichzelf leken te spreken. Zegt Menasse: “Het verwijt dat elke reactie die boven een voorgeprogrammeerde ‘ontsteltenis’ uit gaat, dat elke vraag die op een ander antwoord mikt dan op de door de massamedia voorgekookte, dat elke consequentie die niet onmiddellijk valt thuis te brengen onder de onvoorwaardelijke solidariteit met hen die de nationale en mondiale belangen door elkaar halen, kortom: het verwijt dat een genuanceerde, even kritische als zelfkritische houding meteen voor ‘anti-Amerikaans’ doorgaat, heeft de verlichting grotere schade toegebracht dan welke aanslag van antiverlichte fundamentalisten dan ook.”

Zegt daar, spreekt daar Robert Menasse en daar spreekt, daar zegt Robert Menasse een waar woord. Dat massamedia fascitoïde trekken kan aannemen wordt wederom bewezen door de huidige “coronacrisis” waarin elk ander denkbeeld dan het door Rutte en co. aangereikte meteen voor staatsgevaarlijke “wappie”-onzin door gaat. En ook nu die dodelijk vermoeiende oproep tot onvoorwaardelijke solidariteit opdat de onaangepasten al meteen als egocentrische asocialen verschijnen (en als je niet oppast kun je die paranoïcus van een Jolink ook nog achter je aan krijgen) (help me herinneren dat ik al mijn Normaal-platen verbrand) (en dan ga ik dansen, naakt en woest ga ik dansen, naakt en woest ga ik omheen het vreugdevuur dansen terwijl ik luidkeels zing). Zodat meteen maar duidelijk is wie hier de goeden, en wie hier de slechten zijn (wie noemde daar Richard Hofstadter?).

Geheel ongevoelig ben ik niet voor de boodschap die Menasse in De Amerikaanse Bril (I) naar voren brengt; ook niet als ik hem niet naar mijn eigen ideeën toe probeer te buigen. De boodschap is een ding, hoe de boodschap verpakt wordt is een tweede. Boodschappen kunnen in een fles zitten, of in een tasje of een mandje. Sedert mijn verhuis naar ergens een uithoek van nergens zitten mijn boodschappen veelal in de stuurtas van mijn werkfiets. Menasses boodschap hier zit verpakt in woorden. En wat voor woorden. Hij zegt dingen als “de inquisitie als historisch paradigma […] voor terreur”, en dan gaat het me vooral om dat “paradigma”. Hij heeft het over Kaïn en Abel. “Eerst als tragedie, dan als klucht”, zegt hij, dat op Hegel leunende gedacht van Marx dat Slavoj Žižek een heel -overigens zeer lezenswaard-  boek waardig achtte maar dat mij altijd wat geforceerd heeft aangedaan. Hij is dus, zonder daar een oordeel over te willen vellen, een vrij traditionalisties essayist. Met de zware woorden van een essayist, de traditionele bronnen van een essayist en de algehele toon van een essayist. En die tekst was de eerste tekst die ik las in De Amerikaanse Bril. En was ook mijn eerste kennismaking met Robert Menasse. En wat was mijn gedachte over hem? Wat kon mijn gedachte zijn?

Dat Robert Menasse een sympathiek man was.
Dat hij liep met het gelijk aan zijn zijde.
Dat hij een bedachtzaam en kritisch mens was.
Dat hij traditionele dingen schreef.

Ik hou niet zo van traditionele dingen. Ik hou van dingen die zich afspelen aan de randen. Het essay speelde zich niet af aan de randen. Het essay speelde zich af waar essays zich doorgaans afspelen. Veel essays hebben iets zinnigs te melden ik denk; men schrijft immers geen essay als men niks te melden heeft. Dat Menasse dingen zei die zich -misschien minder gearticuleerd- ook in mijn hoofd afspelen, maakte mij misschien iets bevattelijker voor zijn waarheid maar ik las zelden een betogend geschrift dat mij niet op zijn minst het allerkleinste beetje meekreeg. Wat hmm zo bekeken is er ook wel iets van aan. Op alles kan een lichtje geschenen worden en elk schijnsel kan overtuigend lijken. Soms maar voor zeer korte duur wellicht. Maar misschien is dat alleen maar mijn afwijking. Ik ben ook niet goed in discussies. Als ik mijn opponent een vlammende betoog hoor houden denk ik in eerste altijd O wacht misschien heb je toch wel gelijk. En dan pas later, op de fiets, in de trein, of de volgende dag in bad denk ik O nee hij had helemaal geen gelijk.

Mijn eerste indruk was niet goed en niet slecht. Een traditionalistisch essayist die toevallig iets zei waar ik het mee eens was maar die ook als hij iets had beweerd waar ik het niet mee eens was me in ieder geval even had laten twijfelen (en wordt het denken trouwens niet altoos veel sterker geprikkeld door de dingen waar we het niet mee eens zijn dan die waar we het wel mee eens zijn). Gewoon omdat taal zo werkt, omdat retorica zo werkt, omdat de betoogtrant zo werkt. Omdat er, goede See, juist nooit een duidelijk onderscheid valt te maken tussen wat zinnig lijkt en wat zinnig is. Wat voor de een lijkt is dat wat voor een ander is. Tussen dit lijken en zijn speelt het traditionalistische essayisme zich af.

Wanneer Robert Menasse, echter, proza schrijft, brengt hij een tweede laag aan. Of daaronder een derde. Een vierde vijfde zesde weetikveel ik kende die man helemaal niet ik las nooit wat van hem en toen ik het “echte” werk ging lezen (het spijt me, Robert Menasse, dat ik je proza als “echter” werk zie dan je essay maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je hierin veel meer thuis bent, je schrijfkunst veel meer tot zijn recht kunt laten komen; dat je in je proza -kortom- veel meer vermag dan in je essay) wist ik niet wat me overkwam en ook nu nog, nu het boek allang gelezen is; zelfs andere boeken van andere schrijvers zijn nu alweer allang gelezen nu ik dit schrijf, weet ik niet precies welke vuistslag me toegediend is toen ik De Amerikaanse bril (de bundel) las.

Is het die brokkelige, siekliese vertelwijze? Menasse legt lussen, Menasse strikt. Menasses verhalen zijn concentriese cirkels die zich op hypnotiese wijze vanuit een midden altijd maar verder uitdijen. Menasse omsingelt je met zijn woorden. Een omsingeling waaruit je nooit meer weg wilt.

Is het de wijze waarop hij in een paar streken een sfeer, een situatie, een sociale achtergrond schetsen kan? Hoe hij het vergrootglas legt op details en belangrijker zaken juist in het ongewisse laat? Zodat je als lezer het gevoel hebt dat je altijd net even wegkeek. Dat je net een biertje ging halen toen het gebeurde. Dat je er op het eind toch net niet de vinger achter hebt kunnen krijgen. Dat je citroenen voor je ogen in knollen veranderd zijn. Prachtig hoe de schrijver dat steeds weer in betrekkelijk weinig pagina’s voor elkaar weet te krijgen (vrijwel geen enkel kortverhaal in deze bundel overstijgt de twintig pagina’s; veruit het langste verhaal gaat daar net één bladzijde overheen).

Is het hoe vervuld van filosofie alles steeds is? Het proza is vol. Het proza is vol van. Het proza is vol van vestzakessays. Vestzakessays zoveel welsprekender, eigenlijk, dan het enige echte “eigenlijke” essay. Tal van prikkelende gedachten. Tal van, hoe noemt men zoiets, een “leesstopper” ofzo? Ik bedoel het soort van zin dat je even doet stoppen met lezen, het boek zijgt neer in uw schoot, uw hoofd richt zich opwaarts tot vlak onder het plafond, u mijmert, u peinst, u verzinkt in gedachten. Misschien krijgt u goesting te schrijven. Iets in uw dagboek, een brief aan een dierbare of -welaan- een essay. (want hoe raak, o hoe raak toch steeds).

(zo raak was het mij)

(zo raak was mij: “Ik liep op en neer. Eigenlijk doe je je hele leven niets anders. Op- en neerlopen. Je denkt dat je verder komt. Je wordt ouder en denkt, zover ben je dus gekomen. Maar je bent alleen op- en neergegaan. Als in een cel.” Ja. Hoe grappig. Hoe triest ook. Ik herinner me hoe ik een aantal jaar geleden bedacht dat het misschien beter tijd werd om te stoppen. Te stoppen met dromen. Welke dromen? Nah. Gewoon. De dromen die iedereen heeft. Dat iemand komt, en je gedichten verzamelt, en uitgeeft en dat dat een bescheiden succesje wordt en dat je dan ineens voor kortere of langere tijd “dichter” bent. Of dat je hoort van een land waar het leven goed is en dat je naar daar emigreert en dat alles wat je erover hoorde waar blijkt te zijn. Of dat iedereen die is weggegaan weer terug komt, en hier blijft, en nu voorgoed. Of dat er iets gebeurt waardoor je een radikaal ander mens wordt, anders voelend, anders denkend, anders ziend. Een heel leven lang droom je zulke dromen en natuurlijk weet je gans dat leven ergens wel dat het er nooit van gaat komen maar je staat het jezelf toe zo te blijven dromen omdat je nog dagen hebt. Nog zoveel dagen van leven hebt. Zoveel dagen gevuld met zoveel uren, zoveel uren waarin zomaar dingen gebeuren kunnen die je nooit bedacht of voorzien kon hebben. Dus mag je dromen. Maar doorheen die dromen sijpelt meer en meer het besef dat er nooit meer iets gebeuren zal, dat wat er niet in zit er ook niet uit kan komen en dat er bovendien ondertussen ook een heel stel dagen en nog veel meer uren verdwenen zijn. Een besef dat weten wordt: je hebt wel wat manoeuvres uitgehaald misschien maar veel heeft het niet geholpen. Het was slechts heen, en toen weer subiet terug. En het weten geworden besef groeit en groeit tot het uiteindelijk zo groot geworden is dat het alle dromen onder zijn gewicht verplettert. Een proces van jaren en Menasse beschrijft dat even doodleuk in zeven zinnen en dat is grappig en intriest en grappig en mooi en hartverscheurend) (en grappig ook, zei ik grappig al?)

Is het die nonchalante vertelstijl? Menasses vertellers onderbreken zichzelf, voltooien hun zinnen niet altijd of beginnen ineens doodleuk over iets anders. Zinnen kunnen terugkeren in net iets andere contexten. De lezer wordt ontregelt. De lezer wordt bedwelmd. De lezer drinkt de verhalen als alkool. De verhalen bevatten vele openingen naar andere geestesgesteldheden.

Is het een zin als: “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken”? Is het een zin als “Er komt geen eind aan een daarna.”? Is het een zin als “[I]n 1954 […] was mijn vader een twintigjarige man met dromen en spieren”? Is het een geniaal geconstrueerde zin als “De klippen waarop verwachtingen als de hare gewoonlijk stuklopen, kwamen haar nog voor als het fundament waarop ze kon bouwen.”? Is het een zin als “Zolang een leven aan het eind gereduceerd wordt tot een naam, twee getallen en een streepje ertussen, leven we niet in een informatiemaatschappij.”? Is het een zin als “Het leven is een nog grotere vergissing dan de dood.”? Zijn het zijn pakkende openingen, zoals die van Het einde van de hongerwinter: “’De aap bracht ons het eten,’ zei mijn vader, hij pauzeerde ven, ‘en een boek.’ Nu, zoals altijd, de langere, kunstmatige pauze. ‘Dat was mijn eerste bewuste herinnering.’ En die van mij. Want ikzelf had geen andere herinneringen dan die van mijn vader en grootouders – na hun ervaringen en verhalen had alles wat ikzelf beleefde nooit een blijvende betekenis kunnen krijgen. En steeds werd mij voorgehouden dankbaar te zijn dat ik in mijn naoorlogse leventje niets had moeten meemaken. ‘Meemaken’ ging in mijn familie altijd samen met ‘moeten’, en als je geluk hebt dan moet je niet.”?

Is het de humor, is het de poëzie, is het de schoonheid, zijn het de weerhaken, is het de melankolie, is het de onderkoeldheid, is het de filosofie ofnee wacht ik had het al over de filosofie gehad.

Is het dit allemaal of is het iets anders, iets dat zo geraffineerd is dat ik het niet eens bemerkt heb en misschien nooit bemerken zal tenzij misschien bij mijn vijftigste herlezing van deze prachtbundel? Hoewel de verhalen uit De Amerikaanse bril zijn verschenen in de braafste tijdschriften die je je maar voor kunt stellen (in Roodkoper zelfs nog, Roodkoper mind you, o ik heb nog geschreven voor Roodkoper, ja heel echt waar, student was ik toen, jong was ik toen, nog denkend dat het bezig was ergens heen te gaan met die mij van toen, die toenmalige mij, die was op weg, die liep overheen de grachten naar De Rode Hoed, die ging schrijven voor een blad, mensen gingen dat lezen, zo ging het beginnen want zo vangt het begin doorgaans aan, toch) (ow, okee, Eeuwige jeugd verscheen in Yang) (Yang was niet braaf) (Yang is ter ziele maar niet braaf) (Yang is gereïncarneerd als nY) (nY is wel hard op weg braver te worden dan het in het begin was, dat wel), is het proza van Menasse eerder gevaarlijk dan braaf te noemen. Gevaar, zoals Ilja Leonard Pfeiffer dat ziet ‘k bedoel. Het ontregelt. Het scheurt. Het maakt lange neuzen naar. Naar ja. Naar iets. Naar de wereld naar de mensen naar de Gevestigde Orde. Ah. Ja. Daar zijn we dan.

Want dit proza speelt zich dus wél af aan de randen. Is géén traditioneel proza. Al is het moeilijk aanwijzen waarom het geen traditioneel proza is. Je moet het voelen. Als je het leest zul je het voelen. En als je het voelt ben je verkocht.

Denk ik aan die anarkist die zó vrijgevochten was dat hij een bundel niet eens in volgorde las. Had ik dat ook moeten doen, en De Amerikaanse bril (I) (het essay) pas op het eind moeten lezen? Als een soort bonusmateriaal. Een zot extraatje. Een curiosum. Ze hadden me ook achterin het boek een code kunnen laten scannen die toegang gaf tot een filmpje waarin Menasse te zien is als goochelaar op een kinderfeestje. Zoiets. Vroeger of later kom je er toch altijd achter dat je helden ook dingen hebben gedaan die je minder vurig bewonderen kunt.

Of was de mokerslag van het proza des te harder omdat ik die na het essay niet had zien aankomen en is de door Paul Beers uitgedachte volgorde toch gewoon de beste? Kan zijn. Mokerslag het was. Ik ben wakker. Wakker voor Menasse. Ben nu hevig benieuwd naar ander werk van hem, een roman bijvoorbeeld? Want hoe dan ook – De Amerikaanse bril smaakt me naar meer. Naar veel meer. Wat een fantastische schrijver heb ik hier leren kennen.

Robert Menasse De Amerikaanse bril Recensie

De Amerikaanse bril en andere verhalen

  • Schrijver: Robert Menasse (Oostenrijk)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Ich kann jeder sagen (2009)
  • Nederlandse vertaling: Paul Beers
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 196 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de verhalenbundel van Robert Menasse

Wanneer precies eindigde de naoorlogse wereldorde? En waar was ik toen dat gebeurde? Dertien vertellers herinneren zich ervaringen die hun leven hebben gevormd. Herinneringen aan de dag waarop John F. Kennedy werd neergeschoten, de Berlijnse muur viel, de raf de industrieel Walter Palmers in Wenen ontvoerde, Griekenland Europees voetbalkampioen werd.

De geschiedenis doorkruist onze persoonlijke lotgevallen van bruiloften en sterfgevallen, mislukken en opnieuw beginnen. Robert Menasse vertelt wat we hebben meegemaakt, zodat we elkaar kunnen herkennen en begrijpen. In zijn verhalen is de historische waarheid – lees: ‘ik’ – in goede handen.

Bijpassende boeken en informatie

Marnix van der Leest – Huisarts op recept

Marnix van der Leest Huisarts op recept recensie en informatie boek over dilemma’s uit de spreekkamer. Op 14 september 2021 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het boek met belevenissen van de Nederlandse huisarts Marnix van der Leest.

Marnix van der Leest Huisarts op recept recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Huisarts op recept, Dilemma’s uit de spreekkamer. Het boek is geschreven door Marnix van der Leest. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van dit boek van de Nederlandse huisarts Marnix van der Leest.

Marnix van der Leest Huisarts op recept Recensie

Huisarts op recept

Dilemma’s uit de spreekkamer

  • Schrijver: Marnix van der Leest (Nederland)
  • Soort boek: non-fictie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 14 september 2021
  • Omvang: 216 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Marnix van der Leest

De ongewenste zwangerschap van het meisje met de vlechtjes, de man zonder diagnose die ernstig lijdt aan vliegbewegingen, de medische misser bij de non, de euthanasieverzoeken – het is de dagelijkse praktijk van de dokter, die in Huisarts op recept heel dichtbij komt.

Van der Leest vertelt hoe hij worstelt met de vraag of hij iedereen goed en aandachtig genoeg ziet en kent. Aan de hand van patiëntverhalen beschrijft hij hoe de nauwe vertrouwensband tussen huisarts en patiënt onder druk staat door versnippering van de zorg, toename van het aantal ouderen en groeiende administratieve last. Huisarts op recept is een pleidooi voor meer tijd en persoonlijke aandacht in de spreekkamer.

Bijpassende boeken en informatie