Tag archieven: boekrecensie

Tim Berbers – Wilhelmus Mijn grootvader bij de Waffen-ss

Tim Berbers Wilhelmus Mijn grootvader bij de Waffen-ss recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 11 februari 2025 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het boek van Tim Berbers over zijn opa die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aansloot bij Hitlers Waffen-ss. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Tim Berbers Wilhelmus Mijn grootvader bij de Waffen-ss recensie

Omdat tachtig jaar geleden de Tweede Wereldoorlog is geëindigd is 2025 weer een jaar waarin extra veel nieuwe boeken over deze periode lijken te verschijnen. Meer in ieder geval dan in andere jaren. De ‘foute Nederlander’ is hierbij een onderwerp dat steeds meer aandacht lijkt te krijgen en dan met name ook kinderen die reflecteren over het hebben van ouders die sympathiseerden of actief meewerkten met de Duitsers, of in het geval van Tim Berbers een grootvader die actief dienst nam bij de SS.

Wilhelmus is een persoonlijke zoektocht van Tim Berbers naar de motieven van zijn grootvader om dienst te nemen bij de SS en de rol die hij speelde tijdens en na de oorlog. Dat het boek een persoonlijk karakter heeft en naast het verhaal over de grootvader, en zijdelings ook over de grootmoeder van Berbers gaat, heeft als voordeel dat de het de leesbaarheid bevordert. Dit wordt versterkt omdat hij over een vlotte pen beschikt waardoor je als lezer wel het verhaal ingezogen wordt. Maar toch beklijft het boek net wat onvoldoende om echt grote indruk te maken. Desondanks is het zeker geen slecht boek dat is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Tim Berbers Wilhelmus Mijn grootvader bij de Waffen-ss

Wilhelmus

Mijn grootvader bij de Waffen-ss

  • Auteur: Tim Berbers (Nederland)
  • Soort boek: geschiedenisboek
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 februari 2025
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 13,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Tim Berbers over zijn grootvader bij de Waffen-ss

Wat als je hoort dat je opa fout was, maar niemand precies weet wat hij heeft gedaan? Tim Berbers’ opa zou voor de Duitsers hebben gevochten, hij kende Russische woorden en raakte de laatste jaren van zijn leven steeds meer in zichzelf gekeerd. Bij oorlogsfilms zette hij de tv uit.

In Wilhelmus gaat Tim op zoek naar de waarheid achter de geruchten. Hij raadpleegde archieven, boeken, films en de laatst levende getuigen. Bij die zoektocht ontvouwt zich langzaam maar zeker het verhaal van zijn grootvader. En daarmee het verhaal van tienduizenden ‘gewone’ Nederlandse jongens die zich aansloten bij Hitlers Waffen-ss.

Tim Berbers is geboren in 1988. Hij groeide op in Amsterdam. In het dagelijks leven werkt hij als journalist. Hij publiceerde in het verleden onder andere in Het Parool en NRC. Sinds enkele jaren werkt hij als vaste onderzoeksjournalist bij zakenblad Quote.

Bijpassende boeken en informatie

Yannick Dangre – Tussenjaren

Yannick Dangre Tussenjaren recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Vlaamse schrijver. Op 6 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij De Bezige Bij de roman van de uit België afkomstige schrijver. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en de uitgave.

Yannick Dangre Tussenjaren recensie en informatie

  • “Het geparfumeerde proza waarin Dangre deze pijnlijke en, zo lijkt het, manisch-depressieve geschiedenis verpakt, had een onsje minder gemogen. Zo ook de vergelijkingen tussen liefde en oorlog. Niettemin dreunen Charles, en vooral Sylviane, na het lezen nog lang na.” (Lieke van den Krommenacker, VPRO boekengids)

Yannick Dangre Tussenjaren recensie van Tim Donker

Als filosofie dacht ik toen – (eerst als tragedie, dan als klucht)

Nee. Wacht.

De stilistiek dan. En wensen over.

Ofnee. Laat ik beginnen met wat er ooit was.

Er was een man. Charles Dumont. In een ooit van dertig jaar geleden was hij student. En hoe gaat dat als je studeert, er is altijd een mooiste meisje van de campus. In Charles’ geval was dat Sylviane. Zij liet hoofden haar kant op drajen. Zij liep met partikeltjes geluk als een stofwolk achter zich aan. Zij liet Charles boven zichzelf uitstijgen. Hij, de altijd zo bedeesde, ingetogen, en vooral “normale” Charles stelde haar tijdens hun eerste ontmoeting voor om samen naar zee te rijden, midden in de nacht. Zo ontstond hun relatie. Dat is hoe relaties kunnen ontstaan. In liefde, in onbesuisdheid, in exaltatie. Want Sylviane hield onmatig veel van het leven, en van het leven in onmatigheid. Wees altijd dronken, haadt Baudelaire gezeid en Sylviane liet het zich geen twee keer zeggen. Maarja. Baudelaire en Sylviane hebben goed praten. Er zijn ook nog de dingen, en die gaan zoals ze gaan. Dus kwam er een kind, Claudia. Kwam er voor Charles een carrière als min of meer gerenommeerd hartchirurg. Kwam er, wellicht, zoiets als een leven. Met het leven kwamen de problemen. Een Sylviane die bij ontstentenis van wilde avonturen haar dorst naar de oneindige roes vooral leste met alkool. Heel veel alkool. En drama. Meer nog dan alkool stroomde het drama. Sylvianes fascinatie voor Italiaanse films uit de zestiger jaren maakte dat ze zichzelf keer na keer plaatste in één of andere pathetische filmscene. Uiteindelijk liep het stuk. Natuurlijk liep het uiteindelijk stuk, wat dacht jij dan? Dat ze nog lang en gelukkig zouden leven ofzo? Nee. Syvliane nam de benen. Maalde niet om Charles en Claudia. Ging. Van alles liet ze achter. Pijn, verdriet, kleding, zorgen, hoop. En een afscheidsbrief. Waarin ze onder andere een voorstel deed. Laten we elkaar wederontmoeten, Charles, achter dertig jaar. Op het Piazza del Plesbiscito te Napels. Datzelfde Napels waar hun leven, hun liefde, hun geluk ooit zinderde.

Krijg zo’n brief. Draag hem met je mee. Dag na dag. Jaar na jaar. Decennium na decennium. Gedurende een inmiddels rond andere kernen gegroeid leven. Er kwam een nieuwe vrouw, Delphine. Met haar kreeg Charles een twede dochter. Julie. Inmiddels volwassen, net als Claudia. Die laatste ziet overigens alleen Delphine als haar moeder. Dus wat zou je zoon brief nog met je meedragen, Charles en wat zou je zoon raar, allicht in een opwelling en misschien zelfs wel dronken gedaan voorstel drie hele decennia lang ernstig nemen? Wat zou je gaan naar dat Napels waar je verder niks te zoeken hebt? Er zijn zoveel redenen om op die ergens in de vroege jaren negentig genoemde datum van 1 juli 2023 overal te zijn behalve in Napels. Heel de lange tussentijd (ja tussenjaren mensen) heeft Charles niks van haar gehoord dus Sylviane kon zich wel doodgezopen hebben. Of Korsakow heeft het beste van haar gekregen, en ze zit ergens in een instelling waar ze zich niks meer kan herinneren, niet eens haar eigen naam. Of andere verten, andere mannen, andere avonturen dienden zich aan en Sylviane denkt geen tel meer aan Claudia of Charles of iets wat ze ooit nederkalkte in een of andere brief waar ze zich nooit meer om bekommerd heeft. Of ze gaat ervan uit dat Charles het als grapje heeft opgevat, zelf vergeten is, hoe dan ook niet de moeite nemen zal. Wie zet voor zulk een onzinnigheid misschien wel een huwelijk op het spel, het levensgeluk van twee volwassen dochters? Nou? Wie? Wel, Charles natuurlijk he. Anders had die Dangre immers geen boek gehad, dommie!

Want Charles, hij gaat. Hij liegt vrouw en dochters wat voor over een medisch congres, neemt een enkele vlucht naar Napels, en wacht, en mijmert, en drinkt, en rookt. Alles veil hebbende voor een of ander zeer onzeker wederzien.

Misschien denk je nu Wat een mafkees, die Charles.
Misschien denk je Wat een vergezochte thematiek.
Misschien denk je Wat een overdreven romanties, uitgekauwd, door en door sentimentalisties, dun rotverhaaltje.
Misschien denk je die dingen en ik kan je het niet kwalijk nemen. Je moet enig gevoel hebben voor hoe grote liefdes je een leven lang in de ban kunnen houden om Tussenjaren zelfs naar tot op zekere hoogte te kunnen smaken. Want van de stijl moet dit boek als u het mij vraagt bepaaldelijk niet hebben.

Hum. Nee. Voor iemand die toch ook naam maakte als dichter, blijft Dangres gevoel voor poëzie toch opvallend vaak steken op het “rozen verwelken schepen vergaan”-nivo. Het overmatige gebruik van “als”-vergelijkingen die dan ook nog vaker dan op grond van toeval verwacht mag worden volledig mank gaan. Daarmee is het al prijs vanaf de allereerste zin: “Je amoureuze verleden is zoals de oorlog: iedereen wil er het fijne van weten, behalve jij die alles meegemaakt hebt.” Moet dat me intrigeren ofzo? Moet ik denken: liefde en oorlog, wat een spannende vergelijking, hoe komt die gast erop? Niet alleen is het zo’n beetje de meest afgezaagde vergelijking allertijden, dat “amoureuze verleden” is gewoon ronduit lelijk. En “de” oorlog? Wat is “de” oorlog? Vanwaar dat lidwoord? Waarom niet liefde is als oorlog, nee het is als “de” oorlog? En van welke oorlog en welke liefde wil “iedereen” dan het fijne weten? Ik hoef niks te weten van het liefdesleven van mijn buurman, ik noem maar wat, en het “fijne” van “de” oorlog, welke oorlog dan ook, komt veelal neer op de typische menselijke neiging om zijn soortgenoten alles te misgunnen in de onuitroeibare overtuiging zelf overal het alleenrecht op te hebben. Welk fijne bedoel je, man? Welke kogel welk stel hersenen doorboorde? Wat heb je in gedachte? Behalve een spectaculaire openingszin te willen schrijven?

Op de koop toe komt de liefde/oorlog-vergelijking een aantal keer terug. Vaak genoeg om (nog meer) te irriteren, maar ook weer niet zo vaak dat het het boek een bepaald ritme of melodie zou verlenen, of het het karakter krijgt van (zelf)spot.

Te vaak ook zijn er te kort na elkaar gelijkaardig zinsconstructies, woordkeuzes, of beelden. “Ik loop als laatste het tarmac op”; “het moment dat de uitgeklapte wielen het tarmac raken” (rot op met je tarmac man); het onophoudelijk geneuzel over “Napolitaanse bodem”; dat gemekker over “de mist van het verleden”; de talrijke opmerkingen over de klank van de Italiaanse taal, over de hitte, over zweten, over andermans en eigen geuren. Afgrijselijke gedrochten van zinnen als “een kuis studentinnetje […], de vlam in haar schoot slechts bestemd voor haar ernstige, volstrekt monogame geliefde” (ook als het ironies bedoeld is, waar ik voor Dangres gemak maar even vanuit ga, blijven het misselijkmakende woorden); als “een goed geconserveerde vrouw en twee voorbeeldig uit het nest gewiekte kinderen”, of als “Ik […] bestudeer door de openstaande balkondeuren het gebloemde behang, het kraaknet opgemaakte hotelbed, de poederroze sprei, de rieten wieken van de ventilator, het eikenhouten tafeltje met een narcisgeel, gebatikt kleedje.” Ja moet nou echt elk zelfstandig naamwoord voorafgegaan worden door een bijvoeglijk? En dit alles oversausd met platitudes en open deuren en vervelende zegswijzen (“dribbelen” om het voortbewegen van kleine kinderen mee te omschrijven, daar had ik al zo’n ongelooflijke schijthekel aan toen mijn kinderen nog in de dreumes-/peuterleeftijd waren); als literator doet Dangre zo ongeveer alles wat ik niet in romans hoop aan te treffen om juist te laten waar ik wel op hoop.

En toch lees ik.
Ik lees en ik lees en ik lees en ik lees.

Hier komt de bekentenis. Ik snap die Charles. Ik snap hoe levensvormend grote (eerste?) liefdes kunnen zijn. Ik snap hoe die gevoelens aanjagen die zelden aangejaagd zijn, hoe die dingen diep binnen in je omwoelen waar nog nooit iets omgewoeld is, hoe levend het alles je doet voelen en hoe je precies dat gevoel van maximaal leven kunt blijven missen tot je dood. Grote liefdes duren namelijk nooit een leven lang, daar zijn het grote liefdes voor. Je ziet zo’n liefde niet jaar na jaar langzaamaan uitdoven terwijl je samen oud en saai wordt en je de ander op het laatst ten hoogste nog gedoogd. Nee een grote liefde spat uiteen op het moment dat het nog voller dan vol is, een groot gat achterlatend dat door niemand of niets ooit nog gevuld kan worden. Behalve door net die ene grote liefde die er niet meer is. Dus ik snap. Ik snap hoe je gaan kunt, al ging er dertig jaar lang water onder de brug door. Ik weet niet of ik zelf zou gaan, in ieder geval niet naar Napels. Klinkt wel als een beetje heel erg veel gedoe. En zo pedant, waarom Napels, waarom niet Renkum ofzo, altijd hetzelfde met die schrijvers, als het niet dat verdomde Frankrijk is dan is het wel dat even verdomde Italië, is dat nou echt allemaal vanwege Sterne, hebben we nou in bijna driehonderd jaar echt niks beters kunnen verzinnen? Maar misschien. Als ik geen kind of kraai zou hebben, geen belangrijke bezigheden, geen baan en toch genoeg geld voor de treinreis, comfortabele overnachtingen en een aantal goede diners, dan zou ik misschien ook wel gaan naar dat stomme Napels zien ja waarom niet, Napels zien en dan sterven, Goethe, waarom niet, na de achttiende eeuw zijn we klaarblijkelijk opgehouden referentiepunten aan te maken. Maar de wil er te staan, dertig jaar op te willen vreten, er zijn, nog één keer de grote liefde, ja dat snap ik.

Ik snap dat ik het snap maar ik snap niet dat het genoeg voor me is om dit boek maar te blijven lezen en lezen en lezen. Een boek dat ik eerlijk gezegd nogal slecht geschreven vind. En waarvan het misschien goed navoelbare thema opgeschroefd wordt tot wel erg dramatische hoogten. Waarom blijf ik lezen en lezen en lezen in een boek dat me op zoveel andere nivo’s zo ontzettend erg tegenstaat?

Misschien als filosofie! Dacht ik. Ineens. Ergens op eenderde van Tussenjaren. Ja. Filosofie hoeft niet goed geschreven te zijn. Of. Naja. Niet in eerste plaats toch. Puur uit stilisties oogpunt lees ik ook liever een Timothy Morton dan een Judith Butler maar van een filosoof verlang ik vooral dat ik aan het denken gezet wordt. En denkend zet Yannick Dangre me. Bijvoorbeeld over de onherhaalbaarheid van (grote) liefde. Dangre maakt dat op een moje manier inzichtelijk door de lezer mee te nemen naar de ontmoeting van Charles en Sylviane, en die van Charles en Delphine. Want de relatie met Delphine kon er alleen maar zijn doordat die met Sylviane er was geweest. “Jij bent toch die cardioloog met die verdwenen vrouw?”, zo luidde Delphines openingszin. En een liefde werd ingeluid. Maar Charles won Sylviane juist door zijn meest onvermoede kanten te tonen. Daarin zijn grote liefdes groot: het is alles wat er nog nooit was, en alles wat er nooit meer zal zijn. En daarom ook verhoudt de grote liefde zich zo problematies tot dagdagelijksheid. De teleurstelling van Sylviane als zich een leven ontvouwt met Claudia en cardioloog is begrijpelijk – er begint iets dat van dan af aan altijd zo zal zijn. “Altijd” gaat niet samen met grootsheid. Wat er altijd is, is er altijd; het grote is naar zijn aard een zeldzaamheid.

Ja. Filosofie. Ja. Denken over liefde. Dit gaat lukken. Hiermee ga ik die 208 pagina’s wel kunnen lezen. Denk ik.

Want Dangre snijdt meer aan. Ergens schrijft hij behartenswaardig over eerlijkheid, een in ieder geval in Nederland (ook daarin werkelijk weer een hol-land) en misschien wel in het gehele Westen zeer overschatte waarde. “Hoeveel moediger het is om de rest van je leven een leugen op je schouders te torsen dan om over te gaan tot een onmiddellijke, zuiverende bekentenis, die uiteindelijk niet meer is dan makkelijke zelfverlossing. Misschien is het in liefde wel grootser om de ander te verlossen van zijn of haar angst, dan jezelf van je schuldgevoel.” O god. Ja. Dangre. Ja. Die is in de roos. Mijn hele volwassen leven al heb ik zo de schurft aan “eerlijkheid” als excuus voor alles wat lomp, lelijk, egoïstisch en kwetsend is. “Ja het is toch zeker zo”, “Ik ben alleen maar eerlijk”, “Het is het beste om te weten waar je aan toe bent”, “Ja zo open en eerlijk ben ik gewoon hoor”, “Anders ben je alleen maar een leugenaar”. In oppervlakkige sociale contacten is “eerlijkheid” vaker schadelijk dan konstruktief en in liefde geldt het misschien nog wel meer. Alles van je eigen bevlekte lever af en op de schouders van de ander! Jij hebt jezelf gezuiverd met je stomme biecht, en die ander moet daar maar tegen kunnen. Als die vol kwetsuren komt te staan door wat jij eerlijkheid noemt, ja hee, dan is hij een overgevoelig watje; jij bent van alle blaam gezuiverd want jij was “eerlijk”, die zogenaamd hoogste waarde aller waarden. Dat je wellevendheid, kompassie, mededogen of gewoon naastenliefde hoger kunt achten dan die verdomde eerlijkheid komt in jullie door en door hollandse rotkoppen niet eens op.

Dangre als filosoof. Dangre als ethicus. Dit gaat lukken.

Ook als het over wrangere opvattingen gaat. Over hoe geen enkel kind ooit tippen kan aan de intensiteit van ouderliefde. Over hoe je spijt kunt hebben als je het goede gedaan hebt. Over lafheid. Of neem deze: waar in je leven sterven dromen? Op welk moment wordt het leven van iets dat vol hoop, dromen en verwachtingen zit tot iets dat voornamelijk vol herinneringen zit: al het onvergetelijke ligt op enig moment achter je. En veel ervan valt in alle redelijkheid niet meer echt te verwachten.

Dangre als psycholoog. Dangre als goeroe. Nee. Dit gaat toch niet lukken.

Ook als filosofie schiet Tussenjaren uiteindelijk tekort. Dangre geeft stof tot nadenken ja, maar veel van dat nadenken laat hij bij de lezer. Enkele moje overwegingen daargelaten, verliest de schrijver zich vooral in tegeltjeswijsheden. Of maakt hij het juist zo konkreet dat het nauwelijks nog als antwoord kan gelden. Wanneer je gedwongen wordt je dromen te vermoorden; Dangre lijkt te denken, of Sylviane in ieder geval toch (maarja Sylviane komt uit Dangres pen; buiten dit boek bestaat zij niet), dat ergens begin dertig de laatste kans ligt om aan de wurggreep van sleur en gewoonheid te ontkomen. Het zal best waar zijn dat we af moeten van de platoonse neiging tot nietszeggende abstracties en dat filosofie gebaat is bij aan de werkelijkheid ontleende duidelijkheden maar waarom er voor de jonge dertiger ineens haast is om de dreigende vertrutting te ontvluchten wordt niet onderbouwd. Noch waarom een “avontuurlijker” leven mettertijd niet evenzeer vervelen zou. Of er misschien ook een mogelijkheid is om dromen te conserveren. Mijn opa ging na zijn pensioen Russisch studeren, iets wat hij klaarblijkelijk zijn hele werkzame leven als stationschef al had willen doen. Waarom zou het hier en nu verkieselijker zijn dan het daar en straks? Daarover zwijgt Dangre, p’don, Sylviane in alle talen.

Bovendien blijkt naarmate het verhaal zich ontvouwt dat de relatie met Sylviane helemaal niet zo “kort en hevig” is als het achterplat ons wil doen geloven. Hevig wel. Maar kort? Als ik goed gelezen heb, heeft die relatie tien jaar geduurd. Echt kort kan ik dat niet noemen. Volgepropt wel. Syvliane was alkoholiste, was manisch-depressief, was de moeder van Claudia. Sylviane is een tijdlang opgenomen geweest in een kliniek, is geduldig verzorgd door Charles, vertoonde suïcidale neigingen. Ze heeft Charles allergrootste vreugde, lust en geilheid bezorgd, maar ook ontstellend veel leed. Onder die omstandigheden is het helemaal niet vreemd dat ze dertig jaar lang een rol is blijven spelen in zijn leven, ook al hoorde hij niks van haar. Elke filosofie over “eerste” of “grote liefde” zit dan voornamelijk in het hoofd van de lezer. Is het gek dat hij na dertig jaar elke minimale kans wil aangrijpen om te zien hoe het de moeder van zijn eerste kind vergaan is, de vrouw waarmee hij in tien jaar door meer stront en rozen gegaan is dan met de veel bezadigder Delphine in dertig. Dat is, nogmaals, geen filosofie. Dat is meetkunde. En daar had Charles nou eens één keer niet over hoeven liegen. Hij had het meteen, dertig jaar geleden al, kunnen vertellen. Van die afscheidsbrief. Het voorstel. Napels. En hoe hij zelf ook een niet geheel zuivere rol heeft gespeeld in Sylvianes vertrek. Want eerder in het boek wil Dangre ons nog met een kluitje in het riet sturen, het laten lijken alsof Sylviane plots weg was, Charles was gewoon Claudia uit school aan het halen, ze kwamen terug en Sylviane was er niet meer, kwam nooit meer terug, als in dat liedje van Boduf Songs, I’m going away and I’m never coming back. Claudia was nog geen drie (is kinderopvang dacht ik eerst maar die Dangre is natuurlijk een Vlaming en ik heb het even opgezocht, in België worden kinderen al vanaf 2,5 geteisterd met school). A crow looked at me. Waarom moet ik bij vaders die alleen achter blijven met peutermeisjes altijd meteen aan Phil Elverum denken? Later blijkt het wat genuanceerder te liggen. Charles had het vertrek minstens kunnen zien aankomen. Maar een beschadigende waarheid had dit niet hoeven zijn, hij heeft uiteindelijk toch het goede gedaan, en hij had ook nog wel uitgelegd kunnen krijgen dat hij in Napels wilde gaan zien wat er geworden was van degene aan wie Claudia haar dna dankt, om het zo rationeel te houden had hij wel beter een terugvlucht geboekt, dat wel. Uit filosofisch (en trouwens ook literair) oogpunt had ik het veel spannender gevonden als de liefde tussen Charles en Sylviane maar een paar maanden geduurd had, ergens op een studentenkamertje lang geleden. Als hij Charles dat dertig jaar met zich mee had gedragen, had Dangre de lezer pas echt iets ter overpeinzing gegeven.

Geen filosofie dus. Toch niet.

Ook al omdat de prangendste vraag totaal onbeantwoord blijft. Was het het waard? Ja. Was het het waard, Sylviane, om je kind aan op te offeren? Heb je dertig jaar lang een groots en meeslepend leven geleefd of heb je al die tijd alleen maar gezopen terwijl je je miserabel voelde en je alle dagen hartzeer had om Charles maar in ieder geval om Claudia? En was het het waard, Charles? Om je gezin op het spel te zetten? Voor die ene ontmoeting in Napels? Is Sylviane nog steeds zo mooi en sexy en gaan jullie de laatste twintig jaar van jullie leven alle dagen neuken en drinken en feesten en gelukkig zijn?

Maar neen.

Dat einde.

Dat ontzettend voorspelbare, lauwe, zouteloze einde waarin Dangre alles maar zo lafjes in het midden houdt.

Ik ben blijven lezen tot dat eind.

Waarom?

Geen stijl geen filosofie geen antwoorden, waarom bleef ik toch maar lezen en lezen en lezen.

Ja, Dangre doet dat geslepen. Korte hoofdstukjes, heden en verleden afwisselen, herinneringen en herinneringen binnen herinneringen, en van alles wil je weten hoe dat afloopt maar dan springt het in het volgende hoofdstuk weer terug naar een andere lijn, een eerdere lijn, een lijn waarvan je je ook al afvroeg hoe dat ging aflopen, holy shit gaat die dwaas nu echt alles aan Delphine / aan Claudia vertellen?, maar dan komt er weer zo’n dramatische episode uit zijn leven met Sylviane, holy shit ligt die nu echt met een ander in bed hoe gaat Charles daar op reageren?, en zo verder, en zo vuts, de aloude truuk van de afgrondhanger, we zijn daar toch allemaal veel te intelligent voor, daarmee laten we ons toch niet pakken?, nee jullie misschien niet maar ik wel want ik lees en ik lees en ik lees. Ik doorzie dat ik er gewoon ingeluisd word, in dat doorlezen, en toch doe ik. In weerwil van de stijl die me tegenstaat, in weerwil van het drama dat ik veel te vet aangezet vind, in weerwil van de filosofie die me er uiteindelijk geen was. In weerwil van de gedachte dat dit boek mijn allerlaagste affecten aanspreekt: een mild soort voyeurisme (krijgt die Dangre toch nog gelijk met zijn stomme openingszin en hoe ik het fijne wil weten, minstens toch van deze liefde) en een nogal goedkoop soort sentiment.

Misschien is het een film.

God ja.

Ten laatste dan: film.

Zo’n soort Italiaanse film waar Sylviane graag naar keek. Je zapt er langs, het is al over twaalven, je moet eigenlijk allang naar bed, maar je valt in zo’n stomme domme film en je blijft zitten, je neemt nog een wijntje misschien, ach nog één scene, fijne achtergrondmuziek wel, en je kijkt, stemmige kleuren, goede cameravoering, nog één scene kijk je, nog eentje maar, en dan, ineens, de aftiteling.

Zo’n film overkomt je.

Dit boek overkomt je ook. Je leest, je bent onderhouden, soms geërgerd, een enkele keer ondanks jezelf zelfs ontroerd, en dan, ineens, is het buiten alle verwachting gedaan en heb je dat hele boek gewoon uitgelezen. Het is je overkomen. Al het leven zelve, hoor ik u zeggen. Dan zeg ik Nee. Als een film. Of nog. Als een ongelukje. Een beschamend maar al bij al ook niet geheel onplezierig ongelukje.

Yannick Dangre Tussenjaren

Tussenjaren

  • Auteur: Yannick Dangre (België)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 6 februari 2025
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Yannick Dangre

Zal ze er zijn? Met die vraag stapt Charles de luchthaven binnen. Dertig jaar eerder is Sylviane met de noorderzon vertrokken. Het enige wat ze achterliet: een brief met een belofte om elkaar drie decennia terug te zien in Napels.

Hoewel Charles, die inmiddels een rustig bestaan met een nieuw gezin heeft opgebouwd, nooit van plan wat te gaan, de onopgeloste vragen hem te zeer. Hij vertrekt. Terwijl de Napolitaanse zon op hem inbeukt, wordt het verleden genadeloos in hem losgewoeld. Met elk naderend uur vraagt hij zich af of Sylviane op de afspraak zal zijnen waarom hij zijn gezin nooit de waarheid heeft verteld.

Tussenjaren is een roman over de vraag of je in het leven werkelijk opnieuw kunt beginnen. Het is een vertelling over liefde, schuld, ouderschap en de werking van de tijd.

Yannick Dangre (30 november 1987, Brussel) studeerde Nederlandse en Franse literatuur. Op tweeëntwintigjarige leeftijd debuteerde hij met de roman Vulkaanvrucht , die lovend onthaald werd en de Debuutprijs 2011 in de wacht sleepte. Dangre debuteerde daarna ook succesvol als dichter. Zijn bundel Meisje dat ik nog moet was genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs en werd bekroond met de Herman De Coninckprijs.

In september 2012 verscheen zijn tweede roman Maartse kamers (Tiplijst AKO Literatuurprijs), in 2014 een tweede dichtbundel, Met terugwerkende kracht . In de roman De idioot en de tederheid uit 2016 dringt Yannick Dangre bij monde van het eigenwijze neefje Tristan diep door in zijn familietragiek. In september 2017 verscheen zijn derde dichtbundel Nacht en navel , waarin Dangre op zoek gaat naar wat de wereld en onszelf bezighoudt en hoe beide op elkaar inwerken. Begin 2025 verschijnt nieuwe roman van zijn hand verschijnen: Tussenjaren.

Bijpassende boeken en informatie

Samantha Harvey – In Orbit

Samantha Harvey In Orbit recensie en informatie over de inhoud van de Engelse roman en winnaar van de Booker Prize 2024. Op 6 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij De Bezige Bij de Nederlandse vertaling van de roman Orbital van de uit Engeland afkomstige schrijfster Samantha Harvey. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Samantha Harvey In Orbit recensie en informatie

  • “In orbit is overweldigend mooi.” (The New York Times)
  • “In deze compacte roman lijkt Harvey alle menselijkheid te vatten. Het is een ongelooflijke prestatie.” (The Observer)

Samantha Harvey In Orbit recensie van Tim Donker

Ach dit neemt gewoon een klein beetje krijgen gewend aan. Was wat ik in eerste dacht. Een zweem van (kosmologische?) (hah!) eindeloosheid maar al gauw kwamen er prachtvolle vergezichten doorheen geschemerd. “Aan boord van het station is het dinsdagochtend kwart over vier, begin oktober. Buiten is het Argentinië is het Zuid-Atlantische Oceaan is het Kaapstad is het Zimbabwe. Over haar rechterschouder fluistert de aarde de ochtend – een ragfijn kiertje vloeibaar licht. Stil glijden ze door tijdzones.” is zoon schemering van schoonheid en “Met zijn zessen in een grote metalen H die boven de aarde hangt. Ze buitelen rond, vier astronauten (Amerikaans, Japans, Brits, Italiaans) en twee kosmonauten (Russisch, Russisch); twee vrouwen, vier mannen, één ruimtestation dat uit zeventien met elkaar verbonden modules bestaat, achtentwintigduizend kilometer per uur. Zij zijn de laatste zes in een lange reeks, het is niets bijzonders meer, gewone astronauten in de achtertuin van de aarde. De fantastische, ongelooflijke achtertuin van de aarde. Ze draaien traag zwevend over de kop en botsen zachtjes, hoofd tegen heup tegen hand tegen hiel, ze draaien en draaien met de dagen. De dagen vliegen om. Ieder blijft hier een maand of negen – negen maanden dit gewichtloos zweven, negen maanden dit gezwollen hoofd, negen maanden dit hutjemutje, negen maanden dit richting aarde staren, dan weer terug naar de geduldige planeet.” is een ander, is waar het op gang begint te komen; met “het zogend gedierte […] in zijn sluwste, meest opportunistische vorm, de vuurstokers, de steenhakkers, de ijzersmelters, de bodemploegers, de godsaanbidders, de tijdzeggers, de schipzeilers, de schoenendragers, de graanhandelaars, de landontdekkers, de systeembedenkers, de muziekwevers, de liedzangers, de verfmengers, de boekbinders, de nummervreters, de pijlengooiers, de atoomobserveerders, de lichaamsversierders, de pillenslikkers, de haarklovers, de hoofdkrabbers, de verstandbezitters, de verstandverliezers, de allesjagers, de dooduitstellers, de overmaatminnaars, de overmatige minnaars, de liefdeszoekers, de liefdeblinden, de liefdemissenden, de liefdelievenden, het ding op twee benen, de mens. Boeddha kwam om zes seconden voor middernacht, een halve seconde daarna de hindoegoden, na nog een halve seconde kwam Jezus en anderhalve seconde daarna Allah. In de laatste seconde van het kosmische jaar komen de industrialisatie, het fascisme, de verbrandingsmotor, Augusto Pinochet, Nikola Tesla, Frida Kahlo, Malala Yousafzai, Alexander Hamilton, Viv Richards, Lucky Luciano, Ada Lovelace, crowdfunding, atoomsplitsing, Pluto, surrealisme, plastic, Einstein, Flo-Jo, Sitting Bull, Beatrix Potter, Indira Gandhi, Niels Bohr, Calamity Jane, Bob Dylan, het RAM-geheugen, voetbal, rauhfaser, ontvrienden, de Russisch-Japanse Oorlog, Coco Chanel, antibiotica, de Burj Khalifa, Billy Holiday, Golda Meir, Igor Stravinsky, pizza, thermosflessen, de Cuba-crisis, dertig Olympische Zomer- en vierentwintig Winterspelen, Katsushika Hokusai, Bashar Assad, Lady Gaga, Erik Satie, Muhammad Ali, de deep state, de wereldoorlogen, vliegen, cyberspace, staal, transistoren, Kosovo, theezakjes, W.B. Yeats, donkere materie, de spijkerbroek, de effectenbeurs, de Arabische Lente, Virginia Woolf, Alberto Giacometti, Usain Bolt, Johnny Cash, anticonceptie, de diepvriesmaaltijd, het springveermatras, het higgsdeeltje, bewegend beeld, het schaakspel.” is er stoom, wat een prachtig godverdomsedagenopeengodverdomsebol-achtige schrijverij daar zeg.

Maar hum. Maar ja. De eerste twee flitsen troffen mij aant ganzelijk begin vant boek; het laatstgeciteerde stuk (veruit de allerprachtigste regels in het hele boek, de ruimschootse rechtvaardiging van een uitgave als In Orbit of van literatuur als geheel eigenlijk) vond ik bijkans aan het einde. Daartussen zit een boek. Daartussen zit een heel boek ja.

En dat boek is – bij vlagen – hum, tsja… een beetje saai. Toch. Wel. Soms. Maar het is niet jij, Samantha Harvey. Het is maar de wereld die mij teneder houdt. Of. De wereld. Wat heeft de wereld er eigenlijk zaken mee. De wereld moet je daarvoor niet meebrengen. Jij bent niet nodig hier om mij laag neder te houden, ik doe dat prima helemaal alleen. Want ik wil zeggen, mijn verwachtingen voor dit boek waren ook wel een weinig te torenhoog misschien.

Waarom waren mijn verwachtingen zo torenhoog eigenlijk, weet jij dat? Ik wist toch dat het zich aan boor van een ruimtestation zou afspelen, wat heb ik met ruimte, ik was al nooit een “trekkie”, Annette was een “trekkie” en Annette was mooi Annette was lief Annette was slim Annette was begeerlijk allerwegen ik wou dat Annette goed over mij dacht en ik wou onze gemene grond uitbreiden. Er was de liefde voor de Nederlandse taal, er was de interesse in literatuur, dat deelden we, ik schreef gedichten voor haar en die hing ze aan haar muur, dat deelden we, ik liet haar het eerste Tindersticksalbum horen en op haar kamervloer zaten we daar naar te luisteren in gedempt licht, dat deelden we, misschien konden we dan ook maar dat verdomde Star Trek gaan delen dan, want zij was zo iemand, zo iemand die meende dat je alles uit die serie kon halen, dat de hele geschiedenis van de mensheid daar voorbij kwam, dat je er eindeloos over filosoferen kon, en dat wilde ik, eindeloos filosoferen met Annette, wijntje erbij, lichten gedempt, ja dat wilde ik, dus zat ik, inmiddels weer in het ouderlijk huis, want inmiddels was ze mijn buurvrouw niet meer, ik heb maar een paar maanden in die kamer gewoond, en toen moest ik eruit, en ik was miserabel want iemand zag mij niet meer graag of liever gezegd iemand had Mallorca boven mij verkozen, niet Annette maar iemand anders, en dat maakte me miserabeler nog dan miserabel en dus vatte ik het aanbod van mijn ouders om gedurende de zomermaanden op hun huis te passen met beide handen aan, en heeldurdagen zat ik daar maar in mijn dooie eentje, één avond kwam Suzanne langs en ik liet haar So tonight that I might see horen, dat album was toen geloof ik net uit, samen luisterden we naar hoe Hope Sandoval zong fade into you, strange you never knew, fade into you, i think it’s strange you never knew, ik had het liever aan iemand anders laten horen, niet Annette maar iemand die liever in Mallorca was dan in mijn armen waardoor ik miserabel was waardoor ik helemaal alleen in het huis van mijn ouders naar Star Trek zat te kijken want ik moest dat leuk gaan vinden van mijzelf, ik moest daar dingen over kunnen zeggen straks, één of andere hyperintelligente theorie aan gaan verbinden maar god wat vond ik het ongelooflijk superstrontsaai, die gasten in dat stomme ruimteschip van ze. En ik wist dat In Orbit ook gasten in een stom ruimteschip zou zijn, waarom dan toch die hooggespannen verwachtigen?

Ja. Hoe gaat dat. Tijd zit daar voor iets tussen. Tijd doet dat met dingen. Tijd legt een slangetje naar de dingen die komen gaan of misschien nooit komen gaan en pompt en pompt en pompt en voor je het weet zijn de dingen die (n)ooit komen zullen giganties & buiten alle proporsies. In Orbit was een boekentafelboek voor veel boekhandels, en ik had er hier en daar iets juichends over gelezen, en shit, misschien dacht ik wel aan Annette (meer neen das dertig jaar geleden nu), of gewoon, mensen in een ruimteschip ik heb nog nooit een roman gelezen die zich afspeelde in een ruimteschip, misschien dacht ik dat het ritualiserende, de herhalende handelingen iets met taal zou doen, met herhaling, met ritme, dat het boek zichzelf tot zingen zou brengen, wat het ook doet, uiteindelijk, aan het einde, in dat stuk dat ik hoger citeerde, misschien dacht ik er niet eens zo heel erg veel van maar ik wilde lezen en men had dat boek wel maar men ging mij dat niet geven want nee nee nee nee men ging dat lekker zelf lezen, en hoe aanlokkelijk wordt datgene dat buiten je bereik gehouden wordt? Ja dat groeit en dat groeit en dat groeit mensen. In Orbit was me bijbels geworden. De schrijver die de lezer een blik gunt op de aarde als geheel moet wel met enkele straffe eindgeldige analyses over de mensheid afkomen! Ja. Toch?

Nee.

In Orbit heeft nu & dan toch vooral iets zeikerigs. Al die bespiegelingen over aarde & ruimte & wijsheid & onbeduidendheid & grootsheid & mensdom, pagina’s en pagina’s lang, al die gedachten die in geen enkel opzicht verheffender of verbluffender zijn dan jouw gedachten of mijn gedachten of die van je collega’s of de visboer of dat mens dat altijd langskomt met dat hele span honden aan haar zij. Het zijn steeds rake gedachten, dat wel. Maar niets wat je niet zelf had kunnen bedenken. Hoe menselijke begeerte de aarde (mis)vormt (dacht ik zegt iemand zegt wie zegt Tom Engelhardt dat klimaatverandering het effectiefste massavernietigingswapen ooit bedacht is). Hoe de op aarde elkaar naar het leven staande nationaliteiten in het ruimtestation één zijn. Hoe vooruitgang iets is dat zowel mooi als schadelijk kan zijn. Hoe de mens nietig is, en tegelijk ongekend megalomaan. Naja. Zulke dingen. Je moet dat boek niet gelezen hebben om het te kunnen bedenken. En als de zes astro/kosmonauten in hun ruimtestation zien hoe een tyfoon zich ontwikkelt, en raast over de gebieden waar mensen wonen die ze kennen en misschien liefhebben, achja, dan kun je Sting al bijna horen zingen over hoe frah-zjiel we zijn hoe frah-zjiel we zijn.

Moet je dit boek lezen om de verpletterende inzichten?
Nee.
Moet je dit boek lezen om de eindeloze herhaling en hoe dat wiegen kan, en zingen?
Nee. Ja. Soms.
Waarom moet je dit boek dan lezen?

Tikveel. Misschien ben je geïnteresseerd in ruimtevaart? Ik kan nooit geloven dat er volwassenen bestaan die geïnteresseerd zijn in ruimtevaart. Net zoals ik nooit kan geloven dat er volwassenen bestaan die het stoer vinden om zoon heel lawaaiige auto te hebben, of om op een Harley Davidson te rijden. Dat een peuter onder de indruk is van een Amerikaanse aandoende sportwagen met een streep over de motorkap en het dak en een uitlaat die pwrreuh zegt dat kan ik snappen maar als je als volwassene nog steeds graag zo’n soort auto wil rijden moet je toch een IQ hebben waarmee het godsonmogelijk is om ooit je theorie te halen? Zo ook snap ik de ruimtevaartobsessie beter voor kinderen. Je ziet die maan die ver weg is maar toch goed zichtbaar, de zwarte lucht snachts en daarin die lichtende puntjes die sterren zijn, wat is daar allemaal, wat we zien en toch niet kunnen bereiken of zelfs maar bevatten, wonen daar ook levende wezens?, ja ik snap dat wel. Ik had een buurjongen die helemaal lijp was van ruimtevaartlego. Ik hield als kind ook van lego, altijd vroeg hij me of ik bij hem met zijn lego kwam spelen, maar hij had alleen maar dat stomme saje grijze rotruimtelego, altijd zei ik nee, en dan zei hij maar je vindt lego toch leuk? Maar dan ben je volwassen en dan weet je dat er meer is zo heel erg veel meer zo oneindig godganselijk veel meer dan alleen maar dat lullige aardetje en ja dat zal, hoe onaards de aarde, zo heet het ergens in In Orbit, ik las dat en ik dacht aan het Engelse “weird” dat is afgeleid van het Oudnoorse “Urth” wat “in een lus” zou betekenen maar ik hoor oer en aarde en zie de lussen die een ruimtestation beschrijft rondom een “godverdoms bol” om terug te komen op het punt waar ze eerder waren maar dat gezien vanuit een andere hoek in zijn vertrouwdheid toch vreemd is (dissociatie!), dat zal, maar het is teveel en het is te groot en hoe lang kun je interesse bewaren in het oneindige dat ons omringt, maar ze zijn er, volwassenen met een interesse in ruimtevaart, er zijn zelfs volwassenen die astronaut worden, wel, Samantha Harvey heeft zich voor In Orbit denk ik zeer goed gedocumenteerd, ze is zelfs gaan praten met NASA en ESA dus als je, echt, dingen weten wil over ruimtevaart dan kan In Orbit je vast nog wel iets leren.

Mij trof naast de overdonderend schone passages vooral de stilte. In rust. Wat tot bevriezing is gekomen. Bijvoorbeeld het liefdeloze huwelijk van één van de astronauten. Zaboedjem, ladno? Een samenzijn evenzeer gedeeld als niet gedeeld. De veel te krappe ruimten waarin te vertoeven. Gek genoeg dacht ik meermaals aan De Ontvolker. De intergalactische interpretatie, heeft iemand daaraan al ooit gedacht, Katalijne De Vuyst? Of nog. In Orbit als dystopia. Kan ook. Of een overstijgen van een visie en objectgeoriënteerd. Kan ook. Kan allemaal.

Met de kleine flitsen. Ten diepste woont de mens waar het klein is. De tyfoon raast daar waar iemand woont die gekend wordt door één der astronauten. Die ooit dook. Ergens bij een eiland. Waar een visser woonde. Die een mes verloor. Dat opgedoken werd. Door de astronaut toen duiker tot dankbaarheid van de visser. Die ook ergens woonde, ook een leven had, ook vader was, ook echtgenoot was. Je overstijgt immers altijd alleen maar datgene wat je ook bent.

Als je In Orbit ergens om zou lezen, dan daarom.

Samantha Harvey In Orbit recensie Winnaar Booker Prize 2024

In orbit

  • Auteur: Samantha Harvey (Engeland)
  • Soort boek: roman
  • Origineel: Orbital (2024)
  • Nederlandse vertaling: Kitty Pouwels
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 6 februari 2025
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs”€ 22,99 / € 12,99
  • Winnaar Booker Prize 2024
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman In orbit de winnaar van de Booker Prize 2024

Een team astronauten verzamelt in een internationaal ruimtestation meteorologische gegevens en voert er wetenschappelijke experimenten uit. Maar meestal observeren ze. Gezamenlijk kijken ze naar de stille blauwe planeet, ze cirkelen eromheen, draaien langs continenten en door de seizoenen, ze zien gletsjers en woestijnen, de toppen van bergen en de deining van oceanen.

Hoewel ze van de wereld afgescheiden zijn, kunnen ze toch niet ontsnappen aan de constante aantrekkingskracht van de aarde. Ze ontvangen het nieuws dat de moeder van een van hen is overleden en daarmee komen de gedachten op over een terugkeer naar huis. Ze kijken toe hoe een tyfoon zich samenpakt boven de mensen van wie ze houden, en zijn vol ontzag en angst. De kwetsbaarheid van het menselijk leven vult hun gesprekken, hun angsten en hun dromen. Zo ver van de aarde hebben ze zich nog nooit zo’n onderdeel ervan gevoeld.

Samantha Harvey geboren in 1975 in Kent, Engeland, is de auteur van vijf romans en een nonfictieboek. Ze heeft onder meer op de shortlist gestaan van de Orange Prize for Fiction, The Guardian First Book Award en, in 2024, de Booker Prize. Harvey woont in Bath.

Bijpassende boeken en informatie

Arnaldur Indriðason – Lange schaduwen

Arnaldur Indriðason Lange schaduwen recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Konráð thriller deel 6 van de IJslandse schrijver. Op 4 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij Volt de Nederlandse vertaling van Sæluríkið de nieuwe thriller van de uit IJslands afkomstige schrijver Arnaldur Indriðason. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Arnaldur Indriðason Lange schaduwen recensie

  • “Een geweldige plot. […] De beschrijvingen van de samenleving en de omgeving zijn treffend en de personages zijn uitmuntend.” (Juryrapport van de Blóðdropinn, de grootste IJslandse thrillerprijs)
  • “Een internationaal literair fenomeen, en het is gemakkelijk te zien waarom.” (Harlan Coben)
  • “De onbetwiste koning van de IJslandse thriller.” (The Guardian)

Recensie van onze redactie

Er is een klein aantal thrillerschrijvers die nooit teleurstellen en waarvan de blindelings een boek kunt lezen, recensie of juist wat ouder, maakt niet uit, de kwaliteit is gegarandeerd aanwezig.

In Lange schaduwen is de inmiddels gepensioneerde Konráð de hoofdpersoon.  Maar ondanks zijn pensioen kan hij het werken en speuren niet laten, zeker niet als door recente gebeurtenissen een behoorlijk onverkwikkelijke zaak uit zijn verleden weer opdoemt en actueel wordt.

Uiteraard heeft Indriðason ook nu weer een boeiende plot bedacht die boeit van begin tot eind en nergens uit de bocht vliegt en dat doet hij in een mooie en verzorgde stijl. Bovendien geeft hij zijn karakters psychologische diepgang en complexiteit zonder clichématig te zijn en dat is precies wat ook nu weer zijn thriller boven veel werk van veel van zijn collega-schrijvers doet uitstijgen. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Arnaldur Indriðason Lange schaduwen

Lange schaduwen

Konráð thriller deel 6

  • Auteur: Arnaldur Indriðason (IJsland)
  • Soort boek: IJslandse thriller
  • Origineel: Sæluríkið (2023)
  • Nederlandse vertaling: Adriaan Faber
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 4 februari 2025
  • Omvang: 288 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 21,99 / € 7,99 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe Konráð thriller van Arnaldur Indriðason

Oude zonden werpen lange schaduwen…

Bij een meer in de buurt van Reykjavík wordt een dode man aangetroffen. Wanneer ze erachter komen om wie het gaat blijkt dat de politie jaren geleden contact met hem heeft gehad toen een goede vriend van hem spoorloos was verdwenen, en dat hij vlak daarna naar Noorwegen is geëmigreerd. De gepensioneerde politieman Konráð werkte destijds aan die zaak en raakt geïntrigeerd: waarom was de man nu in IJsland? En heeft zijn dood iets te maken met die oude vermissing?

Tegelijkertijd raakt Konráð verstrikt in zijn eigen verleden als er een onverwachte ontwikkeling is in een van zijn andere oude zaken, die opschudding veroorzaakt binnen de politie. Hoe meer er bekend wordt, hoe meer hij beseft dat oude zonden lange schaduwen werpen.

Lange schaduwen is het meeslepende nieuwe boek van meermaals bekroond bestsellerauteur Arnaldur Indriðason dat los te lezen is van de andere boeken met de gepensioneerde politieman Konráð in de hoofdrol.

Arnaldur Indriðason Razende stormArnaldur Indriðason (IJsland) – Razende storm
IJsland thriller, Konráð  thriller deel 5
Uitgever: Uitgeverij Volt
Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
Verschijnt: 4 oktober 2023

Bijpassende boeken en informatie

Olga Tokarczuk – Huis voor de dag, huis voor de nacht

Olga Tokarczuk Huis voor de dag, huis voor de nacht recensie en informatie van de roman van de Poolse schrijfster en winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2019. Op 4 februari 2025 verschijnt bij uitgeverij De Geus de heruitgave van de Nederlandse vertaling door Karol Lesman van roman Dom dzienny, dom nocny uit 1998, geschreven door Olga Tokarczuk. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de vertaler en over de uitgave.

Olga Tokarczuk Huis voor de dag, huis voor de nacht recensie van Tim Donker

En stel je voor dat je ligt, met je klikken, met je klakken, met je al, op je rug in de lucht en je kijkt. Je ligt op je rug in de lucht en je kijkt naar het groen van het gras daar benee. Wat zou je zien? Je zou ze allemaal zien you would see them all of ik en ik (te wezen aardig te wezen aardig te wezen aardig) ik en ik ich sehe die alle in einer reihe:

De kleermaker. De accountant. De dienstmaagd. De tolk/vertaler. De andere zus. De andere vrouw. De toerist. De hulp.

De mensen. Het al.

De genese die recapituleert de andere genese.

& waar & in welke lucht zou je liggen?

Je kon kijken. Je kon zien. Elk gras. Altijd. Overal.

Je kon het hier zien. Of daar. Of helemaal elders. Het gras in iemands achtertuin het gras in Veghel het gras in Nowa Ruda.

Wat? U zegt?

U ligt in de lucht boven Nowa Ruda?

Hum.
Ja.
Waarom zou je niet?

& waar elders zou je liggen dan?

Waar nog dan.
Om het gras te zien groejen.
Om de tijd te zien groejen.
Om de mensen te zien groejen.

En dat is wat het boek is wat dit boek is wat de boeken zijn. De stedenboeken. U weet. De boeken die vooral over een plek gaan. Berlijn of. Petersburg of. New York of. Waar speelde Bright shiny morning zich ook alweer af?

In dit hier. Huis voor de dag, huis voor de nacht. Zijn verzameld. De verhalen van een plek. Nowa Ruda. Zei ik al? Nowa Ruda? Ik zou best oud willen worden en doodgaan in. Nowa Ruda. Waarom niet. Nowa Ruda. Zuidwest Polen. De mensen die daar zijn. Of. Naja. De mensen toch volgens dit boek hier. Zijnde. Marta. R.. De ikfiguuur. Zo-en-Zo. De getormenteerde Marek Marek. Of. Iemand die Wadera heet en altijd alle quizzen wint die Radio Nowa Ruda uitzet. Of. Krysia, de vrouw die droomde dat een man van haar hield. Of. Franz Frost, die van een boomstammetje een hoed maakte, een houten hoed om zich te beschermen tegen de kwalijke straling die volgens hem werd uitgezonden door een nieuw ontdekte planeet en toen brak de oorlog uit en Franz Frost werd onder de wapenen geroepen en ingelijfd bij de Wehrmacht en hij kwam om omdat hij weigerde zijn houten hoed te verruilen voor een helm. Of. De grenswacht die op oud en nieuw ongeweten spacecake te eten krijgt die hem gegeven wordt door dronken jongeren en de gedachten van de grenswacht beginnen op hol slaan en zijn taal brokkelt af en hij ziet een wolf die er misschien wel maar misschien ook niet echt is. Of. Wincenty Sum die een zoon krijgt en hem Ego noemt, wat een briljante vondst is van Wincenty, zeg nou zelf, en de zoon groeit op en gaat geschiedenis en klassieke literatuur in Lwów studeren en in de lente van 1943 ziet Ego Sum zich ergens in een steenkoude en onherbergzame streek gedwongen om samen met een aantal anderen het lichaam van een dode kameraad op te eten om niet van de honger om te komen en nog weer later, na de oorlog, wordt hij een wat cynisch ingestelde geschiedenisleraar aan het gymnasium van Nowa Ruda maar hij leest bij Plato dat hij die ooit mensenvlees gegeten heeft een wolf zal worden en begint hij te menen dat hij langzaamaan in een weerwolf verandert waardoor bij mij Ergo Sum ineens het hoofd van Jack Nicholson. Of. Een sekte van messenmakers die geloven dat de ziel een in het lichaam gestoken mes is dat het lichaam dwingt de onophoudelijke pijn die leven heet te ervaren. Of. De wat zonderlinge man die een biografie schrijven wil van de Heilige Ontkommer, een heilige die vermoedelijk nooit echt bestaan heeft maar in de Poolse folklore leeft in velerlei legendes die hun ontstaan vermoedelijk te danken hebben aan lieden die in een Christusbeeld zagen maar het gewaad van Jezus aanzagen voor een jurk en zodus dachten dat het om een aan het kruis genagelde vrouw ging, en in een van alle gemakken verstoken klooster schrijft en schrijft de man aan de biografie van Wilgefortis, Wilga, de Heilige Ontkommer, en zijn haar wordt langer en langer en naarmate hij zich meer en meer vereenzelvigt met zijn onderwerp wordt hij zelf langzaamaan een vrouw.

Zulke verhalen dus.
Zulke verhalen en vele andere.
Doorheen verschillende tijden, of, wel, dat hele Nowa Ruda blijft een beetje tijdloos, alsof het ligt in een enclave waarop de tijd geen vat heeft.

De onderkoelde droney poëzie van Charles Curtis Trio paste er goed bij.

Maar er zijn ook recepten, veel recepten met paddenstoelen, eetbare of oneetbare, dat maakte de ikpersoon niet zoveel uit.

Volledig volmaakte oneetbare paddenstoel (in een uiterst smakelijke bereiding).

Maar ook meer essayisties aandoende stukken over bijvoorbeeld een blinde grotsalamander, of gedachten over pruiken die me deden denken aan Uit hoofde van de hoeden van Günter Kunert. Een prachtig stuk over het sexisme in woorden. Waarom is er geen vrouwelijk equivalent van “manmoedigheid”? Of “grijsaard”? Of “wijze”? Naja. Er is heks, in het Pools wiedźma, komend van wiedzieć, weten. De heks is dus de wetende (en ik dacht aan Baba Jaga legde een ei van Dubravka Ugrešic, een ander prachtboek waarin (volks)verhalen worden verweven met filosofie en feminisme) (en daardoor en daarvia en daarlangs dacht ik aan Bloedboek van Kim de L’Horizon, een ander prachtboek waarin verhalen en essayisme en gedachten en heden en verleden onophoudelijk in en uit elkaar blijven vloeien) (en na enig speuren leerde ik dat het Nederlandse woord heks via hecse en wicce, of omwegen daarlangs, ook wortelt in weten). Het Pools voor adopteren is usynowić, komend van “syn”: zoon, iemand als het ware “inzonen”, maar er bestaat geen “indochteren”; sterker, gans de mensheid is door Gode “ingezoond”: Bóg usynowić czlowieka: God heeft de mens als kind aangenomen, en interessante gedachte, dacht ik, maar ik dacht ook Bóg is dus God? Dan is dat inderdaad naar god verwijzende woordje bog in A Clockwork Orange gewoon gejat uit het Pools en ik die dacht dat Burgess ermee verwees naar een plat Schots woord voor toilet, god als de plee van de wereld, god de wereldplee, zo dacht ik, toen ik, ooit, hoe lang geleden nu alweer, dat boek las?

(zag ik ook de film ooit? ja geloof ik, samen met Peter toen ik een jaar of zestien was) (Peter die later bij de marine ging) (en ik daarna nooit meer zag) (laat staan dat ik ooit nog eens samen met hem op de voorstraat liep, ja midden op de voorstraat, op de weg dus, doodgemoedereerd een frietje etend, en pas na het zoveelste woedende getoeter denkend Misschien moeten we eens op de stoep gaan lopen?)

Zo’n soort boek dus.
Zo’n soort boek dat ook vele andere is.
Doorheen verschillende gedachten gaand, associaties, ideeën, overpeinzingen, herinneringen, flitsen, flarden, fluisteringen.

De druilerige verstilling van Wreckmeister Harmonies paste er goed bij.

De ikpersoon ruimt de zolder op, en denkt moje woorden over, hele moje woorden over het ouder worden van dingen, want ook zonder dat je ze gebruikt worden dingen ouder, ook zonder dat je het gebruikt wordt glas mat, gaat textiel rafelen, papier vergelen, ijzer roesten. Tussen al haar zonder haar tussenkomst verouderde spullen bedenkt zij zich hoe mooi dit proces eigenlijk is: “Ik zag hoe ze versleten, hoe ze in de naden sleets, zachter werden, ouder, van zichzelf, zonder mijn inbreng. En dat was een vorm van schoonheid, het omgekeerde van rijp worden, een schoonheid die vanzelf plaatsvindt, zonder hulp van wie dan ook, en die het meest fotogenieke gezicht van de tijd is.”

Wel.
Zulke gedachten dus.
En de onaardse schoonheid van slow life, zo’n klein en prachtig seedeetje van de anders wat suffige Theo Travis, paste er goed bij.

En alles goed en alles mooi maar helaas der helazen toch weer in datzelfde bedje ziek als altijd – Huis voor de dag, huis voor de nacht is misschien allicht mogelijkerwijs (bijwoorden van twijfel) een klein beetje te dik; het had best een pagina of vijftig, of, laat ik welwillend zijn, dertig slanker mogen zijn. Het boek was al een keer op één van de stapels geraakt, omdat het me begon te vermoeien, vanwege alle gedachten en associaties die het opriep ja maar ook omdat het af en toe een heel klein beetje tegen het saje aanschurkt, en, liggend op één van die stapels dreigde het bedolven te geraken, vergeten, onder weer nieuwe boeken, weer volgende stapels (hoe komen al die boekenstapels toch altijd weer mijn huis in) (wie brengt al die boeken hier toch mijn huis in?) (wie is toch die postbode die soms op vrijdagavond via de achterdeur naar binnen komt met zijn armen vol nagelnieuwe boeken?) (mijn kinderen lijken hem goed te kennen) (mijn kinderen begroeten hem altijd allerhartelijkst), en dan moeten die stapels zelfs zozeer aangroeien dat ik het totale overzicht verlies en op het idee kom om eens wat herschikkingen aan te brengen, en daar, daar kwam Huis voor de dag, huis voor de nacht weer boven water wacht eens even dat vond ik toch wel goed meen ik mij te herinneren?, een weinig voorbij pagina honderd gestombeld, vertelt mij de boekenlegger, en ik lees weer verder, en door, en voort, en weer, niet ver van de achterkaft verwijderd, geraak ik het boek een heel klein beetje moe, een heel klein beetje maar maar niettemin betekent het wel dat ik er steeds korter in lees, een viertal pagina’s hoogstens, dan moet ik iets anders doen, even, al is het maar een paar minuten uit het raam kijken, dus, misschien was vijftig ofzo pagina’s korter beter geweest, niet perse op het eind want sommige van de mooiste stukken zitten op het eind, zoals bijvoorbeeld het allereindigste eind, maar daarover later meer, gewoon, heel het boek doorheen, hier en daar, een pagina of wat eruit gezeefd, het zeefsel inkoken, het ingekookte samendrukken tot het orgelpunt te zetten op het eind.

Misschien wat van die dromen?
Dat deed Kadere misschien beter.
Nee. Niet beter. Konsistenter.
Maar dromen zijn als sex. In boeken dan. In boeken is het beide altijd penibel, en bijna nooit overtuigend.

Of anders gewoon een boek dat je het best met beetjes tegelijk leest.

En toen. Op het eind. Waarin iemand voorstelt de wolken te lezen om er boodschappen over de toekomst uit te halen. Toen raakte het me. Dit boek is niet, misschien wel juist niet als liggen in de lucht en kijken naar het gras. Dit boek is als liggen op je rug in het gras en kijken naar de lucht. De lucht lezen. Heel de oneindige lucht lezen. Traag en volledig en ad infinitum.

Olga Tokarczuk Huis voor de dag, huis voor de nacht

Huis voor de dag, huis voor de nacht

  • Auteur: Olga Tokarczuk (Polen)
  • Soort boek: Poolse roman uit 1998
  • Origineel: Dom dzienny, dom nocny (1998)
  • Nederlandse vertaling: Karol Lesman
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 4 februari 2025
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 20,00 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1998 van de Poolse schrijfster Olga Tokarczuk

Marta is de oude buurvrouw van de vertelster in Huis voor de dag, huis voor de nacht. In haar geheugen leven de verhalen over mensen, plekken en gebeurtenissen in het heuvelachtige gebied aan de Pools-Tsjechische grens, de Nowa Ruda.

Marta is geen prater. Maar Olga Tokarczuk weet uit haar schaarse en eenvoudige woorden een wereld tevoorschijn te toveren die meerdere eeuwen omspant. De vele sprookjesachtige anekdotes, die met elkaar een literair mozaïek vormen, vertellen zo de geschiedenis van een klein Pools stadje.

Tegelijkertijd schetst Tokarczuk in Huis voor de dag, huis voor de nacht een beeld van de veranderende samenleving aan het einde van de twintigste eeuw, waarin ook internet als broedplaats van dromen niet ontbreekt.

Olga Tokarczuk is geboren op 26 januari 1962 in Sulechów in Polen. Ze is de belangrijkste Poolse auteur van haar generatie. Ze ontving meer dan eens de Nike, de belangrijkste literaire prijs van Polen en won de Man Booker International Prize. In 2019 werd haar de Nobelprijs voor Literatuur 2018 toegekend, en in 2024 won ze samen met vertaler Karol Lesman de Europese Literatuurprijs voor haar roman Empusion.

Bijpassende boeken en informatie

Kim de l’Horizon – Bloedboek

Kim de l’Horizon Bloedboek recensie en informatie over de inhoud van de non-binaire autofictie uit Zwitserland en winnaar van de Deutscher Buchpreis 2022. Op 30 januari 2025 verschijnt bij uitgeverij De Geus de Nederlandse vertaling van de roman Blutbuch van de Zwitserse schrijver Kim de l’Horizon.

Kim de l’Horizon Bloedboek recensie en informatie

en duwt het uit;; (duwt het allemaal uit);; de fenomenaliteit of verschijningswijze van de vleermuiswereld;; zegt iemand: filosofische zombies zijn denkbaar (maar dat is een ander boek) (daar kom ik op terug);; denk je aan het vastliggen;; verankerd (bestaan);; de zelfsplijting van het subject;; (eraan);; het weven;; (ontstaan);; het stromen;; (bestaan);; zegt iemand: glas is een onderkoelde vloeistof die voorbij haar smeltpunt is;; het breken;; (en gaan);; waar je nooit op voorbereid ben als je gaat lezen, je weet niet wat je gaat lezen, je begint gewoon met lezen, en ook als je leest weet je soms nog lang niet wat je nu aan het lezen bent;; (het lezen zelf is fluïde);; hier is het ding: iemand richt zich tot een ander in dit boek, dit Bloedboek geheten bloedboek, iemand begint ermee die ander te vertellen dat “het” nooit verteld is, en je weet niet wat dit is, het is maar de eerste zin die je leest: “Ik heb je ‘het’ bijvoorbeeld nooit officieel verteld.” zo gaat die eerste zin, en je leest dat en je denkt wie is ik wie is je wat is het en waar is dat een voorbeeld van en waarom zou het officieel verteld moeten worden en als het niet officieel verteld is op welke andere manier dan wel, en maar de eerste zin en nu al vol vragen, en maar de eerste zin en nu al geprikkeld, een paar dagen later belde pinchot weer weetjewel dat werk, een eerste zin die terugverwijst naar alles wat voor het begin ligt maar op zo’n geraffineerd-nonchalante manier alsof de lezer als honderden pagina’s in de roman zit, en dan, je leest wat, en je bladert wat, je ziet dat er een hoofdstuk op komst is met korte paragraafjes die alle titels dragen als “Grossmeers handen” en “Grosmeers voeten”, en je denkt dat zal wel een personage zijn, een personage alleen gekend via de achternaam, Gunther Grossmeer ofzo, weet jij veel;; maar ga je;; (lezen);; (lezen is verdwijnen in een boek);; (lezen is zinken);; (lezen is ankerloos);; gaat het dus, over een persoon die Kim heet;; autofictie;; (daar moeten we dus weer wat van vinden);; (laatst vond iemand iets van autofictie);; (ik ben vergeten wat);; autofictie over een genderfluïde persoon die Kim heet en een oma heeft die dementerend is, beginnende alzheimer, aan het wegraken is, en voor ze wegraakt wil Kim alles reconstrueren: de bron, de grond, de wortels: van Kim en van moeder en van grootmoeder, grossmeer in het zwitserduits van de jeugd, grossmeer en meer;; grootmoer en moer;; maar ook zee;; de oceaan;; de bron;; de verhalen weven waaruit je be/ontstaat – een existentiële zoektocht die me deed denken aan die andere existentiële en “fluïde” beschreven (welja) zoektocht van enkele jaren her, Lucas Somath van Thomas Claus, indertijd geloof ik neergesabeld of genegeerd maar een boek met een twintig pagina’s lange opsomming van woorden beginnend of eindigend op worst zal bij mij tot aan mijn dood blijven staan op het ereplankje tussen Rene Gysen en JMH Berckmans – maar ook dacht ik (op diezelfde ereplank te vinden) aan Ivo Michiels al komt dat misschien alleen maar door dat “orchis militaris”?;; de tuin;; de grossmeertuin;; (de grossmeertaal);; de vroege Kim daar, als kind (heet het boek doorheen blijft De l’Horizon zijn jonge zelf “het kind” noemen);; (afsplitsing);; wie zei?;; goed, “het kind” dus, in de grossmeertuin, het kind, ook, met het herbarium van grosspeer (de orchideeën), het kind bij de beuk, de bloedbeuk, de wortels: ook die verhalen zoekt De l’Horizon – niet alleen die van zijn familie, de grosspeer de grossmeer en allen die voor hen komen, maar ook de geschiedenis van de bloedbeuk in Zwitserland (botanica blijkt met meer nationalisme besmet te zijn dan je zou verwachten);; literatuur biologie geschiedenis;; de peer de meer de grossmeer de tuin de planten de boom het lichaam de zwaluw de heksen de vrouwen;; de vrouwen beroofd van hun verhalen;; het gaan in een patriarchale samenleving, de misogynie (toen dacht ik weer aan Baba Jaga legt een ei van Dubravka Ugrešić – – de vrouwen, de heksen, de dominantie van de man, het patriarchaat, de misogynie);; literatuur biologie geschiedenis sociologie;; de verhalen overal te vinden;; ikjes sprokkelen (toch Michiels!);; maar vooral verhalen van anderen;; het verhaal van de peer over de Bruno en de Hans die de bergen introkken en de peer hadden meegevraagd maar de peer had nee gezegd want de peer had huiswerk of andere dingen te doen en toen waren de Bruno en de Hans mooi vermist en moest de peer mee de bergen in om ze te zoeken en wat ze vonden zagen ze eerst aan voor de kleren van de Bruno de bebloede kleren van de Bruno maar dat was de Bruno zelf (of wat er van hem over was) en de Hans zijn bovenlichaam stond rechtop tussen de keien als een kaars in een hand, en dat verhaal is er maar waar zijn Kims eigen verhalen?, (ook de Kim beroofd van verhalen) (de vrouwen en de genderfluïden beroofd van hun verhalen) (?) (het zijn van het zijnde), waar is Kims lichaam, waar is Kims identiteit;; de zoektocht naar identiteiten en de manier die mensen vinden om hun gewenste zelf uit te drukken, hoe een sjiek interieur of hoe adellijk aandoende bomen zoals de bloedbeuk zeggen kunnen Ik ben niet meer arm, ik heb me aan de onderklasse ontworsteld, ik ben nu ook iemand;; literatuur biologie geschiedenis sociologie psychologie;; waarin ook het studeren, later, van Kim, allicht te passen is (de arrogantie die hij had als jonge student), de lichte schaamte, altijd, die gepaard gaat met wat hij weet, wat hij zeggen kan, vanwege zijn studie;; zelfreflecties;; duw het uit, duw het er allemaal uit, altijd het zoeken naar wat je bent wat je worden kunt wat je te zijn hebt in deze wereld, altijd het losmaken van het overtollige;; (is ook dat niet geschiedenis) (is ook dat niet literatuurgeschiedenis): (:);; ook het boek reflecteert op zichzelf;; en in het boek dat een literair boek is dat reflecteert op literatuur, reflecteert de literatuur uiteindelijk dus ook op zichzelf;; literatuur biologie geschiedenis sociologie psychologie letterkunde;; (briljant is een uiteenzetting over Goethe);; het in- en uitgaan van alle identiteiten en de taaleigens die daarbij horen: zoals, bijvoorbeeld, het met veel anglicismen en zelfs hele of halve zinsdelen in het Engels gekruide hipster-/gaytaaltje dat Kim in de hedenlijn bezigt, op een, naar ik aanneem, enigszins pasticherende of misschien wel regelrecht parodiërende manier (een veelheid aan Engels dat me nu eens niet stoort maar dat ik grappig vind omdat het, en daar ga ik nu vanwege duidelijke redenen even zelf de mist in, zo “over the top” is dat er al bijna een geheel nieuwe taal ontstaat), of het helvetistische Zwitser-/Bernduits van de moer, of de pseudowetenschappelijke droogpraat van de geciteerde botanici, of het jargonistiese gebrabbel van de zorgsector;; en;; occulte heksendromerijen, ontologische overpeinzingen, animistiese gedachtenflarden;; literatuur biologie geschiedenis sociologie psychologie letterkunde filosofie;; god wat een prachtigmooi en intens rijk boek dit is zeg;; literatuur biologie geschiedenis sociologie psychologie letterkunde filosofie taalkunde;; en zeggen, dus;; wat ik zeggen wil is dat De l’Horizon met het grootste gemak schakelt tussen al de genoemde vocabulaires maar, en daarin ligt zijn ware genie, zonder dat dit gespierd of pocherig aan doet (“kijk mij eens nonchalant alle registers opentrekken”) (hee meisje jij eens komen terug naar mij misschien omdat wij turk is), nee, veeleer juist, is het “taalpluralisme” in Bloedboek volstrekt natuurlijk, wat het is om in leven te zijn, zoals elk mens op zijn werk anders praat dan thuis, tegen vrienden anders dan tegen zijn kinderen, schrijvend anders dan een beetje voor zich uit murmelend, en ook, en op dezelfde wijze, is er niks gezochts aan hoe de tedere passages kontrasteren met de harde, expliciet sexuele stukken – ook dat is leven, want er is sex en er was vroeger er is studie en er is moer en grootmoer er zijn de dingen die je interesseren en er zijn de dingen waarop de aldag je drukt;; en ook wat hangen blijft;; en ook de schaamte;; en ook het schaamtelichaam;; en ook vroeger, en ook de moer, de moer die het verhaal wil schijven van de familie, de uitdieping van de stamboom tot aan de grootmoer, wat Kim vindt op een dag, het door moer geschreven oerboek van de familie, in klad, getiept, net of met doorhalingen, waar het begint, het begint in de veertiende eeuw, alles begint in de veertiende eeuw, of, het kon getraceerd worden tot in de veertiende eeuw, alles kan maar getraceerd worden tot in de veertiende eeuw, misschien de grootmoer te schrijven vanuit de eeuwen, de grootmoer tevoorschijn te schrijven, of juist: omheen de grootmoer te schrijven, alles schrijven behalve de grootmoer, de grootmoer die Rosmarie heet maar voor de Rosmariehetende grootmoer was er nog een andere Rosmarie, een zus, maar die ging dood toen ze zeven was, en toen kwam een jongen en toen kwam een jongen en toen kwam een jongen en toen er eindelijk weer eens een meisje kwam werd die ook Rosmarie genoemd, de grootmoer, die altijd in de schaduw stond van de overleden Rosmarie, iemand staat altijd wel in iemands schaduw, in schaduwen groeien we op, dit herschrijven, dit anders schrijven, misschien wat de moer probeerde, je kunt altijd alles anders willen schrijven;; je schijft: t schrijverken lag op bed met Dregke in zijn armen en Dawn Landes op de steerjoo, je schrijft: banen zonlicht vielen door het raam op de lichamen op het bed, je schrijft het bed en de zon en Dregke en t schrijverken en Dawn’s music;; ook schrijvend in het laatste deel van Bloedboek zijn Kim en Dina en Mo, drie schrijvende vrienden ergens in Italië, misschien een vakantie, misschien een “in residentie zijn”, drie vrienden, moje dagen, Kim schrijft er brieven over aan zijn dementerende oma, die hij in het vorige deel nog een verzorgingstehuis in geschreven had, dit nu herroepende, en schrijvend over moje dagen, moje vrienden, moje gesprekken, aan zijn oma, in het Engels, omdat hij zich los moet maken van de grootmoertaal, zich los moet schrijven van de wortels, de afstand nodig om te zien, en, achterin het boek, & om een of andere reden ondersteboven, zitten de vertalingen van die brieven, de vertalingen zijn door een masjiene gedaan, hoezee!, kunstmatige intelligentie gaat “het” in de nabije toekomst nog niet overnemen, dacht ik, het was maar een terzijde in mijn gedachte maar ik heb die collega die altijd heel precies weet wat er alles mis is in de wereld en die zoals alle wijsneuzen niet half zo intelligent is als hij zelf denkt te zijn en hij zei me laatst dat er allerlei banen in de zeer nabije toekomst gingen overgenomen worden door robots en dan vooral in het middensegment en dan vooral van die banen waarbij het ging om teksten en schrijven maar o gelukachtig!, hoe gruwelijk slecht zijn deze masjienale vertalingen, “I think of the armies of housewives whose main activity was rearranging and fixing the blankets and covers and clothes” wordt “Ik denk aan de legers huisvrouwen wiens voornaamste activiteit het was om de dekens, kleding en kleding te herschikken en te herstellen”; “Today it’s been five days since I fucked Cesare” “Vandaag zijn het vijf dagen geleden dat ik met Cesare heb gevreeën”; “A good family is an ordinary family. Ordinary meaning: belonging to an order. The order.” “Een goed gezin is een gewoon gezin. Gewoon betekent: behoren tot een orde. De orde” waar geen enkele vertaler van vlees en bloed de kans had laten liggen om iets met “normaal” en “norm” te doen met alle associaties van “normatief” van dien (nu ik erover nadenk was de naam Normaal eigenlijk heel goed gekozen voor een band met een fascist op zang), en het is wellicht niet waarom De l’Horizon dit experiment met machinale vertalingen ondernam maar het is ten lange laatste een ander losschrijven: het losschrijven van techniek en technocratie –

Bloedboek rent en zingt en danst en ademt en leeft en gaat. Het is los van alles en zit vast aan alles. Het is vele boeken in één. Maar bovenal is Bloedboek bloed- en bloedmooi.

Kim de l’Horizon Bloedboek recensie en informatie

Bloedboek

  • Auteur: Kim de l’Horizon (Zwitserland)
  • Soort boek: autobiografische roman
  • Origineel: Blutbuch (2022)
  • Nederlandse vertaling: Elbert Besaris
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 30 januari 2025
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Winnaar Deutscher Buch Preis 2022

Flaptekst van de bekroonde roman van Kim de l’Horizon

De non-binaire verteller van Bloedboek heeft na een benauwende jeugd het leven, het eigen lichaam en de eigen seksualiteit durven omarmen. Maar dan begint hun oma te dementeren. Voor de ik-persoon is dat aanleiding om het familieverleden te bevragen. Waarom zijn zo veel herinneringen zo onduidelijk? Hoe zit het met oma en haar vroeg overleden zusje? Wat is er gebeurd met de oudtante die als jonge vrouw verdwenen is? Kan de verteller de zwijgcultuur in de vrouwelijke bloedlijn eindelijk doorbreken?

Bloedboek is een zoektocht naar een nieuwe vorm van overlevering, naar een non-binaire taal en een nieuwe manier van schrijven. Maar meer nog dan over gender gaat dit boek over immateriële erfenis: Bloedboek is een radicale poging om ons door middel van literaire stijl en vorm te bevrijden van alle ballast die we ongevraagd met ons meedragen.

Bijpassende boeken en informatie

Anne de Marcken – Het duurt eeuwig en dan is het voorbij

Anne de Marcken Het duurt eeuwig en dan is het voorbij recensie, review en informatie van de dystopische roman van de Amerikaanse queer schrijver en kunstenaar. Op 30 januari 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van It Lasts Forever and Then It’s Over, van de Amerikaanse auteur Anne de Marcken. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur, de vertalers en over de uitgave.

Anne de Marcken Het duurt eeuwig en dan is het voorbij recensie van Tim Donker

(Pauze)

Het geluid dat je hoort is de zee.

(Pauze. Luider)

Of.

(Begin anders. Begin beter)

Misschien over gemis.
Of liefde misschien.
Of de weg.

Ja, de weg. Dat zou kunnen. Eindelijk de weg. De eindeloze lege weg. Er gaat een gestalte over die weg. Misschien werd die gestalte ooit Geneviève genoemd. En ik dacht aan Geneviève Castrée. De vrouw van Phil Elverum. Ook zij nu dood. Een kraai keek naar me.

Ja. Een kraai. Ook dat.

“Geneviève”, ja laten wij haar dan ook maar zo noemen, gaat westwaarts. Geneviève is op weg naar de zee. Ooit was ze daar met de “jij” tot wie ze zich heel dit boek doorheen richt, en lagen ze daar, in de duinen, misschien zwommen ze in de zee, zeer waarschijnlijk waren ze gelukkig. Maar de omstandigheden zijn anders dit keer.

Goed. Beer met mij. Beloof me dat je niet wegklikt. Want hier is de situatie. “Geneviève” is niet levend, maar ook niet echt dood. Althans niet volgens de biologiese konsekwensies die je aan die toestanden zou verbinden. “Ondood” heet het ergens. Of “zombie”. En dat wilde ik dus liever niet vertellen. Hier ben ik bang voor. Omdat elke welopgevoede lezer nu denkt gadsie. Een zombieroman. Wie wil er nu in jezusnaam een zombieroman lezen. En het wordt nog erger. Want de aarde is kapot. “Post-apocalyptisch” ofzo. Ook dat woord wilde ik liever niet gebruiken. Lege wegen, afbrokkelende steden. De ondoden. En ergens ook nog de levenden. Mensen. Ofzo. Veel zien doe je ze niet want ze zijn een voedselbron voor de zombies.

Met deze dingen moet je het doen. Zombies in een onmenselijke wereld. Ze herinneren zich dingen van toen ze nog leefden, vertellen elkaar verhalen daarover, herinneren zich uiteindelijk misschien alleen maar elkaars verhalen. Niemand weet nog hoe ze heetten toen ze nog leefden, daarom geven ze elkaar willekeurige namen. Zoals Geneviève. Soms verliest er iemand een lichaamsdeel. Soms doen ze dingen die ze bij leven nooit hadden gekund, zoals een wandelingetje maken op de bodem van de zee. Of een kraai vinden en hem in je lichaam verstoppen. En dat de kraai dan tegen je praat in eenwoordszinnen.

(ook dat deed me ergens aan denken. iemand met een vogel in zijn lichaam, de vogel knabbelt aan ingewanden, pikt vlees van ribben. god. waar ken ik dat van? een ander boek of. ik ben geneigd te denken dat het iets is uit een liedje van Bob Geldof, misschien die happy club plaat of was dat met die vogel in die gitaar misschien)

En hier is het goede ding: dit boek is niet wat je je voorstelt bij “zombieroman” of “apocalyptische roman”. Dit boek is iets geheel nieuws.

Want hier is het andere goede ding. De lezer weet niet wat er gebeurd is. De Marcken dramt niet door over de apocalyps, hangt nergens de onheilsprofeet uit, begint niet over klimaatverandering of nucleaire oorlog of big tech of wat het dan ook maar is dat de mensheid naar zijn ondergang zal leiden (alles zal de mensheid naar zijn ondergang leiden). In Het duurt eeuwig en dan is het voorbij krijgen we gewoon te maken met een verwoeste wereld, met levenden, met ondoden, met uitzichtloosheid, met hoop, met gemis, met liefde, met honger, met pijn. Dat is hoe het is nu. Ooit was het anders. Misschien meer zoals wij de wereld kennen. Hoe lang dat al anders is, wordt ook nergens benoemd. Lang genoeg om ergens al iets van berusting gevonden te hebben in de nieuwe situatie. De Marcken opent straf: “Ik ben vandaag mijn linkerarm kwijtgeraakt.” luidt de eerste zin. Kan tellen als opening. Niet dan. “Geneviève” stelt het eenvoudigweg vast, houdt nog wel vast aan de arm, probeert hem op verschillende manieren in de buurt van haar lichaam te houden (soms is dat komies), maar is niet heel erg verontrust of geschokt door het gegeven dat ze lichaamsdelen kan kwijt raken; kennelijk is dat gegeven al bekend onder zombies en heeft men ook al de tijd gehad om eraan te wennen. Maar de nieuwe toestand is ook weer niet zó lang gaande dat er geen herinneringen meer zijn aan vroeger, toen de wereld nog de wereld was, en de “jij” gewoon nog het lief van “Geneviève”.

Dat is een goed ding. Geen uitleg. Geen voorgeschiedenis. Een hele bizarre wereld gewoon tonen. Ik dacht dat alleen Beckett dat kon.

Er wordt ook niet uitgelegd wie die “Negen uur” is van wie de oude vrouw zegt te houden.

Negen uur? Oude vrouw?

Nee. Lees zelf. Lees gewoon maar zelf. In Godsnaam. Lees dit boek. Dit hartbrekende prachtboek.

Niets is zo erg als schrijvers die alle draadjes zo nodig aan elkaar moeten knopen. Glimpen opvangen van iets dat je niet begrijpt, en dan even de frustratie als je door begint te krijgen dat je deze glimp nooit ten volle zal begrijpen, en dan, later weer, de schoonheid daarvan in zien. Zoals leven is. Je fietst, je ziet iets moois, je weet niet wat het was, even wil je weten wat het was, en dan leg je erbij neer dat je gewoon iets moois en raars en onbegrijpelijks hebt gezien, en dat dat goed, dat dat waardevol is.

En een ander goed ding. Ook heel mooi. De poëzie. De ongekende poëtiese kracht van dit boek. En de filosofie van die poëzie. Kan poëzie filosofie zijn? Ja. Poëzie kan filosofie zijn. “Wat is er eerst, de gelovige of de godsdienst?” vraagt “Geneviève” zich af. Dat is in het begin. Dan wonen alle zombies nog in een hotel. Dan zijn ze gewoon maar hotelgasten. Af en toen zijn er in een zaal ritualistiese erediensten, onder leiding van de charismatischte der zombies. Behoefte aan een of andere vorm van religie blijft er. Ook na het leven. Maar creëerde religie die behoefte of creëerde de behoefte religie? Hoe kan er behoefte zijn aan religie als er (nog) geen religie is? Wat in eerste gewoon maar een moje zin lijkt, bevat zo heel erg veel. En in Het duurt eeuwig en dan is het voorbij wemelt het hiervan. Van haast achteloze maar toch volumes omvattende prachtzinnen. Spreekt volumes.

“Rook is neergeslagen in het geluid”, bijvoorbeeld. Dat kun je niet verbeteren als omschrijving van nevelige landschappen voorbij het einde der tijden. Of “Dingen in rijen en reeksen zijn triest”. (ik herinner me hoe ik + voormalig kompaan ooit aan de hand van dit gegeven een kortfilm wilden maken, noem het videokunst, en dierhalve flats filmden in Overvecht, dozijnen gelijkvormige voordeuren, een eindeloos lopende lege roltrap).

Maar ook honger. Maar ook pijn.

“Misschien is het voornaamste verschil tussen mij nu en mij toen mijn tolerantie voor angst. Ik denk dat dit te maken moet hebben met de abstractie van pijn. Fysieke pijn. Emotionele pijn. De pijn van anderen. Mijn eigen pijn. Het terugdeinzen is er nog. En ik denk dat de pijn zelf ergens is. Maar opgesloten. Opgesloten in een piepkleine, onzichtbare, apocalypsbestendige kern. Het piepkleine doorzichtige eitje van een subatomair insect dat in de kern van ieder van ons is gelegd. Wanneer we er niet meer zijn, als we er ooit niet meer zijn, is dat wat er van ons overblijft. Gefossiliseerde pijn. Geen koolstof. Er zal een pijnstratum zijn waar alle pijn neerslaat. Pijnschalie. Pijnaderen. Kwartsachtige verbindingen gemaakt van tranen, zuchten, snikken, kreunen, verschrikkelijke kreten. Misschien zal pijn, wanneer er geen levenden meer zijn, echte waarde hebben. Pijninflatie zal een pijnmarkt stimuleren. Er zullen pijnwassers zijn zoals goudwassers die het lijden eruit schudden. Pijnkrakers. Pijncentrifuges. We zullen een enorme pijncollider bouwen om de geheime structuur open te breken en het piepkleine gaasvleugelige snikje van onze verloren menselijkheid vrij te laten.”

Maar ook liefde. Maar ook gemis.

(en spijt misschien ja ook spijt)

De jij. En “Geneviève”. En een dag aan het strand. En de auto, en de terugrit (“Geneviève valt langzaam in slaap als “jij” stuurt en rijdt en de auto gaat). Iets uit vorige levens, iets voor altijd voorbij, iets dat nu nooit meer terug te halen is (de “jij” is dood, zoveel is duidelijk):

“Ik wou dat ik mijn ogen had geopend. Ik wou dat ik me van het raam had afgewend en naar je had gekeken op het moment dat jij naar mij keek. Deze wereld glipte langs me heen.”

(en hoe dat is met werelden, die glippen altijd langs je heen)

(t schrijverken schrijft zichzelf en Dregke op een bed, en de zon, en op de steerjoo allicht Dawn’s music. het is nooit gebeurd maar hij wou dat hij op een bed lag met Dregke in zijn armen, en het door de ramen vallende zonlicht en de muziek van Dawn Landes vullen de kamer verder op. hij wou dat het zo gebeurd was. hij wou dat hij Dregke toen verteld had hoeveel ze voor hem betekende)

En dit is ook een goed ding: de mogelijkheid.

De mogelijke wereld.

Later is er de voettocht. Westwaarts. Naar de oceaan. Waar ze, “Geneviève”, ooit, gelukkig was met haar “jij”. Het gaat langs steden vol dode mensen. In auto’s. In slaapkamer huiskamers badkamers. Iedereen dood. Allemaal hebben ze zelfmoord gepleegd. Steden vol zelfgekozen dood. Scheermessen. Vuurwapens. Pillen. Gas. Het zelfmoordthemapark, zo noemt “Geneviève” het in bittere humor; bittere humor zoals die wel meer voorkomt in dit verwarrende adembenemende bloedmoje prachtboek. Het gaat langs nederzettingen waar levenden zich verschansen; levenden die in vele opzichten stukken minder menselijk zijn dan de ondode hoofdpersoon van Het duurt eeuwig en dan is het voorbij. Het gaat langs met verlaten auto’s bezaaide wegen. Daar lopen. Met een dode in eenwoordszinnen pratende kraai in je zombielichaam. Waarom niet. Want dat is het goede. De Marcken schrijft de wereld waarin je als lezer zonder veel vragen ronddoolt. Want dit is de wereld nu.

En als in het zesde deel de gebeurtenissen nog een diepere schaduw van bizar aannemen, de beelden zo sinister worden dat het begint te lijken op een hele slechte horrorfilm, of nog: op een parodie op een hele slechte horrorfilm, een soort Evil dead dus, dan nog accepteer je dat als lezer moeiteloos, ga je er in mee, en kun je er zelfs het moje, het haast betoverende van inzien.

“De ruimte tussen mij en mij is jij. Dit is een mysterie.”

Ja. Ook dat.

Zegt iemand zegt wie zegt Tim De Mey: “filosofische zombies zijn denkbaar. als filosofische zombies denkbaar zijn, dan zijn filosofische zombies louter logisch mogelijk. filosofische zombies zijn louter logisch mogelijk. uit het materialisme kan afgeleid worden dat filosofische zombies logisch onmogelijk zijn. het materialisme is vals” –

en misschien dat, uiteindelijk.

Misschien kun je Het duurt eeuwig en dan is het voorbij zien als gedachte-experiment.
De grenzen aan deze wereld. De grenzen aan een volgende. Wat een mens menselijk maakt. Of andere zijnden ook niet over eigenschappen zouden kunnen beschikken die mensen mens maken. Wat ons aan deze wereld bindt, of aan elkaar. Wat er overblijven zal als alles vergaat. Hoeveel er vergaan moet om uiteindelijk echt niks meer over te houden. Of de apocalyps echt wel zo gruwelijk zal zijn. Dat er daarna misschien een op eerste gezicht afgrijselijke wereld zal ontstaan die bij nadere beschouwing ook mooi is, zo niet beter. Wat, in essentie, het behouden waard is. Misschien alleen maar liefde. En misschien is dat net iets dat er altijd wel zal zijn.

Het duurt eeuwig en dan is het voorbij is een onwaarschijnlijk moje roman. Onwaarschijnlijk, omdat het alle elementen heeft van een boek dat ik nooit zou willen lezen. Maar ook omdat het één van de allermooiste boeken is die ik ooit las. Het soort boek waarvan je beetjes zult blijven meedragen tot je dood. En, wie weet, misschien daarna ook nog.

Anne de Marcken Het duurt eeuwig en dan is het voorbij

Het duurt eeuwig en dan is het voorbij

  • Auteur: Anne de Marcken (Verenigde Staten)
  • Soort boek: Amerikaanse roman, queer roman
  • Origineel: It Lasts Forever and Then It’s Over (2024)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Uitgeverij Koppernik
  • Verschijnt: 30 januari 2025
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Anne de Marcken

De heldin van de angstaanjagende Het duurt eeuwig en dan is het voorbij baant zich een weg door een dystopisch hiernamaals. Reizend door kaal, leeg landschap, met een dode maar laconiek eigenzinnige kraai in haar borst, verliest onze ondode verteller delen van haar lichaam en zichzelf. Het ondraaglijke verlangen naar een tijd waarin ze zichzelf kende en gelend werd, waarin ze liefhad en werd liefgehad, drijft haar westwaarts.

Anne Marcken buigt op Beckettiaanse wijze, vol lef en verve, de realiteit om, weg van alle veronderstelde zekerheden. Het duurt eeuwig en dan is het voorbij onderzoekt op scherpe wijze de sterfelijkheid en hoe ondanks dat de duisternis is ingevallen in onze onteigende tijden er altijd nog genegenheid gloort aan de horizon.

Anne de Marcken is een queer, interdisciplinair kunstenaar en schrijver die woont op het ontontgonnen land van de Coast Salish-bevolking in Olympia, Washington. Zij is oprichter, redacteur en uitgever van The 3rd Thing. In 2022 won ze de novel Prize.

Bijpassende boeken

Mariët Meester – Een vrij leven

Mariët Meester Een vrij leven recensie en informatie over de inhoud van de memoir en het nieuwe boek van de Nederlandse schrijfster. Op 28 januari 2025 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek van Mariët Meester over een radicale zoektocht naar een onafhankelijk bestaan – zonder de aarde te belasten. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Mariët Meester Een vrij leven recensie

In de jaren tachtig van de vorige eeuw maakte Mariët Meester een rigoureuze keuze. Samen met haar vriend bouwt ze een kleine woonwagen die getrokken kan worden door een paard. Samen trekken ze door Frankrijk. Het is een keuze voor de ultieme vrijheid wars van huisje-boompje-beestje. Een leven ook dat door lang niet iedereen gewaardeerd wordt en soms ronduit op opstandigheid stuit.

In de memoir Een vrij leven brengt Mariët Meester een boeiende ode aan het leven dat ze toen leidde en waarmee ze ook daarna is doorgegaan. Het soort van klimaatneutrale leven waarover nu zoveel gesproken en geschreven wordt maar dat in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog door weinigen ten uitvoer werd gebracht, laat staan dat we ons met het begrip bezighielden.

Toch was het ook de tijd waarin de gevolgen van de verontreiniging en uitputting van de aarde al behoorlijk merkbaar waren, voor wie er op lette in ieder geval. Gelukkig is Een vrij leven niet alleen een verantwoording van de behoorlijk radicale keuzes die de schrijfster al vroeg in haar leven maakte en tot op de dag van vandaag volhoudt. Het is ook een goed geschreven, boeiende en inspirerende memoir die door onze redactie is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Mariët Meester Een vrij leven

Een vrij leven

Een radicale zoektocht naar een onafhankelijk bestaan – zonder de aarde te belasten

  • Auteur: Mariët Meester (Nederland)
  • Soort boek: memoir, levenskunstboek
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 28 januari 2025
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Mariët Meester

Een vrij leven is een inspirerende memoir over hoe je met weinig geld en een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk het boeiendste bestaan kunt leiden.

In de jaren tachtig, een tijd waarin duurzaamheid en klimaatverandering nog nauwelijks een rol speelden, belandt Mariët Meester in Frankrijk en bouwt met haar vriend een ‘overdekt bed op wielen’ van materialen van de vuilnisbelt. Wanneer ze met een paard als trekdier rondreizen in hun tiny house avant la lettre, ontdekken ze dat hun goede bedoelingen niet door iedereen worden gewaardeerd.

In Een vrij levenblikt Meester terug op tien intense, soms roekeloze
jaren waarin ze radicale keuzes maakte. Deze ervaringen brachten
inzichten die de rest van haar leven haar leidraad zouden worden.
Filmisch, geestig en inspirerend.

Mariët Meester (25 mei 1958, Den Haag) publiceert fictie en literaire non-fictie, waaronder De mythische oom, Hollands Siberië en Koloniekind. Opgroeien in het gevangenisdorp Veenhuizen. Ook schrijft ze essays voor onder meer NRC.

Bijpassende boeken en informatie

Eduardo Halfon – Tarantula

Eduardo Halfon Tarantula recensie en informatie over de inhoud van de roman uit Guatemala. Op 24 januari 2025 verschijnt bij uitgeverij Koppenik de Nederlandse vertaling van de roman Tarántula van de Guatemalteekse schrijver Eduardo Halfon. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur, de vertaalster en over de uitgave.

Eduardo Halfon Tarantula recensie van Tim Donker

Laat het geweten zijn. Plant het in de hoofden. Zie dat het niet onvermeld blijft. De prijzen. De lijsten. De roem. De eer. Van de festivals en de onderscheidingen en het prestige. Zulke dingen. Kun je toch al gauw weer een half achterplatje mee vullen, niet? Eduardo Halfon. Sorry maar ik kende hem niet. Hij ging lopen met vele prijzen die ik ook allemaal niet kende en hij werd door het Hay Festival in Bogotá uitgeroepen tot, hou u vast, een van de negenendertig beste jonge Latijns-Amerikaanse schrijvers. Welja. Wie riep uit, wie zei wat, waarom negenendertig, en wie waren die achtendertig anderen?, en waarom niet eenenvijftig of achtentwintig en zouden de mensen die riepen echt elke oeuvre van iedereen die boeken publiceert in Latijns Amerika doorgenomen hebben, hoe komt zoon oordeel tot stand en waarom moet ik het uitroepen weten, want – Ja. Want. Daar wilde ik u hebben. Het want. Het want van het achterplat, het want van informatie gelijk deze, zouden er nu echt mensen zijn die dat lezen, en de schrijver niet kennen, en niet weten wat te denken van het boek, maar ja, die man heeft prijzen gewonnen, die man is volgens een festival (en mensen liggen op het gras en kijken op hun telefoons) (en mensen glimlachen naar hun dreumes) (en de kleedjes zijn blauw) (en de kleren zijn roze) (en voormalig president Clinton was aanwezig in het verleden), hij is, voorwaar, ik zeg u, een van de negenendertig beste jonge Latijns-Amerikaanse schrijvers, negenendertig he, dat zijn niet veel schrijvers, weet je wel hoeveel jonge Latijns-Amerikaanse schrijvers er zijn, en deze Halfon heeft ze, samen met achtendertig anderen allemaal voorbij gestreefd, dan behoor je dus tot de top he, de top van de jonge Latijns-Amerikaanse schrijvers, dan moet je echt wel wat kunnen he, dan moet dit boek wel goed zijn he, kom laten we dit boek kopen he, want al die prijzen en ook die lijst, dat kan toch allemaal niet voor niets zijn. Of zouden er mensen zijn die dat lezen en daar allemaal zo moe van worden, want alle achterplatten staan er vol mee, iedereen is maar een van de grootste japanse schrijvers van grote betekenis voor het geschreven woord in de Nederlandse taal de derde top van het drietoppige ierse hooggebergte de belangrijkste poolse auteur van haar generatie een van de felste stemmen van haar generatie een van de intrigerendste auteurs van de twintigste eeuw de grootste levende literaire Nederlandse auteur een van de productiefste franse schrijvers uit de achttiende eeuw een van de grootste en meest universele schrijvers (en nu pluk ik gewoon maar wat zinnen van het achterplat van enkele boeken die ik hier toevallig onder handbereik heb); heeft vele prijzen gewonnen; is in heel veel talen vertaald, opgenomen in talloze tijdschriften en bloemlezingen, is veelgeprezen alom bejubeld overal bewierrookt, en iets van aversie voelen, of, eerder nog, onverschilligheid, en het maar laten, en gaan, zonder iets te kopen, terug, de straten in, de grachten op, en de bus naar huis nemen.

Dat zou in het geval van Tarantula toch wel jammer zijn. Want & omdat. Het gewoon een verdomd goed boek is (waarom zetten ze dat niet gewoon op zoon achterplat?).

Het eerste goede is al dat het oncategoriseerbaar is. De hoofdpersoon heet Eduardo. Achternaam Halfon. Dus hee. Dus o. Dus ja. Misschien. Allicht. Mogelijkerwijs. (bijwoorden van twijfel). Autobiografie? Memoir? Of dat vermaledijde “autofictie” waarover tegenwoordig toch zoveel te doen is (wat is de moeilijkheid eigenlijk, autofictie is al zo oud als schrijven zelf, dus, azijnpissers aller landen, ontspan u eventjes en ga iets anders doen)? Zou kunnen. Al neemt het boek al gauw een wat bloedrode tint van bizar aan.

Een jongensboek. Dacht ik ook even. Er is een vlucht, van de ik, de hoofdpersoon, de Eduardo, doorheen het oerwoud, en dat heeft iets van een jongensboek. Zo ook, in eerste instantie toch, het “overlevingskamp” waar Eduardo en zijn broer heen gestuurd worden, kinderkamp utopia, daar dacht ik even aan, heel even maar, dat is een boek, geloof ik, ik meen het gelezen te hebben, als kind, toen ik in de zesde kleinstwijle in de kinderboekenjury zat, ik ben niet meer zeker van de titel of de schrijver of waar het eigenlijk over ging, maar wel iets met kinderkamp en utopia dat wel, en heel even dacht ik daar aan.

Maar. Misschien een oorlogsboek? Guatamala, ’81. Mobiele patrouilles, oproerpolitie, anti-ontvoeringsbrigades, gewapende agenten. In één scene is er een jeugdhonkbalwedstrijd gaande als er een militaire helikopter boven het sportveld komt vliegen; uit de zijdeur begint een soldaat lukraak te schieten op de mensen in de naastgelegen wijk maar de honkbalwedstrijd gaat gewoon door alsof er niks aan de hand is. Dat is een verbijsterende, en een schokkende, en een bizarre, en een ontregelende scene.

Meer in dit boek is verbijsterend en schokkend en bizar en ontregelend. Samuel, een van de leiders van het “overlevingskamp”, ja blijf dat hardnekkig tussen aanhalingstekens zetten, loopt rond met een slang in zijn zak en een over zijn arm kruipende tarantula. Maar misschien kruipt de tarantula niet, misschien is de tarantula op zijn arm getatoeëerd. Of misschien maar een plaatje op een band die hij om zijn bovenarm draagt. Of misschien is het een swastika.

Ja. Een swastika. Eduardo, zijn broer, en de andere Joodse kinderen krijgen in de eerste dagen inderdaad wat overlevingstechnieken aangeleerd (waar Eduardo later nog, tijdens zijn vlucht, enig profijt van blijkt te  hebben) maar op een ochtend ontpopt het kamp zich ineens tot een nepconcentratiekamp en de leiding tot uiterst sadistische soldaten. De scenes waarin de kinderen mishandeld en vernederd worden zijn zeer onaangenaam om te lezen, werkelijk pijnlijk, meer dan anderhalve pagina lang kon ik dat niet aan, dan moest ik iets anders gaan doen, waarom lees je?, vroeg ik me af, waarom lezen mensen?, voelgoed is klaarblijkelijk niet altijd de enige aantrekkingskracht, deze pijn, dit onaangename, en toch vind ik dit een mooi boek, hoe zit dat, hoe werkt dat in ons brein. Twee goede vriendinnen worden gedwongen elkaar te slaan, hard te slaan, heel hard te slaan, de ene weigert, de ander niet (dat Joden in concentratiekampen gedwongen werden hun naaste, familie, vader, kinderen, geliefden te slaan kwam ik niet zo heel erg lang geleden ook nog tegen in een ander boek, welk boek was dat ook alweer, het ging over een violist, dat weet ik nog wel, en ook dat ik het ergens in Spanje in een hele grote achtertuin lag te lezen in een ligstoel, ook in dat boek een ziekmakende scene waarin een vader en een zoon worden gedwongen elkaar af te ranselen, ook daar werd ik naar van, en ook dat vond ik desalniettemin toch een erg goed boek), afgezien van de gaskamers begint het kamp meer en meer op een echt concentratiekamp te lijken, maar dit is niet de twede wereldoorlog, dit is Guatemala in 1984.

Halfon vertelt fragmentarisch. Er is ook nog een hedenlijn. In Parijs ontmoet Eduardo Regina. Ook zij nam deel aan het kinderkamp; samen met Eduardo had ze geregeld wachtdienst. Misschien was er iets van beginnende jeugdverliefdheid, de lezer zal het niet weten, Tarantula is maar een dun boek, en alles trekt in flitsen, soms haast achteloos, aan het verbijsterde lezersoog voorbij. En in Berlijn is er weer een treffen met Samuel. De man met de slang en de “tarantula”. Die ouder is geworden, en dikker, maar nog altijd even weerzinwekkend. Een raar, ongemakkelijk gesprek tussen Samuel en Eduardo (ja weeral ongemak) in iets wat misschien een louche bar, misschien een ranzig eettentje, misschien een Thaise massagesalon of gewoonweg een hoerenkot is. Veel mededogen kan Samuel nog altijd niet voor zijn medemens opbrengen, en een echt sluitende verklaring voor het waarom van het nepconcentratiekamp krijgt Eduardo niet, wel eentje die rammelt aan alle kanten maar daar moet u verder zelf maar over oordelen.

De hedenlijn levert weer twee boeken op, trouwens. De in Berlijn spelende passages lezen als een beklemmende misdaadroman; de huivers; je verwacht elk moment iets ergs. En in Parijs kon het bijna een postmoderne liefdesroman gaan worden.

Maar niks krijgt echt gestalte, alles glijdt door de vingers, zo ook het leven gaat. Je grijpt het, je kunt het niet grijpen, Tarantula is ongrijpbaar en net dat maakt het zo verdomde goed.

Eindscene. Eduardo weet het woud achter zich te laten. Een oude mayavrouw in een eenvoudige hut verzorgt en voedt hem. Dan en daar is waar het poëzie wordt. Het lieflijke. Het wonderschone. Het dromerige. Het is het laatste wat je meekrijgt voor je het boek dichtslaat. Dat is het dan. Je hebt gehuiverd, je hebt gehuild, je hebt geleden, je hebt grootse verwarring gevoeld, je hebt gelachen (enige, misschien lichtelijk zwarte, humor kan Halfon zeker niet ontzegd worden), en je bent getroost en gewiegd en zachtjes gestreeld. Wat niet kwaad is voor een boek van nog geen honderdvijftig bladzijden. Er zijn schrijvers die daar duizend pagina’s voor nodig hebben, en dan nog lukt het ze maar half. Dus inderdaad. Halfon kan echt wel wat. Vergeet de prijzen en de lijsten en het gejubeld en neem gewoon maar aan: dit boek moet je lezen!

Eduardo Halfon Tarantula

Tarantula

  • Auteur: Eduardo Halfon (Guatemala)
  • Soort boek: Guatemalteekse roman
  • Origineel: Tarántula (2024)
  • Nederlandse vertaling: Marijke Arijs
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 24 januari 2025
  • Omvang: 140 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Eduardo Halfon

Eind 1984 keren twee jonge Guatemalteekse broers, die verbannen waren naar de Verenigde Staten, terug naar Guatemala om deel tenmen aan een jeugdkamp voor Joodse kinderen in een bos op de hoogvlaktes. Hun ouders hebben hen ernaartoe gestuurd, zodat ze hun wortels niet zouden vergeten, want ze weten weinig van hun geboorteland en spreken nauwelijks nog Spaans. Maar op een ochtend blijkt het kamp een nog veel sinisterdere plek te zijn dan de kinderen al dachten – iedereen zal zijn eigen manier moeten vinden om te overleven.

De redenen en gevolgen van deze episode uit de kindertijd van de verteller zullen pas jaren later duidelijk worden door toevallige ontmoetingen met een Salinger-lezer die advocaat werd in Parijs en in Barlijn met een voormalig hoofdinstructeur uit het kamp, die rondliep met een slang in zijn zak en een enorme tarantula op zijn arm.

Door verleden en heden, realiteit en fictie met elkaar te verweven, schept Eduardo halfon een verhaal vol symbolen die de fundamenten van zijn identiteit raken: het strikt en rigoureuze raamwerk van de Joodse religie en de moederlijke boezem van Guatemala.

Eduardo Halfon (20 augustus 1971, Guatemala-Stad) publiceerde achttien boeken en is in meer dan vijftien talen vertaald. In 2007 werd hij door het Hay Festival in Bogotá uitgeroepen tot een van de negenedertig beste jonge Latijns-Amerikaanse schrijvers.

Bijpassende boeken en informatie

Mark Boog – De cartograaf en de wereld

Mark Boog De cartograaf en de wereld recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Utrechtse schrijver. Op 23 januari 2025 verschijnt bij uitgeverij Cossee de historische roman van de Nederlandse schrijver en dichter Mark Boog. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Mark Boog De cartograaf en de wereld recensie

De Utrechtse schrijver en dichter Mark Boog bouwt gestaag door aan zijn oeuvre. Sinds zijn debuut in 2000 verschijnt er bijna jaarlijks een nieuwe roman of dichtbundel. Met De cartograaf en de wereld heeft hij een historische roman geschreven die zich afspeelt in het Amsterdam van de zeventiende eeuw. Hoofdpersoon van het verhaal is Paulus, de cartograaf die geboren is in de kleine Noord-Duitse stad Husum en zijn geluk wil beproeven in wereldstad Amsterdam.

Aangekomen in Amsterdam vestigt hij zich in een logement waar zeelieden verblijven voordat ze aanmonsteren op een van de vele schepen die uit de stad vertrekken voor wereldreizen naar de Oost of West. Hij gaat op zoek naar werk en mag uiteindelijk wat klussen doen voor de tegenwoordig wereldberoemde kaartenmaker Blaeu die ook in tijd een vooraanstaand man was.

Paulus is een wat onzekere man die een beetje mank loopt. Desondanks krijgt hij een seksuele relatie met zijn hospita Catharina die wat ouder is. Maar hoe de relatie werkelijk is en of de genegenheid wederzijds beleefd wordt, is lastig voor hem te achterhalen.

Op een mooie en poëtische wijze verweeft Boog het verhaal van zijn hoofdpersoon met het levendige Amsterdam uit de zeventiende eeuw. Hij stipt zijdeling ook een aantal belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen in de stad aan. Maar vooral de worsteling van Paulus staat centraal en komt tot leven in deze geslaagde historische roman die is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Mark Boog De cartograaf en de wereld

De cartograaf en de wereld

  • Auteur: Mark Boog (Nederland)
  • Soort boek: historische roman
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 23 januari 2025
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de nieuwe roman van Mark Boog

Als de zee het noord-Duitse stadje Husum bedreigt, vertrekt een jonge cartograaf met zijn tekeningen onder de arm naar Amsterdam, de stad waar men in de 17de eeuw de beste land kaarten maakt. Hij vindt snel (slechtbetaald) werk, hij beheerst zijn vak. ‘Ik durf te zeggen dat ik de zeeën beter ken dan zij die erover varen,’ zegt Paulus, maar hij weet inmiddels ook dat ‘afbeelding en werkelijkheid nooit helemaal overeen kunnen komen’. Elke landkaart schiet tekort, laat dingen weg, trekt zaken uit hun verband, vervormt.

Nog groter zijn de twijfels wat de liefde betreft, de liefde voor zijn kamerverhuurster. Niet alleen omdat Catharina ouder is dan hij, maar ook omdat hij volledig onervaren is. Waarom laat zij hem soms in haar bed slapen, om hem vervolgens geen blik waardig te gunnen? Is ze daadwerkelijk zo’n onafhankelijke ziel? Om haar liefde te winnen, tekent hij in zijn we reldkaart, vlak naast de evenaar, een ‘nog onontdekt’ eiland: Isla Catharina. Het is waar: elke landkaart trekt zaken uit hun verband, vervormt.

Een van de beste Nederlandse hedendaagse dichters betovert ook als prozaïst. Zijn roman toont niet alleen een ingenieuze blik op een wereld die in rap tempo verandert, maar ook op de liefde voor een vrouw die het oude (ongelijke) patroon niet meer kan en wil volgen.

Mark Boog (Utrecht, 14 september 1970) schreef de dichtbundels Alsof er iets gebeurt (C. Buddingh’-prijs 2001), Zo helder zagen we het zelden (2002, genomineerd voor de J.C. Bloemprijs), Luid overigens de noodklok (2003) en De encyclopedie van de grote woorden (2005, bekroond met de VSB Poëzieprijs). Zijn dichtbundel Het eigen oor (2007, met cd) is een keuze uit eigen werk. Er moet sprake zijn van een misverstand (2010) werd geroemd als een van de drie beste dichtbundels van dat jaar. In 2013 verscheen zijn zevende dichtbundel Maar zingend. Boog is ook de auteur van de Gedichtendagbundel 2008, Alle dagen zijn van liefde. In De rotonde brengt Mark Boog voor het eerst zijn twee koningsdisciplines, de poëzie en het proza, in een roman in verzen bij elkaar. Van de romancier Mark Boog verschenen zes romans, waarvan de meest recente Café de Waarheid (2018). Zijn recentste dichtbundel, Het einde van de poëzie, verscheen in januari 2022.

Bijpassende boeken en informatie