Tag archieven: Koppernik

Ingvild H. Rishøi – Stargate

Ingvild H. Rishøi Stargate recensie en informatie over de inhoud van deze kerstroman uit Noorwegen.  Op 27 oktober 2022 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Stargate, de kerstvertelling van de Noorse schrijfster Ingvild H. Rishøi.

Ingvild H. Rishøi Stargate recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de kerstvertelling Stargate. Het boek is geschreven door Ingvild H. Rishøi. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen de inhoud van de kerstroman uit Noorwegen van schrijfster Ingvild H. Rishøi.

Ingvild H. Rishøi Stargate Recensie

Stargate

Een kerstvertelling

  • Schrijfster: Ingvild H. Rishøi (Noorwegen)
  • Soort boek: Noorse kerstroman
  • Origineel: Stargate. En julefortelling (2021)
  • Nederlandse vertaling: Liesbeth Huijer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 27 oktober 2022
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering van het kerstboek uit Noorwegen

  • “Aangrijpend, origineel en actueel kerstverhaal uit Noorwegen, meesterlijk, boeiend en uitstekend geschreven!” (Allesoverboekenenschrijvers.nl)
  • “Ingvild H. Rishøi is een nieuwe Astrid Lindgren.” (Uppsala Nya Tidning)
  • “Meesterlijk, onontwijkbaar en zeer aangrijpend.” (Aftonbladet)
  • “Pure kerstmagie. Er sprenkelen kerstglitters van Ingvild H. Rishøis nieuwe boek over een jeugd en een kersttijd die we niet snel zullen vergeten.” (Dagbladet)

Flaptekst van het kerstverhaal van Ingvild H. Rishøi

Ronja, haar grote zus Melissa en haar vader wonen in Tøyen, een volksbuurt in Oslo. Kerstmis staat voor de deur en Ronja wil voor het eerst van haar leven een eigen kerstboom. Haar vader, die te vaak en te veel drinkt, is net weer zijn baan kwijt. Met de hulp van een vriend, de conciërge, bezorgt Ronja hem een baan op de kerstbomenmarkt. Een paar dagen lang lijkt alles goed te komen: haar vader blijft nuchter, er is fatsoenlijk eten en misschien komen er zelfs kerstcadeautjes aan. Maar als hij weer begint te drinken, lijkt een gelukzalige kerst in gevaar te komen.  Melissa ziet geen andere keuze dan het over te nemen op de kerstbomenmarkt en Ronja helpt haar zo goed als ze kan. Het werk is loodzwaar, de baas is streng en het is ijskoud. Maar er zijn ook drie wijzen, een ster en een magisch bos.

Ingvild H. Rishøi heeft met Stargate een eigenzinnig, ontroerend kerstverhaal geschreven, een sprookje van onze tijd, dat diepe indruk maakt door de stem van Ronja. Stargate is een klein meesterwerk vol realistische magie, in de traditie van H.C. Andersen.

Bijpassende boeken en informatie

Stig Dagerman – Het verbrande kind

Stig Dagerman Het verbrande kind recensie en informatie over de inhoud van de Zweedse roman uit 1948. Op 8 december 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de heruitgave van de Nederlandse vertaling van Bernlef van de roman Bränt barn van de Zweedse schrijver Stig Dagerman.

Stig Dagerman Het verbrande kind recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het verbrande kind. Het boek is geschreven door Stig Dagerman. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van heruitgave van de roman uit 1948 van de Zweedse schrijver Stig Dagerman in vertaling van Bernlef.

Stig Dagerman Het verbrande kind Zweedse roman uit 1948

Het verbrande kind

  • Schrijver: Stig Dagerman (Zweden)
  • Soort boek: Zweedse roman
  • Origineel: Bränt barn (1948)
  • Nederlandse vertaling: Bernlef
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 8 december 2022
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Stig Dagerman

Psychologisch meesterwerk van een van de grootste Zweedse schrijvers. Met een voorwoord van Siri Hustvedt.

Het verbrande kind gaat over liefde en rouw in een Stockholms arbeidersmilieu. In de jaren veertig van de vorige eeuw belandt de jongeman Bengt in een diepe, persoonlijke crisis na de onverwachte dood van zijn moeder. Terwijl hij om probeert te gaan met het verlies, verandert zijn wanhoop langzaam in woede wanneer hij ontdekt dat zijn vader een minnares heeft. Hij klaagt eerst met buitensporige haat zijn vader en diens minnares aan voor wat ze zijn moeder hebben aangedaan en zweert wraak te nemen. Maar als hij de minnares ontmoet, wordt hij zelf een bedrieger en leugenaar in verhouding tot zijn vader en zijn vriendin.

Het verbrande kind is een weergaloze roman over pijn en woede, wanhoop en hartstocht, over bedrog en zelfbedrog.

Bijpassende boeken en informatie

Cees Nooteboom – Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen

Cees Nooteboom Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen recensie en informatie over de inhoud van het boek met essays over klassieke muziek. Op 17 november 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik het boek met essays over klassieke muziek, geschreven door Cees Nooteboom.

Cees Nooteboom Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen Recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen. Het boek is geschreven door Cees Nooteboom. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek alle stukken verzameld die Cees Nooteboom tussen 2006 en 2009 schreef voor Preludium, het blad van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest.

Cees Nooteboom Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen Recensie

Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen

  • Schrijver: Cees Nooteboom (Nederland)
  • Soort boek: essays over muziek
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 17 november 2022
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Flaptekst van het boek met essays over muziek van Cees Nooteboom

In Over het raadsel van woorden, tonen en stemmen zijn alle stukken verzameld die Cees Nooteboom tussen 2006 en 2009 schreef voor Preludium, het blad van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest.

De essays meanderen langs de muziek en het leven. Reizend door Duitsland, Nederland en Spanje haalt Nooteboom herinneringen op en filosofeert over dromen, vliegangst en de heilige mis. Componisten als Sjostakovitsj, John Cage, Ravel, Schubert, Arvo Pärt en de IJslandse avant-gardist Björn Gustavson komen langs, maar ook schrijvers als Vestdijk, Thomas Mann en Leo Perutz.

Op zijn bekende laconieke, erudiete manier belicht Nooteboom alle terreinen van de muziek en etaleert ondertussen zijn inzicht in de condition humaine.

Bijpassende boeken en informatie

Kate Zambreno – Drang

Kate Zambreno Drang recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 29 september 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Drifts van de Amerikaanse schrijfster Kate Zambreno.

Kate Zambreno Drang recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Drang. Het boek is geschreven door Kate Zambreno. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Amerikaanse schrijfster Kate Zambreno.

Recensie van Tim Donker

Een boek over het (maar niet kunnen) schrijven van een boek, jaja, dat kenden we nog niet. Ofnee. Dat kenden we wel. Of we. Ik toch. En anderen met mij, neem ik aan. Maar dat geeft niet. Een boek hoeft niet perse iets volstrekt nieuws te vertellen om iets volstrekt nieuws te vertellen. Laat staan om eenvoudigweg te boeien. Of te intrigeren. Het boek is immers maar dat wat gebeurt tussen twee kaften, hoe kan het nog moeten ontstaan als de lezer er al aan begint? En als het boek nooit tot stand heeft kunnen komen, wat hebben we dan zojuist gelezen? Waar gaat het dan eigenlijk over. Jaja. Waar gaat het over, ook zo’n vraag. “Wat voorkomt dat een boek wordt geschreven, wordt uiteindelijk het boek zelf”, schrijft Zambreno ergens in Drang, en misschien is dat wat Drang is: “…een memoir over niets…”, om andermaal Zambreno zelve te sieteren.

Ja goed, het gaat dus over die vrouw die een boek probeert te schrijven en dat lukt niet erg. Van dat falen wordt verslag gedaan in korte, dagboek-achtige hoofdstukjes, veel paginawit, af en toe een foto of een afbeelding. De bladspiegel is alvast goed. Het is de leegte die ademt, de leegte waarin we zwemmen, ja: ik, jij, wij allemaal. De niksheid die het leven is. Ommetjes maken met de hond. Naar het werk gaan. In de metro zitten. Dingen bekijken op je kompjoetur. Een literaire avond bijwonen. Ongemakkelijke sociale situaties. Een vreemde bovenbuurman. Series “bingen”.  Wat is in godsnaam series “bingen”? Maar die ene serie die ze “bingt”, Taxi, die kende ik wel. Met Tony Danza en als mijn geheugen me niet bedriegt Danny DeVito? In mijn herinnering werd het hier in de jaren tachtig uitgezonden op zaterdag, ergens in de vooravond, en in mijn herinnering keken we er altijd naar, mijn mamma mijn pappa mijn twee zussen en ik, en in mijn herinnering was het dan altijd gezellig. Boeken lezen. Met vrienden mailen. Op de veranda zitten al is het herfst. Een galadiner. Een strohoed kopen, of misschien een jurk. En gedachten, vooral heel veel gedachten.

Gedachten over Chantal Akerman. Gedachten over Wittgenstein. Gedachten over Walser. Gedachten over Kafka. Gedachten over Rilke, heel veel gedachten over Rilke. Je kon bijna het idee gaan krijgen dat Drang een Rilke-biografie beoogde te zijn maar het leven had er andere plannen mee. Zoals De Kapellekensbaan veel meer dan over Ondine, over Boontje en zijn huisgenoten ging. Een moderne, Amerikaanse Kapellekensbaan, niet gek, denk ik, om Drang zo te noemen.

Want uiteindelijk gaat Drang over onvermogen. Nee. Het gaat over futloosheid. Nee. Het gaat over dissociatie. Nee. Het gaat over ergens anders over gaan. Nee. Het gaat over drift. Nee. Het gaat over hoe je op een of andere manier aan het eind van de dag altijd nooit gedaan hebt wat je had willen doen. Nee. Het gaat over drang, eerder dan over actie. Nee. Het gaat over zoeken. Nee. Het gaat over wanderlust. Nee.

Drang scheen me doordesemt te zijn van melankolie. Of in ieder geval: ik werd er vaak een weinig melankoliek van. Al zegt dat misschien niet zoveel, ik word melankoliek van haast alles. In het geval van Drang was het meestal de goede soort melankolie, maar een keer, het was een dinsdag, sloeg de goede melankolie na verloop van bladzijden en bladzijden om in het slechte soort melankolie. De melankolie die alleen maar taai en zwart en zwaar en zompig is, en ik kon niet verder lezen. Nou dan ga ik maar afwassen, mompelde ik halfluid en mijn dochter, die verderop op de grond zat en bezig was om van elektriciteitsgeleidende staafjes een radio te maken, zei Wat? En ik liep naar de steerjoo, want afwassen zonder mjoeziek, dat gaat niet. Ploegsteert. Het Zesde Metaal. Feitelijk hun mooiste, hoewel het geloof ik de naam heeft één van hun mindere seedees te zijn. Akattemets herbergt best heel veel saje liedjes, maar áls het raak is op Akattemets is het ook wel meteen goed raak. Nie voe kinders is fantasties, dat zal ik niet ontkennen. Calais viel me echter zo zwaar tegen dat die seedee maakte dat ik stopte een volger te zijn, geen idee wat ze sedert nog gedaan hebben, de mannen van Het Zesde Metaal en Calais is ook de enige ZesdeMetaalseedee die tussen mijn bovenseedees is geraakt, ofwel: alle seedees die nog net niet slecht genoeg zijn om ze naar de kringloop te sturen. Maar Ploegsteert is gewoon een bloedmoje seedee & ik herinner me nog hem kopen. Dat was na afloop van een optreden van Het Zesde Metaal in Ekko. Kees had me zo ver gekregen daarheen te gaan. Goede ouwe Kees. Die kende ik van Facebook, in die tijd was ik nog een fervent gebruiker van Facebook. Nu hoor ik nooit meer wat van Kees. Wat misschien een helaas is. Zanger / gitarist / bandleider Wannes Cappelle had mijn Ploegsteert nog voor me gesienjeerd, nadat hij het cellofaan van de seedee had weten te peuteren omdat mij dat niet lukte. Aardige gast, die Wannes. Sienjeerde de seedee, zei ik dat al? Op de achterkant van het seedeeboekje. En nu ik de seedee opende zag ik dat dat in 2017 geweest moest zijn; 2017, zo lange her alweer? Toen was mijn zoon vier, mijn dochter zelfs nog maar twee. En ik stond daar, met die seedee in mijn hand en die vaat die op mij wachtte en ik dacht aan mijn kinderen als peuters en als kleuters, ik dacht aan dingen die voorbij gaan, ik dacht aan mensen die ik nooit meer zie, aan november, misschien wel de gruwelijkste maand, ik dacht aan steeds meer donker en steeds minder licht. En dan moest de mjoeziek nog komen, dan moest heel die intenste mjoeziek van Ploegsteert nog komen. Na afloop van de afwas die dinsdag voelde ik me pas waarlijk droef (behalve dan de ontroering, de goede soort ontroering, de moje en warme ontroering toen ik vanuit mijn ooghoeken mijn dochter zag, mijn lieve moje prachtige geniale zevenjarige dochter, nog immer in de weer met haar staafjes die een radio moesten worden, die ik zag, vanuit mijn ooghoeken, zachtjes meezingend met Ier bie oes) (een fantasties liedje, ga zelf luisteren).

Enkele dagen ontbrak mij alle lust verder te lezen in Drang.

Ja. Dat is ook zoiets. Dat wou ik nog zeggen. Of. Eigenlijk wou ik dat later pas gaan zeggen. Dat Drang me in dat opzicht een heel klein beetje tegenviel. Dat het niet het soort boek bleek te zijn waarin ik maar blijf lezen, gejaagd, hijgerig, hongerend, hunkerend naar meer, elke volgende letter, elk volgend woord, elke volgende zin, elke volgende bladzijde, het allemaal moeten hebben, het allemaal moeten insnuiven, nu. Dat het niet het soort boek bleek te zijn waarvan ik me maar niet kan losscheuren. Niet het soort boek dat ik in één twee drie sessies uitlees, in een roes, in een trance. Niet het soort boek dat ik maar niet kan wegleggen. Nee. Drang bleek prima weglegbaar.

De eerste keer dat ik het weglegde had ik denk ik een honderddertigtal pagina’s gelezen, ik las wat in dichtbundels, ik las wat in de nieuwe Drehmanns, ik las wat in een boek waarin een producer de lezer uitlegt waarom muziek doet wat het met ons doet (iets waarin zij overigens niet geheel slaagt), er was nog niet veel aan de hand, het was maar enkele dagen als ik zei, daarna alweer, viste ik Drang weer uit de stapel, het was nog niet ver onderaan geraakt.

Het was een ochtend, er was koffie, Pharoah Sanders lag in de speler. Jewels of thought. Sanders, ook hij nu dood. Dat moest ik notabene van René horen. Die kwam het depot binnen, die riep me apart, die vroeg me of ik Pharoah Sanders kende, als jazzliefhebber, daar weet hij van, goeje René, ik kreeg het niet eens over mijn hart om te doen alsof ik dacht dat hij het over Pharoahe Monch had, ik zei alleen maar Ik wist eigenlijk niet eens dat hij nog leefde, daarmee stelde ik René geloof ik een beetje teleur, René leest alle internationale kranten, ik lees alleen maar boeken, even later vertel ik het aan Theo, ik zeg hem, Pharoah Sanders is dood en Theo doet zijn duim en wijsvinger op elkaar en houdt die heel dicht bij zijn oog om te demonstreren wat een klein grootheidje Pharoah Sanders was: alleen in een microscopiese wereld lijkt hij groot en ik lach want ik vind het grappig nee ik lach want ik doe alsof ik het grappig vond en nu, ochtend, koffie, een nieuwe poging voor Drang, Sanders op de speler, nu kon ik het eigenlijk alleen maar een potsierlijk, lomp, respectloos en achterlijk gebaar vinden.

Ik lees.

De hond heet Genet. Waarom een hond vernoemen naar Jean?, misschien omdat haar man John heet?, of was het Onze Lieve Vrouw van de Bloemen?, was het Een verliefde gevangene? (ik las die titel, het moet ergens in de jaren negentig geweest zijn, ik las Een verliefde gehangene, ik dacht Dat boek moet ik lezen & pas tuis las ik de titel beter) (op 13 april 1986 stierf Jean Genet in een Parijse hotelkamer, 75 jaar oud) (wat oud genoeg is) (en als je ergens moet sterven, dan maar in een hotelkamer) (eventueel nog wel in Parijs) (alle beelden uit de taal veilig stellen en je ervan bedienen want ze bevinden zich in de verlatenheid waar je ze moet gaan zoeken dat moet Kate Zambreno aanspreken) (De bladzijde die aanvankelijk blanco was, is nu van boven tot onder overdekt met minuscule zwarte tekens, letters, woorden, komma’s, uitroeptekens en dank zij hen noem je deze bladzijde leesbaar dat moet Kate Zambreno aanspreken) (de betekenis van het decor moet Kate Zambreno aanspreken); de scénes met Genet zijn zomtijds ronduit goor maar ik ben het tegendeel van een hondenliefhebber. Doch zelfs als Genet een kat was geweest (ik ben een hartstochtelijk kattenliefhebber) had ik die scénes goor of hooguit een beetje minder goor gevonden. Dan weer: andere Genetscénes zijn ontroerend, aandoenlijk, mooi.

Zambreno lijkt sowieso een fascinatie te hebben voor het gore, ze kon bijna een Neerlands schrijfster zijn.

Ik lees. En dan weer niet. En dan weer wel. En dan weer niet.

De passagier van Cormac McCarthy slaat de grootste bres in mijn leesritme. Enkele weken lees ik helemaal niet meer in Drang.

En ik beschuldig Drang. Ik verwijt het dat het niet het soort boek bleek te zijn dat me in zijn ban hield. Het heeft toch alles. Het is deels dagboek, deels Rilke-biografie, deels (kunst)filosofie, deels kijkboek, deels kleinpraat. Ik dacht aan Gehuwde rotsen, aan A Naked Singularity, aan Speedboat, aan Kassa 19, de meeste van die assoosjasies misschien lukraak, maar toch, ik dacht aan enkele van de beste boeken ter wereld, en toch bleek Drang steeds gemakkelijker, met steeds kortere tussenpauzes, weg te leggen en steeds moeilijker terug te vinden. Wat is dat met jou Drang, ik vroeg, waarom nestel je je gewoon niet onder mijn huid? Je kent zoveel verschijningsvormen, je zou toch zo maar mijn ideale boek kunnen zijn?

Is het de vertaalster? Ja. Mag ik alles op de vertaalster steken? Die in ieder geval wat beter haar best had mogen doen om elegante vertalingen te vinden voor woorden als “upstate”, “downtown”, “bitchy”, “nanny” en “diner” in plaats van ze gewoon onvertaald te laten staan, midst het Nederlands, want dat kan in deze wereld, waarin het Nederlands wordt weggedrukt door het Engels of meer nog door het Amerikaans, geen enkel programma heeft nog een Nederlandse naam, kantoorpikken beklagen zich dat de “meeting” zomaar is “gecanceld” en pubers vinden alles maar “so satisfying”, moet je daar als vertaler dan in meegaan?, vertaal dan niet en raadt mensen gewoon aan de Engelse versie te lezen.

Maar misschien is het niet de vertaalster, misschien mist Drang gewoon een zekere bezwering. Het mist de hypnose. Het mist de hand die grijpt naar de strot. Ofzo. Weetikveel.

Misschien ben ik het wel, misschien was het de mjoeziek, misschien waren het de dagen. Misschien was de koffie niet straf genoeg.

Maar bedenk dit: schrijf een geniaal boek dat nog te wensen overlaat. Of: schrijf een tegenvallend boek dat evenwel geniaal is. Dat boek is Drang. Dus hoe briljant ben je dan als schrijver? Denk daar eens over na.


Kate Zambreno Drang Recensie

Drang

  • Schrijfster: Kate Zambreno (Verenigde Staten)
  • Soort boek: Amerikaanse roman
  • Origineel: Drifts (2021)
  • Nederlandse vertaling: Nicolette Hoekmeijer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 29 september 2022
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Recensie en waardering van het boek

  • “Uitgeroepen tot het beste boek van het jaar door The Paris ReviewHarper’s Bazaar en Vulture.

Flaptekst van de roman van Kate Zambreno

Het verleidelijke en meanderende Drang is een intiem portret van lezen, schrijven en creatieve obsessie. Terwijl de hoofdpersoon werkt aan haar roman, die al lang ingeleverd had moeten zijn bij haar uitgever, raakt ze in de ban van het werk van Rilke, Dürer, Chantal Akerman en anderen. Ze fotografeert de bewoners en zwerfhonden uit haar buurt, spookt rond in boekwinkels en galerieën en legt haar gedachten vast in een geel notitieboekje, dat al snel haar werk aan de roman volledig overschaduwt.

Terwijl de winter nadert, wordt ze door een reeks ingrijpende voorvallen steeds onzekerder totdat een intense en tedere gebeurtenis alles verandert.

Drang – een verhaal over artistieke ambitie, persoonlijke crisis en de mogelijkheden en de tekortkomingen van de literatuur – is een betoverende roman van een van de meest gedurfde schrijvers van dit moment.

Kate Zambreno (30 december 1977) is de auteur van meerdere veelgeprezen boeken, waaronder ScreenHeroines en Green Girl. Haar werk verscheen onder meer in The Paris Review en The Virginia Quarterly Review. Ze ontving een Guggenheim Fellowship en doceert aan Columbia University.

Bijpassende boeken en informatie

Franz Kafka – In het labyrint Nagelaten verhalen

Franz Kafka In het labyrint Nagelaten verhalen recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 22 september 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Nachgelassene Schriften und Fragmente van de Duitstalige schrijver Franz Kafka.

Franz Kafka In het labyrint Nagelaten verhalen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van In het labyrint, Nagelaten verhalen. Het boek is geschreven door Franz kafka. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met verhalen van de Duitstalige Tsjechische schrijver Franz Kafka.

Franz Kafka In het labyrint Nagelaten verhalen Recensie

In het labyrint

Nagelaten verhalen

  • Schrijver: Franz Kafka (Tsjechië)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Nachgelassene Schriften und Fragmente 
  • Nederlandse vertaling: Ard Posthuma
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 22 september 2022
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst boek met nagelaten verhalen van Franz Kafka

De prachtigste meest onmogelijk te vinden Kafka-verhalen – nu voor het eerst vertaald.

Franz Kafka is de meester van het literaire fragment. De prozawerken die Kafka als voltooid beschouwde, beslaan nog geen tiende van zijn oeuvre. Door hem zijn we ons gaan beseffen dat er zoiets bestaat als een meesterlijk fragment.

In het labyrint is samengesteld uit de omvangrijke Nachgelassene Schriften und Fragmente van Kafka, waarin letterlijk alle niet officieel gepubliceerde teksten zijn verzameld die hij heeft nagelaten. Deze selectie probeert in de eerste plaats toegankelijk te zijn; de opgenomen teksten zijn ‘leesbare’ stukken. Ze variëren van de flits van een idee die nauwelijks meer dan een regel in beslag neemt, tot een in detail uitgewerkte scène, tot een substantieel en vrijwel afgerond verhaal.

Uit deze verhalen en fragmenten, die nooit eerder zijn vertaald in het Nederlands, blijkt eens te meer Kafka’s genialiteit: bij elk nieuw begin weet hij in enkele regels een wereld op te roepen die tegelijk herkenbaar en absurd is.

Franz Kafka (1883-1924) was een Duitstalige Tsjechische schrijver die wordt gezien als een van de belangrijkste auteurs van de twintigste eeuw. Tot zijn bekendste werken behoren Het procesHet kasteel en De gedaanteverwisseling.

Bijpassende boeken en informatie

Anne Carson – Rood

Anne Carson Rood recensie en informatie over de inhoud van de Canadese romans uit 1998 en 2013. Op 20 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlande vertaling van de romans Autobiography of Red (1998) en Red Doc> (2013) van de Canadese schrijfster Anne Carson. Deze vertaling verscheen al eerder bij uitgeverij Meulenhoff in het jaar 2000 met als titel Autobiografie van rood. 

Anne Carson Rood recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Rood, twee romans in verzen. Het boek is geschreven door Anne Carson. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van twee romans van de Canadese schrijfster Anne Carson.

Recensie van Tim Donker

Triste van Oren Ambarchi paste er in ieder geval goed bij
Zaterdagavond paste er in ieder geval goed bij

(& vroeger, toen ik kind was, had zaterdag een kleur. het begon in de ochtend met een heel erg lichte tint van geel en naarmate de dag vorderde werd het donkerder; het eindigde ergens tussen donkergeel en lichtbruin)

O.
Wat wilde ik.
O wat wilde ik dit graag.
O wat wilde ik dit graag lezen toen.

Het orzjieneel bedoel ik. De Engelse versie. Die onder mijn aandacht kwam omdat. Weetikveel. Ik wilde het lezen, ook voor Autobiografie van rood, het eerste van de twee delen waaruit Rood bestaat, voor het eerst in een Nederlandse vertaling verscheen. In 2000. Bij Meulenhoff. Al ging dat even langs me heen moet ik eerlijk zeggen. Meulenhoff vliegt wel vaker onder mijn radar. Weet niet goed waarom, een ganzelijk oninteressante uitgeverij is het toch niet. Maar Carson wilde ik al langer lezen. Of las, ook. Red Doc>, het twede deel las ik ook, toch?, in het Engels, in het orzjieneel, ik las het, denk ik, ik zie het omslag nog voor me, zwart en wit en grijs en hardcover, verdorie, ik las dat toch, waarom kan ik dat nu niet meer terugvinden in mijn boekenkast, is het verloren gegaan tijdens mijn verhuis of leende ik het aan Sergio die ik nu zoals te verwachten viel nooit meer zie, of liet ik het liggen in mijn vorige huis op ergens een richel of een reling of een muurtje of een pilaar of een vensterbank, of zit het nog in een doos, waarom kan ik het toch niet vinden, ik meen vrijwel zeker te weten dat ik het las, of wilde lezen, of las, of wilde lezen, dit wilde ik lezen, dat weet ik zeker.

Ging het verloren in een tussentijd misschien.

In Rood gaat Anne Carson door op iets dat Oud-Grieks zou zijn. Iets met Stesíchoros & een mythisch wezen ofzo, weet jij veel. Alleen dat dit meestentijds niet erg Oud-Grieks aandoet. Maar meer lijkt op de vuiligheid die deze tijd, onze tijd, is (waarmee niet gezegd is dat eerdere tijden minder vuil zouden zijn). De lierdichter Stesíchoros “kwam na Homerps en vóór Gertrude Stein, in een moeilijke tussentijd voor een dichter”, zegt Anne Carson.

Een tussentijd, dus, van een eeuw of dertig.

Dat is de tussentijd.

Dat is de tussentijd van Anne Carson.

De “tussentijd” van Rood: ergens tussen nu, en dertig eeuwen geleden.

De twee romans die Rood vormen – Autobiogrophy of Red en Red Doc>, twee poëtisch vertelde “theatrale” romans – spelen zich af in de ontijd, in de al-tijd, in de tijd tussen nu en dertig eeuwen geleden, een tijd die net zo goed nu kon zijn als toen kon zijn, een tijd die mythisch is evengoed als zij hedendaags is. Twee romans die in elkaars verlengde liggen en daarmee meteen al eeuwig zijn.

Wat zal je zeggen? Er kan een mythisch wezen zijn, een roodgevleugeld rood monster – maar in werkelijkheid is hij misschien een jongen met een broer en een moeder, een jongen die goed materiaal is voor een komen-van-leeftijd roman, met vriendschap, met ontluikende (homo)sexualiteit, met zoektochten, met reizen, met vragen, met armoede, en zien, en ellende. Je kunt de betrokkenen namen geven, zoals Gerion, en Herakles, en Ancash; je kunt, ook, alles weer door elkaar gojen, en dan zou Gerion G worden en hoeder zijn van een kudde muskusossen (hee dat klinkt al wat mythischer of niet?), van Herakles Sad But Great maken en hij kwam thuis van de oorlog met een feestje in zijn hoofd (de feesten van angst en pijn), en Ancash voor Ida vervangen of misschien is Ida een afsplitsing of een alter ego van Ancash en na het reizen en na het zien en na de vragen is er nu ook ruimte voor een oorlogstrauma, voor psychiatrie, en voor stervende moeders.

Er is ruimte steeds is er ruimte. Er is ruimte voor veel.

Er is ruimte voor poëzie voor proza voor theater voor wetenschap voor filosofie voor vragen er is ruimte voor “VROUW VAN BREIN”, is dat iemands moeder is dat de vertelster is dat de schrijfster is dat een zieneres of is dat waar wij louter brein worden en alleen nog maar begrip willen zijn?

Er is ruimte als puur ruimte, het bestrijken van ruimte, ruimte als be-grijpen: altijd maar meer gebieden gezien, geproefd, omarmd, gekend willen hebben. En vliegen dus maar weer, of rijden dus maar weer. Tot voorbij de hoekjes, tot achter een gletsjer waar het in Rood doc> ineens nogal –

(?)

wordt

(absurd?)
(surreëel?)
(hallucinant?)
(koortsig? nachtmerrieachtig? Onwerkelijk onheimelijk onalledaags?)

(onalledaags ja. minstens onalledaags)

Eerder, of later, nee eerder, maar was is tijd in een tussentijd van dertig eeuwen, waren er al mensen in een tunnel, tunnelmensen, mythopoëzie, dan is Alice Notley niet veraf, The Descent of Alette, “Een moeder” “& kind” “stonden beiden in brand, onophoudelijk” “Het vuur” “zat in hen verankerd” “en sloot hen af van anderen” (& denk ik, is het niet eens tijd, Koppernik, om The Descent of Alette een deftige neerlandse vertaling te geven?) (en de wereld die rondgaat ondergronds, ook dat niet direkt alledaags misschien) (iets lijkt hier hetzelfde te zijn, maar wat?) (maar dat is Maggie Nelson, dat is Bluets, dat heeft Atlas Contact allemaal al voor haar schone rekening genomen).

(zou Anne Carson Alice Notley gelezen hebben?) (met haar experimenteerdrift? vast)

The Lighter van Joanne Robertson paste er alvast goed bij.
Dinsdagochtend paste er alvast goed bij.

Wat een genot is het om Rood te lezen nee ik herbegin deze zin en kapitaliseer genot, wat een GENOT is het om Rood te lezen. Het boek bleef me roepen als ik even weglegde, en ik bleef terugkomen, en lezen en lezen en lezen. Ik wilde zo graag in Rood blijven lezen, en anderzijds ook weer niet omdat ik het moment vreesde dat ik het uit zou hebben, en toch bleef ik lezen en zag ik de achterkaft met rasse schreden dichterbij komen, wat zijn rasse schreden?, zag ik de achterkaft angstwekkend snel naderbij komen.

En, even later, Herbarium van Turdus Merula paste er alvast goed bij.
En even later paste er alvast goed bij.

(verbazingwekkend) (maar misschien dat ijselijke) (van Herbarium, bedoel ik) (ik was toen immers al achter een gletsjer beland)

Ik ken weinig boeken die zo gelaagd prachtig zijn, waarvan de pracht zo gelaagd is: Rood is mooi om wat het vertelt. Want het vertelt van verlangen en tekortkomen en liefde en onvermogen, en het vertelt over de verlorenen, de mensen die niet meer meespelen, en in een tunnel wonen, of in een gesticht, of sterven op een zaal in het hospitaal, finaal, totaal, integraal. Het vertelt over trauma en pijn en over hunkeren naar een daar dat altijd voorbij de horizon ligt. Het vertelt over natuur, en dieren, en de lucht. Over water en ijs en vulkanen. Het vertelt hoe het is om in leven te zijn.

Maar Rood is ook mooi vanwege de taal. Er staan talloos veel adembenemend mooje zinnen in dit boek.

Zinnen als “Zes uur ’s avonds ging als een golf door het hotel.”
Of “Een laag dieprood luisteren met hoge tonen in de klank.”
Of “Na glanzende mede dronk je de nacht.”
Of “Wakker worden is oplopend donkere lijnen tot klanken.”
Of “Elke dag weer dit lawaai vergeet ze elke dag.”

Of neem “Zoals wij de wereld nu begrijpen is veel ervan verkeerd benoemd.”, wat me deed denken aan Stefan Themersons woorden over paranomie en aan zijn wantrouwen tegen de zelfstandignaamwoordentalen met hun (foutieve, of minstens onvolledige) etiketteringen (en de logika, en het vlees) (zou Anne Carson Stefan Themerson gelezen hebben?) (met haar taalliefde? vast)

Of “Winter bestaat en winter komt nooit snel genoeg.”, wat me juist weer deed uitwajeren naar Inger Christensen en die prachtige bundel alfabet die zij ooit pende, maar is het wel een bundel is het niet veeleer een boeklang & sterk gefragmenteerd poëem; hoe ook: het hoort bij het mooiste dat de poëzie voortbracht, wereldwijd en allertijden) (zou Anne Carson Inger Christensen gelezen hebben?) (met haar wereldomspannende tijdeloosheid? vast)

(winter komt mij altijd weer veel te snel en februari gaat nooit voorbij)

Of neem een hele reeks zinnen in één keer:

“Tijd gaat snel tijd gaat niet snel. Tijd gaat helemaal niet snel. Tijd gaat meestal snel. Tijd gaat sneller dan jij en staart je aan. Tijd kan niet staren. Tijd als volharding. Tijd als honger. Tijd spreekt vanzelf. Tijd toen je zes was de dag een berg. Bergtijd. Tijd waarvan ik niets meer weet. Tijd voor een hond in een steeg gevangen in het licht van je lantaarn. Tijd is geen video. Tijd als vouwpapier dat op een berg moet lijken. Tijd uitgesmeerd onder de ogen van een mijnwerker die ratelend omlaag de mijn ingaat. Tijd als je bankroet bent. Tijd als je Prometheus bent. Tijd als je alle buisjes aan de wortels van een bremplant bent en groenzwart vocht opzuigt in pas beschreven continenten. Tijd waarin de postbeambte achter in het postkantoor haar lippen kan stiften totdat de baas terugkomt. Tijd waarin een koe omvallen kan. Tijd in de nor. Tijd als jassen in een kast. Tijd voor een toom kalkoenen die uitglijden op ijs. Alle tijd die hier in deze muren is getrokken. Tijd tussen de kleine klikjes. Tijd vergeleken met verbeelde wilde stilte van de sterren. Tijd waarin de man op één been bij de bushalte zijn veters strikken kan. Tijd die Nacht bij de hand neemt en in draf met hem over de weg verdwijnt. Tijd gaat snel en niet zo’n beetje. De tijd was me met sprongen voor.”

Zulke zinnen maken me vrolijk. Gelukkig. Vullen me met gekleurd licht, iets tussen donkergeel en lichtbruin, niet ongelijk aan het licht waarvan vroeger mijn zaterdagavonden gemaakt waren. Niet ongelijk aan het licht dat hier nu door mijn raam valt, en op mijn kladblok en mijn koffie. Of dat licht van eerder. Ik had mijn zoon naar school gebracht. Later dan normaal, want hij ging op kamp. Waar hij geen zin in had. Wat niemand zich beter voor kan stellen dan ik. Ik ben vier keer in mijn leven een midweek op schoolkamp geweest en dat zijn met afstand de vreselijkste weken van mijn leven geweest. Zo moet de hel zijn: een nooit eindigend schoolkamp. Ik probeerde geruststellende woorden te bedenken maar vond er geen, en liep daar maar zoon beetje met mijn arm om hem heen. Hij wilde dat ik bij wat school het “uitzwaaimoment” had genoemd zou zijn, als hij echt zou vertrekken, in een colonne auto’s. Dat gaf me een stief half uurtje. Een half uurtje waarin ik koffie zette, en The three things you can hear van Seamus Cater draaide en dertig pagina’s las in Rood waar ik op de zin “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” stuitte; een zin die me even grinnikend zette (en ha! The three things you can hear van Seamus Cater paste er alvast goed bij) (bij Rood, niet perse bij die zin, of bij grinniken). En toen liep ik terug naar school voor dat vermaledijde “uitzwaaimoment”, en met herfstlicht in mijn haar peinsde ik aan wat ik zou zeggen als hij me zou vragen wat ik in dat stief half uurtje had gedaan: koffie zetten (?), een plaat drajen (?), dertig bladzijden in mijn boek lezen (?), of “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” (?).

(maar waarom zou hij me vragen wat ik gedaan had thuis)

Tot slot is Rood mooi vanwege de vorm.

De vallende zinnen in Autobiografie van rood: breed, wajerend.

En de smalle kolommen van Rood doc> (en godverdrie: ik kén die smalle kolommen maar waar is dat godverlaten Red doc> dan en waarom staat het niet in mijn kast?) (what’s that you’re holding & why is it so bright?) – elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is pure visuele poëzie; elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is een bladzijde die ik eruit zou kunnen rukken en aan mijn muur hangen en naar kijken, elke dag (ofnee dat zou ik helemaal niet kunnen, zoon prachtboek verscheuren) – Rood is om naar te kijken al even mooi als om in te lezen.

(iemand zei me ofnee laat ik hem weer eens bij naam noemen Theo zei dat hij clausterfobies werd van die smalle kolommen of misschien zei hij het anders maar kwam het daar geloof ik wel op neer. en al had ik daar geen last van, toch, lezend, later, kon ik hem wel begrijpen. en al had ik er geen last van dacht ik toch, later, dan Rood doc> misschien ook daar een heel klein beetje over gaat: gepropt zijn in een bestaan dat eigenlijk te smal voor je zijn is) (maar misschien, ook, gaat het daar helemaal niet over)

Word ik, zo, toch, steeds weer, teruggezogen naar dit boek. Tot het dan inderdaad tot mijn afgrijzen uit is. Maar wel nog in mij meegedragen wordt. Als ik, kort daarop, buiten ga. In herfstlicht ben. Weeral herfstlicht ja. Maar dit keer op de fiets en naar de supermarkt. Het is donderdag en Rood is uit.

Anne Carson Rood Recensie

Rood

Twee romans in verzen

  • Schrijfster: Anne Carson (Canada)
  • Soort boek: Canadese roman
  • Origineel: Autobiography of Red (1998), Red Doc> (2013)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 20 oktober 2022
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 29,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Anne Carson

De roodgevleugelde jongen Gerion is onsterfelijk verliefd op Herakles, die de jongeling niet kan weerstaan. Op het hoogtepunt van hun erotische relatie laat Herakles Gerion vallen en stort deze in het diepste leed. Maar dan reist Gerion op magische wijze uit de antieke oudheid naar de tegenwoordige tijd – en vindt troost in de fotografie.

De dichteres Anne Carson heeft het meest bandeloze en vreemdste verricht wat de literatuur van deze tijd te bieden heeft. Ze plaatst Homerus in een deeltjesversneller om in de versplintering van oude betekenissen een spiegelbeeld van onze huidige tijd te schetsen. Rood is ongehoord erotisch en even boosaardig als de Griekse mythen.

Rood verenigt twee werken in één band: Autobiografie van rood, dat in 1998 verscheen, en het vervolg Rood Doc>, dat in 2013 verscheen. Anne Carson heeft in Rood een nieuw genre uitgevonden; het is zowel roman als poëzie, zowel een onconventionele herschepping van een oude Griekse mythe als een volstrekt origineel coming-of-ageverhaal dat zich in het heden afspeelt.

Bijpassende boeken en informatie

César Aira – Het literatuurcongres

César Aira Het literatuurcongres recensie en informatie over de inhoud van de Argentijnse roman. Op 8 september 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van El congreso de literatura, geschreven door de Argentijnse schrijver César Aira.

César Aira Het literatuurcongres recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het literatuurcongres. Het boek is geschreven door César Aira. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de komische sciencefictionfantasie uit 2012 van de Argentijnse schrijver César Aira.

Recensie van Tim Donker

Goed. Dus. Een man, een schrijver en halftijds gestoorde wetenschapper, hij heet, geheel toevallig natuurlijk, César, heeft, naast heel veel andere boeken, Filosofie van de levenservaring van Alexander Bogdanov gelezen, en Faust van Estanislao del Campo, en La Poussière de Soleils van Ramond Roussel en hij is misschien wel de enige mens in de wereld die net deze drie boeken aan zijn referentiekader kan toevoegen. Omdat hij drie maffe boeken gelezen heeft die vrijwel niemand gelezen heeft, en omdat hij het soort levenservaring had dat hij gehad heeft, is hij in het bezit van net dat soort uniciteit dat hem in staat stelde om het eeuwenlang onoplosbaar geachte raadsel van “De Draad van Macuto” op te lossen, daarmee een oude piratenschat op te halen en stinkend rijk te worden. Daarna moet hij op reis voor een literatuurcongres.

En dan.

Ja, dan.

Dan?

Dan wordt de stropdas van Carlos Fuentes gekloond, dan zijn er blauwe reuzenrupsen, dan is er een gedresseerde wesp die in werkelijkheid geen wesp is, dan zijn er nogal liefst twee onmogelijke liefdes en is een derde hard op weg om daaraan toegevoegd te gaan worden, en dan is er sprake van vampirisme en van wereldheerschappij (metaforisch gesproken uiteraard).

Hum.

Ja.

Dus.

Dus?

Dus met dit soort gegevens lijkt Het literatuurcongres eerder op een stripverhaal dan op een “serieuze” roman (“serieuze roman”! hoor mij bezig!); en is het misschien mogelijkerwijs allicht (bijwoorden van twijfel) het ideale boek voor mensen die nooit lezen.

Of. Naja. Als je écht nooit een boek in je leven gelezen hebt valt Het literatuurcongres je ondanks zijn luttele 95 bladzijden misschien toch wel wat rauwtjes op je dak. “Dwaze Doctor” César noemt zichzelf niet voor niks “hersenman”: zijn talrijke gedachtegangen buitelen over elkaar heen en zijn voor mensen met een beperkte woordenschat lang niet altijd binst drie seconden te doorgronden (“De genetica is de genesis van de diversiteit”, bijvoorbeeld); je kon er monsieur Teste doorheen zien schemeren (ja Paul Valéry, ook een dun boekje, dat over meneer Teste, maar daar is dan werkelijk niet doorheen te komen).

Het ideale boek voor mensen die zelden lezen dan.

Of het ideale boek voor welwillende niet-lezers die graag meer tijd zouden hebben voor een boek. Maar er dan ook écht geen tijd voor hebben want mensen die verzuchten dat ze helaas geen tijd hebben om te lezen en vervolgens voor de televisie ploffen, neem ik natuurlijk niet serieus.

Mensen die zich aangetrokken voelen tot literatuur maar de meeste boeken te fantasieloos vinden.

Mensen die misschien inderdaad voornamelijk strips lezen. Maar dan wel het niet onintelligente soort stripverhaal dat (zelf)spot, absurdisme, een lichte vorm van (slimme) idiotie en een filosofische noot hier en daar niet schuwt. Ja, zulke strips bestaan. En nee niet persé de kreffik nofful. Ik zou voorbeelden kunnen noemen, natuurlijk, maar dat doe ik niet want wat ik dan ook noemen zou er zou altijd wel iemand zijn die vindt dat ik met het noemen van juist dat ene voorbeeld mijn hele punt ondergraaf. Hou het voorlopig op dat ik hier een niet geheel onbelezen niet-lezer bedoel. Die dus.

Die in tegenstelling staat tot de hardgekookte, doorgewinterde, volbloedse literatuurlezer die talloze boeken per jaar leest. Want voor hem is Het literatuurcongres eerder een –

een –

ja wat?

Een smakelijk tussendoortje?

Een fijn voorafje?

Een lichte streling van de geest, een kieteling van de hersenen?

Een aangename verpozing? Zoals laatst, of naja de twede zondag van september als je weten wil, toen ik met mijn lieve moje onvergelijkbare zevenjarige dochter ging picknicken in het park & we zaten & praatten & lachten & er oude kaas was, en rauwe ham, en sjokopasta, en motorolie, en ranja, en druiven & ik haar een wolk aanwees die leek op één van haar knuffels & we nog zagen, dingen in wolken & we over touwen en over bruggen liepen & dat goed was, dat mooi was, gewoon een moje dag was, misschien niet eens die geslaagde dag waar Handke het over heeft maar wel een dag die het op elk moment kon opnemen tegen elke andere dag.

Een onderhoudend terzijde? Een terzijde, misschien, onderhoudender dan de hoofdlijn?

Ik bedoel zeggen – ik lees altijd heel veel boeken door elkaar. Want ik lees een boek en dan komt er een moment waarop ik, even, genoeg heb van dat boek en dan begin ik of ga ik verder in een ander boek. Toen ik aan Het literatuurcongres begon was ik ook al bezig in Loutering van Luuk Imhann, Till the wheels fall off van Brad Zellar, Onder asfalt van Maarten van der Graaff, Paviljoen 3 van Bette Howland, Hierheen naar het gas, dames en heren van Tadeusz Borowski, Jaargetijden van Bernard Dewulf, Het blauwe uur van Alexander Lernet-Holenia, Slangen van Dominique De Groen, Leesclubje van Willem Brakman, Twaalf bytes van Jeanette Winterson, Milkman van Anna Burns, Duistere ecologie van Timothy Morton, Ghost Dance van Carole Maso, Geschiedenis van de waanzin van Michel Foucault, Het leven van Quintus Fixlein van Jean Paul, A Girl is A Half-formed Thing van Eimear McBride, Tegen de methode van Paul Feyerabend, Filosofie van de waanzin van Wouter Kusters, Homo sacer van Giorgio Agamben, God, de Staat en andere vormen van dictatuur van Michail Bakoenin, Vanishing Point van David Markson, School voor gekken van Sasja Sokolov, The Tunnel van Russel Edson, De verlossing van Robert Pinget, Lobola voor het leven van André Brink, Miniaturen van Karel Jonckheere, Petersburg van Andrej Bjelyj, Obabakoak van Bernardo Atxaga en De uitvinding van de wereld van Olivier Rolin (om er nu maar een paar te noemen) maar terwijl ik bezig was in Het literatuurcongres begon noch ging ik verder in enig ander boek (wat misschien ook niet zo moeilijk is want mijn “moment waarop ik er even genoeg van heb” ligt meestal zo rond pagina honderd en Aira houdt het als gezegd al na 95 pagina’s voor gezien maar toch: ook dunne boekjes kunnen gaan vervelen voor het slot daar is).

Ik bedoel zeggen – als je leest, als je echt alle dagen leest, als je een rabiaat soort lezer bent, als je literatuur leest, en poëzie, en filosofie, en heel die bliksemse boel, dan zal Het literatuurcongres niet het mooiste boek zijn dat je ooit las. Of zelfs maar dit jaar. Het is misschien een uitnodiging om meer van Aira te gaan lezen. Of een bizar uitstapje. Gewoon een fijn boek, ik zou haast zeggen: een leuk boek. Ja. Ik vond het leuk om dit te lezen. Maar wat een maf woord eigenlijk, leuk. En wat een lelijke klank toch altijd weer, die eu.

Ik bedoel zeggen: als je een boek hebt geschreven dat voor de ongeoefende lezer ideaal heten mag en voor die andere soort zoiets als een korte verademing, kan je maar zo in meer kasten komen te staan dan goed voor je is. Lang leve César!, zei Patti Smith (wie?) en ja, moge de man nog lang en schrijvend leven want dit smaakt in ieder geval naar meer.

César Aira Het literatuurcongres Recensieongres

Het literatuurcongres

  • Schrijver: César Aira (Argentinië)
  • Soort boek: Argentijnse roman
  • Origineel: El congreso de literatura (2012)
  • Nederlandse vertaling: Adri Boon
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 8 september 2022
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van César Aira

César is een schrijver die door de wereldwijde economische malaise in financieel zwaar weer verkeert, daarnaast is hij ook nog eens een vermaard wetenschapper die vastbesloten is om heerser van de wereld te worden. Tijdens een bezoek aan het strand lost hij intuïtief een eeuwenoud raadsel op, vindt een piratenschat en wordt een zeer rijk man. Toch blijft zijn droom van wereldheerschappij op de eerste plaats staan. Hij woont een literatuurcongres bij om dicht bij de wereldberoemde Mexicaanse auteur Carlos Fuentes te komen, met hulp van wiens kloon hij hoopt zijn leger naar de overwinning te leiden.

Het literatuurcongres, een doldrieste, komische sciencefictionfantasie, is het perfecte boek om César Aira, de meest absurdistische auteur van de eenentwintigste eeuw, te leren kennen.

César Aira (1949) is geboren in Coronel Pringles, Argentinië. Sinds 1967 woont hij in Buenos Aires. Hij wordt beschouwd als een van de origineelste schrijvers van Zuid-Amerika en heeft meer dan tachtig titels op zijn naam staan. Hij schrijft geregeld voor El País, en zijn werk is vertaald in het Engels, Frans, Duits, Italiaans, Grieks, Portugees, Roemeens en Russisch. In 2020 verscheen Een episode uit het leven van een landschapsschilder van hem bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

José Eduardo Agualusa – Regentijd

José Eduardo Agualusa Regentijd recensie en informatie over de inhoud van de roman uit Angola. Op 30 augustus 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de door Harrie Lemmens in het Nederlands vertaalde Angolese roman Estação das Chuvas van schrijver José Eduardo Agualusa.

José Eduardo Agualusa Regentijd recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de Angolese roman Regentijd. Het boek is geschreven door José Eduardo Agualusa. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van roman uit 1996 van de uit Angola afkomstige schrijver José Eduardo Agualusa. De roman is door onze redactie gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

José Eduardo Agualusa Regentijd Recensie

Regentijd

  • Schrijver: José Eduardo Agualusa (Angola)
  • Soort boek: Angolese roman
  • Origineel: Estação das Chuvas (1996)
  • Nederlandse vertaling: Harrie Lemmens
  • Verschijnt: 30 augustus 2022
  • Omvang: 264 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de roman uit Angola van José Eduardo Agualusa

Buitengewoon actuele roman over het ontstaan van het mensonterende bewind van de onlangs overleden Angolese dictator José Eduardo dos Santos.

We schrijven 11 november 1975 en de Portugese kolonie Angola wordt na een bloederige koloniale oorlog onafhankelijk. Een van de drie bevrijdingsbewegingen, de MPLA, gesteund door de Sovjet-Unie en Cuba, grijpt de macht en er ontspint zich een even gewelddadige machtsstrijd met de andere twee, gesteund door het Westen en China. De dichteres Lídia do Carmo Ferreira heeft de MPLA helpen oprichten, maar verzet zich tegen de koers en valt in ongenade. Als anderhalf jaar later een coup de kop wordt ingedrukt en de regering alle in- en externe tegenstanders arresteert, belandt ze in de gevangenis, samen met een bont gezelschap van uiterst rechts tot extreemlinks. De schattingen lopen uiteen, maar vele tienduizenden van die gevangenen worden op gruwelijke wijze gemarteld en vermoord, onder andere levend uit helikopters en vliegtuigen gegooid.

Regentijd is het verhaal van de dichteres en van een jonge radicale journalist, die beiden de massamoord overleven. In een flitsend, zowel wrang en aangrijpend als humoristisch relaas geeft José Eduardo Agualusa zijn kijk op deze turbulente tijd. Aan de hand van grote en kleine spelers, in een mengeling van werkelijkheid en fictie.

José Eduardo Agualusa werd in 1960 geboren in Huambo, Angola, en is een van de belangrijkste schrijvers van de Portugees sprekende wereld. Eerder verschenen van hem bij Koppernik Het genootschap van onvrijwillige dromers en Een algemene theorie van het vergeten, dat werd bekroond met de International Dublin Literary Award 2017.

Bijpassende boeken en informatie

Peter Handke Essays Recensie van Tim Donker

Peter Handke Essays recensie van Tim Donker van drie boeken van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar. Op deze pagina kun je de uitgebreide recensie lezen over Essay over de geslaagde dag, Essay over de moeheid en Essay over de jukebox. De recensie is van de hand van recensent Tim Donker.

Peter Handke Essay over de geslaagde dag RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de geslaagde dag
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2002

Peter Handke Essay over de moeheid RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de moeheid
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022

Peter Handke Essay over de jukebox RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de jukebox
essay, non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022

Peter Handke Essays Recensie van Tim Donker

Een essay is een probeersel nee een essay is een overpeinzing nee een essay is een zwalktocht. Vroeger, toen ik in de Barentszstraat woonde probeerde ik dat wel eens. Mijn kot uit gaan, een zijstraat in lopen, een zijstraat van een zijstraat, en verder nog. Expres verloren gelopen trachten te geraken. Het was de tijd van de walkman, het was de tijd van handen in mijn zakken, het was de tijd van om me heen kijken en me realiseren dat ik absoluut geen idee had waar ik was. En dan was het goed. Het was daar mojer, omdat je nog eens iets voor de eerste keer kon zien. De weg terug vinden, ook dat was een sport, het bleek eigenlijk altijd verbazend gemakkelijk, later besloot ik dat achterwege te laten en gewoon maar lopen, lopen, altijd maar lopen, dingen voor het eerst zien, dingen peinzen, luisteren naar de mjoeziek in mijn oren, dat ook.

De zwalktocht. Het essayeren. Verloren gelopen raken. Niet weten waar je bent en toch je pad terug weer vinden – daarin is Peter Handke misschien wel op zijn best. Zei ik laatst niet ergens dat ‘em een zeveraar is, die Handke? Niemand zevert zo oeverloos en zo mooi als Handke en in zijn essays, waarin hij niet ook nog eens een verhaaltje hoeft te vertellen, laat hij de remmen nog wel wat meer los. Komen bij Koppernik (waar anders), het Essay over de geslaagde dag, het Essay over de moeheid en het Essay over de jukebox opnieuw uit en het was geen straf ze terug te vinden op mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire trouwens).

Essay over de geslaagde dag en Essay over de moeheid stonden al in mijn kast in de -eerlijk is eerlijk- iets mojere hardcover-uitgave van de Prom (bestaat dat nog eigenlijk, de Prom?). Van Essay over de jukebox wist ik dat het bestond maar ik had niet eerder een versie ervan. Hier zijn ze nu. In klein formaat (met recht een vestzakessay!). Bij misschien wel de beste uitgeverij van Nederland. Ik heb ze nu. Alle drie. Ik heb gelezen. Alle drie. Ja.

Van Essay over de geslaagde dag meen ik me te herinneren dat ik het las in de trein van Tilburg naar Utrecht (dat wil zeggen overstappen in Den Bosch) (want er is geen trein van Tilburg naar Utrecht) (of misschien nu wel weet ik veel ik kom al jaren niet meer in Tilburg) (en met de trein reizen doe ik ook al jaren niet meer). Ik had de dag verbracht in gezelschap van een toenmalige vriendin, een vrouw waar ik met hart en ziel van hield, een vrouw waarmee ik heeldurdag had gepraat, gedronken, gegeten, gelachen en gelopen. Dat deden we vaak, zij en ik, praten drinken eten lachen en lopen in een stad, zomtijds mijn stad, meestentijds haar stad. Die keer was een goede keer geweest, en niet alleen omdat we een extreem goede chianti bij het diner hadden genuttigd, het was om alles, het was om de terrassen, de zon, het praten, het lopen, het ritme, de klank van haar stem waar ik al zolang ik haar kende stuk van was geweest. De laatste trein terug, of misschien de op één na laatste, weetikveel, wie houdt die dingen bij, wie neemt er nota, en ik las, of ik dacht dat ik las Essay over de geslaagde dag.

(maar dat zal wel niet juist zijn want waarom zou ik een essay met zoon titel meenemen op een dag die alle kans had een geslaagde dag te zullen worden ik geloof trouwens dat ik iets Engels las, een dichtbundel, of een roman, ik geloof dat ik in de trein zat en de mooiste zinnen die ik las naar haar sms’te, ik geloof dat ze zei dat ze dat boek ook wilde lezen, ik denk dat ik zei dat ik het haar zou geven de volgende keer dat ik haar zag, ik weet niet of ik dat boek nou ooit nog aan haar gegeven heb)

Werkelijk lezen of alleen maar denken te lezen, in ieder geval moet ik de vorige keer dat ik Essay over de geslaagde dag las, aan deze dag gedacht hebben en ook gedacht dat het klopte. Dat het allemaal zo heel erg waar was wat die Handke daar zei, dat het allemaal zo heel erg op ging voor die dag, die ene dag, die dag met het lopen en het lachen en het eten en het drinken en het praten en de zon en de straten en de terrassen en de klank van haar stem.

Nu, nu ik het opnieuw gelezen heb las ik denk ik een ander boek. Misschien is het omdat ik de gewezen vriendin inmiddels een verschrikkelijke trezebees vind, misschien is het omdat de wereld nooit meer hetzelfde zal zijn, misschien is het omdat ik nu oud geworden ben en traag, misschien is het daar zijn, absolute duisternis, de liefde voor het regenseizoen, de klok zegt tik, mensen in een boot of zout op mijn huid. Weet ik veel. De twede keer las ik een ander boek.

Wat ik me van de eerste keer herinner met veel instemming gelezen te hebben, is dat de geslaagde dag, anders dan de wat vetter aangezette “perfect day”, niet bezingbaar is (zei iemand, zei Ymkje, toen was hij met recht een lauwe reet) (de lauwe reet, die Lou Reed)(dat ging over zijn optreden op Pinkpop) (dat had ik ook gezien, daar was ik ook geweest) (met Patrick) (die goede oude Patrick) (leeft die nog?) (misschien, dacht ik later, was Ymkje wel die vrouw geweest met de bartsimpson-ballon aan haar oor) (daar hadden Patrick en ik toen nog zo om moeten lachen) (en Ymkje kende ik toen nog niet) (maar die Perfect day  vond ik ooit een heel mooi liedje hoor) (ik kan dat nu zonder schaamte zeggen) (ooit was ik, hoe heet dat, “fan” van Lauwe Reet) (ik had seedees van diene mens, ik draaide die zelfs) (later ging het de andere kant op) (later zou het rap de andere kant op gaan) (het begon ermee dat ik ergens las dat hij ooit iets lelijks, iets heel erg lelijks over Ian Dury had gezegd) (ooit was ik, hoe heet dat, “fan” van Ian Dury) (toen ik op de radio hoorde dat Ian Dury dood was, liet ik een bord vallen) (ik stond in de keuken van mijn studentenkot aan de Frits Coerslaan, het was avond, ik deed de afwas, er stond in die keuken een klein radiootje in de vensterbank, ik had graag die radio aan als ik in de avond de afwas deed, er was een nieuwslezer die zei dat Ian Dury was overleden en ik liet een bord vallen, misschien was het het nieuws, misschien was het bord te glibberig) (de laatste keer dat ik een seedee van Ian Dury heb opgelegd is jaren terug) (maar nog altijd denk ik dat dat een heel sympathiek mens geweest moet zijn, de Ian, de Dury, bezie hem nu, ge kunt daar toch niet kwaad van spreken?) (de Lauwe Reet deed het wel, en daar begon het mee) (en van daar ging het verder) (en van daar ging het rap de verkeerde kant op) (de nekslag kwam enkele jaren later, toen ik las dat hij over Metal Machine Music had gezeid: It almost ended my career! & dacht ik dus, dacht ik hum, dacht ik hm, dacht ik die monneer Reet is dus niet een mens die plaatjes maakt, plaatjes vol mjoeziek, mjoeziek die hij mooi vindt, en de ene keer is dat ingetogen en zacht, en de volgende keer misschien een lekkere bak teringherrie, nee monneer Reet heeft een “career”, een “career” dan nog, die “geënt” kan worden ook, door maar één plaatje, één plaatje dat misschien al een beetje ontoegankelijker is dan je vorige plaatjes! hoe onrocknroll. hoe onavantgardistisch. hoe saai. hoe aanstellerig & dacht ik aan Patrick en hoe hij gezeid had dat Magic & Loss een aanstellerige plaat vond, en ik had die plaat, en ik vond hem mooi, en een tikje duister, een plaat over de dood, dat is toch mooi, ik was achttien of daaromtrent, ik schreef gedichten, ik was een diepe mens, ik vond platen over de dood mooi en Patrick een oppervlakkige zeikerd, maar god Patrick had alle gelijk van de wereld, draaide ik hem weer eens kon ik alleen maar denken wat een aanstelplaat, wat een aanstelventje die Reet, wat een stomme, stomme poseur) (maar Billy Childish had het al gezeid) (Billy wie?) (Billy Childish) (u weet, diene mens met die hoed, diene mens met die guitaar) (zei de Billy, zei de Childish: “The amateur always beats the professional hands down because the amateur is doing what he loves. The amateur is free to explore and express himself because he doesn’t have to hide behind his status. If you don’t identify yourself as being anything, then there’s nothing to protect! The problem with the professional musician is he has too much on his plate already. Like I say, he’s got his status to worry about, then comes his career and mortgage. After all of that, he’s still got to be seen as witty, original and rebellious or he’ll be in tears. That’s a lot of angles for the poor professional to cover! What with fixing his hair and learning his chord progressions, it gives him no time to concentrate on his art or expression”) (neem dat, Reet) (en trouwens dat haar van die Reet sloeg inderdaad ook al nergens op). Niet dat ik werkelijk meende dat Handke het over de onbezingbaarheid van de geslaagde dag zou hebben gehad, of, nog minder, Lou Reed had genoemd, maar toch, vanuit die trein, waar ik het niet las, herinner ik me lezen, met veel knikken, veel ja’s, veel gedachten aan de dag die achter me lag, dat de geslaagde dag onnadrukkelijk een geslaagde dag is, onuitgesproken, ongemerkt. Dat je misschien pas laat in de avond, bijvoorbeeld in de trein van Tilburg naar Utrecht (overstappen in Den Bosch), ineens klaar ziet hoe mooi de voorbije dag eigenlijk was. Een dag als alle andere: hoe vaak had ik niet gelopen doorheen steden met haar aan mij zij?, en dan in terugblik zie je de details die deze dag uittillen hoog boven alle voorgaande soortgelijke dagen. En toch was die dag vanzelf gegaan, en dat leek ik bij Handke te lezen als het wezen van de geslaagde dag: een dag waar je geen enkele moeite voor moet te doen.

Dat is niet wat ik de tweede keer, wat ik nu las. De geslaagde dag blijkt een heikele zaak. Misschien wel een onmogelijkheid. Las ik eerst, las ik niet in een trein dat de geslaagde dag weinig bemoeienis of aktieve ingrepen verdraagt, dat hij ontstaat uit zichzelf, organies, ademend, zo soepel en vanzelfsprekend dat je alleen vanuit de achteruitkijkspiegel nog met enige verbazing kunt vaststellen hoe “geslaagd” deze dag “eigenlijk” geweest is (en gijlie weet: objects in the rearview mirror may appear closer than they are), las ik nu, las ik de twede keer (& gewoon in mijn kot) dat de geslaagde dag u continu door de vingers glipt, dat je er steeds je aandacht bij moet houden, dat de geslaagde dag bij de geringste onoplettendheid al om zeep kan zijn omdat de geslaagde dag, jawel, hou u vast, in zijn geheel perfekt moet zijn om geslaagd te mogen heten (dus toch een perfect day) (er is weinig dat ik meer haat dan perfektie) (er is één ding dat ik meer haat dan perfektie en dat is de perfektionist) (er is maar één mensensoort die ik meer haat dan de perfektionist en dat zijn mensen die zeggen dat ze perfektionist zijn) (mensen die zeggen dat ze perfektionist zijn, zijn in werkelijkheid rigide, bekrompen, doodse geesten die niet de fantasie hebben om in te zien dat alles op oneindig veel manieren kan en die fantasieloosheid dan ook nog eens te verbloemen door te denken dat hun gebrekkige en enige manier de beste manier is). “De geslaagde dag is onvergelijkelijk”, zegt Handke; “Hij is enig in zijn soort.” De geslaagde dag blijkt bij tweede lezing ineens een juist-heel-bezingbare “mooiste dag van je leven” te zijn?

(Maar wie had daar trouwens iets gezeid over die onbezingbaarheid van de geslaagde dag? “Zing me het lied van de geslaagde dag”; het staat er nota bene letterlijk (op pagina 16 als je het dan zo nodig moet weten). Handke stelt het liedje voor, het liedje van / voor / over de geslaagde dag, een liedje van Van Morrison dan nog, kan het suffer, kan het zeikeriger, kan het nietszeggende, Van Morrison zegt ‘em, als er nou één artist te bedenken valt van wie het gansche oeuvre mun kouwe kleren nog niet raakt dan is het die sacherijnige hoedmans wel)

Hmm.

De geslaagde dag enig in zijn soort?

Wel ik had dat boek nooit gelezen in de trein. Ik las iets engels, ik las poëzie, ik stuurde de mooiste zinnen per sms (toen nog) naar die moje vriendin in dat moje Tilburg, ik dacht alleen aan haar, en aan die dag toen ik het essay voor de eerste keer las, die vriendin waar ik toen zo verschrikkelijk veel van hield en die dag die zo onnadrukkelijk fijn was geweest, en daar hadden we helemaal niks voor hoeven doen, alleen maar naar elkaar toe komen. We hadden andere dagen gehad samen, en niet alle dagen waren zo mooi geweest als die ene keer waaraan ik dacht toen ik de de Prom-versie van Essay over de geslaagde dag las, maar vele wel. Ik heb Handkes geslaagde dag toen niet begrepen als een soort unicum, en zo ken ik de geslaagde dag zelf ook niet. Nog altijd niet – geslaagde dagen zijn er immer nog, ook zonder een teerbeminde vriendin in Tilburg. Ik beleefde er deze zomer nog één, toen ik met mijn kinderen, mijn moje lieve grappige stoere wijze fantastiese kinderen op het Haarrijnse strand was, en ik dronk een motorolie en las dat prachtige jongste nummer van Terras proppensvol lusofone literatuur (en het bier was zwart en stroperig) (en de teksten waren zeezoutkorrelig en weemoedig) (en de mensen op het strand waren lief en roze) (en de lucht was strak en blauw), en later, met zijn drieën in het water, we speelden “kapseizende boot”, wat mijn kinderen een heerlijk spel vinden: dan zitten ze op mijn rug, in ondiep water, en dan doe ik alsof ik een “onverwacht” kapseizende boot ben, en later, later nog, weeral later, we haalden friet bij een kraam op het strand (mét voor de kinderen, zónder voor mij) die verrassend lekker bleek, ik hou niet eens zo van friet, maar zo: stevig en bros van buiten en zacht van binnen, met een duidelijke aardappelsmaak, zo mag ik het eens in een wijle graag eten & eten deden we, en zitten deden we, op handdoeken, en praten deden we, en lachen ook. We overwogen om na het frietje nog één keer het water in te gaan.

Misschien is het eigen aan de essayvorm om het geen twee keer op dezelfde manier te lezen. Het essay is ommers, als probeersel, van meet af aan meerduidig. Zwabber is het pad – de essayist slaat nu eens deze weg in en dan weer die. Zeker op Handkes lijf geschreven – weinigen kunnen zó goed de illusie opwekken dat hij het altemaal ter plekke, voor je neus staat op te peinzen. Zelf weet hij het misschien net zo min als de lezer, hij is geen leidsman hij is een “fellow-traveller” en hij keert net zo gemakkelijk op zijn schreden weer terug. Nu nog, bij teruglezen, een derde teruglezen bedoel ik dan, niet in zijn geheel natuurlijk, maar hier en daar een bladzij, want zo gaat dat, als bespreker, je leest dat boek en al lezend maak je aantekeningen en die aantekeningen zijn onvolledig en overal staat er “zie pagina 20”, en dan zit je aan, aan computer, en weet je niet meer zo goed wat het dan was met die pagina 20 en dan lees je die weer, of duimend doorheen het boek om op pagina 20 terecht te komen wordt je aandacht getrokken door een woord op pagina 36 en die lees je dan ook weer. En zo ga ik dan door dat vestzakessay heen op zoek naar quotes en naar fragmenten om mijn zever te illustreren en dan lees ik ineens weer “jouw geslaagde dag [is] kinderspel”, en dat maakt het een tikje minder serieus. Of deze, mojer nog:

“Zou ik niet één keer de hele dag in huis hebben moeten blijven, niets anders doen dan wonen? Het slagen van de dag met louter wonen? Wonen: zitten, lezen, opkijken, gloriëren in nietsnutten. Wat heb je vandaag gedaan? Ik heb gehoord. Wat heb je gehoord? O, het huis.”

(ik had het nog mojer gevonden, nog net iets mojer als Handke als antwoord op die vraag “Wat heb je vandaag gedaan?” (sowieso een rotvraag) had gegeven: “Ik heb gewoond”, want dat wonen als activiteit, zoals hij dat hier opvoert, dat vind ik toch zo fantasties)

Dan zet hij met toch weer één keer denkend: zou dat kunnen? Een geslaagde dat in mijn eigen huis, alleen, zonder anderen? Duw ik de geslaagde dag misschien niet net iets te snel in de hoek van de Anderen, het samen, het verkeren, de, oké dan zeg ik het wel, “gezelligheid” (het toverwoord) (banzai). Thuis. Alleen. Een gepocheerd ei. Koffie. Een moje dichtbundel. Een verstillende seedee. Even, in absolute stilte, mijmerend voor het raam gestaan. Deze dag heb ik gewoond. Ik denk dat het zou kunnen maar ik weet niet of ik zo’n soort geslaagde dag al eens heb beleefd.

(vanmorgen las ik een geniaal gedicht van Saskia de Jong, en later had ik I Line My Days Along Your Weight van Mark Rogers en Mary Byrne op de stereo en dacht ik wat een bloedmoje seedee is dit eigenlijk – maar tussendoor was ik nog naar buiten gegaan. Waarvan één keer voor zinloze dingen)

Een boek om nog een keer doorheen te struinen dus en aah, zijn dat niet de mooiste? Die derde keer zal ik waarschijnlijk nog niet weten wat de geslaagde dag nu is voor Peter Handke en een keer meer twijfelen aan wat de geslaagde dag is voor mij.

Ik kan wel beweren dat Essay over de moeheid al in mijn kast stond, maar niet dat ik het ook gelezen had. Ik weet dat ik er eens aan begon, toen, jaren geleden, niet lang nadat ik Essay over de geslaagde dag had gelezen. Het was in de avond, of misschien al nacht. Ik had geen zin in mijn bed, geen zin in schrijven, geen zin in teevee (daar heb ik bijna nooit zin in) en zelfs geen zin in mjoeziek. Dus werd het een boek. Ik woonde nog in mijn andere huis. Een beter huis. Een huis met een ziel. Het huis waarin mijn kinderen nog beebietjes waren geweest. Het huis waar het wonen beter was. Avond, of nacht al misschien, met Essay over de moeheid op mijn schoot. En ik kwam er niet doorheen. Ik kon het niet lezen. Ik besloot dat ik misschien te moe was voor Essay over de moeheid en vooruit dan, toch maar dat vermaledijde bed. Maar ook latere keren, overdag, in bad, of benee op de bank, een weinig mjoeziek misschien, en toch: het lukte me niet. Essay over de moeheid vermoeide me alleen maar. Ook hier lees ik nu iets anders want nu lees ik een heel levendig geschreven vraaggesprek van de schrijver met de schrijver zelf over de verschillende soorten moeheden.

De schrijver met de schrijver zelf?

Naja, een tweegesprek minstens.

(zoals dit, net)

Tussen de ik en de ik of de ik en de jij de ik met zijn alter ego de ik met zijn fantasievriendje de jij met de Ander de Spreker en de Toehoorder, wie niet spreekt hoort toe, wie niet toe hoort, spreekt.

De ritmiek in vraag en antwoord katalyseert hypnose. De mens (de lezer) is mee. Je bent hier niet. Je bent daar. Je bent getuige van een vent die in zichzelf loopt te lullen, die praat met zijn tweelingbroer, die spreekt tot een Zijn dat boven hem hangt – en dat Zijn praat terug. Het wiegt. Het zuigt. Het trekt in. En ineens ben je daar.

Misschien hoor je niet alles – je bent ook een slenteraar, je was op weg om verloren gelopen te geraken, je passeert slechts – misschien hoor je maar flarden (maar is er in het leven iets meer dan flarden?) (zei wie?) (zei iemand, ooit). Je hoort praten, bijvoorbeeld, over de paar-moeheid. En stel dat je zit. Stel dat het zaterdagavond is en dat je nog maar net thuis bent van je werk. Je kwam thuis, je deed iets gemakkelijkers aan dan je stomme werkkledij, je kamde je haren in de badkamer en misschien stond je daar nog even, voor het raam van de badkamer, stond je daar en keek, keek naar buiten, en je dacht Daar was ik net: buiten – nee niet dit buiten, dit buiten dat zich zien laat vanuit mijn badkamerraam is ommers maar een beperkt buiten maar het algemene Buiten, het buiten als in: niet in mijn kot (of in welk kot dan ook) (elk buiten dat niet binnen is), en toen ging je naar beneden en dan: zitten: in je gemakkelijke stoel en lezen: Power ballads van Garret Caples en hij schrijft iets over wijn, iets over Frankrijk, iets over iemands vader, iets over verspilde dure wijn en het bevalt je, en je grinnikt, daar, in gemakkelijke stoel in gemakkelijke kledij en binnen & niet buiten, en dan opeens is het eten klaar. En je zit. En je leest. En nu zul je opstaan moeten. En je denkt: ik heb gewerkt, ik heb gelopen, ik heb gedragen, ik heb gefietst. En je denkt: ik deed die dingen en nu wil ik alleen nog maar zitten in gemakkelijke stoel in gemakkelijke kledij met een boek waar ik een beetje om moet grinniken. De gedachte aan daarheen te moeten lopen, helemaal vanuit je gemakkelijke stoel naar de eettafel, te moeten voegen, te moeten zijn onderdeel van, van gezin, gezinslid te moeten zijn waar ge deze daag waart: postbezorger, fietser, buitenzijnder, mettoevalligepassantenprater, omkleder, lezer, de moeheid, de doffe lusteloze moeheid die je ineens voelt, je peinst Is dat die paarmoeheid waarover ik hoorde spreken?, je denkt Wat is paar is wat is gezin?, je denkt Paar is wat overblijft als je je kinderen aftrekt van je gezin, je denkt dit soort moeheid overvalt me nou nooit als ik alleen ben met mijn kinderen.

De ritmiek. Het vraaggesprek. De flarden. De verschillende soorten moeheid.

Merkwaardige moeheden, soms. “De moeheid verjongt, zoals je nog nooit eerder jong bent geweest”- moeheid doet mij juist altoos stokoud voelen. (?)

(?)

De moeheid in het denken over de moeheid –

(hee misschien was dat het vermoeiende dat ik bij eerste lezing aan Essay over de moeheid ontdekte?)

dit wil zeggen: Handke is zomwijlen misschien een weinig te zwaar op de hand (dat is misschien wel zijn grootste valkuil: dat hij het (het?) (zichzelf, zijn onderwerpen) bij vlagen net iets te serieus neemt): “Het kleine volk […] in al haar groeperingen, standen, bonden, corporaties, domkapittels” “verenigd en gezuiverd” “in gemeenschappelijke moeheid”; “één volk van moeheid”;  “wereldgericht”; “Deze tijd is tegelijk de ruimte, deze tijdruimte is tegelijk de geschiedenis”; “Wat is, wordt tegelijkertijd.” –

het is daar waar denken denken om zichzelf wordt — iets met abstractionisme, hoe zat dat ookalweer, ik moet er Stefan Themerson op naslaan.

Hoe ook – hij zet je denkend over de moeheid. Handke. En daar ging het om. Of niet? Denk ik: de moeheid van het erna: “kunstmatig wakker houden”; “continentale vluchten ondernemen”; “herculesarbeid”; “altijd na een hindernis”; alle moeheden van Handke gaan over de moeheid als iets voltooid, gedaan, ondernomen is maar ik lees weinig, al te weinig, over de moeheid vooraf, de moeheid bij aanvang: de moeheid van wéér een taak, wéér een dag, wéér een onderneming, de moeheid die zich eerstens manifesteert als weerzin maar dan al gauw haar doffe zware lusteloosheid

kennen laat –

dat er moeheid is

dat er nog meer moeheid is

dat Handke je laat denken voorbij de pagina’s van zijn boeken, ja dat is Handkes kracht.

Goed. Nog één keer dat woord, goed? Want van al de essays is Essay over de jukebox misschien wel de gezelligste. Ja. Gezellig. Het onderwerp is gezellig. Jukebox. Je ziet hem voor je. Zoon ronde Wurlitzer met van die gekleurde lichten. Er komt ook nooit droeve muziek uit een jukebox. Ik herinner me de jukebox in het kaffee waar mijn tante werkte. Dat was niet zoon ronde, zoon klassieke maar zoon rechthoekige glazen bak die als ik het me wel herinner ook in de leader van Happy days zat. Daar, in dat kaffee, op die jukebox, hoorde ik voor het eerst van mijn leven de live-versie van Lola. Ik was een jaar of zeven, en meteen verslingerd aan dat lied. Altijd als ik int kaffee waar mijn tante werkte kwam, mocht ik de jukebox laten spelen en altijd koos ik Lola. Later deden ze die jukebox weg, en ik kreeg het singeltje van Lola. Mijn eerste singeltje. Het was een weinig krom getrokken, maar het klonk nog best. Hoe vaak ik dat niet gedraaid heb op de platenspeler die boven mijn bed stond, in mijn kamer in het huis aan de Oudartstraat.

En hij zit weer eens heel gezellig in de bus te zitten, Handke, die zit nogal eens in de bus in zijn boeken he, dat was mij ook al opgevallen. Ergens in het noorden van Spanje dit keer. Ik ken het daar wel een beetje, hoewel niet heel precies de regio waar Handke zich bevindt als hij zich peinzend over de jukebox moet gaan zetten, maar wel ongeveer genoeg (de ongevere mens) om me een voorstelling te kunnen maken van wat Handke ziet als hij uit dat Spaanse busraam kijkt. Later het slenteren doorheen de straten van Soria, de stegen, de typisch Spaanse barretjes met de televisie hoog in de hoek en gokkasten, ik ken dat allemaal wel. Lopend, in bus, of in bar, het boek is al ver na halverwege en er is nog maar een halve peins over de jukebox gevallen. Het woord is een paar keer genoemd. Hij heeft iets gezegd over hoe de “jukeboxvulling” per land verschilt, en iets gemompeld over de plekken die het meest in aanmerking komen om er een jukebox te vinden. Neen, Handke had dit boek al net zo goed Aankomen in Soria kunnen noemen. En vergeleken bij Aankomen in Soria is Aankomen in Avignon haast onleesbaar saai (hel, vergeleken bij de bijsluiter van een pakje paracetamol is Aankomen in Avignon nog wel onleesbaar saai) (en ik ben nog wel een liefhebber van het oeuvre) (welk oeuvre?) (dat van Robberechts natuurlijk, truttemie!).

Of Essay over het schrijven van een essay over de jukebox want Handke maakt al menig woord vuil aan hoe hij maar niet tot het schrijven van het essay geraakt dat de lezer op dat moment aan het lezen is.

Handke hangt rond in barren. Handke loopt rond. Handke observeert. Handke gaat met de bus. Handke zoekt een kamer. Handke eet een boterham. Essay over de jukebox is een luchtig reisverslag of een wat lang uitgevallen ansichtkaart naar huis. Het is één van de lichtste boeken die ik van Handke ken. Het doorslaan in dodelijke ernst is hier geheel afwezig.

Want Handke peinst wel. Over dwaaltochten, over een verstoord tijdsgevoel in den vreemde, over het weer, over zijn onvermogen om tot schrijven te komen, over mjoeziek

( – stop wacht, weer over die vreselijke Van Morrison en ook over The Beatles, wat een belabberde muzieksmaak heeft die Handke eigenlijk) (wat belabberd hoe belabberd hoe kun je zeggen The Beatles de legendariese Beatles de grondbrekende Beatles de rebelse Beatles die alles overhoop gooiden) (oja? waarom klinkt het dan zo vreselijk suf en oubollig nu?) (maar dat moet je in die tijd zien toen was dat revolutionair) (maar wat Link Wray deed in 1958 & wat Marc Rebennack deed in 1959 & wat The Ramrods deden in 1959 & wat The Riptides deden in 1959  & wat The Playboys deden in 1959 & wat Willie Joe And His Unitar deden in 1956 & wat Screamin’ Jay Hawkins deed in 1956 & wat Howlin’ Wolf deed als vroeg als 1951 & wat Art Blakey in 1955 Sonny Rollins in 1956 Charles Mingus in 1957 Sun Ra in 1956 Thelonious Monk in 1956 Cannonbal Adderley in 1958 Ornette Coleman in 1959 deden was alles een honderd nee een duizend keer “gewaagder”, sprankelender, spannender, onkonvensjoneler, dwarser, tijdlozer en “nieuwer” dan waar begin jaren zestig mee aan kwamen zetten die lullige kevertjes met hun lullige kapseltjes) (ofnee dat laatste had ik niet moeten zeggen want nu denken ze dat ik alleen maar over het haar van popsterren kan praten) (maar dat zijn ze maar) (dat zijn Leo en Jeanine maar en die zeggen zoveel) (dus kom me niet met dat afgezaagde “je had erbij moeten zijn” af) (zei Kees al, aah die goeje Kees, die ik hierbij broederlijk groet, zei hij al dat The Beatles de meest overschatte band op aarde is en hee, ik spreek diene mens niet tegen)

en een enkele keer over de jukebox.

Koppernik heeft er goed aan gedaan deze essays op zoon klein formaat uit te brengen. Handke is je Reizende Oom Roel nee Handke is de man van de toevallige ontmoeting (ik hou van de toevallige ontmoeting, zoveel meer dan van de afspraak). Steek een essay in de zak van je vrijetijdsjasje. Steek een essay in de binnenzak van je winterjas. Steek een essay in de zak van je zomerjas, voor die vroege dagen, als het nog net te koud is om jasloos de baan op te gaan. Steek een essay in al je jassen. En dan lezen. Af en toe. Hier en daar. In de rij voor het postkantoor, op een bankje in het park, als je staat te wachten op de tram. Vergeet de essays een wijle. Voel ze dan weer zitten als je ergens in een -liefst onherbergzaam- buitenland zit op een naamloos pleintje, het is bewolkt maar droog. Verlies je in het essay. Verlies je erin voor de rest van de middag. Die Handke, zul je denken, die Handke toch altijd weer. Je begint te lopen zonder dat je weet waarheen.

Informatie over de boeken

Peter Handke Essay over de geslaagde dag RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de geslaagde dag
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2002

Peter Handke Essay over de moeheid RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de moeheid
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022

Peter Handke Essay over de jukebox RecensiePeter Handke (Oostenrijk) – Essay over de jukebox
essay, non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022

Bijpassende boeken en informatie

Carl Seelig – Wandelingen met Walser

Carl Seelig Wandelingen met Walser recensie en informatie boek met een portret van de Zwitserse schrijver Robert Walser. Op 25 augustus 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Wanderungen mit Robert Walser, geschreven door Carl Seelig.

Carl Seelig Wandelingen met Walser recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de Wandelingen met Walser. Het boek is geschreven door Carl Seelig. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit portret van de Duitsetalige Zwitserse schrijver Robert Walser.

Carl Seelig Wandelingen met Walser Recensie

Wandelingen met Walser

  • Schrijver: Carl Seelig (Zwitserland)
  • Soort boek: biografische wandelverhalen, portret
  • Origineel: Wanderungen mit Robert Walser (1957)
  • Nederlandse vertaling: Machteld Bokhove
  • Uitgever: Koppenik
  • Verschijnt: 25 augustus 2022
  • Omvang: 200 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek van Carl Seelig over Robert Walser

Na een zenuwinzinking in 1929 bracht Robert Walser de resterende zevenentwintig jaar van zijn leven door in psychiatrische inrichtingen, afgesloten van de rest van de wereld in bijna volledige anonimiteit. In plaats van te schrijven beoefende Walser tijdens zijn verblijf in het sanatorium van Herisau een andere favoriete bezigheid: wandelen.

Vanaf 1936 bezocht en begeleidde Carl Seelig, Walsers vriend en literair executeur, hem tijdens deze wandelingen, waarbij hij hun gesprekken nauwgezet optekende. Al wandelend vertelde Walser verhalen, deelde zijn dagelijkse ervaringen met het sanatorium en uitte zijn mening over boeken en kunst, schrijven en geschiedenis. Toen Seelig hem vroeg waarom hij niet meer schreef, antwoordde Walser: ‘Ik ben hier niet om te schrijven, ik ben hier om gek te zijn.’

Wandelingen met Walser staat vol levendige anekdotes en details en biedt het meest volledige verslag van het innerlijke en uiterlijke leven van deze fantastische schrijver.

Bijpassende boeken en informatie