Tag archieven: Tim Donker

Rhian Elizabeth – maybe i’ll call gillian anderson

Rhian Elizabeth maybe i’ll call gillian anderson review, recensie en informatie boek met gedichten van de dichteres uit Wales. Op 31 mei 2025 verschijnt bij Broken Sleep Books de dichtbundel van Rhian Elizabeth. Er is geen Nederlandse vertaling van het boek verkrijgbaar.

Rhian Elizabeth maybe i’ll call gillian anderson review en recensie van Tim Donker

Dit is de eerste scene. Een moeder staat op de drempel van het huis en ziet hoe de dochter in haar auto stapt en wegrijdt. Ze trapt het gaspedaal in, kijkt niet meer om, gaat. En daar staat moeder dan, in haar lege nest. Niet langer het hele tapijt vol vuile was, niet meer iemand die steeds met de deuren slaat, niet langer de posters van haar helden aan de muren van wat van nu af aan een extra kamer is. En nu? Wat te doen met al die leegte? Haar vrienden zeggen de moeder dat ze bezig moet blijven. Dingen moet vinden om te doen, en dan het liefste dingen die niets van doen hebben met heeldurdagen naar The Carpenters luisteren en huilen. Misschien, zo denkt ze, kan ze online dingen gaan bestellen. Niet omdat ze ze nodig heeft of zelfs maar hebben wil maar omdat ze zich dan kan verheugen op de komst van die spullen en dat verheugen zou je een bezigheid kunnen noemen. Of misschien kan ze op Google zoeken naar leuke hobby’s voor veertig jaar oude, verdrietige vrouwen. Of misschien kan ze gewoon een beetje in doodste stilte door het huis lopen tot ze zichzelf terugvindt in die ontstellend lege kamer, schreeuwend Wat word ik nu godverdomme geacht te doen, Alexa? Of misschien kan ze Gillian Anderson bellen en haar uitnodigen voor een logeerpartijtje, de lakens van het bed van haar dochter afhalen en er schone opleggen, in de hoop dat Gillian Anderson met een knipoog zal zeggen ik slaap liever in jouw bed.

Dit is de situatie van het titelgedicht, en dat is het allereerste gedicht in de bundel. Ik hoefde geen badwater te testen, deze regels las ik ademloos. Alles, bijna elk woord uit dit gedicht kan ik me zo levendig voorstellen dat het is alsof ik daar op die drempel sta, kijkend naar een veel te snel verdwijnende auto. Mijn kinderen zijn tien en twaalf en toch kan ik het me zo goed indenken hoe ze op een dag zullen gaan; als mijn oudste op zijn achttiende het huis uit gaat (wat daar geen ongebruikelijke leeftijd voor is), zal mijn nest over een luttele zes jaar reeds halfleeg zijn. Ga ik dan allicht enkele dingen die ik nu ook al doe alleen maar frekwenter doen? Want ik herken net iets te goed hoe het wachten op -in mijn geval- boeken en cd’s eigenlijk mojer is dan het ontvangen ervan. Vanaf het moment dat ik een bestelling plaats, kan ik dagen leven in het glorieuze vooruitzicht dat dat geniale boek of die wonderschone cd eraan komt – een fijn gevoel, dat kundig om zeep geholpen wordt wanneer de postbode ze daadwerkelijk aflevert. Zo mooi als het gedurende die paar dagen in mijn hoofd geworden is, zijn boeken en cd’s trouwens toch nooit. Niets is ooit zo mooi als het in je hoofd is. Dat is wat het betekent om in leven te zijn. Lekker zwelgen in je verdriet? Ken ik ook. Nog fijner met muziek erbij ja, al is dat in mijn geval nooit The Carpenters (maar misschien moet ik dat eens proberen?). Ook: onzinnige dingen opzoeken via Google. Goed, meestal voor de lol samen met mijn dochter. Maar de keren dat ik het doe als ik alleen ben, is onversneden verveling doorgaans de drijfveer erachter. Alleen Gillian Anderson ken ik niet. Zou dat iemand zijn natuurlijk is dat iemand ik ken wel meer beroemdheden niet vast een goeroe of een televisiepsycholoog of iemand van youtube of gewoon maar een moje vrouw die zingt of acteert of schrijft, in de danklijst wordt Anderson nog bedankt omdat ze Elizabeth vooralsnog niet heeft aangeklaagd. Het is makkelijk op te zoeken wie dat is, misschien iets voor als de verveling weer toeslaat. Maar liever laat ik me het raden, net als in de tijd dat er geen Google was en je zulke dingen niet kon opzoeken, nooit, omdat niet iedereen het schopte tot lemma in de encyclopedieën die je in de bibliotheek kon gaan inzien (maar mijn vader was in die dagen een soort Google, en die prikte menig een zeepbel door, gevraagd of ongevraagd).

Eén gedicht, het is niet veel meer dan anderhalve bladzijde, het is droevig het is grappig en het is springlevend. Dat is goed binnenkomen. Er zijn dichtbundels waarin je even moet rondstommelen, waarin je tot soms wel halfweg geen idee hebt wat je er van vindt, wat je aan het lezen bent, wat voor bundel het is, waarin je flarden krijgt toegeworpen: een intrigerend beeld, een moje zin; elk meer laat zich voorlopig alleen maar vermoeden. Maar Rhian Elizabeth trekt je zonder pardon tot over je oren de schittering in. Waar in het twede gedicht, drowning on a stranger’s couch, het perspectief maar enkele centimeters verschoven lijkt te zijn: een vrouw die haar dode vader erg mist, brengt ergens in Zweden een dag en een nacht door bij een vrouw die ze totaal niet kent. Deze vrouw mist op haar beurt haar (klein)kinderen die haar nooit komen bezoeken. Weeral eenzaamheid, weeral wringende familiebanden. Maar anders dan bij maybe i’ll call gillian anderson, zit de schoonheid van dit gedicht niet perse in de dwingende manier waarop Elizabeth beelden oproept. Nee, drowning on a stranger’s couch heeft veeleer de allure van een performancegedicht. Wat een genot moet het zijn om dit te horen voordragen, liefst door de dichter zelve (geen totale onmogelijkheid: Rhian Elizabeth woont in Wales). Het muzikale, de herhaling, het ritme, de klankkleur, hoe de zinnen als vanzelf gaan zingen (bijvoorbeeld: you will sit in het conservatory with the windows pushed wide open, the night will be hot, you will close your eyes, you will think about the pool outside, you will think of yourself weightless on the bottom, you will listen to the crickets singing, they live on the lake in the distance, the great lake is vättern or sommen, you aren’t sure which, this she told you on the drive across sweden in her car but you had your head out of the window like a dog, you will wonder if this is a mistake, you make bad decisions, she will bring you lemon ice tea, you will feel tired, she will convince you to stay the night on the massive old couch, you will dream about your father there, you will give him a new face, you will give him a new voice, you will no longer remember the actual ones he had, you will dream about swimming in vättern of sommen, you will dream about drowning), en dan is het overal om je heen, als, inderdaad, muziek en wat een verschil maakt een verschuiving van slechts enkele centimeters dan.

Wel. Goed. Dus. Dit is het gedeelte dat je aan voelt komen. Want uiteraard: zo overweldigend als de eerste twee gedichten is niet elk gedicht in deze bundel. En misschien gaat het inderdaad wel iets te vaak over dochter, en over dochter missen, en over (in mindere mate) moeder zijn. Maar in dit kleine boek (niet meer dan 45 pagina’s) levert haast elk gedicht wel iets op. Een zin, een gedachte, een flits.

Zoiets als in een relatie zijn en altijd het gevoel hebben dat je een kreeft bent in een aquarium in een restaurant en doorheen het glas ziet hoe de ander sjampanje drinkt en het fantasties naar de zin heeft terwijl jij daar zit in afwachting van je dood.

Of dat a new and precarious thing een rap is, een heerlijk ritmiese rap, een rap die stroomt en vloeit en loopt als een razende (iemand moet deze bundel op cd zetten, er moet een cd komen van deze bundel, de gedichten dikteren hun eigen muzikale omlijsting wel, er zal freakfolk zijn en hiphop en blues en snoeiharde rock en verstilde fado en het zal misschien wel de allermooiste cd allertijden zijn) maar tegelijkertijd ook een ontroerend gedicht over hoe een dronken dochter op haar achttiende verjaardag weer heel even een kind is, een baby die alle verzorging nodig heeft, zodat ook de dichter, eindelijk, weer even moeder mag zijn.

Of de wreedheid van het geheugen dat dingen die je liever vergeten wil je keer na keer in je gezicht blijft wrijven terwijl je dingen die je zo dolgraag onthouden wil -de stemmen van je ouders- onherroepelijk verliest.

Of de spinnen in je huis die blijven leven nu er niemand meer is die er bang voor is zodat je geen reden meer hebt ze te doden.

Of de Mona Lisa onder de Mona Lisa

Of dat een Londonse straatpuber (in wie ik Rhian Elizabeth zelf meen te herkennen) op haar weg neerwaarts een brief schrijft aan wiedanook en vertelt hoe zij en haar vrienden op weg zijn naar een optreden van Rachel Stamp. Zou dat echt een band zijn, vroeg ik me af, en dit keer zocht ik het wel op. Het was een echte band. Wat aanstellerige, net iets te theatrale rock, aanschurkend tegen glam, maar dan zo vet aangezet dat je er geen hekel aan kunt hebben. Toen ik me later iets afvroeg over Rachel Stamp en de band nog eens opzoeken wilde op Discogs kwam ik door een typefout in de bandnaam terecht bij Moljebkla Pvlse en sjee wat bleek hun debuutalbum Koan prachtig te zijn. Als ik me die ooit aanschaf -wat wel weer onvermijdelijk zal blijken te zijn- heb ik ook dat overgehouden aan maybe i’ll call gillian anderson. Het moet niet altijd rechtstreeks zijn.

maybe i’ll call gillian anderson is een briljant boek. Het is vanwege boeken als deze dat ik zoveel hou van poëzie. Omdat de woorden leven in de splinters, in de kieren, en midden in het leven.

The English translation of the review you can find further down down.

Rhian Elizabeth maybe i'll call gillian anderson

maybe i’ll call gillian anderson

  • Auteur: Rhian Elizabeth (Wales)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Broken Sleep Books
  • Verschijnt: 31 mei 2025
  • Omvang: 44 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: £ 9.99
  • Boek bestellen bij: Amazon

Flaptekst van de bundel van Rhian Elizabeth de Wels dichteres

Rhian Elizabeth’s maybe i’ll call gillian anderson is a raw, darkly funny, and deeply affecting collection that navigates the liminal spaces of love, loss, and reinvention. With a voice that is both unguarded and sharply observant, Elizabeth crafts poems that move through heartbreak, motherhood, memory, and self-destruction with biting wit and aching tenderness. Whether tracing the ghosts of past selves, confronting absence, or yearning for connection, these poems refuse sentimentality, instead offering something braver—an intimacy that is as unsparing as it is humane.

English translation of the review

This is the first scene. A mother’s state op de drempel van het huis and hoe de daughter in hair car stapt en wegrijdt. Ze trapt het accelerator pedal in, you can’t hear anything, gaat. In the state mother then, in hair laying nest. It’s never long before you can see anything, no one has the steeds with your slaat, it’s never long before the posters of hair heroes are in the wall of what you’re looking for and there’s an extra camera. En now? What did you do with the lying ones? The mother’s hair can be seen as soon as possible. Things can be seen from the doen, and in the last things the niets van doen hebben met heeldurdagen naar The Carpenters luisteren en huilen. Misschien, if you think so, you can order things online. You can’t get the heeft of the zelfs to be able to get to the point where you can get rid of the spools and get rid of them. Of course you can search on Google for a few hobby’s for every year or two. Of the misschien kan ze gewoon a beetje in doodste stilte door het huis lopen tot ze zichzelf terugvindt in the ontstellend lege kamer, schreeuwend What word ik nu godverdomme geacht te doen, Alexa? Of course, Gillian Anderson can bark and have her hair ready for a lounge party, the sheets of the bed with her hair are afhalen and he has a beautiful bed, in the hoop that Gillian Anderson has a knipoog zal zeggen and sleeps in the bed.

This is the situation of the title poem, and this is the very first poem in the bundle. I had to go to bad water to test it, and it was fine. Everything, like the word from the poem, can be easily imagined by me, which is also written on the jam, which can be seen in a very small car. My children have two children and I can think of them as soon as possible; as my oudste op zijn mindful het huis uit gaat (wat daar geen ongebruikelijke leeftijd voor is), zal my nest over a luttele zes jaar reeds halfleeg zijn. Is there anything that you can do with your grandchildren? I don’t want to hear anything that is good enough to wake up in my book and CD’s own version is in the ontvangen. Vanaf het moment that ik aen ordering plaats, kan ik dagen leven in the glorieuze vooruitzicht that the brilliant book of the wonderful cd eraan komt – a fijn gevoel, that knowledgeable om zeep geholpen wordt wanneer de postbode ze daadwerkelijk aflevert. As soon as he endured the few days in my house, his books and CDs were still there. Niets is ooit zo mooi than het in je hoofd is. That’s what he says in life. Lekkers are in jeopardy? Ken ik ok. There is still music here, yes, it is in my life no more than The Carpenters (maybe I missed it if I tried it again?). Ook: onzinnige things opzoeken via Google. Good, everything for the lol seeds with my daughter. This is what I do when I see it, it is on the other side of the door from the driver’s eye. Alleen Gillian Anderson knows nothing. This person is of course a person who can be seen in a vast amount of time from a television psychologist of someone from YouTube of gewoon maar a little bit of writing, in which Anderson has thanked her for Elizabeth never files a complaint. It’s a good idea to see how it is, but it’s not possible to see how it works. You can read more about it, but not in the encyclopedias that are in the library that can be found in Google, which in my opinion is not available in any way. en the prikte menig a zeepbel door, gevraagd of ongevraagd).

A poem, it’s never seen in other words, it’s dreary, it’s grappy and it’s spring-loaded. That’s good to come within. He zijn dense bundles was even moet rondstommelen, waarin je dead soms which halfway geen idea raises what je van vindt, wat je aan het lezen bent, wat voor bundel het is, waarin je flarden krijgt toegeworpen: an intriguing beeld, a moje zin; Elk sea let us do it quickly and easily. Maar Rhian Elizabeth treks je zonder pardon tot over je oren de schittering in. Waar in the two poems, drowning on a stranger’s couch, the perspective of her enkele centimeters lost lijkt te zijn: a vrouw the hair dode vader erg mist, brengt ergens in Zweden een dag en een night door in a woman who is completely out of her mind. Every day you don’t have enough hair for your (small) children’s hair. Weeral eenzaamheid, weeral wrestling family ties. It’s different in maybe I’ll call Gillian Anderson, to quote the beautiful poem from the poem in the compelling manner that Elizabeth has written. No, drowning on a stranger’s couch is a great performance poem. What you can do with it is this.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Carson – Glas, ironie & God

Anne Carson Glas, ironie & God recensie en informatie over de inhoud van het boek met gedichten van de Canadese dichteres. Op 25 augustus 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de dichtbundel uit 1995, Glass, Irony & God van de uit Canada afkomstige schrijfster Anne Carson. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de dichteres, vertaalster en over de uitgave.

Anne Carson Glas, ironie & God recensie van Tim Donker

Glas, ironie & God kon een goeje titel ween Glas, ironie & God zou een goeje titel ween, Glas, ironie & God kan maar zo een verdraaid goeje titel ween; Glas, ironie & God is ook een titel maar wel een titel die is samengesteld uit de titels van stukken in deze bundel en als zodanig dus ten halve al een verkapte inhoudsopgaaf. Het Glas-essay opent, en echt over glas gaan doet het niet en een essay is het als u het mij vraagt evenmin. Moet zo’n tekst een naam hebben misschien moet zo’n tekst een naam hebben voor mij dat u weet waar ik het over heb. Noem het met een kreupele term een prozagedicht. Een ik die misschien Anne Carson is logeert bij haar moeder, een wat bitsige, wat bekrompen, wat normatieve oude vrouw die alleen woont want de vader dementeert in een tehuis. Een relatie van de ik is net stukgelopen, er is hartzeer, er is pijn, er is vertwijfeling. Er zijn dingen te verwerken, er is sprake van therapie, de moeder snapt dat allemaal niet zo, waar hep dat allemaal voor nodig met die therapeuten enzo en helpt het eigenlijk wel ene sikkepit. De moeder woont op een heideveld in het noorden, en de ik maakt daar lange wandelingen, het liefst in de ochtend als alles er langzaamaan tot leven komt. Het lopen is allicht om de gedachten te reguleren. Gedachten over haar grote liefde Law die haar verlaten heeft, over de moeder, over de vader, over de dingen, over het leven, en over Charlotte en Emily Brontë en Woeste hoogten. Onophoudelijk wordt het leven en de literatuur van Emily Brontë geanalyseerd en met het eigen leven, en de eigen tijd in verband gebracht. Op die momenten is dit Glas-essay op zijn essay-achtigst (en misschien ook wel op zijn taaist – maar niemand zei dat literatuur licht verteerbaar dient te zijn, wel?), maar steeds overheerst de sterke, licht melankolieke, herfstige, druilerige sfeer. U zou denken dat het de sfeer is van een vroege winterochtend op ergens een heide en p’sies: dat is de sfeer.

Verstild misschien.
Verstilling, ja daar zegt u zoiets. Anne Carson is classicus. Dat merk, dat proef je in elke regel. Die traagheid, dat bedachtzame, en ook: hoe het voorbije altijd door het huidige heen schemert. Niet als altmodies. Maar als eeuwig. Universeel. Allicht dat ze daarom steeds weer voor de poëtiese vorm kiest: als een oerlied dat onder alle moderne melodieën te slapen ligt.

De waarheid over God is zoiets. Het zou bijna een kop kunnen zijn in een roddelblad. Eindelijk de waarheid over de bekendste aller bekendheden. Maar deze bekendheid heet God, en welke God, de spinozistische God misschien, de God van de christenen, God de Vader, of de uitgebluste en licht bezopen God zoals Twan Vet hem nog niet zo lang geleden nog schilderde? En welke waarheden kennen we nog in deze postmoderne tijden, is waarheid sowieso niet al een verouderd konsept? Waarheden over God zullen eo ipso duister zijn. God is een reusachtige scheur in het hart, heet het. Carsons God is een gemankeerd Wezen. Of misschien al te menselijk: “God vroeg aan Zijn vrouw: ben jij boos op de natuur? / Ja ik ben boos op de natuur ik wil niet / telkens als je bout gesopt moet worden // op je roze staf natuur tussen mijn benen gestoken krijgen / of geografisch uitgestort. / Is dat nou Schepping?”. Maar ja, zo’n vrouw kan wel meer willen natuurlijk maar Gods wil blijft wet: “God schiep de taal van vrouwen als een onomatopee. / Eeuwig strompelende klanken die eeuwig / strompelend // in de woorden zakken van wat ze zijn / als voeten in een bottenschoen. / ‘Bedrog’ (valt haar op) klinkt als Zijn rits die omlaaggaat.” heet het in een paragraaf die “Gods stijve” genoemd is. Sja. Geen patriarchaat zonder fallussymbool en je hebt het maar te willen!

Want

“wij zijn in een leegte gehangen […] Wij zijn opengesneden en leeggebloed […] Wij zijn stof. Wij weten niets. Wij zullen nooit meer praten […] Ons is opgedragen dit Zijn liefde te noemen.” Als het in de mens verankerd is om overheersing voor liefde aan te zien, dan is onderdrukking eigen aan het wezen van de mens en ook aan zijn taal. En taal is een andere, duidelijk merkbare interesse van Anne Carson. Het linguïstisch onderscheid tussen tijd en aspect (dat stemde me filosofisch). De etymologie van compassie. Āvaraņa, een teken van God (Gods eigen kalmte is een teken van God). Leg je droefheid af, het is een mantel van werk (wat me deed denken aan hoe kapotte slaap zegt Leg je onrust bloot). Als vrouwelijke woorden worden gemunt: blozen, stinken, pruim, echtgenote, heks – wat ondergeschikt, zwak, minderwaardig is. Maar ook: kerft God het “mannelijke woord” tsdq in Jesaja’s ene hand. En het “vrouwelijke woord” tsdqh in zijn andere. Zoek je dat op zegt artificiële intelligentie dat tsdq te maken heeft met therapie, met dissociatie, denk ik aan gespletenheid, denk ik aan niet heel zijn. En (zegt artificiële intelligentie) tsdqh is Hebreeuws, is tsedaqah, is geborgenheid en bijbelstudies noemen ook nog 6666 en dat is niet ver van één zes minder. Het beest, de man, het voorhoofd, de gespletene, uit Jesaja’s borsten stroomt melk, een zilveren rivier van mededogen.

Alles dat merkbaar en onmerkbaar overheerst. En ook het licht kan onderdrukken.

TV bestaat uit licht, net als schaamte.

Zegt het. Maar dan gaat het al niet meer over God dan gaat het over TV en over TV-mannen.

De TV-mannen zijnde. Hektor. Artaud. Sokrates. De slaper. Sappho. Lieden die je misschien niet meteen tot het televisievolk rekenen zou; de laatste zou je denkelijk niet eens tot het mannenvolk rekenen. Maar Hektor televisioneert de oorlog. Artaud zijn gekte. Het theater van de wreedheid. Welkom thuis, sanatorium. Socrates, in een ander soort instelling, een gevangenis, betaalt zijn sigaretten niet. Daar draait de cameraploeg voor op.

Misschien is het het patriarchalisme.
Misschien is het hoe het een steeds al het andere overklast.
Misschien is het simpelweg beweging.

In Carsons hervertelling van het boek Jesaja beweegt een land in zijn bolster (en slaapt verder). Nacht stroomt omlaag en God stopt Jesaja’s oren vol met stekels. Alles wat niet blijft hoe het is. In vorm. In consistentie. In plaats. In De val van Rome reist de ik af naar Rome om de wonderschone Anna Xenia te zien. Gidsen vertellen haar hoe te spreken. Wat te zeggen. Zinnen als Pardon, waar is de uitgang alstublieft? Breng me naar de reddingsboot. Ik constateer dat we autopech hebben. Kan ik de manager spreken? Waar vertrekt de trein naar Milaan? Ja dit is mijn / onze eerste keer in Rome. Ik zou graag de commissaris van politie spreken. En ik, ik herinner me een kennis die naar een land zou afreizen waar hij de taal niet sprak en iemand die die taal wel sprak had op een papiertje een paar handige zinnetjes geschreven voor hem. Op dat in vieren gevouwen blaadje stond onder andere Help! Bel de politie! Ik word achtervolgd! en dat dat meer dan één zin is, was niet waarom wij zo hard moesten lachen die dag. Ja. Ik vond humor in De val van Rome, iets wat ik niet bijster vaak tegenkom in het werk van Anne Carson. En licht. En liefde. Al gaat het ook over vreemdelingenhaat maar had je anders verwacht gezien de achternaam van degene die de ikpersoon gaat opzoeken? Duisternis ligt altijd op de loer. En liefde is altijd destructief. “De mens heeft een soort drang te nemen wat hemzelf het dierbaarst is en het kapot te smijten.” Ja. Precies. De nagel op de kop.

De liefde en het zwart.
Het duistert en tegelijk licht het onophoudelijk op in de woorden van Anne Carson. Net dat is het wat haar boeken zo onweerstaanbaar maakt.

Anne Carson Glas, ironie & God

Glas, ironie & God

  • Auteur: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Origineel: Glass, Irony & God (1995)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 25 augustus 2025
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Anne Carson

De poëzie van Anne Carson combineert met een volstrekt eigen stem het opbiechtende met onderzoekende. Carson, een gerenommeerd classicus, verweeft in Glas, ironie & God in een verbluffende stijl hedendaagse en eeuwenoude poëtische invloeden.

Deze collectie bevat onder meer het beroemde Glas-essay, een krachtig gedicht over het einde van een liefdesrelatie, verteld aan de hand van de zusters Brontë; dat het fundamentele gevoel van het oude jodendom oproept; en De val van Rome, over haar reis om Rome te vinden en over de strijd om daar haar gevoelens van existentiële vervreemding te overwinnen.

Anne Carson (21 juni 1950, Toronto, Ontario, Canada) wordt in Canada en de Verenigde Staten al lange tijd beschouwd als een van de belangrijkste stemmen in de hedendaagse literatuur. Ze werd geboren in Canada en is al meer dan dertig jaar hoogleraar klassieke literatuur. Ze ontving vele prijzen, waaronder de Lannan Literary Award en de T.S. Eliot Prize for Poetry.

Bijpassende boeken en informatie

Samiya Bashir – I Hope This Helps

Samiya Bashir I Hope This Helps review, recensie en informatie boek met poëzie van de Amerikaanse dichteres uit Harlem. Op 13 mei 2025 verschijnt bij Nightboat Books de bundel met gedichten van de Amerikaanse dichters Samya Bashir. Er is geen Nederlandse vertaling van het boek verkrijgbaar.

Samiya Bashir I Hope This Helps review en recensie van Tim Donker

ich sehe die Alle in einer Reihe. De kleermaker. De accountant. De dienstmaagd. De vertaler. De andere zus. De andere vrouw. De toerist. De hulp.

je ziet ook dat Bill Bixby nooit Lou Ferrigno werd zonder al zijn kleren, aan flarden gescheurd, prijs te moeten geven. Dat zijn Jekyll-episode nooit rimpelloos verliep. Wie krijgt het immers ooit gladjes op zijn heupen?

je ziet ook dat al mijn rood als bruin kan klinken.

je ziet ze zitten. Samiya Bashir en Nicole Searley (lees haar briljante And-gedicht op ze innernet). In Rome. Met beurs. Ze wonnen in 2020 de Rome Prize Fellows voor literatuur. Moet je daar blij mee zijn? Het van de gele hond gescheten jaar 2020 toen de corona-gekte goed losbrak, moest je net in dat maffe Italië zijn waar een heel nieuwe lading aan het woord “hysterisch” gegeven werd toen. Zaten ze, Bashir en Searley, zo goed als opgehokt, op hun kamertjes. Voedsel werd gewijzigd, dan aangepast, dan weggehaald. Voor hun eigen veiligheid. Ze mochten ook elkaar niet meer zien. Voor hun eigen veiligheid. Vanaf het dak zongen ze naar elkaar; ver uit hun ramen hingen ze om maar de minste glimp van elkaar op te vangen. Je ziet ze. Je ziet het voor je, nietwaar? Ze kunnen daar niet weg. Maar ze mogen ook niet blijven. In ballingschap. Voor hun eigen veiligheid. Want altruïstisch als overheden zijn hebben ze niets dan de veiligheid van hun burgers voor ogen. Je wil dat belastingbetalers blijven leven! En dan mogen ze toch gaan. Dan toch hun ciao, en wiljewelgeloven: ciao is etymologisch verwant aan slavernij. Komend of gaand klonk het schiavo: ik ben je slaaf. Maar de moderne belastingbetaler is niet langer een slaaf toch? Die is alleen plaatsgebonden voor zijn eigen veiligheid. Voor zijn eigen veiligheid.

je ziet hoe je niet onneergeschoten kunt blijven in de Verenigde Staten als je knoflook eet. Winkelt. Zwart bent. Wit bent. Thuis bent. Op de middelbare school zit. Een geweer hebt. Geen geweer hebt. Homosexueel bent. Heterosexueel bent. Naar je werk gaat. Op kaffee gaat. Naar het strand gaat. In je eigen bed slaapt. Stopt om te tanken. Een verpleegster bent. Een student bent. In geval van nood de politie belt. Met de bus gaat. Met de trein gaat. Het met iemand uit maakt. Alleen bent. Les geeft op welke school dan ook. De voordeur opent als er aangebeld wordt. Protesteert. Op straat loopt. Een ijsje eet. In een appartement woont. In een huis woont. Met iemand getrouwd bent.

je ziet hoe (ademen).

je ziet hoe (vliegen).

je ziet hoe (bestaan).

je ziet het gevoel. Een gevoel als. Er is iets vreselijks gebeurd maar je kunt je niet herinneren wat. Of. Het gevoel als. Je kan je het vreselijke ding wel herinneren maar nog steeds denk je dat het niet dat ene vreselijke ding was. Het gevoel als. Er niets meer over is dan gevoel, geen gedachte, slechts verlamming, en gevoel. Het gevoel als. Er niets meer over is te voelen, niets in je schoot geworpen dan ontbijt. Het gevoel als. Dat blijkt dat je allergisch bent voor de samenleving als geheel.

je kunt zien – televisie. Televisie kijken. Laat op de avond. Of vroeg in de nacht. Ergens in de zeventiger tachtiger negentiger jaren. Kijken tot het volkslied erop kwam (was dat echt zo?). Alles zien wat uitgezonden werd. Nieuws. Documentaires. Slechte films. Wat het ook was, het was altijd hetzelfde. Wees bang, was wat het zei. Wees heel erg bang voor. Oorlog. Invasie. Storm. Of geafrikaniseerde bijen.

je kunt zien hoe dit helpt (of een beetje misschien).

je kunt (zien) / (groot) / vliegen / bezweren / slapeloos / laten vallen / (geheim). En dat we hier zijn. En dat we maken.

je kunt zien hoe, dit, een dag, het weer wisselvallig misschien en daar zat ik, in mijn leesstoel zat ik, het was het zitten daar, het waren mijn verwachtingen, het was het zitten daar met die verwachtingen van mij, op de steerjoo was Hout van Frederik Croene en Esther Venrooy, ik had zoveel verwacht van die seedee, wat had ik verwacht van die seedee?, niet dit had ik verwacht van die seedee: niet wat het bleek te zijn had ik verwacht van die seedee, zo af en toe klonk er iets bovenuit, af en toe wat geluid dat klonk, het gaat in en het gaat uit fase dacht ik, soms ineens de slag soms in het gezicht, wat het was, in mijn handen I hope this helps van Samiya Bashir, ik had zoveel verwacht van deze bundel, wat had ik verwacht van deze bundel?, niet dit had ik verwacht van deze bundel: niet wat het blijkt te zijn had ik verwacht van deze bundel, ik had een gedicht gelezen van haar, ergens op dat vermaledijde internet (ooit dacht ik dat het een trend was, toen ik in de twintig was ofzo, ik dacht het is een trend dat internet het gaat wel weer over dat internet ook dit gaan voorbij, dacht ik toen, ik was halverwege de twintig ofzo), ik had dat gedicht gelezen dat How not to stay unshot in the U.S.A. maar ik had de titel even gemist en ik had het gelezen als een opsomming van dingen die een mens kan doen, dingen die een mens kan zijn: knoflook eten, benzine tanken, thuis zijn, naar een countrymuziekfestival gaan, homosexueel zijn, heterosexueel zijn, naar het strand gaan, de bus nemen, gaaf dacht ik, deze dingen kan je zijn deze dingen kan je doen met deze dingen kan je leven gevuld zijn, en o hoe hou ik van opsommingsgedichten dus deze bundel moet ik hebben dacht ik, deze bundel moet ik bestellen dacht ik, en ik deed, ik bestelde, en even later had ik hem ook, in handen, daar, in mijn leesstoel, met dat enigszins teleurstellende Hout op de steerjoo, dat was niet lang nadat La llorena van Lhasa ook al een lichte teleurstelling voor me was geweest, waarom had ik ook zo zitten zaniken tegen Katherine over hoe mooi de stem van Lhasa was, terwijl juist die stem nu, of ook de muziek, hoe zou het eigenlijk met Katherine gaan, woont ze al in Zweden, waar gaan alle mensen heen, waarom stelt alles toch altijd weer teleur, lichtelijk of een beetje of veel of gewoon, blijkt dat het gedicht dat voor mij aanleiding was I hope this helps onverwijld te bestellen How not to stay unshot in the U.S.A. heet, geen willekeurige opsomming van alles wat tesaam dat ding dat men leven heet komponeert maar een overzicht van wat zoal een reden kan zijn, in Amerika, om een kogel uit te lokken, alles kan een reden zijn om lood in je lijf gepompt te krijgen, zou dat daar nou echt zo zijn?, ik ken Amerikanen die nog nooit neergeschoten zijn, is er echt veel reden voor deze angst?, hoeveel procent van de Amerikanen is ooit neergeschoten geweest, hoeveel procent niet, welke plek neemt neergeschoten worden in op de lijst van voornaamste doodsoorzaken, bestaan zulke lijsten ja vast bestaan zulke lijsten, moet je in Amerika echt altijd bang zijn?, loert de kogel / de dood echt om elke hoek?, is deze paniek gerechtvaardigd?, of is het, anders, maar de zoveelste bijdrage tot de paniekmaatschappij die naar ik meen door Agamben al zodanig gefileerd was dat we haar allang achter ons hadden kunnen laten, je moet angsten niet voeden, angst is al te vaak een reden om nog meer onderdrukkende maatregelen te nemen, vormen van onderdrukking die erger zijn dan wat het dan ook is dat ze tegen heten te gaan, ineens weet ik ook niet meer zo zeker of dat “voor onze eigen veiligheid” uit het quarantainegedicht wel zo ironizerend bedoeld is als ik het dacht te mogen opvatten, natuurlijk, hoe woker, hoe linkser, hoe meer men het coronafascisme omarmde, ik kan me voorstellen dat het volgende totalitarisme op links geïnstalleerd gaat worden, bepaalde keuzes hebben bepaalde gevolgen nichtwahr moest je maar niet geloven wat je gelooft moest je maar wat meer woke zijn moest je maar gewoon zijn zoals wij allemaal zijn eins zwei drei und the snow ist eine star, maar de tekeningen, maar de visuele poëzie, maar de kreten maar de zinnen maar de flarden die blijven opklinken, en trouwens, Lisboa Mulata van Dead Combo was net zo mooi zo niet mojer als ik gehoopt had, niet alles stelt teleur, misschien had ik niet moeten lezen hoe Bashir mensen in het dankwoord met de achterlijke de vieze de oerlelijke term “powerhouse” bedenkt, Whitehouse maakt power electronics maar dichter dan dat mogen de worden “power” en “house” niet bij elkaar staan en al helemaal mag het niet naar mensen verwijzen, maar wie leest er ook dankwoorden, laat de poëzie spreken en in I hope this helps spreekt de poëzie zeikt de poëzie zeurt de poëzie overdrijft de poëzie zingt de poëzie schreeuwt de poëzie jankt de poëzie drijft de poëzie golft de poëzie en buldert de poëzie.

je ziet hoe. De poëzie is wat de poëzie is. Ik hoop dat dat helpt. Maar alle hoop is ijdel, en dat weet u even goed als ik.

Samiya Bashir I Hope This Helps

I Hope This Helps

  • Auteur: Samiya Bashir (Verenigde Staten)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Nightboat Books
  • Verschijnt: 13 mei 2025
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Samiya Bashir

Bending genre as a planetary body might bend spacetime, Bashir’s poems live as music and film, as memoir, observation, and critique, as movement across both cosmic and poetic fields.

I Hope This Helps reflects on the excruciating metamorphosis of an artist, “a twinkle-textured disco-ball Jenga set” constrained and shaped by the limits of our reality: time, money, work, not to mention compounding global crises. Think of a river constrained by levees, a bonsai clipped and bent, a human body bursting through shapewear. Begging the question, what can it mean to thrive in the world as it is, Bashir says, “Rats thrive in sewers so / maybe I’m thriving.” In these moving, sometimes harrowing meditations, Bashir reveals her vulnerable inner life, how she has built herself brick by brick into an artist.

Samiya Bashir is a poet, artist, writer, performer, educator, and advocate. She is the author of four poetry collections, including I Hope This Helps (2025) and Field Theories (2017), winner of the 2018 Oregon Book Awards Stafford/Hall Award for Poetry. Her other books are Gospel (2009), and Where the Apple Falls (2005). Samiya’s honors include the Rome Prize in Literature, the Pushcart Prize, Oregon’s Arts & Culture Council Individual Artist Fellowship in Literature. She lives in Harlem.

Bijpassende boeken en informatie

Iulian Bocai – Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu

Iulian Bocai Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu recensie en informatie van de inhoud van de Roemeense roman. Op 19 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij De Geus de Nederlandse vertaling van de roman Ciudata și înduioșătoarea viață a lui Priță Barsacu van de uit Roemenie afkomstige schrijver Iulian Bocai. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en van de uitgave.

Iulian Bocai Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu recensie

  • “Dit ogenschijnlijk kleine boek opent een grote, melancholische, duistere wereld waar je maar al te graag in rond zou blijven dwalen.” (Lisa Weeda)
  • “Er zit iets in het hart van deze mensen, een onschuld die niet aangetast wordt door het cynische leven, en dat is wat je eigen (lezers)hart diep raakt.” (Mira Feticu)

Recensie van Tim Donker

Dan deze vraag: hoe vaak kun je een kliesjee vernieuwen? De vrije jazz maakte zich los van de traditionele jazz en hoe doorstroomde het me. Het liep met me mee tot hets schoenen ook weeral een weinig versleten leken te zijn. De innovaties van Ornette met de pet jajaja, en MIngus en Dolphy en Shepp en Albert Ayler natuurlijk jajaja, Albert Ayler altijd, en dan Pharoah Sanders die er nog wat soul bij mikte, en Sun Ra die alles de ruimte in schoot, en toen voelde het, ineens, of ik het belangrijkste wel in kaart had inmiddels, velden afgegrazen, weet jij het?, de essentialia op tafel, dan en daar, doorstromen deed het me nog wel, maar geheel nieuw op de oren vallen niet meer. Maar vele jaren later een dag Het begon al zomer te worden, stombelend doorheen de discografie van het prachtige Clean Feed-labeltje, stuitte ik op Will Holshouser, wie kon me zeggen wat dat was, die accordeon, hoe had ik het nu, huppelig en onderkoeld tegelijk, en altijd nog jazzy, kon het de mooiste accordeonplaat zijn sinds Accordion & voice van Pauline Oliveros?, nee natuurlijk niet want de hallucinante neofolk van Kimmo Pohjonen en Eric Echampard op Uumen is veel later nog dan Accordion & voice, het is ook maar bij manier van spreken, wat een drummer Eric Echampard is trouwens maar daar gaat het nu niet over, nu gaat het over hoe ik dacht oja een beetje folk bij de jazz dat kan ook nog natuurlijk, dat kun je ook doen, dit had ik nog niet eerder gehoord, het was ochtend, de zomer stond op het punt te beginnen, en ik hoorde Reed song, en onophoudelijk viel het licht, en onder deze omstandigheden begon ik te lezen in Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu van Iulian Bocai. Die hier geen nieuwe romansoort uitvindt, nee zeker niet, hoewel, Laurie Anderson zegt the detective novel is the only novel truely invented in the twentieth century because in the detective novel the hero is dead at the very beginning of shit verraad ik nu iets?, en waarom is het eigenlijk altijd maar muziek hier in deze bespreking dit moest toch over een boek gaan?, dit hier Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu is gewoon je dagdagelijkse komenvanleeftijd-literatuur en een komenvanleeftijd-roman lazen we al eerder, toch?, en zelfs de hoofdpersoon komt vertrouwd over. Natuurlijk is Priţă Barsacu een eenzelganger, en niet als anderen, niemand is ooit als anderen, zelfs de anderen zijn niet zoals de anderen. Natuurlijk is hij een dromer, en een vorser, en een eenling. Natuurlijk is hij intelligent en gevoelig. Natuurlijk heeft hij een paar andere zonderlingen om zich heen. Natuurlijk is er armoede, natuurlijk zijn zijn ouders volslagen geschift, natuurlijk wordt het dorp waar hij woont bevolkt door dwazen, dronkaards, werklozen, agressievelingen, pestkoppen en criminelen. We kennen het verhaal. We kennen het verhaal al zo lang. En toch schijnt Bocai er uit wat onvermoede hoeken lichten op zodat dit boek blijft boeien. Hij stopt als het ware wat folk in deze jazz, hij huwt de trompet met een accordeon, weetikveel. Zo heeft hij er om te beginnen al zeer wijs aan gedaan de roman kort te houden, een luttele 142 bladzijden en dan al gedaan. Nu peinst ge misschien of welzeker peinst gij dat want ik weet wel hoe gijlieden zit te peinzen daar allemaal, dat het triviaal is om een boek te wegen op het feitelijke gewicht. Maar toch. Niet veel schrijvers weten wanneer ze moeten stoppen. Ik wil hier niet aankomen met dat eeuwige in bekasting zeikt zich de meester want er zijn vele vuistdikke boeken waarvan iedere regel meer dan gerechtvaardigd is en waar van mij zelfs wel een vuist had bij gemogen maar er zijn eveneens genoeg  boeken met vele en vele overbodige bladzijden. Niet zo hier. Eén adem en het is uit, gelukkig nog lang voor het kans zag je te gaan vervelen. Of. Anders. En ook. En voorts. Het intrigerende begin. Bocai begint aan het eind en dat maakt dat je blijft lezen omdat je het wil vatten, hoe komt het tot dit einde, is het einde nog te keren, is het einde wel het einde, je las het aan het begin en je was nieuw in dit boek, als je nieuw bent zie je alles anders, dat is algemeen geweten. Zo blijf je kijken. Of ook zo: dat een toon het oog trekt. In dit geval de toon die Iulian Bocai aanslaat. Wat klankkleur zegt. Ja het gaat over armoede, geweld, sociale ongelijkheid, uitsluiting, ellende; maar Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu is geen tranentrekker, geen drama, niet zwaar op de hand; vermoedelijk heeft Bocai niet eens de bedoeling gehad bepaalde misstanden aan de kaak te stellen. Hij schetst gewoon een leven, een leven dat soms lijkt op het leven dat je had of gehad kon hebben (ja dat vele buiten zijn, dat herinner ik me nog wel van toen ik kind was, en ook iets met insecten, ik was er niet zo in geïnteresseerd als de hoofdpersoon van dit boek maar insecten speelden altijd wel een rol, je zag ze op de bladeren van de struiken zitten, je verzon maar wat, een simpele kever noemde je een bloedzuiger, wist jij veel), een leven waarin dingen gebeuren die vervelend zijn en een leven dat ook vaak mooi is; Bocai heeft met deze roman eerder een hoopvol boek geschreven, ja: hoop- en liefdevol. Dan weer niet doorslaand naar zoetsappigheid. Er is humor om daar voor te waken, er zijn zotte scheldkanonnades om daar voor te waken, er zijn idiote gebeurtenissen om daar voor te waken. En als alles eraf is, nee als alles goed strak staat, nee als alles gedaan is, of lijkt te zijn, volgt er nog iets over begrafenisrituelen en de lezer weet even niet of dat nog bij de vertelling over Priţă Bocai hoort, misschien maar iets dat er achter geplakt is omdat er nog wat ruimte overschoot, ook hier geven mafheden iets te lachen. Een accordeon kan huppelen, jazz kan folky zijn en een komenvanleeftijd-roman kan nieuw genoeg lijken om boeiend te blijven. Elke lezer dient zijn hoed af te nemen voor Bocai. Maar wie geen hoed heeft, kan ook gewoon dit boek lezen.

Iulian Bocai Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu

Het vreemde en aangrijpende leven van Priţă Barsacu

  • Auteur: Iulian Bocai (Roemenië)
  • Soort boek: Roemeense roman
  • Origineel: Ciudata și înduioșătoarea viață a lui Priță Barsacu (2018)
  • Nederlandse vertaling: Charlotte van Rooden
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 19 juni 2025
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 15,99 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Roemeense schrijver Iulian Bocai

De intelligente en nieuwsgierige Priţă Barsacu groeit op in een kansarm gezin in een Roemeens dorp aan de oevers van de Olt. Hij ontwikkelt een bijzondere fascinatie voor de natuur, en ontpopt zich als een amateurtaxonoom. In warme kleuren zet Bocai een kindertijd neer te midden van armoede en geweld, waarin de jongen zich desondanks staande probeert te houden.

Iulian Bocai is geboren op 6 maart 1986. Hij is een Roemeense schrijver en literatuurwetenschapper. Hij doceert letterkunde aan de Universiteit van Boekarest, werkt als vertaler en essayist en schreef twee bekroonde romans en een verhalenbundel. Het vreemde en aangrijpende leven van Prita Barsacu is zijn debuut.

Bijpassende boeken en informatie

Naja Marie Aidt – Oefeningen in donkerte

Naja Marie Aidt Oefeningen in donkerte recensie en informatie roman van de op Groenland geboren Deense schrijfster. Op 11 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van Øvelser i mørke, de roman van de Deense schrijfster Naja Marie Aidt. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur en over de uitgave.

Naja Marie Aidt Oefeningen in donkerte recensie

  • “Net als in Het boek van Carl branden de pagina’s zich in je vast, de zinnen wikkelen zich om je hart, spannen aan, knorren en plagen je afwisselend, stimuleren je, en je verandert woord voor woord van de lezer die je bent in een vrouw van middelbare leeftijd met haar trauma’s, melancholie en verzet.” (Berlingske, ∗∗∗∗∗∗)

Recensie van Tim Donker

Het zijn van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn, ook maar geworpen, een geworpen zijnde. Het bestaan in gesleurd, nu heb je je zijn maar te zijn, en je kiest de omstandigheden niet. De omstandigheden waar daar al, om je heen, daarom heten ze zo, en ze blijven groeien ook waar je ze zelf niet gezaaid hebt. Ze knellen, ze drukken, ze duwen dit bestaan een kant op die niet noodzakelijkerwijs een gewenste kant is. Probeer nog maar geloof te hechten aan de fabel van vrije wil als een mens zich geworpen ziet in de omstandigheden van de hoofdpersoon uit Oefeningen in donkerte. Een vrouw, al diep de vijftig in gestombeld, duwend naar zestig, met de sporen van haar tumultueuze jeugd die in haar ziel gekerfd. De harteloze, gewelddadige vader die alles brak wat er in de knop maar te breken valt opdat dit meisje en haar twee zussen nooit meer voluit bloeien zouden. De moeder die liever wegkeek, want wegkijken is makkelijker, zolang je het niet ziet kun je nog doen alsof het niet bestaat. Eén van de twee zussen wordt later, als ze op de rand van volwassenheid staan, door de hoofdpersoon dood aangetroffen op haar studentenkamer. Het lijkt niet direct zelfmoord te zijn, er is geen afscheidsbrief, het oogt niet gepland. Misschien een overdosis. Er is hoe dan ook iets voltrokken dat jaren geleden door de beul van een vader in gang gezet is. De overlevende zussen zuipen en feesten zo hard mogelijk om het verdriet te overstemmen. Altijd feest en altijd dronken; zo ook, bijvoorbeeld, die keer dat de hoofdpersoon toen ze aardig wat in haar keelgat had gegoten in slaap viel op een bed in een huis waar ze niemand kende. Toen ze wakker werd bemerkte ze dat iemand bezig was haar te verkrachten. En later. Dit jaar nog niet. Deze eeuw nog niet. Maar later zeker misschien, een heel klein beetje liefde vinden, zomaar, op een hoopje, ergens in een hoek. Het brengt een beetje respijt. Soms is er respijt. Een man, geluk, drie zonen, een gezin. Maar dan wil de man, de vader van haar zonen, misschien liever toch niet dit familieleven, misschien liever toch een eigen leven. Alsof je de levens voor het uitkiezen hebt en slecht één daarvan echt helemaal van jou is. Misschien is er ook een ander lief, en misschien is zij wat jonger dan de moeder van je drie zonen. Misschien een beetje minder getroebleerd ook. Maakt het uit? Wat het uitmaakt is dat de hoofdpersoon van Oefeningen in donkerte nu alleen is. Alleen de jongens moet opvoeden, want de vader verdwijnt steeds verder naar de achtergrond totdat hij daarin is opgelost. En is ze niet te stuk om dit alleen te kunnen, torst ze zelf al niet een te zware last met zich mee om helemaal in haar eentje ook nog drie jongens te moeten dragen, op het leven voor te bereiden? Ze doet wat ze kan, ze loodst haar jongens naar de volwassenheid. Niemand komt er helemaal zonder kleerscheuren vanaf. De jongens niet. De moeder niet. Dat doet leven. Het scheurt. Niet alleen kleren. Want als de vrouw later, alleen, de jongens allang het huis uit, ongewild getuige is van een vreselijk voorval waarbij haar hachje er ook nog bijna bij inschiet, heeft het leven haar net die ene kaaksmeet teveel gegeven. Wat rest zijn de therapeuten. Behandelaars. Psychologen. U weet wel. Uiteindelijk komt ze terecht bij een specialist in posttraumatische stressstoornissen (die heel het boek doorheen de ptss-man genoemd wordt, wat, misschien onbedoeld, iets grappigs heeft) (of misschien ben ik dat maar, ik heb een beetje een raar gevoel voor humor, ik lach wel vaker om dingen die niemand grappig vindt) (ik herinner me nog mijn keiharde lach door een verder doodstille bioscoop om een scéne waar klaarblijkelijk alleen ik humor in zag) (die zeer waarschijnlijk ook helemaal niet komisch bedoeld was) (al een geluk dat het donker is in zo’n bioscoop) (Debby en Nadia waren daar ook, ik vroeg me af of ze mijn lach herkend hadden, ze zeiden er later op school in elk geval niks over).

Dat is waar Oefeningen in donkerte begint. Bij de ptss-man. Bij de gesprekken. Bij het trauma. Slechts met mondjesmaat, zeg beetje bij beetje, komt de lezer meer te weten. Dat is het boek, en dat is ook waarom ik het eventjes vreesde. Ik was bang voor huilerig proza, vet aangezet drama, onophoudelijke psychologiseringen. Maar het viel mee. Allermeest viel het mee. Aidt laveert juist met een zekere elegantie langsheen de grote thema’s die ze aansnijdt. Dat is in de eerste plaats te danken aan haar bijna griezelige taalbeheersing. Oké je moet wat lelijke onwoorden als “dealen”, “hooked” of “steppingstone” voor lief nemen (of zouden die uit de pen van vertaler Kor de Vries zijn gevloeid? misschien zijn die woorden niet te vinden in het orzjienele Øvelser i morke? zijn sommige talen sterker misschien, zelfverzekerder, en daarom resistenter tegen Engels?) maar over het algemeen weet Aidt een verslavend hallucinant toontje aan te slaan. Poëtisch zou een mens kunnen zeggen. Maar dat dekt nog maar de halve lading. Zangerig, zou beter zijn. Melodieus. Muzikaal. Woorden die dansen. Gegeven een zeker soort ritme. Bij momenten wisselt het perspectief naar andere bewoners van het appartementencomplex waar de hoofdpersoon woont; die vertellen dan wie ze zijn en welk appartement van hen is en welke andere bewoners er nog zijn. Dat gaat steeds in dezelfde bewoordingen, met dezelfde accenten zodat deze passages een soort intermezzi worden of, zo je wilt, refreinen. Een vrouw uit de vriendinnengroep van de hoofdpersoon was een keer op een feest waar iedereen een anekdote moest vertellen. Op dit feest wordt in het  boek een aantal keer teruggekomen, altijd zonder enig verband met het voorafgaande of met het volgende -een zekere mate van fragmentarisme is iets anders wat dit boek zo’n aangename leeservaring maakt- en de paragrafen die handelen over dat feest worden steeds met min of meer gelijkluidende zinnen ingeluid: “Zoals gezegd was Lea een keer op een feest waar iedereen een anekdote moest meebrengen, en een vrouw tikte tegen haar glas en ging staan.” (met kleine variaties in woordvolgorde en -keus). Dat lijkt in beginsel nog iets grappigs te hebben, op een flauwzinnige sitcom-manier: het suffe personage dat altijd hetzelfde soort verhalen op eenzelfde soort manier vertelt, zodat de kijker op enig moment al gaat kunnen voorspellen wat er komt als die lulligaard weer begint. Type: Cliff Clavin. Of als dat je niks zegt: denk aan je oom die boekhouder is en nooit iets meemaakt en daarom steeds maar begint over die paar dingen die hij wél heeft meegemaakt. Doch al snel weet de lezer dat de anekdote die komen gaat, verre van grappig is. Zonder uitzondering vertellen de vrouwen op het feest hartverscheurende verhalen over verkrachting, vernedering, bedrog, pijn, verwaarlozing (feitelijk zijn het ook geen anekdotes want zijn anekdotes niet per definitie grappig of op zijn minst luchtig? in ieder geval gaat het bij een anekdote om een (eenmalig) voorval en niet om ganse levensgeschiedenissen). Daardoor krijgt de houterige inleiding met dat “zoals gezegd”, dat “op een feest”, dat “iedereen een anekdote”, en dat “tikte tegen haar glas en ging staan” een heel andere lading. Iemands onvoorstelbare pijn wordt tot anekdotiek gemaakt of, misschien erger nog, onbeduidend feestjesgeneuzel, kleinpraat, vermaak, een koe, een kalf, iets wat geen speciale aandacht behoeft en wel afgedaan kan worden met de meest afgesleten woorden die een taal te bieden heeft. De tragiek is dubbel: er is iets gruwelijks gebeurd en vervolgens wordt het gebeurde (door de maatschappij? daders? mannen? de slachtoffers zelve, die ingepeperd hebben gekregen er maar overheen te stappen, het “een plekje” te geven, ermee te leven?) gebagatelliseerd tot het nog maar louter borrelpraat meer is. En de lezer zat zelfs nog een beetje te gnuiven! Oja daar heb je haar weer met haar anekdotefeestje! Gnuiver voelt zich nu betrapt: werkt hij niet net zo hard mee aan de machinerie die de pijn en de ellende van deze vrouwen het liefste tot kleinzieligheden vermaalt?

Fragmentarisme, taalkunst, het omkeren van ingesleten reacties: het zijn slechts enkele technieken waarmee Aidt Oefeningen in donkerte zijn indringende pracht geeft. Iets anders dat opvalt is dat veel van de personages in dit boek naamloos blijven. De hoofdpersoon zelve kennen we alleen als “ik”, en vrijwel al haar verwanten alleen in de rol die ze ten opzichte van haar vervullen: de oudste / middelste / jongste zoon, de moeder, de vader, de kleinkinderen, de opa, de ptss-man, de zus, de ex-man, de vader van de drie zonen. Dat werkt vervreemdend omdat je bij namen makkelijker gezichten voorstelt. Zodus blijven de personages in dit boek tot op zekere hoogte gezichtsloos, waardoor je ze ook makkelijker met elkaar verwart? Wie had nu ook alweer dat saje baantje? Was dat de oudste, de middelste of de jongste zoon? Wat zei de zus die nu in Spanje woont en waarover ging dat of wacht was het misschien toch de dode zus die dat zei? De lezer weet het niet meer zeker, en moet af en toe terugbladeren.

Dus vervreemding ook?
Ja vervreemding ook. En verwarring. Omdat je moeite moet doen om het te begrijpen. En er niet uit eerste impuls overheen walsen. Dacht ik zelf al niet dat het huilerig zou zijn, alleen omdat het ging over iets waarvoor een vrouw in therapie moest gaan, is dat niet zoals we zijn (wij mannen, wij westerlingen, wij hollanders): niet zeiken, niet moeilijk doen, herpak u zelve, ga terug op het paard (hee door mijn eigen metafoor zie ik het einde van het boek nu ineens in ander licht!).

Aidt kent haar materialen. Niet alleen verstaat ze de kunst inkt te laten schreeuwen, ook bespeelt ze de lezer als was hij een instrument. Alsof hij ook deel uitmaakt van wat ze zeggen wil. Zijn verwachtingen, zijn vooroordelen, zijn ideeën, zijn meningen, wat hij voor humor meent te moeten houden (ja mijn rare bioscooplach komt terug na vijfendertig jaar om me in mijn billen te bijten). Het anekdotefeestje, het naamloos blijven van de ptss-man, de weerzin die de hoofdpersoon voelt tegen simpele dingen als feestjes, reizen, werk – het leek me alles aanvankelijk best grappig maar later keek ik toch in een angstaanjagender gelaat. Ik acht het niet onwaarschijnlijk dat Aidt de lachreflex doelbewust heeft opgezocht. Ergens een grapje van maken heeft eenzelfde functie als het wegkijken van de moeder van de hoofdpersoon: alles waar je om kunt lachen, hoef je niet serieus te nemen.

De lezer van Oefeningen in donkerte weet zich gemangeld, uitgewrongen, ontroerd, in zijn hemd gezet, gepijnigd en totaal onthutst. En hij kan niet anders dan Aidt daarvoor ten diepste dankbaar te zijn.

Naja Marie Aidt Oefeningen in donkerte

Oefeningen in donkerte

  • Auteur: Naja Marie Aidt (Denemarken)
  • Soort boek: Deense roman
  • Origineel: Øvelser i mørke (2 februari 2024)
  • Nederlandse vertaling: Kor de Vries
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 11 juni 2025
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Naja Marie Aidt

Op de tweede verdieping van een appartementencomplex dat uitsluitend door vrouwen wordt bewoond, woont een vrouw van 57 jaar. Ze heeft drie volwassen zonen, ze leeft alleen en slaapt geregeld onder haar salontafel. Ze lijdt aan PTSS sinds een zeer traumatische gewelddadige ervaring. Elke week neemt ze de bus om haar therapeut te ontmoeten, en met haar vriendinnen in de buurt probeert ze de donkerte waarin ze zich bevindt te bestrijden en te hopen op nieuwe dromen.

Oefeningen in donkerte is een confronterende roman over geweld tegen vrouwen en de liefde tussen vrouwen onder elkaar, over vrouw zijn en terugkijken op jezelf als kind, tiener, jonge vrouw en volwassene. Over in het reine komen met je verleden – op je eigen voorwaarden.

Naja Marie Aidt is geboren op 24 december 1963 in Aasiaat op Groenland. Ze  is een van de meest gewaardeerde Deense auteurs. In 2017 publiceerde ze Het boek van Carl over de dood
van haar zoon, waarvan in Denemarken 50.000 exemplaren werden verkocht. Het werd genomineerd voor de National Book Awards 2019, de Kirkus Review Awards 2019 en de PEN Translation Prize 2020 en werd in veertien talen vertaald. In 2022 ontving Aidt de Swedish Academy Nordic Prize.

Bijpassende boeken en informatie

Froukje van der Ploeg – Soms blijft iets

Froukje van der Ploeg Soms blijft iets recensie en informatie van de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 11 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij Querido het boek met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichteres Froukje van der Ploeg. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Froukje van der Ploeg Soms blijft iets recensie

  • “Ze weet wat ze ziet, ze ziet wat mensen beweegt, ze luistert naar ze en ze schrijft het op.” (Marijke Schermer)
  • “Een zeldzame combinatie van diepzinnigheid en toegankelijkheid, humor en ernst.” (Roos van Rijswijk)

Recensie van Tim Donker

Niet alle dichtbundels bereiken mij. Ik ben geen groot publiek. Ik zou de kust willen zijn. De kust waar alle poëzie aanspoelt. Maar ook de kust ben ik niet. Anders had ik het wel geweten. Als ik die kust was, of een groot publiek. Dan had ik geweten van Froukje van der Ploeg. Die maar één jaar jonger is dan ik wat er geen zaken mee heeft maar me toch opviel. In 2006 debuteerde ze met de dichtbundel Kater. Sindsdien publiceerde ze nog drie dichtbundels die, en nu sieteer ik het achterplat, “een groot publiek bereikten“. Lap. Daar heb je het. Een groot publiek bereikten die bundels dus wel. Maar mij bereikten ze niet.

En weer wens ik een groot publiek te zijn, en niet mij (mijzelf wens ik vaak niet te zijn). Want dan was Van Der Ploegs poëzie al veel eerder aangespoeld op mijn kust. Dan had ik al veel eerder haar woorden op mijn lijf, haar zinnen in mijn hoofd gehad. Die zinnen als spartelvisjes. Die woorden die de scheuren zijn waardoorheen het licht valt.

Bijvoorbeeld hoe een gedicht als En toen plotseling begint:

Heel kort geleden, zo kort geleden
dat het eigenlijk nu is, was er eens
in een land hier zo dichtbij
dat het eigenlijk hier is een wezen
dat zo op jou leek dat jij het bent

Een begin dat kan tellen, dat zo bloedmooi is dat het een gedicht op zichzelf is en je al bijna niet meer verder durft te lezen want misschien heb je hiermee je portie schoonheid al wel gehad voor deze dag, zulke dingen moet je doseren, teveel pracht slaat misschien wel om in het tegendeel, weet jij veel, maar je leest toch verder en het brengt je in verwarring, maar het is het goede soort verwarring, je weet niet of je een modern sprookje leest, of een oermythe over een wezen dat zichzelf tot het zijnde slaat door het niets te nietsen. Of is het een advies aan de lezer om hoog genoeg te vliegen opdat je vleugels zullen verbranden. Een lichaam te hebben dat op tijd in slaap valt, en niet pas tien minuten voor de wekker gaat. Of nog weer anders wellicht.

Dat kleeft aan deze poëzie. De veelkantigheid. Het onophoudelijk uit zijn voegen barsten. Dat spreken met al die tongen.

Van Der Ploeg instrueert de lezer over de perfecte wraak. Iemand steeds opnieuw die schooldag laten herbeleven van toen je dat tentamen Duits had waarvoor je niet had geleerd. Maak Nabokov onbegrijpelijk voor hem. Laat al zijn bier naar zuurkool smaken. Zulke wraak is zoet, zeg nou zelf, en dan tien jaar later om het te vieren een dagje naar zee. Neem een frietje. Rij weer naar huis.

Maar evengoed toont ze de poëzie van een inbraak. Een agente die weten wil of het huis altijd zo’n rotzooi is, en ja dit wel zo’n beetje de standaardsituatie ja, wanneer het gebeurd is weet je niet precies want je kent de werktijden van inbrekers niet. De humor in dingen die eigenlijk helemaal niet grappig zijn. Ook dat is een constante.

Of de dood. Of het leven. Punk is dood, en wij leven nog. In ieder geval leven we nog. Anderen zijn dood. Wie is er weg, wat is er weg in Autoriteit, wat kun je, leef je nog, weet je hoeveel knoflook in soep gaat, hangt dat niet af van welke soep het is godverdomme (in knoflooksoep al iets meer dan in erwtensoep vermoed ik), en hoe kun je weten wat er weg moet, wat echt dood is, een dichter is dood omdat hij oud was en rookte en leefde, een vriend is dood omdat hij jong is en de dood iets is om mee te spelen, maar denk je dat het einde der tijden gekomen is?

Of wat is. Wat was. De nostalgie. De hang naar. Dagen dat we niet waren waar onze ouders dachten dat we waren (dachten onze ouders? waren we ergens?). Of. Wat niet is wat het had moeten zijn. Wat niet geaccepteerd, niet volgens normen is. Omdat we ziek zijn. Omdat we dood gaan. Omdat we anders zijn. Altijd weer dat leven, en altijd weer druk met andere plannen. Of waar het heen moest. Toen je nog dacht dat je kon sturen. Pindakaas of kunstacademie. Toen je nog dacht dat het ene lor uitmaakte. Of zoals in één van die geweldige brieven die de dichter aan Imke schrijft: “Denk je dat onze tien jaar jongere ik / gelukkig is met hoe we zijn?” Imke en de dichter zijn in ieder geval geen zwervers geworden. Als kind wenste ik zwerver te worden. Zoals David Banner. Dat leek me mooi. Van stad naar stad, een eeuwige reis, altijd onderweg, een soort levenslange vakantie. Maar net als Van Der Ploeg ben ik toch geen zwerver geworden. Zou mijn vijfenveertig jaar jongere ik daar gelukkig mee zijn? Of met wat ik wel geworden ben? Of mijn dertig twintig tien jaar jongere ik? Altijd weer een pijnlijke vraag. Je bent nooit wat je ooit dacht te zullen zijn. En je kunt altijd weer meer verkloten in tien jaar dan je ooit voor mogelijk had gehouden.

Of alles wat ook zou kunnen zijn, in realiteiten anders dan de dagdagelijkse, misschien ontmoet je wel iemand omdat een spin met klompen over de muur van je slaapkamer loopt.

De gedichten in Soms blijft iets zijn grappig, melankoliek, verontrustend, surrealisties, schurend, verwarrend en ongekend prachtig – en meer dan eens dat allemaal tegelijk. Alle registers open zetten zonder dat het ook maar een moment gaat irriteren – daar moet je iets voor kunnen. Dan moet je een dichter zijn die van poëzie gemaakt is. Froukje van der Ploeg is zo’n dichter.

Froukje van der Ploeg Soms blijft iets

Soms blijft iets

  • Auteur: Froukje van der Ploeg (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 11 juni 2025
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek met nieuwe gedichten van Froukje van der Ploeg

Een godin zaait verwarring op aarde, een vrouw kijkt opgerold de tijd weg en huizen doen huizen na.

In haar nieuwe bundel trekt Froukje van der Ploeg lering uit alles wat beklijft. Met humor en zonder schroom onderzoekt ze het ongemak, de verandering en het welbehagen van lichamen, noteert ze de levensverhalen van andere mensen en toont ze hoe een spin die met klompen over de slaapkamermuur loopt grote gevolgen kan hebben. In brieven aan Imke en op weg naar huis, door het park, maakt ze de balans op.

Froukje van der Ploeg is geboren in 1974. Zr debuteerde in 2006 met de dichtbundel Kater. Sindsdien publiceerde ze nog drie dichtbundels, die een groot publiek bereikten, Zover (2013), Dit is hoe het ging (2016), Nachtvangst (2020). Ze ontving de Hollands Maandblad Poëziebeurs en werd genomineerd voor de J.C. Bloem-poëzieprijs. Regelmatig wordt haar werk in literaire tijdschriften en in bloemlezingen gepubliceerd, en treedt ze op festivals op.

Bijpassende boeken en informatie

Twan Vet – Troostpogingen

Twan Vet Troostpogingen recensie en informatie boek en debuut met gedichten en poëzie van de in Seoul geboren Nederlandse dichter. Op 5 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij De Bezige bij de nieuwe dichtbundel van Twan Vet. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Twan Vet Troostpogingen recensie van Tim Donker

Voor deze Twan Vet hier zie ik een grootse toekomst weggelegd. Maar wel als cabaretier. Of als staande komediant (klaarblijkelijk bleven hele generaties komedianten er altijd maar bij zitten totdat er één op het idee kwam om er bij te gaan staan). Want hij heeft de neiging een moje gedachte om zeep te helpen met wagonladingen banaliteiten en kliesjees.

Troostpogingen opent met een gedicht dat Achtuurjournaal heet, en dat is goed, misschien openen veel mensen hun avond met het achtuurjournaal, of naja, wat weet ik daarvan, ik kijk nooit televisie. Misschien is het ook wel de eerste dag van een nieuw jaar, want: “Ik hou van elk nieuw jaar zeg je, als het nog niet gebeurd is, / nog knispert in het cellofaan. Als geen mens / de dagen nog heeft aangeraakt.”, klinkt het, en dat is een moje gedachte; een jaar als een leegte die nog met van alles gevuld kan worden; een nieuw jaar dat nog ongevormd ligt te liggen; waar niemand nog een kleur aan gegeven heeft. Ik herinner het me zo te voelen toen ik nog een kinderken waart. Het verheugen omdat er iets in huis was dat nog helemaal nagelnieuw was, al was dat maar een jaar, al waren het maar getallen: een 1 en een 9 en een 8 en een 0, en ik ging zeven worden dat jaar en Lonneke was er nog, en zelfs het decennium was nieuw, en mijn knuffels dachten er net zo over, ik had het die ochtend nog aan ze gevraagd.

Maar dan gaat het gedicht verder. Gedichten gaan altijd weer verder, gedichten gaan vaak verder waar ze eigenlijk al afgelopen hadden moeten zijn. De televisie wordt een “treurbuis” genoemd en volgens mij was dat in de jaren zeventig al een kliesjeewoord, en het zwaarste nieuws was vroeger nog te dragen omdat Rob Trip het gezegd had. Ik moest hem even opzoeken en toen kende ik dat gezicht wel, hoe vroeger is vroeger, naja Vet is natuurlijk schandalig jong, die is geboren in 1998, toen waren fatsoenlijke mensen allang volwassen, maar toch, zelfs met dat in het achterhoofd is het effect minimaal, want als er Harmen Siezen of Fred Emmer had gestaan had ik het nog na kunnen voelen misschien, was het nieuws toen veel onschuldiger of knulliger of houteriger, zodat het iets aandoenlijks had ook als er erge dingen werden verteld?, of was het maar dat ik kind was en nooit de volledige implicatie van al die berichten doorvoelde? Je kunt een mens niet verwijten dat hij niet ouder is dan hij is en ik probeer het te snappen door Rob Trip te vervangen door Harmen Siezen, maar toch: als die Rob Trip verder in de bundel nog een paar keer ten tonele wordt gevoerd krijgt het iets kolderieks. Dus vandaar. Zei ik cabaret.

In De zevende dag (is dat ook al niet iets van televisie?) (Twan Vet kijkt echt veel te veel televisie) komen we een ander bekend persoon tegen: “God had net de kroeg geschapen, zocht afgemat / een plekje aan de bar en bestelde rode wijn. / Na het vierde glas bedacht ze mij.” God als (aantrekkelijke?) vrouw, ook de omkering van een kliesjee is kliesjee, een liefje-voor-één-nacht: dronken de liefde bedrijvend met de ikfiguur, klaarkomend, en liggend, daar, in het eerste ochtendlicht. Ik kan zien hoe dit kan werken in een zaal vol lachende mensen. Blasfemie kan best heel grappig zijn, al is het misschien een beetje te vaak gedaan en hebben christendomgrappen langzamerhand wel wat van hun urgentie verloren. Maar deze bundel is geen zaal. Deze bundel is van papier en ik weet niet wat dit op papier met mij doet. Voor ontroering is de situatie net een beetje te bizar, hoewel de laatste regels iets lieflijks hebben. Voorlopig slechts goed voor een vluchtige grijns. Is een grijns goed genoeg voor een gedicht? Does humor belong in music?, vroeg Frank Zappa zich af en ooit, als student, aan het eind van weeral een avond in de spoelkeuken, tijdens wat wij personeelsleden “de nazit” noemden, herhaalde ik de vraag toen we wijn dronken en de overgebleven amuses opaten en kok Hans (ook hij nu dood) beantwoorde hem met een kort en krachtig NEE. Ik keek hem met één opgetrokken wenkbrauw aan maar vele jaren later ben ik zijn onomstotelijke nee gaan begrijpen. Humor maakt muziek zelden beter. Vervelender wel, vaak. Humor in poëzie zou bij Hans misschien een voorzichtiger “nee” hebben uitgelokt (hij hield van de poëzie van Bukowski, soms toch ook niet ongrappig) en ook ik kan humor in poëzie best goed pruimen: K. Schippers kan je overweldigen terwijl je zit te lachen (voor absurdisme is in gedichten best wel heel veel plaats) maar dat is niet iedere dichter gegeven.

Je kunt het sterk vinden hoe Vet de lezer geen blijf laat weten met zijn emoties. Moet ik lachen, moet ik geschokt zijn, moet het me vertederen? Er is een gedicht over een niet-bestaande dochter dat me bijna ontroeren wist. Totdat Vet begint over hoe hij in “elke jongen” het monster ziet “dat alleen aan neuken / denkt en haar straks ook de hel in naait” en wat het ook was dat ik net begon te voelen met één lompe trap vermorzelt. Hoe blijf ik achter? Ook niet geschokt. Verward misschien. Waarom dat platvloerse taalgebruik? Welk effect wordt hier beoogd? Welke dochter kan een vader tot zulke woorden inspireren? Ik weet niet wat dit is.

Of later, verder, liefde als een oude krant die van bed naar bed waait, zeg me wat dat was.

Maar “nog maar half / zo eenzaam als je straks zult zijn” is dan weer helemaal raak, dat is er vol op, dat is een treurige gedachte, en toch is het mooi, het is een indringende gedachte over hoe dingen gaan, over hoe het leven gaat, dat inzicht geef je iemand die in 1998 pas een keer het levenslicht zag eigenlijk niet, ik moest zelf best al oud zijn om te weten dat alle droefnis die ik als jongere voelde en die me toen heel erg leek eigenlijk veel hoopvoller was dat de droefnis zoals ik die later ben gaan voelen.

En ”Slaap altijd met je sokken aan, / koop nooit een kruimeldief, / post vijf keer in je leven een liefdesbrief / die beter zoekraakt dan gelezen wordt, // kweek het verlangen om de zee te zien / en ga dan niet, raak door het verstrijken / van de tijd drie goede vrienden kwijt, // loop minstens twaalf vage angsten op / waarvan je niet meer zult genezen, / zorg dat je meer boeken hebt gelezen / dan je mensen hebt veracht, // sluit vrede met het feit dat alles wat je ziet / al mooier door een ander is gezien, / begrijp je ouders pas als het / te laat is voor verdriet, // beweer elke week ten onrechte / dat je weet waarom je leeft, / luister nooit naar iemand / die je meer dan tien adviezen geeft.” vond ik op de goede manier grappig, omdat er ook een lichte treurnis in zit, een klein schokje van het ongerijmde, het absurde van het willekeurige, en kruimeldief is sowieso een bijzonder achterlijk woord, en dat alles bestaat (kruimeldieven bestaan, de zee bestaat, vrienden kwijtraken bestaat).

Als troostpogingen is Troostpogingen al half geslaagd. Er kwamen grijnzen op mijn bakkes, ik zag flitsen die me stil lieten staan, er was gloed, er was een licht daar in de hoek dat goed voor me was.
Als cabaret zou het kunnen werken; er wordt niet alleen maar op een lach gemikt, er worden ook dingen overhoop gegooid, je zou van een avondje Vet nog iets mee kunnen nemen misschien.
Als poëzie komt het voor mij nog net een beetje te kort. Maar dit is een debuut. Vet kan nog veel kanten op. Een verkeerde kant ook, en dan  een nog verkeerdere. Doe het dan nog eens. En faal beter.

Twan Vet Troostpogingen

Troostpogingen

  • Auteur: Twan Vet (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie, debuut
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 5 juni 2025
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: paperback / luisterboek
  • Prijs: € 21,99 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de eerste dichtbundel van Twan Vet

Troostpogingen is een wonderschoon en toegankelijk debuut van Twan Vet, een rijzende ster in de Nederlandse poëzie. Voor de lezers van Menno Wigman en Tjitske Jansen.

Laatste zomerbrief

Ik weet ook wel dat men elkaar in deze tijd
nog amper brieven schrijft, maar dan:
wie gelooft er nog in poëzie?

Jij niet. Daarom is dit een brief
om onder in een la te steken
en bijna te vergeten.

Veel later pas zul je dit lezen
en dan moet je weten dat ik
deze woorden voor je schreef

in de dagen dat we samen waren,
kusten onder de straatlantaars,
in het park en voor je huis.

Als je me mist: houd deze kleine brief
dan schuin. Er dwarrelt nog wat van
het zonlicht dat we lang geleden samen deelden uit.

Twan Vet is in 1998 in Seoul, Zuid-Korea geboren. Hij is dichter, schrijver en muzikant. Troostpogingen is zijn literaire debuut.

Bijpassende boeken en informatie

Shira Wolfe – Jugoslovenska Kinoteka

Shira Wolfe Jugoslovenska Kinoteka recensie, review en informatie over het boek met gedichten. Op 30 januari 2025 verschijnt bij The New Menard Press het boek met gedichten van de Nederlands-Amerikaanse schrijfster Shira Wolf. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Shira Wolfe Jugoslovenska Kinoteka recensie van Tim Donker

Reizen in. Scenes. Belgrado. Landschappen. Steden. Wat je ziet. Wat te zien is. Zulke scenes. In poëzie. Wat is. Wat zijn kan. Een droom kan een scene zijn. Een droom van piraten, en de plank lopen, en talloze spotvogels die eruit zien alsof ze van papier gevouwen zijn. Of. Dansen. Wijn drinken. Met zijn drieën op een bed. Zij en hij en jij. Dichtbij. Koppel in een bed en een groen flitslicht. Of. Praten over filosofie en liefde en ruimtevaart. Helder. Sterrennacht. De grootsheid. Kosmos. Rijden. Koffie bij een benzinestation. Monumenten van pijn. Muziek wacht op je bij de grens. Je komt iemand tegen in de ondergrondse punkbeweging. Je zou graag. Misschien. Deel van een jeugdbeweging zijn jij. De bergen, de zee & meneer Robot in een hoek van de bar. Dit alles tweetalig. Dus ook. Gospodin Robot. Denk je aan Karel Čapek. Denk je aan arbeid. Denk je aan Rossums universele. Denk je aan Tsjechië. Landen denken. De filosofie van de ruimte. Of. Dode zwanen in bevroren rivieren kunnen een scene zijn. Of. Een zeeman die haiku’s schrijft. Italjeniese roodwijn uit de ijskast. En steden, en steeds weer Belgrado. Of ook. Een kakkerlak die ze Zaza noemt, vanwege een Nederlands kinderboek (schrijft ze) (en te weten) (en we weten) (en je weet Puk van de Petteflat nog wel en je weet juffrouw Heijligers nog wel en je weet het klaslokaal nog wel en het einde van de schooldag en hoe er dan voorgelezen werd uit Puk van de Petteflat) (en het was de eerste klas, en je was zes jaar oud, en je weet het licht nog wel) (en iets daarvan maakte in je de liefde wakker voor het boek) (maar dan was al eerder misschien) (en iets daarvan maakte in je de liefde wakker voor lezen) (maar dat was al eerder misschien) (en iets daarvan maakte in je de liefde wakker voor het woord) (maar dat was al eerder misschien) (of ook echt pas veel later nog) (en iets daarvan maakte in je de liefde wakker voor dat joch met zijn pet en zijn kraanwagentje en al die dieren, en luisteren, en luisteren, en luisteren). Misschien ook. Tijden denken. En dat alles tweetalig. Dat heet dat bubašvabi jednog dečačića iz jedne holandske knjige en dat vind je mooi. Talen denken. Denken aan hoe Google knjige vertaalt met gewoon boek en niet kinderboek en denk je misschien zou. Het begrip kinderboek niet bestaan in het Servisch. Kinderboeken denken talen denken landen denken werkelijkheden denken. De werkelijkheid en datgene wat de werkelijkheid representeert. Hyperrealiteit. Simulacrum. Terug naar het hondenhok. Mensen in een grot. Of. Zwemmen naar kleine kerkjes gebouwd op een eiland. Het was heet we bleven in het water. De derde kop koffie op de eerste regendag. Met Sasho en Posho nergens zijn, behalve weg. Waar te zijn. Wat te zijn. Altijd degene willen zijn die je in de ogen van de ander bent. Kopie zonder origineel. En altijd weg, en wegger nog. Van A naar B te gaan. Van B naar C te gaan. Van C naar D te gaan. Blauwe bloemen kunnen een scene zijn. Een verlaten dorp kan een scene zijn. Een oude vrouw een oude man en een grazend paard. Het kan. Een scene zijn. Of zeventig euro moeten betalen voor een fles Brunello. Of. Gesprekken over. Moet Bukowksi verbannen worden van universiteiten omdat hij misogyn was? De lege eenzijdige universiteiten van de bozen en de bangen, en alle balans naar één kant weer. En te denken was hij wel misogyn was hij niet eenvoudiger misantroop misschien en de weinigen die nog deugden in zijn wereld waren bijna allemaal vrouw. Je kunt dromen. Moeders van de zon. Een verhaal van deze wereld. In de late namiddag. En alles, en steeds, en verder nog. Fluisteringen in de bomen. Doet. In de uitkijk op de loer voor een vertrek. Onder de duim en over de maan. Eerst de koffie. Plaatsbepaling. De lucht in de ochtend. Het delirium is weliswaar geweken. Een broer en een zus uit Parijs, en iemand speelt fluit. Want altijd iets te doen. Niemand kan het echt iets schelen als je niet naar het feestje gaat. Kortegolf nachten. Dingen die in je hand passen. En altijd de volgende keer, en altijd wat nog komen gaat. Hoop is een ding met veren. Tot hier weet wanneer. In poëzie of in stilte. Standbeelden kunnen scenes zijn. Gevallen engelen. Gevallen soldaten. Acht moeders. Vandaag geen vogels gezien. En al deze scenes glanzen van schoonheid. En al deze scenes nemen van weemoed aan een diepere tint van koffie. Dan bedoel ik de koffie van het poeder, de koffie voordat het de drank is. Verlangen, gemis, ochtend, koffie (en muziek) (klonk bijvoorbeeld bij Jugoslovenska Kinoteka: Miri van Bassekou Kouyate & Ngoni Ba, een seedee die ik nu, ineens, veel beter vond dan voorheen) (of ooit tevoren) (hoe dingen elkaar onophoudelijk kleuren) (niets altijd dezelfde tint heeft) (& twee keer in dezelfde rivier) (in mistig licht, en mijn weemoed grensde aan droefnis maar het was de goede droefnis de moje droefnis de droefnis die fijn is om te voelen). In al deze scenes. Scenes van vriendschap. Scenes van liefde. Scenes van dansen. Scenes van drinken. Scenes van lopen. Scenes van sneeuw. Scenes van leven. Hoe voelbaar. Voor iedereen. Die in leven is. Een boek als een schittering, een glans, te zien, heel even, en dan weer weg. Maar je hebt het gezien. Je hebt het in handen gehouden. De kracht is dat Wolfe het niet onopgemerkt voorbij liet gaan.

Shira Wolfe Jugoslovenska Kinoteka

Jugoslovenska Kinoteka

  • Auteur: Shira Wolfe (Nederland, Verenigde Staten)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal: Engels, Servisch
  • Servische vertaling: Marko Mladenović
  • Uitgever: The New Menard Press
  • Verschijnt: 30 januari 2025
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Shira Wolfe

In Jugoslovenska Kinoteka, Shira Wolfe’s cinematic poetry reads like scenes from a movie, describing a period of her life spent in Belgrade and traversing the Balkans – from Sarajevo to the Bay of Kotor, from Stara Planina to Mount Avala. Most of all, it is an ode to the Belgrade of her past and the relationships she formed there, constellating around that city and continuously reappearing elsewhere in encounters fuelled by synchronicity. In her world, cities become smells; statues can be read; and the boundaries between art and life, between self and other, are always blurred.

Jugoslovenska Kinoteka is published as a bilingual edition in English and Serbian. The Serbian translation is a collaborative effort by Shira Wolfe and Marko Mladenović.

Shira Wolfe is a Dutch-American writer, poet and translator from Amsterdam. After completing her masters in International Performance Research, with a project about Palestinian poet Mahmoud Darwish, she lived in Belgrade on and off between 2016 and 2021. She is the author of the self-published poetry trilogy Wider Than the Sky (2021), Wider Wings (2022) and Fallen Angel (2023), and contributed to the anthology Vreselijk verlangen. Een verzameling smachtende Mammoetjes (HetMoet Publishing, 2023). Shira leads poetry and writing workshops for asylum seekers in the Netherlands through the organisation De Vrolijkheid, and frequently collaborates with The Mystifiers, a socially engaged music collective. She is also a translator for the publication series Archival Textures.

Bijpassende boeken en informatie

Jay Farley – A Cupboard Full of Tomboys

Jay Farley A Cupboard Full of Tomboys review, recensie en informatie boek met gedichten van de non-binaire Engelse filmmaker. Op 28 februari 2025 verschijnt bij Broken Sleep Books de dichtbundel van Jay Farley. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave. Een Nederlandse vertaling van het boek is niet verkrijgbaar.

Jay Farley A Cupboard Full of Tomboys recensie van Tim Donker

  is natuurlijk voorschrift, dacht ik. Is wat voorschrijft. Of beslist. Soeverein is hij die over de noodtoestand beslist. Uitnametoestand. De mens komt voor. Dat kan zomaar het geval zijn. Zij is de velen. De vogel vloog weg, en toen kwam de zon op. Het lied van een ik-persoon die hier aanwezig is. De toekomst is rauw, dan wordt die gekookt in het heden, daarna gebakken op een zacht vuurtje, en mettertijd zullen kaantjes overblijven. Man en vrouw en iets voerden de dingen het woord. Vuilnisbelten meubelboulevards silo’s silo’s zendmasten schapenboeren op wolvenjacht sportclubs autosloperijen postsorteercentra bladblazers pizzabezorgers een aan flarden gescheurde bonusfolder, en voor alles een plek. Voor alles een plek.

Plek is voorschrift. Plek is opbergkast. Opbergkast is staties. Is wat vast ligt. Is wat voorgeschreven is. Voorgeschreven rijrichting. Het gekende. De man. De vrouw. Dominerend. Patriarchaal, zeg je. Wit, zeg je. Binair, zeg je. Dat is hoe de opbergkasten getimmerd zijn. Uit hout zo krom. Zet mensen wezens levenden samen in groepen en dat is hoe dingen zullen groeien. De norm normeert. Dat wat de meesten zijn. Dat waaraan het leeuwendeel zich conformeert. De beugel bedacht door de hardst schreeuwenden. Wat past zullen we tolereren. De rest niet. En toen kwam de zon op. Toen klonk het lied van het wij hier aanwezig. En dan juist uitbreken.

Uitbreken. Daarover gaat deze bundel. De opbergkast te krap en sowieso al niet je plek en daar dan weg willen. Dat gaat niet zonder sporen van braak. Farley legt niet alleen de kast of de samenleving, maar gans de taal open. Waardoor deze gedichten geregeld al eens van de bladzijde springen. Op eerste doorbladeren valt al direkt de woekering aan leestekens op. Dus. Je bladert. Je ziet schuine strepen sneeën maken in zinnen, je ziet vierkante haken zich opblazen, je ziet groterdantekentjes hun pijlen richten op wat erna komt. En je denkt. Hier buldert een woedende taal. Maar de leestekens zijn niet zonder betekenis, al is het niet hun gebruikelijke. Een uitleg aan het begin zegt dat [ ] voor onderdrukking staat, < voor slechter wordend, / voor een klein beetje hoopvol. Bijvoorbeeld. Zegt het, om daarna te zeggen dat je die uitleg beter meteen maar weer vergeet en dat zou ik nog willen beklemtonen: vergeet het maar meteen! Het is mojer zonder deze uitleg, het is mojer om de leestekens je eigen gedachten te laten aanjagen, gedichten zijn geen landkaarten, ze kunnen zonder legenda, ze kunnen op zichzelf staan, ze kunnen vrijelijk verkeren met iedere lezer afzonderlijk, ik prefereer een esthetiese duiding, u prefereert iets anders, Jay Farley neigt naar reis, naar progressieve beweging.

En gesproken van reizen. Een nota bene in Nebraska. Het gedicht somt op: paren van twee woorden, het eerste woord begint met een n en het twede met een b. Neutrale biologie. Neurodivers brein. Nucleaire bom. Nieuw bloed. Nagel bijten. Nihilisties bravoure. Non-binair. Misschien het non-binair als een nota bene, een postscriptum, iets wat met de opbergkast niet vanzelf is gegeven, wat niet domineert, wat niet datgene is waaraan de meesten zich wensen te conformeren. Wat pas goed vorm kan krijgen buiten de kast, wat steeds opnieuw bevochten of afgebakend moet worden, als een achterop komend zijnde in het lijf gezet; schrijvend; herrijzen door woorden.

Misschien ook daarom zien deze gedichten er zelden uit zoals gedichten en doorgaans uitzien. Er is een gedicht in de vorm van het twittervogeltje. Mag je nog twitter zeggen? Ik vond twitter altijd een achterlijke naam, maar ik vind x nog grotesker, en die Elon Musk is een van de engste mensen van onze tijd, en twitter was dan nog wel toepasselijk omdat het refereerde aan gekwetter, aan de geluiden die vogels maken, en vogels maken geluid om hun terrein af te bakenen of om wijfjes mee te lokken of om te waarschuwen voor gevaar en is dat niet waar twitter precies over gaat, over territoriale pisserijen, over hee kijk mij eens even, en over alles wat we niet vertrouwen, hier is mijn stukje wereld en daar mag jij niet komen, hier is mijn vrouwtje en daar mag jij niet aan zitten, en daar is alles wat anders is en dat moet wegblijven, geen wonder dat dat medium de aandacht trok van zoon Elon Musk, bureaucratie waarom Nederland wel wat Elon Musk kan gebruiken brallen die rechtse ballen van Elsevier jajaja, in een dictatuur is geen bureaucratie want bureaucratie is tiepies iets van die halfzachte democratiese tijd waarin er allemaal van die stomme regeltjes bestaan om de mensen te beschermen tegen de totale willekeur van wie het toevallig voor het zeggen heeft gelukkig kunnen we soms nog de noodtoestand uitroepen die minstens voor eventjes een eind kan maken aan al die overbodige mensenrechtenonzin zaai angst en heers daar kan Mark van Ranst van meepraten en die laat medisch contact nog koppen iedereen die zegt dat de maatregelen niet nodig waren moet je tegenspreken jajaja laat de angst regeren laat altijd de angst voorop laat nooit iemand de angst ombuigen dat is nodig dat is twitter dus vandaar dat ik liever twitter zeg en niet x. Farley schrijft zijn twittervogeltje vol met messcherpe oordelen over het non-binaire zijn. Het valt aan. Het wijst af. Het gaat door korte bochten. Het heeft geen ogen. Het heft de vinger. Het zegt. Het weet. Het stelt geen vragen. Het poneert. Het sluit uit. En het sluit op. In opbergkasten. Of ontsnappen aan de opbergkasten betekent dat je andere opbergkasten moet bouwen weet ik niet. Maar dat was de vraag niet. Er waren geen vragen.

Of.

Een gedicht in de vorm van een kruiswoordraadsel. Heel onnokosteriaans. Denk ik. Kon je iets zeggen, over. Op een feestje.

Of.

Gedicht in de vorm van een oneindige loop. Heel anselmberriganiaans. Denk ik. Kom in alleen.

Of.

In de vorm van een Roos. Is meisje. Ik had die Pier Paolo Pasolini beter gemogen als die nooit films had gemaakt.

Of. Treurarbeid of. De slinger van foucault of. Het hoofd van vitus bering of. Het leven van quintus fixlein of. Iedereen moet ergens zijn of. De mandril op de slagboom of. De mens een machine of. Ook de nacht is een zon.

Of.

De woorden de namen als haken als ankers het fixeren vasthouden op plek houden en eruit willen een wereld bouwen en daarom dichter zijn (want alleen in je gedichten kan je wonen?).

Of gewoon de gedichten in de vorm van een antwoord. Een zoektocht. Een leven buiten de opbergkast. Het uitbreken, en wat daarna komt.

Gedichten die je bijna hoort.
Gedichten die je bijna aanraken.
Gedichten waarin je kunt wonen als je niet in een opbergkast wil wonen.

Jay Farley A [Cupboard] Full of Tomboys review by Tim Donker

– is of course prescription, I thought. Is what prescribes. Or decides. Sovereign is he who decides on the state of emergency. State of exception. The human appears. That can just happen to be the case. She is the many. The bird flew away, and then the sun rose. The song of an I-person who is present here. The future is raw, then it gets cooked in the present, then baked on a slow fire, and in time, cracklings will remain. Man and woman and something gave voice to things. Garbage dumps, furniture boulevards, silos, silos, transmission towers, sheep farmers hunting wolves, sports clubs, car wrecking yards, mail sorting centers, leaf blowers, pizza deliverers, a bonus flyer torn to shreds, and for everything a place. For everything a place.

Place is prescription. Place is storage cabinet. Storage cabinet is static. Is what lies fixed. Is what is prescribed. Prescribed direction of travel. The known. The man. The woman. Dominating. Patriarchal, you say. White, you say. Binary, you say. That’s how the storage cabinets are built. From wood so crooked. Put people beings living things together in groups and that is how things will grow. The norm normalizes. That which most are. That to which the lion’s share conforms. The bracket conceived by the loudest shouters. What fits we will tolerate. The rest not. And then the sun rose. Then sounded the song of the we present here. And then precisely break out.

Breaking out. That’s what this collection is about. The storage cabinet too cramped and anyway not your place and wanting to get away from there. That doesn’t happen without traces of breaking and entering. Farley not only opens the cabinet or society, but the entire language. Which is why these poems regularly leap off the page. On first flipping through, the proliferation of punctuation marks is immediately noticeable. So. You browse. You see slashes making cuts in sentences, you see square brackets inflating themselves, you see greater-than signs aiming their arrows at what comes after. And you think. Here roars an angry language. But the punctuation marks are not without meaning, though not their usual one. An explanation at the beginning says that [ ] stands for oppression, < for worsening, / for a little bit hopeful. For example. It says, only to say afterward that you’d better forget that explanation right away and I would like to emphasize: forget it right away! It’s more beautiful without this explanation, it’s more beautiful to let the punctuation marks drive your own thoughts, poems are not maps, they can do without a legend, they can stand on their own, they can freely associate with each reader individually, I prefer an aesthetic interpretation, you prefer something else, Jay Farley tends towards journey, towards progressive movement.

And speaking of journeys. A nota bene in Nebraska. The poem enumerates: pairs of two words, the first word begins with an n and the second with a b. Neutral biology. Neurodiverse brain. Nuclear bomb. New blood. Nail biting. Nihilistic bravado. Non-binary. Perhaps the non-binary as a nota bene, a postscript, something that is not automatically given with the storage cabinet, what doesn’t dominate, what is not that to which most wish to conform. What can only take proper form outside the cabinet, what must be fought for or demarcated again and again, as a latecomer placed in the body; writing; resurrecting through words.

Perhaps that’s also why these poems rarely look like poems typically look. There is a poem in the shape of the Twitter bird. Can you still say Twitter? I always thought Twitter was a silly name, but I find x even more grotesque, and that Elon Musk is one of the scariest people of our time, and Twitter was at least appropriate because it referred to chirping, to the sounds birds make, and birds make sound to mark their territory or to attract females or to warn of danger and isn’t that exactly what Twitter is about, about territorial pissing contests, about hey look at me, and about everything we don’t trust, here is my piece of world and you may not come there, here is my female and you may not touch her, and there is everything that is different and that must stay away, no wonder that medium attracted the attention of son Elon Musk, bureaucracy why the Netherlands could use some Elon Musk those right-wing balls from Elsevier bellow yesyesyes, in a dictatorship there is no bureaucracy because bureaucracy is typically something from that soft-handed democratic time when all those stupid rules exist to protect people against the total arbitrariness of whoever happens to be in charge fortunately we can sometimes still declare a state of emergency which at least for a moment can put an end to all that superfluous human rights nonsense sow fear and rule there Marc van Ranst can talk about that and medical contact still headlines everyone who says the measures weren’t necessary must be contradicted yesyesyes let fear rule let fear always lead never let anyone bend fear that is necessary that is Twitter so that’s why I prefer to say Twitter and not x. Farley fills his Twitter bird with razor-sharp judgments about being non-binary. It attacks. It rejects. It takes sharp turns. It has no eyes. It raises its finger. It says. It knows. It asks no questions. It posits. It excludes. And it locks up. In storage cabinets. Whether escaping the storage cabinets means you have to build other storage cabinets I don’t know. But that wasn’t the question. There were no questions.

Or.

A poem in the form of a crossword puzzle. Very un-Okosterian. I think. You could say something, about it. At a party.

Or.

Poem in the form of an infinite loop. Very Anselm Berriganian. I think. Come in alone.

Or.

In the form of a Rose. Is girl. I would have liked that Pier Paolo Pasolini better if he had never made films.

Or. Grief work or. Foucault’s pendulum or. The head of Vitus Bering or. The life of Quintus Fixlein or. Everyone must be somewhere or. The mandrill on the barrier or. Man a machine or. The night too is a sun.

Or.

The words the names as hooks as anchors the fixing holding keeping in place and wanting to get out build a world and therefore be a poet (because you can only live in your poems?).

Or simply the poems in the form of an answer. A search. A life outside the storage cabinet. The breaking out, and what comes after.

Poems you almost hear. Poems that almost touch you. Poems in which you can live if you don’t want to live in a storage cabinet.

Jay Farley A Cupboard Full of Tomboys

A [Cupboard] Full of Tomboys

  • Auteur: Jay Farley (Engeland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal; Engels
  • Uitgever: Broken Sleep Books
  • Verschijnt: 28 februari 2025
  • Omvang: 56 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: £ 8,99 
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol

Flaptekst van de dichtbundel van John Farley

Through the poetic and raw lens of a neurodiverse filmmaker, A [Cupboard] Full of Tomboys by Jay Farley navigates the intricate intersections of identity, gender, and class. This collection unfolds the journey of an older, working-class non-binary individual. With a cinematic and surreal texture, the poet uses words not only to validate their existence but also to unlock the transformative power of language itself. From the confines of the metaphorical cupboard to the expansive, defiant explorations of a new, queer world, Farley’s poetry challenges binaries, embraces fluidity, and crafts an unflinching celebration of lived authenticity.

Jay Farley is a non-binary, neurodivergent award winning filmmaker and digital artist. Discovering their Non-binary identity in 2022 aged 48 was profound and they found their voice as a performer and poet. Farley subsequently became award winning with ‘I Wish I’d Won the Miners’ Strike’, published in How it Started, Creative Futures Writers’ Award 2022 anthology. They are published in the Queer Icons anthology, SparksHot Poets anthology and illustrated in Woop Woop magazine. Their debut book of poetry A [Cupboard] Full of Tomboys was created under the mentorship of TS.Elliot Award winning Joelle Taylor and published by Broken Sleep Books.

Bijpassende boeken en informatie

Esther Kondo Heller – Arrangements

Esther Kondo Heller Arrangements review, recensie en informatie dichtbundel van de Keniaans-Duitse dichteres. Op 11 maart 2025 verschijnt bij Fonograf Editions de eerste dichtbundel van de dichteres en experimentele filmmaker Esther Kondo Heller. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave. Een Nederlandse vertaling van het boek is niet verkrijgbaar.

Esther Kondo Heller Arrangements review en recensie van Tim Donker

Stel. Een moeder op sterven. Gedurende haar laatste momenten begint ze Engels te spreken. Kind staat erbij, spreekt geen Engels, maar vader moedigt aan en zegt Ja ze kan je begrijpen, ze krijgen nu Engels op school. Wat doet taal op dat moment? Voor het kind is de taal die gesproken wordt iets geslotens. Maar er wordt gedaan alsof het daar ligt, open, vatbaar. Door de ouders. Een stervend. En een die leeft. Taal op grens van leven en sterven, taal op grens van verstaan en niet-verstaan. Taal is een streek. Een land. Om in te dwalen. Om in op zoek te gaan. Ontdekken. Taalbegeerte. Taalhonger. Het onbegrepene begrijpen, in de haast letterlijke zin van be-grijpen; in een greep proberen te krijgen; wat ver was nabij halen. De mens als ontverringsmachine. Heidegger zei het al. Heidegger? Hoe is hij de bespreking binnen gewandeld? Dit gaat over hoe Esther Kondo Heller zich door de taal snuift en betekenis tracht te vinden in elke kier, in elke uiting, en omdat AR:RANGE:MENTS een Engelstalige bundel is, gaat het niet over iets uiten maar over “to utter”. Utter, zet een m voor de u en je bent weer terug bij mutter, bij de moeder waarmee alles altijd begint (broers en lijnen worden uitgeworpen toen Berlijn & vandaar misschien het Duits, er staat ook een pracht van een Duits gedicht in deze bundel) (de overtalige) (de meertalige) (ook nog één in een taal die ik niet ken, iets met damu yanga ina zagunika; het zou iets Afrikaans kunnen zijn) (het pan-afrikaanse ar-kest), en ook mutter kun je fijner snijden, het eerste deel zegt dan mut, bijna mute, wat wijst op stilte want “in linguïstiek is een uiting een eenheid van spraak gevolgd door stilte”; “toen ze stierf was alles wat ik zei: [   ]”- bijgevolg heeft naast spraak stilte de belangrijkste rol in deze bundel. De woorden en het wit rondom de woorden. Wat het zijn de begrenzingen die het begrensde zijn inhoud geven. Het wit maakt de woorden evenzeer als de letters dat doen. Leegte. Leegte die ademt.

Stel je je geest voor als een hond die Denzel heet. Aan de lijn gehouden door een vrouw die er altijd over klaagt dat er teveel tomatenpuree in de stoofpot zit maar toch iedere keer weer alleen schoongezogen botjes voor Denzel overlaat. Stel je het tollen voor in de beweging van het lied van de betover(en)de zee. Jodelend. In de morgen schept een kruiwagen je op en de vrouw die jou een naam heeft gegeven eet Coco Pops met warme opgeschuimde melk en zegt dat ze die hond nooit heeft gemogen omdat hij altijd overal pist en altijd tegen iedereen opspringt. Ja. Stel je dat eens voor.

Stel je een broer voor die boeken verbrandt in de woonkamer om een ei te kunnen koken. Het vuur. De rook. Het smelten van de harde kaften. Je zus vormt woorden doorheen het raam. Geen zorgen, buren, het vuur is onder controle, jullie hoeven de brandweer niet te bellen. Maar natuurlijk bellen de buren de brandweer toch en tot hun grote ongenoegen is het brandje geen reden om de familie het huis uit te zetten want de huur wordt altijd op tijd betaald. Alleen vertoont het tapijt nu een krater nee een mond nee een zwart gat in de grond. Dus stel je een zwart gat in de huiskamer voor: je hoort je ouders nooit meer ruzieën want het geluid van hun gedempte stemmen wordt volkomen geïnhaleerd door het gat.

Stel je een land voor dat niet uit het vliegtuig wordt gegooid. Afgeslachte documenten. Archieven in Berlijn, ja Berlijn, ik zei het toch al, ich hab’ noch eine Koffer in Berlin, een kerk in Berlijn, een interview, misschien in Berlijn misschien elders, een verslaggever die aan Marten Luther King jr. vraagt en vindt u dat deprimerend en Marten Luther King jr. die antwoordt ja dat vind ik zeker deprimerend terwijl ergens buiten beeld een stem opklinkt die zegt vorsicht!

Stel je de zoektocht naar taal voor, naar leven, naar liefde, naar een plek om te mogen, om te kunnen zijn, plekken waar je kan bestaan want de mens komt voor, dat kan zomaar het geval zijn.

Stel je pagina’s voor die geluid maken; een patroon dat gevoeld, gehoord, ervaren kan worden. Gesmolten boeken die één worden. De kinderen van de terminaal zieke moeder (zegt Zappa: alles is terminaal!) (waarna hij woedend de hoorn op de haak gooit). Stel je de vraag voor hoe je een moeder moet noemen die er niet meer is. Nomen est omen. Namen zijn nieuws. Dus. Schuim. Geest. Merg. Wind. Uiting. Muiting. Hun mond naar de oceaan. Een droom waarin alle moeders groeien. Eeuwigdurend aanwezig. Haar: hen: ik: samenzwerend om te zijn.

Stel je de bus voor als een archief van lichamen. Een vrouw die een hardgekookt ei eet aan boord van een trein. Stel het geluid voor dat het breken van dat ei maakt. Dingen die open gaan. Dingen afgesloten. Een taal die langzaamaan openbreekt en begrepen wordt, omdat je wil begrijpen, omdat je begrepen wil worden, Stevie Wonder die zei sommige mensen willen je een heel klein beetje te snel begrijpen, op tv zegt iemand Schrijven is voor mij een boodschap overdragen die begrepen wordt, in het overdragen en het begrijpen, ligt het daar niet?, is dat (deze) poëzie (?): het dragen en het grijpen, van arm naar hand, de hand, de arm, de opflikkering in dat kortstondige contact.

Stel je de opflikkering voor en je stelt je deze bundel voor.

Stel je het voor met het zonlicht dat doorheen de ramen op je blote onderarmen valt. Er is koffie. Er is muziek. David First misschien, of The Red Crayola, of was het alweer Nordvargr / Drakh die keer, wie weet.

Stel je voor dat iemand zegt Waar ist werk van en dat je zwaait met AR:RANGE:MENTS in je hand en zegt Hier ist werk van, stel je handen en ogen en flikkeringen en wind en bomen en leven voor. Stel je voor hoe het kruipt, hoe dat allemaal kruipt, hoe het in en uit de woorden kruipt, omdat dat de kracht is van woorden, de kracht van bundels, de kracht van poëzie.

English translation of the review in Dutch bij Tim Donker

Imagine. A mother dying. During her final moments, she begins to speak English. Child stands nearby, doesn’t speak English, but father encourages and says Yes she can understand you, they’re now learning English at school. What does language do at that moment? For the child, the language being spoken is something closed. But it’s treated as if it lies there, open, graspable. By the parents. One dying. And one living. Language at the border of life and death, language at the border of understanding and non-understanding. Language is a region. A country. To wander in. To search in. Discover. Language-desire. Language-hunger. To understand the incomprehensible, in the almost literal sense of grasping; trying to get a hold of it; bringing near what was far. The human as a de-distancing machine. Heidegger already said it. Heidegger? How did he walk into this discussion? This is about how Esther Kondo Heller sniffs through language and tries to find meaning in every crack, in every utterance, and because AR:RANGE is an English-language collection, it’s not about expressing something but about “to utter.” Utter, put an m before the u and you’re back at mutter, at mother with whom everything always begins (brothers and lines are cast out when Berlin & perhaps that’s why the German, there’s also a beautiful German poem in this collection) (the multilingual) (also one in a language I don’t know, something with damu yanga ina zagunika; it could be something African) (the pan-African or-chestra), and you can also slice mutter more finely, the first part then says mut, almost mute, which points to silence because “in linguistics an utterance is a unit of speech followed by silence”; “when she died all I said was: [ ]” – consequently, alongside speech, silence has the most important role in this collection. The words and the white space around the words. What it is are the boundaries that give the bounded its content. The white space makes the words as much as the letters do. Emptiness. Emptiness that breathes.

Imagine your mind as a dog named Denzel. Held on a leash by a woman who always complains that there’s too much tomato paste in the stew but still every time leaves only cleaned-off bones for Denzel. Imagine the spinning in the movement of the song of the enchant(ing) sea. Yodeling. In the morning a wheelbarrow scoops you up and the woman who gave you a name eats Coco Pops with warm frothy milk and says she never liked that dog because he always pees everywhere and always jumps up against everyone. Yes. Imagine that.

Imagine a brother who burns books in the living room to cook an egg. The fire. The smoke. The melting of the hard covers. Your sister forms words through the window. Don’t worry, neighbors, the fire is under control, you don’t need to call the fire department. But of course the neighbors call the fire department anyway and to their great displeasure, the fire is no reason to evict the family from the house because the rent is always paid on time. Only now the carpet shows a crater no a mouth no a black hole in the ground. So imagine a black hole in the living room: you never hear your parents argue again because the sound of their muffled voices is completely inhaled by the hole.

Imagine a country that isn’t thrown out of the airplane. Slaughtered documents. Archives in Berlin, yes Berlin, I already said so, ich hab’ noch eine Koffer in Berlin, a church in Berlin, an interview, maybe in Berlin maybe elsewhere, a reporter who asks Martin Luther King Jr. and do you find that depressing and Martin Luther King Jr. who answers yes I certainly find that depressing while somewhere off-screen a voice sounds saying vorsicht!

Imagine the search for language, for life, for love, for a place to be allowed, to be able to exist, places where you can exist because humans occur, that might just be the case.

Imagine pages that make sound; a pattern that can be felt, heard, experienced. Melted books becoming one. The children of the terminally ill mother (says Zappa: everything is terminal!) (after which he angrily slams down the receiver). Imagine the question of how to call a mother who is no longer there. Nomen est omen. Names are news. So. Foam. Spirit. Marrow. Wind. Utterance. Mutiny. Their mouth to the ocean. A dream in which all mothers grow. Eternally present. Her: them: I: conspiring to be.

Imagine the bus as an archive of bodies. A woman eating a hard-boiled egg on board a train. Imagine the sound that breaking that egg makes. Things that open up. Things sealed. A language that gradually breaks open and is understood, because you want to understand, because you want to be understood, Stevie Wonder who said some people want to understand you a little bit too quickly, on TV someone says Writing for me is conveying a message that is understood, in the conveying and the understanding, doesn’t it lie there?, is that (this) poetry (?): the carrying and the grasping, from arm to hand, the hand, the arm, the flicker in that brief contact.

Imagine the flicker and you imagine this collection.

Imagine it with the sunlight falling through the windows onto your bare forearms. There is coffee. There is music. David First perhaps, or The Red Crayola, or was it Nordvargr / Drakh that time, who knows.

Imagine someone saying Where ist work from and that you wave AR:RANGE in your hand and say Here ist work from, imagine hands and eyes and flickers and wind and trees and life. Imagine how it crawls, how all of that crawls, how it crawls in and out of the words, because that is the power of words, the power of collections, the power of poetry.

Esther Kondo Heller Arrangements

AR:RANGE:MENTS

Poems

  • Auteur: Esther Kondo Heller (Kenia, Duitsland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Fonograf Editions
  • Verschijnt: 11 maart 2025
  • Omvang: 74 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: $ 17,95
  • Boek bestellen bij: Amazon

Flaptekst van de dichtbundel van Esther Kondo Heller

Can words hold a note? Can language foam like a mouth? In Ar:range:mentsEsther Kondo Heller creates textual & visual language that escapes the page to utter and speak past the record, the archive, and the document. What arrangements exist between a mother and child? In listening to Black queer life in Berlin, Mombasa, and London, the action of arranging becomes a means of sounding out a collective utterance of Black survival with joy amidst grief, colonialism, medical racism, and loss.

Ar:range:ments collectively thinks with, amongst others, the works of Audre Lorde, May Ayim, Fred Moten, NourbeSe Philip, Harryette Mullen, Diana Khoi Nguyen, Victoria Adukwei Bulley, Marvin Gaye, Taylor Johnson, and Gabrielle Octavia Rucker.

Esther Kondo Heller is a poet, literary critic, and experimental filmmaker. They are a Barbican Young Poet 18/19, an Obsidian Foundation fellow, and a Ledbury Critic. They have an M.F.A. in Poetry from Cornell University 23′ and are currently, a first-year Ph.D. student in Comparative Literature at Harvard University, where they are working on transnational Black poetics.

Bijpassende boeken en informatie