Tag archieven: Recensie

Laura Broeckhuysen – Magnetisch middernacht

Laura Broeckhuysen Magnetisch middernacht recensie en informatie over de inhoud van de Nederlandse IJslandse roman. Op 1 oktober 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van Laura Broeckhuysen.

Laura Broeckhuysen Magnetisch middernacht recensie van Tim Donker

Stel je voor. Je bent een kind, bijna puber misschien. Je hebt nooit geweten wie je vader is want je moeder voedt je op, en je moeder is ziekelijk, en je moeder kan het niet alleen, en je moeder zoekt een man, altijd zoekt je moeder een man, altijd gaat je moeder samenwonen met een man, steeds een andere man, voor jou een ander misschien in de vaderrol, en al snel maakt je moeder ruzie met de man, maakt je moeder ruzie met iets als een vader, dan gaat ze weer, dan gaat ze verder, neemt jou mee, en zo ga je, heel je jeugdige leven entlang, samen met je moeder van man naar man, en nooit blijf je ergens, en nooit woon je ergens lang genoeg om er gewend te kunnen raken, nooit is het iets als thuis, en nooit iets als een echte vader.

Stel dat het op een dag weer zo ver is. Er is een man met een baard en hij heet Snorri en waarschijnlijk is dat alleen in het Nederlands grappig. Snorri komt jullie halen. Je moeder en jou. Je weet niet waarheen het dit keer gaat maar dat weet je nooit. De toch is lang en gaat door onherbergzame streken. Bergen. IJs. Wind. Het sneeuwt. Het sneeuwt hard. Het sneeuwt zo hard dat heel dat IJslandse landschap zijn diepte verliest en tweedimensionaal lijkt te worden. Je waarschijnlijk wederom maar tijdelijk vader bromzingt aan het stuur: bijna bijna bijna thuis, maar jij weet niet wat bijna is en je kunt je eigenlijk al niks meer voorstellen bij het woordje “thuis”. En als je er dan uiteindelijk inderdaad zijn, blijken jullie helemaal nergens te zijn.

Kan je deze nieuwe woning wel een huis noemen? Het is misschien eerder een bouwseltje. Het ruikt er raar. Alles is oud, en wrak, en niet erg schoon. Het onderkomen is gebouwd op een beek, die stroomt gewoon dwars door de kelder. Dus overal vocht. Overal rotting. Overal schimmels. De nieuwe tijdelijke vader heeft al een kind. Loke. Is het een meisje met een jongensnaam? Of een jongen in een jurk? Vader Snorri verwijst naar Loke met “hij”; moeder, Herdís, die pas later op zal duiken, houdt het op het genderneutrale “hen”. Zelf denk je maar aan Loke als je “sibbeling”.

Dat zijn je nieuwe verwanten.
Dat is je nieuwe thuis.
En dit is je nieuwe omgeving:

“Dorp” is misschien al teveel gezet. Veel meer dan een nederzetting is het niet. Alles is stijf bevroren in de winter, er is nauwelijks iets te eten, en vrijwel niks te doen. Er is een buurman die graag drink, Þor heet hij. Týr is schipper, voor hem moet je oppassen, hij lijkt niet te vertrouwen. Er is een groepje dat vriendelijk lijkt maar het misschien niet is – iedereen noemt ze Niemands vrienden. Er is een meisje dat werd dood gewaand door sommigen maar nog verrassend levend lijkt in de ogen van anderen: een modderstroom zou Iđounn met en huis en familie en al in zee hebben doen belanden maar toch wordt ze steeds gezien op de helling, waar ze schildert, waar ze loopt, waar ze leeft.

Ja stel je dat eens voor.
Kun je?
Pippa kan het. Het is haar leven.

Met Magnetisch middernacht heeft Laura Broekhuysen een vervreemdende roman geschreven waarvan de sfeer lastig te typeren is. “Surrealistisch” of “sprookjesachtig” dekken de lading niet ganzelijk al had ik zulks wel gepeinsd na lezing van het achterplat. Dat had me wat huiverig gemaakt. IJsland, dode meisjes, sneeuw, miks het met hersenschimmen en gekte, maak het af met wat plaatselijke mythologie – het leek me een wat gemakzuchtige manier om sfeer te maken. Het clausterfobiese van continue sneeuwval, dingen zien die er misschien niet zijn, de volksverhalen, de mystificatie jajaja. Het soort roman waarin je nooit volledig kan geloven in wat je net gelezen hebt jajaja. Ik denk dat wij die film ook gezien hebben. Naar het mysterie is niet zozeer of Iđounn een al half verwilderde wees is die tegen alle waarschijnlijkheid in als enige in haar familie de modderstroom heeft overleefd of toch louter een fantoom – een groepshallucinatie?-; nee het mysterie is het leven zelve. Mensen. Volwassenen. De geheimen die ze voor elkaar en voor hun kinderen hebben. Hoe ze omgaan met elkaar. Hoe liefde werkt. Wat ouderschap is. Hiërarchieën. Hoe onderlinge verstandhoudingen groeien in een (kleine) dorpsgemeenschap. De pscyhologie van de van de buitenwereld afgesnedenen.

Psychologie.
Daar zeg je het.

Dit lijkt me voor alles een psychologische roman.

Het Goede Ding, het Heel Erg Goede Ding, is, om te beginnen, dat Broekhuysen de geniale ingeving heeft gehad om het verhaal te vertellen vanuit het standpunt van Pippa. Hoe gemakkelijk was het geweest om Loke als verteller aan te wijzen? Of Herdís, ja? Of voor mijn part Iđounn. Dan had je drie andere romans gehad. Drie mindere romans, als u het mij vraagt.

Via Pippa wordt de lezer een medereiziger: hij weet net zoveel als zij, en deelt in haar af en toe tegen verbijstering aan schurkende verwondering. Is Loke een jongen of een meisje. Wanneer ze Lokes naakte lichaam een keer te zien krijgt, brengt dat geen duidelijkheid en de voornaamwoorden die beide ouders voor Loke reserveren, zeggen ook niks. Waarom komt Lokes moeder alleen in de lente? Waar is zij de rest van het jaar? Wat voor machtsspelletjes worden er gespeeld tussen Herdís, Snorri en Oddný (de moeder van Pippa)? Kan Snorri een vader zijn, hoe vul je het vaderschap op, wat is daar voor nodig? Is Loke als “sibbeling” iemand om gehecht aan te raken? Is het goed, of slecht om aan iemand gehecht te zijn? Hoe lang heeft Oddný nog te leven? Waarom davert de grond in de dorp steeds en waarom doet iedereen daar zo nonchalant over? Wat voor types zijn die dorpelingen nu eigenlijk? Wat is dat met die wolf waar iedereen het over heeft? Waarom zitten er alleen maar vrouwen op alle (belangrijke) posten in het dorp en waarom komen de mannen die tot voor kort op die posten zaten steeds samen in de sporthal, een beetje murmelend alsof ze nog steeds belangrijke kwesties met elkaar bespreken, nog immer forse knopen door dienen te hakken? Wie is er te vertrouwen en wie niet? Wat is er aan de hand met dat meisje op de helling en waarom moet ze uit het zicht van Herdís gehouden worden?

Magnetisch middernacht snijdt veel aardsere -en aktuelere!- thema’s aan dan je in eerste instantie verwachten zou: gender, ecologie, feminisme, ouderschap, verantwoordelijkheid, arbeid, scholing, zorg, alternatieve leefwijzen. Maar doordag Pippa -en dus de lezer!- op al haar vragen slechts langzaamaan antwoorden krijgt, behoudt het heel het boek doorheen dat heerlijk vervreemdende sfeertje. Noem het dromerig. Of, kan ook: poëtisch. Als je je bedenkt dat een zin als “Niemands vrienden staan in de sauna elkaars oogbollen te betasten” in de kontekst van deze roman volstrekt logisch is, weet je meteen hoe het met het dichterlijk gehalte van Magnetisch middernacht gesteld is. Bovengenoemde kwesties worden dan ook eerder bezongen dan aan de kaak gesteld – de vrees dat het om een aktivisties boekwerk zou gaan, kan ik hiermee meteen wegnemen. Mogelijkerwijs dat alleen het gekonkel tussen Oddný en Herdís een beetje detoneert met Broekhuysen bijna hallucinante schrijfstijl. Je kunt dat jammer vinden: ontwaken je warmige slaap en zoals elke ochtend helaas moeten vaststellen dat de wakende werkelijkheid toch altijd net weet een paar graadjes kloteriger is dan de droomwerkelijkheid. Maar anderzijds is het niet veel schrijvers gegeven om op tamelijk natuurlijke wijze twee tegengestelde registers tegelijk open te zetten.

Wanneer het op het eind zegt dat ook de sneeuwvlokken waar geen naam voor gevonden is gewoon vallen, denk ik: oké taal is misschien niet de regisseur van elk fenomeen. Maar in Magnetisch middernacht is het juist wel de taal die mijn bloed sneller doet stromen.

Laura Broeckhuysen Magnetisch middernacht recensie

Magnetisch middernacht

  • Auteur: Laura Broeckhuysen (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse IJsland roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 1 oktober 2024
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de IJsland roman van Laura Broeckhuysen

Nog lang na de lawine blijft Loki’s moeder hun buurmeisje Iðunn zien. Iðunns huis is met bewoners en al in zee geschoven, haar naam staat op de gedenksteen. Als Loki’s moeder blijft geloven dat Iðunn nog leeft, haar blijft zoeken en niet opgeeft, wordt zij door haar man naar een psychiatrische kliniek gebracht.

De androgyne Loki krijgt een nieuwe moeder; samen met haar dochter Pippa vormen ze een nieuw gezin. Tot de kinderen op een dag een meisje zien, op de helling, even beige als het gras, met haren als takken en de oogopslag van een dier.

Zoals IJslandse familiegeschiedenissen verstrengeld zijn met mythen en sagen, zo fungeert de Edda in deze roman als een magnetisch veld, waarmee niet alleen het verhaal maar ook de taal aan zwaartekracht wint.

Laura Broekhuysen (23 april 1983) is schrijver en violist, en studeerde viool aan het Conservatorium van Amsterdam. Over haar emigratie naar IJsland schreef zij de veelgeprezen boeken Winter-IJsland en Flessenpost uit Reykjavik. Haar proza werd genomineerd voor de Confituur Boekhandelsprijs en de Bob den Uyl Prijs. Wij capabelen, haar poëziedebuut, staat op de shortlist van de C. Buddingh’-prijs.

Bijpassende boeken en informatie

Didier Eribon – Een vrouw uit het volk

Didier Eribon Een vrouw uit het volk recensie en informatie over het nieuwe boek van de Franse filosoof en schrijver. Op 17 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Athenaeum de Nederlandse vertaling van het boek Vie, vieillesse et mort d’une femme du peuple, de filosofische memoir over de moeder van de uit Frankrijk afkomstige schrijver en filosoof Didier Erobon. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Didier Eribon Een vrouw uit het volk recensie van Tim Donker

Ouders hebben soms die hinderlijke neiging. Eerst verdwijnen ze in een tehuis, en dan gaan ze dood. Didier Eribon zag het gebeuren met zijn moeder. Ze leefde nog maar enkele weken na haar verhuizing naar een verpleeghuis. Eribon bleef achter, nu wees. Zijn vader overleed al eerder; daarover schreef hij in Terug naar Reims (een boek dat naar ik toegeven moet recht onder mijn radar doorgevlogen is) (eigenlijk kende ik die hele Didier Eribon niet eens). De veelal slecht gestelde situaties in verpleeghuizen, het mensonterende proces van aftakeling en sterven, het voltooide leven van een volksvrouw gaven hem de inspiratie voor Een vrouw uit het volk. Het is een warmhartig filosofisch werk geworden over politiek, armoede, ouderdom, ziekte, verval, identiteit en familiebanden. Eribon schrijft met heel veel compassie maar ook met heel veel eruditie, iets wat niet altijd goed samen gaat, maar hier werkt het.

Daar de dood vaak niet plotseling komt, maar met kleine beetjes tegelijk; de mens moet steeds iets inleveren of opgeven, kan je je afvragen hoeveel leven er moet zijn om nog van een leven te spreken. Volgens Eribon is leven het gevoel hebben dat de tijd verstrijkt; hoe groter de monotonie, hoe minder leven men ervaart. Ik weet niet zeker of dat helemaal waar is: “los” zijn van de tijd kan immers ook samenhangen met de idee van vrijheid – op vakantie zijn, niet “op de klok leven”, niet meer weten wat de datum is of zelfs maar welke dag. Maar zeker is het waar dat ouderen in tehuizen tijd en ruimte inleveren. Er is geen toekomst meer, en ook geen duidelijk vandaag (want vandaag kon net zo goed gisteren zijn, niet omdat het verstand gaat haperen maar omdat elke dag gelijk is aan de voorgaande dag). De oudere wordt langzaamaan gedepersonaliseerd, beschikt over minder en minder identiteitsbevestigend territorium (maar en zijn meer territoriumverkleinende, en niet zelden maatschappelijk zeer geaccepteerde instituties, zoals huwelijk en werk). Misschien is de door Eribon aangehaalde definitie van leven die Xavier Bichat geeft dan nog wat raker: “Het leven, dat is het geheel van de functies die weerstand bieden aan de dood” (zegt hij, zegt Xavier Bichat); ook daarvan moeten we er een steeds een beetje van inleveren.

Het mooie aan Een vrouw uit het volk is Eribons wijde blik. Hij kijkt naar zichzelf, vraagt zich af waarom hij zich door de dood van zijn moeder zo verweesd voelt terwijl hij zich vanaf zijn puberteit juist is gaan terugtrekken uit de familie. De idee geen zoon meer te zijn. Nooit meer iemands zoon zijn. Voor grote delen laten we onze identiteit rusten op anderen, en zo gaat het verlies van de ander ook samen met rolverlies. Het kan een (soms blijvende) verstoring veroorzaken in het identiteitsgevoel. Wanneer een mens ouder wordt, en meerdere mensen is kwijtgeraakt, zijn daardoor wellicht zoveel rollen verdwenen dat hij zichzelf grotendeels kwijt is. Het gemis betreft niet alleen de persoon zelf, maar ook de rol die we ten opzichte van hem of haar vervulde. Alleen werd Eribon dus al op jonge leeftijd minder en minder zoon; hij spreekt in dit verband van een “socio-familiale loskoppeling”, en noemt het “in schijn een paradox” (ik vermoed dat we dit taalkundige huzarenstukje op konto van vertaalster Jeanne Holierhoek mogen zetten) dat hij zich na de dood van zijn moeder (de langstlevende ouder) moest herbezinnen op de emotionele diepgang van zijn toch niet ten volle omarmde zoonschap. Dat lijkt mij echter geen tegenstelling, ook geen schijnbare. Mensen kunnen aktief breken met hun ouders, of zich langzaamaan van hen afkeren omdat ze hun identiteit liever bevestigd zien in andere, zelfgekozen rollen. Of misschien komt er wat sleet op de ouderliefde als het volwassen leven op andere manieren aandacht vraagt. Doch daarmee hou je niet op zoon of dochter te zijn. Het is geen rol die alleen maar kan bestaan door voortdurend zoon- of dochter-achtige dingen te doen; het eist geen onderhoud in strikte zin omdat het gewoon bestáát, het is gegeven met je geboorte. En het is een unieke rol. Het is een van de weinige verstandhoudingen, misschien zelfs wel de enige, waarin je een expliciet vragende, afwachtende, ontvangende houding kunt aannemen en juist door deze lijdzaamheid behoeft deze rol zo weinig directe actie. Het is niet raar dat het gemis aan deze rol een mens parten spelen kan, ook als er weinig kontakt was met de ouders. Een rol die er vanaf je allereerste uur geweest is en waarvoor je niks hoefde te doen kan er toch, ineens, helemáál niet meer zijn en pas dan op volle waarde geschat worden.

Maar Een vrouw uit het volk bestaat niet alleen maar uit navelstaarderij, Eribon kijkt ook naar het leven van zijn moeder. Een arbeidster met een kille en harde man. Het harde werk. De armoede. Wat er gedaan moest worden om de eindjes, en het knopen. “Arm zijn kost veel geld”, zegt hij ergens. Een milieu waaraan Eribon zich ontworsteld heeft, maar dat hem wel gevormd heeft. Met veel mededogen kijkt hij naar iedereen die door de maatschappij naar de marge wordt gedrukt. Wanneer hij aankomt bij de kern van zijn betoog, het denken over ouderdom, stelt hij vast hoe weinig beschouwelijk werk er bestaat over dit onderwerp. Hij noemt er zelf twee die van betekenis zijn: De ouderdom van Simone de Beauvoir en De eenzaamheid van stervenden in onze tijd van Norbert Elias. Een denker wiens universitaire carrière “altijd rommelig en marginaal gebleven” is, en Eribon weet wel waarom. “Het is een bekend feit: universiteiten zijn in het algemeen niet bijzonder gastvrij voor onafhankelijke en vernieuwende denkers; ze roemen hen na hun dood en vergeten dan dat ze niet bereid waren tot erkentelijkheid tijdens hun leven”. Sja, dat moge een bekend feit zijn, Eribon maar voor 2019 zou ik je nooit geloofd hebben. Er was een virus voor nodig om mij te doen inzien hoe normatief en bekrompen academici feitelijk zijn. Het zal dus best waren zijn dat universiteiten unificeren. Het onafhankelijke aan de mij onbekende Elias zal dan onder andere zijn dat hij één van de weinige denkers is die zich met de ouderdom heeft beziggehouden. Zoals Eribon opmerkt zijn er genoeg literaire werken die geheel of gedeeltelijk gaan over de laatste jaren en de dood van een ouder; romans waarin de ouderdom wordt “belichaamd door ouders, naasten, personages die onmisbaar zijn voor het verhaal” (maar iemand als Antonio Lobo Antunes kan ook prachtig over ouderdom en sterven schijven vanuit de eerste persoon) (zijn Voor wie in het donker op mij wacht zou verplichte kost moesten zijn voor iedereen met twee ogen in zijn kop) (één mag ook) (ik vond het zelfs nog wel een paar graadjes beter dan het toch ook al niet misse Agaat van Marlene van Niekerk, dat eenzelfde strekking heeft) maar theorievorming over ouderdom is er veel minder, misschien omdat de gemiddelde denker pas op de idee komt over ouderdom te gaan schrijven als hij zelf oud geworden is. “Theorie wordt meestal geschreven door mensen die in het volle bezit zijn van hun fysieke en mentale capaciteiten, en wat dat betreft dus aan de kant van de ‘heersers’, van de ‘bevoorrechten’ staan, in het goede ‘kamp’, om de term van Elias over te nemen, los uiteraard van hun eventuele achterstelling of kwetsbaarheid op andere gebieden – economisch, sociaal, politiek, cultureel, genderspecifiek, seksespecifiek, raciaal – en los van hun kritisch engagement in die sectoren.”, schrijft Eribon en daarin zou hij iets bij het nekvel kunnen hebben. Misschien is zoiets als “ouderdomsfilosofie” een nog te ontginnen terrein (al kun je je afvragen of een niet-oudere niet met een arrogantie distantie of op zijn minst niet zonder bevoogdende ondertoon over ouderdom zou schrijven). Aan de situatie in tehuizen valt veel te verbeteren, en ouderen hebben zelf veelal niet meer de mogelijkheid om dingen aan de kaak te stellen. In een vergrijzende maatschappij wordt ouderdom en alles wat het met zich meebrengt wel een steeds prangender onderwerp. Er zouden meer boeken als Een vrouw uit het volk moeten zijn.

Didier Eribon Een vrouw uit het volk

Een vrouw uit het volk

Leven, ouderdom en sterven

  • Auteur: Didier Eribon (Frankrijk)
  • Soort boek: filosofische memoir
  • Origineel: Vie, vieillesse et mort d’une femme du peuple (2023)
  • Nederlandse vertaling: Jeanne Holierhoek
  • Uitgever: Uitgeverij Athenaeum
  • Verschijnt: 17 september 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van de Franse filosoof Didier Eribon

Enkele weken nadat de moeder van Didier Eribon noodgedwongen naar een verpleeghuis moest, overleed ze. De schok van de overgang was te groot geweest.

Na haar dood hervatte Eribon de persoonlijke en sociologisch-filosofische verkenning die hij was begonnen in Terug naar Reims na de dood van zijn vader. Hij analyseert de aftakeling van zijn moeder, het schuldgevoel van haar kinderen en de belabberde situatie in verpleeghuizen. Maar ook blikt hij terug op haar leven als arbeidersvrouw met een liefdeloze, jaloerse man. En op de vrijheid waarover ze na diens dood eindelijk – te kort – kon beschikken. Zijn eigen visie ondersteunt hij met een brede greep uit literatuur over hetzelfde thema, van Beauvoir tot Brecht.

Didier Eribon (10 juli 1953, Reims) is schrijver, filosoof en socioloog. Hij werd geboren in Reims, in een arbeidersgezin, waar hij de eerste was die de middelbare school afmaakte. Zijn persoonlijke én sociologische boek Terug naar Reims was een grote internationale bestseller. Er werd een documentaire over gemaakt en het
werd bewerkt tot toneelstuk. Hij publiceerde veelvuldig over filosofie, gender, onderwijs, homoseksualiteit, nationalisme, racisme, armoede en politiek. Zijn invloed op het intellectuele debat in Frankrijk is groot.

Jeanne Holierhoek (1947) vertaalde eerder onder meer Het vonnis van de samenleving van Eribon en werk van Foucault, Sartre, Descartes, Voltaire en Montesquieu.

Bijpassende boeken en informatie

Jan Luiten van Zanden – Dochters van Lucy

Jan Luiten van Zanden Dochters van Lucy recensie en informatie boek over de geschiedenis van de man-vrouwverhouding vanaf de eerste vrouw. Op 11 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus het nieuwe boek van emeritus hoogleraar economische geschiedenis Jan Luiten van Zanen. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Jan Luiten van Zanen Dochters van Lucy recensie van Monique van der Hoeven

Jan Luiten van Zanden is emeritus hoogleraar economische geschiedenis aan de Utrechtse Universiteit, waar hij onderzoek doet naar grote maatschappelijke vraagstukken, zoals (gender)ongelijkheid. Dochters van Lucy gaat over de geschiedenis van de vrouw-manverhouding vanaf de eerste vrouw. Hij schreef het boek met medewerking van Sarah Carmichael, universitair docent aan de Universiteit Utrecht.

In 1974 werd het skelet van het oudste vrouwelijk mensachtige wezen gevonden dat wij op dit moment kennen. Ze kreeg de naam Lucy. Jan Luiten van Zanden beschrijft de maatschappelijk positie van vrouwen ten opzichte van mannen sindsdien – al gaat het natuurlijk voornamelijk over de afgelopen 10.000 jaar. Ook geeft hij mogelijke verklaringen voor regionale en religieuze verschillen voor deze ongelijkheid.

Hij begint het boek met een voorbeeld van een gearrangeerd kindhuwelijk in Afghanistan, een meisje van 11 met een man van in de 40. Aanleiding is een foto uit de New York Times uit 2006. Hoe kan het dat dit in Afghanistan mogelijk is en in Nederland bijvoorbeeld niet?

Hij neemt de lezer mee in 7 hoofdstukken waarin hij deze verschillen bespreekt en verklaart. Wat ik zelf heel interessant vindt, is het hoofdstuk over het verdwijnen van de moedergodinnen en de impact die dat heeft gehad.

Jan Luiten van Zanden is met zijn vlotte en toegankelijke schrijfstijl in staat om een complex onderwerp heel toegankelijk te maken. Het gebruik van moderne voorbeelden is een geslaagde manier om het onderwerp genderongelijkheid heel beeldend te maken. Een heel boeiend en goed leesbaar boek over een belangrijk onderwerp. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Jan Luiten van Zanden Dochters van Lucy

 

Dochters van Lucy

De geschiedenis van de man-vrouwverhouding vanaf de eerste vrouw

  • Auteur: Jan Luiten van Zanden (Nederland)
  • Soort boek: geschiedenisboek
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 11 september 2024
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,99 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek over de man-vrouwverhouding van Jan Luiten van Zanden

Dit boek vertelt het verhaal van de macht en de onmacht van vrouwen en mannen vanaf de eerste mens, Lucy, zo’n 3,2 miljoen jaar geleden, tot de emancipatie van de vrouw in de vorige eeuw. Centraal staan de vragen wanneer en waarom de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen ontstond en in welke delen van Eurazië de genderongelijkheid het meest intens was. Het spoor gaat terug naar het ontstaan van steden en staten, meer dan vijfduizend jaar geleden. Daarna concentreert het verhaal zich op welke rol religie speelde. En hoe sterk waren Nederlandse vrouwen in de late Middeleeuwen en de Gouden Eeuw? Waarom werd de huiselijkheid zo dominant in de negentiende eeuw, waardoor de vrouw werd gemarginaliseerd op de arbeidsmarkt en in het maatschappelijk leven?

Aan de hand van verhalen over vrouwen en mannen en voorbeelden uit kunst, misdaad, godsdienst en sport worden mythes over de vrouw-manverhoudingen doorgeprikt. U zult versteld staan van alles wat u tot nu toe niet wist en zich nooit had afgevraagd over de relaties tussen de seksen in het verleden.

Jan Luiten van Zanden (15 november 1955, IJmuiden) is emeritus hoogleraar economische geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek richt zich op grote maatschappelijke vraagstukken zoals (gender)ongelijkheid en de transitie naar duurzaamheid. Recente boeken van zijn hand zijn De ontdekking van de natuur. De ontwikkeling van biodiversiteit in Nederland van IJstijd tot 21ste eeuw, en, met Maarten Prak, Pioneers of Capitalism. The Netherlands 1000-1800.

Dochters van Lucy schreef hij met medewerking van Sarah Carmichael, universitair docent van de Universiteit Utrecht.

Bijpassende boeken

Philippa Ashley – Een perfectie zomer in Cornwall

Philippa Ashley Een perfectie zomer in Cornwall recensie en informatie over de inhoud van de Engelse feelgood roman. Op 8 augustus 2024 verschijnt bij Uitgeverij Heartbeat de roman over Cornwall van de uit Engeland afkomstige schrijfster van romantic novels. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Philippa Ashley Een perfectie zomer in Cornwall recensie en informatie

Na een familiedrama staat het leven van de dan 21 jarige Sam, op zijn kop. In korte tijd is ze die mensen die haar zeer dierbaar waren, verloren. Tegelijkertijd gaat het met het dorpje waarin ze woont, niet zo goed. Veel middenstanders hebben moeite het hoofd boven water te houden. Ze besluit een festival te organiseren, om zo haar geliefde dorp weer op de kaart te zetten.

Nu, 10 jaar later, is het festival uitgegroeid van een paar kraampjes met eten, naar een gigantisch evenement dat het dorp volledig overneemt. Compleet met een kooktheater. Dit jaar staan er grootse dingen op het programma, met sterkok en al. Waar Sam echter geen rekening mee heeft gehouden, is dat een oude, zeer goede bekende, zijn opwachting maakt in de line-up. Het maakt haar boos, verward en brengt een hoop oud zeer met zich mee. En ondertussen moet er wel een festival geregeld worden, waar ook niet iedereen blij mee lijkt te zijn…

Een perfecte zomer in Cornwall, spreekt zich af in een idyllisch dorpje in het Engelse landschap. Compleet met een haven, mooie cottages en soms een forse storm. Het perfecte decor voor een feelgood roman. Toch duurt het even voor je je er thuis gaat voelen en je een gevoel krijgt bij Sam en haar vrienden.

Gelukkig duurt dat niet al te lang. Een mopperige,  oude man, zijn charmante, sterke vrouw, de nieuwkomer Chloe die met haar charme en harde werken al snel een plekje weet te veroveren in de gemeenschap, de sterke band tussen Sam en haar zus… het zijn allemaal mensen die je leert kennen, in je hart van zitten en die stuk voor stuk wat pit en humor aan het verhaal geven.

Sommige stukken zijn misschien wat te beschrijvend, dan gaat de vaart er een klein beetje uit, maar er is meer dan genoeg om de aandacht vast te houden. Een goede portie romantiek kan en mag niet ontbreken, en dat doet het ook niet. Vanuit diverse kanten, viert de liefde hoogtij. Uiteraard niet allemaal zonder slag of stoot, maar anders zou het wel erg saai worden. En dat wordt het zeker niet. Het zijn kat-en-muis-spelletjes die met speelsheid en humor worden uitgevoerd, waardoor het plezierig lezen is.

Een perfecte zomer in Cornwall is het perfecte boek voor iedereen die op zoek is naar warmte, troost, humor, een klein beetje spanning en vooral veel “feelgood”! De roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Recensie van Jolien Dalenberg

Philippa Ashley Een perfectie zomer in Cornwall

Een perfecte zomer in Cornwall

  • Auteur: Philippa Ashley (Engeland)
  • Soort boek: Engelse feelgoodroman over Cornwall
  • Nederlandse vertaling: Marion Bruinenberg
  • Uitgever: Heartbeat
  • Verschijnt: 8 augustus 2024
  • Omvang: 324 pagina’s
  • Uitgave: ebook / luisterboek
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de feelgoodroman van Philippa Ashley

De zomer staat voor de deur en de inwoners van Porthmellow kijken reikhalzend uit naar het jaarlijkse zomerfestival. Voor Sam Lovell is de organisatie van het festival in haar geboortestad een van de hoogtepunten van het jaar. Die gaat niet altijd van een leien dakje, maar ze vindt het heerlijk om de haven van Porthmellow vol blije bezoekers te zien. Bovendien biedt het haar de broodnodige afleiding van allerlei familiedrama’s.

Als de eregast van het festival het op het laatste moment laat afweten, is iedereen blij als de in Porthmellow geboren Londense chef-kok Gabe Matthias zich aandient. Maar Gabe blijkt wel de laatste persoon die Sam verwachtte te zien, en zijn terugkeer naar Porthmellow zal haar rustige leven aan de kust voor altijd veranderen.

Philippa Ashley Een perfectie zomer in Cornwall recensieDonna Ashcroft (Engeland) – Een cottage in Cornwall
Engelse feelgoodroman
waardering redactie∗∗∗∗∗ (zeer goed)
Hoewel ik hier en daar graag íets meer diepgang of subtiliteit had gezien, is de roman zeker de moeite van het lezen waard. Het is prettig geschreven, in een vlot tempo en het verhaal heeft genoeg spanning op meerdere vlakken…lees verder >

Bijpassende boeken

Maria Perez-Talavera – Figures of Wood

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review, recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Venezolaanse schrijfster. Op 17 oktober 2023 verschijnt bij What Books Press de Engelse vertaling van de debuutroman van de uit Venezuela afkomstige schrijfster María Pérez-Talavera. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review en recensie van Tim Donker

Gaat hij nu. Zie hem gaan, als hij nog gaat, daar, lopend, als hij, t schrijverken, langs wegen van eertijds – het bospad waar hij haar hoopt te ontmoeten. Hij. t Schrijverken. Hoopt. Hoopt en loopt. Langs dat bospad waar hij ooit zoveel gelopen heeft, in andere tijden, toen de zon nog wat vaker scheen, toen de tijd nog ruimte was, een ruimte voor hem, onduidelijk maar veelbelovend. Misschien komt hij haar tegen. Haar. Dregke. Die ooit. Daar liep. Samen met hem. De kans is klein maar niet onbestaande. Een ommetje met de hond. Gewoon maar een slenter eindsweegs het bos in. Waarom niet. Ze zal hem zien staan, met dat boek in zijn hand. Dat boek. Figures of wood. De debuutroman van María Pérez-Talavera. Als hij haar ziet naderen, zal hij wapperen met het boek en ten spreken aanvangen alsof geen jaren voorbijgegaan zijn.

“Zie hier,” zal hij zeggen, “zie hier & dit boek. Figures of wood. María Pérez-Talavera. Feitelijk een vertaling. Eran de madera heette het orzjieneel, en het kwam in 2019 uit in, kpeins, Panama. Paul Filev vertaalde het naar het Engels – “ en hier zwijgt hij even. t Schrijverken. Zwijgt stil. Geheel momenteelderlijk houdt hij ernstig rekening met de mogelijkheid dat de peins bij Dregke nu is dat hij haar zelden sajer ontvangen heeft. Maar dit is wat hij te zeggen heeft, wat hij te zeggen heeft, en voortspreken moet hij voortspreken doet hij: “Hij vertaalt Spaanse en Macedonische boeken naar het Engels. Sommige mensen doen dat. Een kort biografietje achterin dit boek somt wat van zijn vertaalwerk op. Een boek over de vrouw van Gustav Mahler, geschreven door Sasho Dimoski. Van wie ik nog nooit gehoord had. Ik heb het even opgezocht, Dregke-lief, het is een erg dun boekje, het zou best interessant kunnen zijn. Biografiese fiksie. Ik stuitte op een zin. Jij had je muziek, ik had alleen maar jou. Dat vond ik geen onaardige zin, een beetje vet misschien, een beetje teveel melodrama misschien. Maar niet onaardig. En ook nog. Voort en vuts, die Filey. Een komenvanleeftijd-roman voor jong volwassenen van een of andere Venezolaan, de vertaling verscheen echter wel bij Turtle Point Press van wie geweten is dat ze int verlee al eens boeken uitgaven die niet half slecht waren. Een gefiksjonalizeerd verslag van de periode dat de Australiese schrijfster Miles Franklin als verpleegster diende tijdens de Eerste Wereldoorlog. Geschreven door een zeer oude Macedonische schrijver. Zulke boeken, Dregke, vertaalt hij. Er lijkt nauwelijks een plan, literatuuropvatting of zelfs maar voorkeur aan ten grondslag te liggen. Toevallige boeken. Misschien dat ik er daarom over begon. Toevallige boeken is wat het is, is wat dit is. Figures of wood. Een toevallig boek. Is waarom we hier staan. Op een bospad dat ik ons bospad durf noemen, uit een tijd, uit levens, die ook altijd alleen maar toevallig zijn.”

Staat hij nu. Als hij nog. Een beetje dik vond hij zijn woorden wel. Hij had er al bijna zijn tong aan geblesseerd. Maar nu moet hij verder, nu moet hij spreken, zolang ze daar nog staat, zijn Dregke. “Dat ik Figures of wood in handen kreeg is echter allerminst toevallig. Iemand sprak, iemand zei, waar ist werk van; iets met Amerikaanse pressers & lamplicht. En schijnen deed ik het licht dus maar op Amerikaanse pressers. Ik ken What Books wel zo’n beetje, en dat is wat je doet dan, nog maar eens kijken naar wat je al zo’n beetje kende, want dat is dan misschien de eigen blik en niet de blik van de stapels waar iemand stokken in steken wou. Of. Naja. Zelfs “een beetje” dient gerelativeerd. Gary Oldman is a building you must walk through van Forrest Roth is wat ik “zo’n beetje” ken. Een mooi boek, liefste Dregke, zeer lezenswaard, je zou eens, je moest eens. Er klonk op zo bitterzoet een klacht over waar ist werk van, en ik dacht aan What Books, nieuwsbrieven, dat is het dan, hoe gaan die dingen, ik wilde inmiddels zelf ook graag weten waart werk was van, en dan nieuwsbrieven, me, inschrijven op, de nieuwsbrieven van al die Amerikaanse pressers die ik al was het maar “zo’n beetje” kende. Het was toen dat ik iets vernam over Figures of wood.”

Een heel klein beetje toevallige wijn zou dit kompleter maken. Een zeer toevallige plaat zou dit mojer maken. Maar er is alleen maar bos, alleen maar pad, alleen maar Dregke en t schrijverken. Doch wat kan er mojer zijn, feitelijk?

“Dat omslag vond ik mooi, Dregke, zo oppervlakkig was het. Dat hoofdloze lichaam, alleen maar nek, Ge lult uit uwen nek zeiden wij vroeger in Helmond, hoofdloos lichaam, staand op, zo lijkt of was althans mijn assosjaasie, een giganties spiegelei waaruit ook nog twee ijle figuren voortkomen, een rood en en een zwart, deze bijna abstracte figurativiteit vond ik mooi. En de eerste zinnen spraken me aan: “It seems like Monday today because yesterday felt more like a dull Sunday to me. It rained in the afternoon and they brought me a pastry and a cup of hot chocolate to my room. The woman with the purple hair sat with me until I had finished the snack. Her eyes remind me of those physical maps that hang on classroom walls, fine veins streaking across the whites of her eyes like rivers. I ate and drank slowly, without talking or becoming distracted, savoring every bite and sip, licking my fingers and dabbing up all the crumbs of the plastic tray and then placing them on the tip of my tongue. Whenever I looked up, I met her watchful gaze.” Zie je? Van zo’n begin hou ik. Het heeft meteen al zoveel. Een zekere landerigheid, een sterke sfeer, iets banaals met die zever over dagen en waaraan je ze zou kunnen herkennen. Mysterie, ook. Wie is die ik?, en wie de vrouw met het paarse haar?, wat is dat voor iets vreemds om iemands ogen met landkaarten te vergelijken?, waar speelt dit alles zich af?, de schrijfster trekt de lezer naar zich toe en houdt hem tegelijk op afstand, dat vond ik sterk. Sterk genoeg om dit boek maar meteen te bestellen.”

En achter het bos: de wereld.
En verder: alles.
En hier: zwijgen, en zoeken naar woorden.

“En dan wachten op zo’n boek, liefste Dregke. Dat is wel weer anders dan de stapels, die gewoon komen, waarvan je nooit weet wat het brengt. Ouderwets wachten op een boek dat je besteld hebt, en waarop je je verheugd. Het kwam binnen op een woensdag. Alles komt altijd binnen op een woensdag. Het zat in één enveloppe met een dichtbundel van Kat Dixon, de enveloppe was veel platter dan ik bij voorzorg bedacht had. Ik dacht Dit is waarschijnlijk alleen de dichtbundel, Figures of wood komt later wel een keer. Wat ik nooit doe is zulke enveloppen meteen openmaken. Ik weet niet. Dat gaat tegen iets in. Daar zit een gretigheid in die me niet bevalt. Zo’n enveloppe moet eerst even liggen. Die open je eerst pas enkele dagen later, bij voorkeur midden in de nacht, bij voorkeur met iets goeds in je glas. Maar openen doe je hem wel, uiteindelijk. Jammer is dan dat het al direkt een teleurstelling brengt. De dichtbundel van Kat Dixon en Figures of wood pasten gemakkelijk allebei in een bedroevend platte enveloppe. Beide boeken waren veel dunner dan ik had gehoopt. Maar ja. Dan stilte. Want waarom hopen op dikke boeken? Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een dik boek je meer te bieden heeft dan een dun boek. Integendeel. Gij kent de theorie over excipiens wel…”

t Schrijverken stelt zich voor dat Dregke spreken zou, nu, haar stem, haar moje stem, haar prachtigmoje stem, en dat ze “Pierre Michon” zegt, die naam, uit die mond, op een dag, op een bospad, de schoonheid van dat alles. Zo bepeinst t schrijverken zich het.

“Ja…” zegt hij aarzelend, haar stem nog proevend op zijn tong, een smaak die nog even moet blijven voor hij verder spreekt. “Ja. Maar niet gezegd is dat een dun boekje geen excipiens zou bevatten. Want ik ging lezen. En zo lang was het goed. Zo lang was het mooi. Dat wankele evenwicht tussen mysterie en dagdagelijksheid, dat weet Pérez-Talavera goed vasthouden. Aanvankelijk toch. Ze schakelt heen en weer tussen het verleden en het heden van een man die alleen gekend is bij de letter L. Zo ondertekent hij ook zijn eigen brieven. Dat er ergens in de tijd, ergens in dat verleden of in dat heden “iets” moet zijn gebeurd met L kan de lezer al vrij snel raden want in het heden zit L in een gevangenis, of, waarschijnlijker nog, een psychiatrische inrichting. Maar Pérez-Talavera laat veel in het vage, en dat is mooi. Zo blijft de reden van L’s collocatie lang onduidelijk. In de verledenlijn tekent zich een wat eenzame, dromerige, belezen en allicht niet onintelligente jongeman af die soms met enige verbazing naar de mensen om zich heen kijkt. Misschien is een neiging tot het obsessieve hem niet helemaal vreemd. L’s opa maakte samen met zijn opa houten figuurtjes gebaseerd op de figuren uit het dorp zoals het er in vervlogen jaren moet hebben uitgezien: er was een houten smid, een slager, een visser, een boer, enzoverder. Het zijn, ge peinst het reeds, deze figuren waaraan het boek zijn titel ontleent. Het was L’s enige speelgoed toen hij klein was en hij was er dol op. Hij nam de doos met de houten figuurtjes in zelfs een keer mee naar bed, want hem op boze woorden van zijn vader kwam te staan. Boze woorden en meer niet, hou dat vast.”

t Schrijverken ziet Dregke staan, met “boze woorden” in haar handen & zie die handen & zie die vingers & zie die Dregke.

“Troost. In zijn aan broers, zussen of vriendjes nogal arme jeugdjaren waren de houten figuurtjes vooral troost. Een troost die hij later zocht in boeken. Ja. L. En literatuur. Twee keer een L. Je mag in proza best af en toe platvloers zijn, zei een docente van mijn opleiding ooit eens tegen een medestudente. Misschien heette die wel María. Ha. Maar hoe ook, literatuur neemt stilaan de plek in van de houten figuurtjes. L komt vaak in de bibliotheek en leert daar buiten bibliothecaresse “Señorita Ritter” bijvoorbeeld ook Mikhail kennen. Daar komt die droge, lichtelijke wereldvreemde blik van L mooi naar voren. Mikhail spaart superheldenstrips, maar niet om ze te lezen. Dat bevreemdt L. Waarom zou je heel erg veel ergens van hebben om er vervolgens niks mee te doen? En elders, of, naja in de hedenlijn, valt het hem op dat twee mensen met elkaar praten maar dat de dingen die de eerste zegt niets te maken hebben met de dingen die de twede zegt, of andersom. Misschien moet je enige kennis van sociale situaties hebben om te snappen dat er verzamelen om het verzamelen bestaat, of gezwets om het gezwets; misschien moet je al eens uit je eigen wereld gestapt zijn om te weten dat niet alles een functie of een doel heeft. Dat er ook dingen louter om zichzelf bestaan. L heeft dat inzicht duidelijk niet en dat maakt hem af en toe -onbedoeld- erg komisch.”

En Dregke en de onbedoelde zon, en de onbedoelde dingen. Hoe Dregke daar staat, bijvoorbeeld, en in haar eentje een heel publiek is. Een publiek van anderen inclusief haarzelf, denkt t schrijverken onwillekeurig. Vraagt zich dan af waar hij die woorden ookalweer van kent. Overweegt het Dregke te vragen, weet het dan ineens weer, vraagt zich weer af of hij het Dregke zal vragen en of zij het ook weet en zeggen zal: “Het is de titel van een seedee van Flies Inside The Sun, schrijverken.”

“Dan is er nog Don Gastón. De apotheker. Ook zo iemand die L heeft leren kennen in de bibliotheek. Don Gastón is ouder dan L, die tegen deze tijd in het verhaal een puber is. De literatuurliefde van Don Gastón is dus gerijpter dan die van L, en hij treedt op als zoiets als een gids. Laat twee keer per maand een flink pakket boeken in bruin papier achter op de stoep van L’s huis. Zijn moeder vraagt hem nog een keer waarom die man zo vaak zoveel boeken aan L geeft en hoewel hij zeer veel namen en titels heeft leren kennen op deze manier (waar hij erg bij mee is) uiteindelijk voelt L zich bezwaard en vraagt Don Gastón te stoppen boeken achter te laten op zijn stoep. Zijn stapels. Ha. Steekt er zelf stokken in. Jaja.”

En denkend aan bladeren en aan gras zegt t schrijverken ineens: “Er zitten flink wat Walt Whitman-verwijzingen in dit boek trouwens. Sietaten aan het begin van de hoofdstukken, maar ook doorheen het verhaal. De houten figuurtjes worden ook met Whitman behangen. Een leven, dat van L, dat meer en meer van literatuur gemaakt lijkt. Anderzijds ook, beer in geest, een wat kwakkelend leven. Want ook Amerikaanse achterplatten staan dus klaarblijkelijk bol van de zever, Dregke. L’s condition worsens helemaal niet met ietsj peetsj; ook in de heden-lijn zien we een rustige, stabiele en helder denkende L. Tegen het eind wil de vrouw met het paarse haar -we komen nooit te weten wie zij precies is- er een keer bij zijn als L gaat douchen, iets dat L niet wil, hij weert haar af, is daarbij misschien iets hardhandiger dan hij wil. Dat komt hem duur te staan. Doktoren menen dat L agressief is, onhandelbaar, voortdurende observatie nodig heeft. Al zijn voorrechten, zoals alleen op zijn kamer eten, worden hem ontnomen, en iedereen beziet hem als een monster. Dáár wordt L een beetje paranoïde van, maar ja, kun je hem dat kwalijk nemen? Je had in Figures of wood een commentaar op de onredelijkheid van de psychiatrie kunnen lezen. Niet gericht op mensen, hulp, patiënten zorg, maar louter bestaand uit onverzettelijke theorieën en domme regeltjes.”

Hij zou kunnen losbarsten, t schrijverken, maar hij blijft rustig.

“Dat had ik zo graag willen doen, Dreggie. Dit boek voor Kafkaesk houden. Een jongmens wordt in een gesticht gesmeten, alleen maar omdat hij van literatuur houdt, een beetje wereldvreemd is en afwijkt van de massa. Dat je niet gek hoeft te zijn of gek gevonden te worden en hoe dat dan weer zelfvervullend wordt: in het gesticht wordt wie nog niet gek was wel gek gemaakt. Helaas had Pérez-Talavera een ander plan en niet alleen is dat een wat afgezaagd plan, ze werkt het ook nog eens slordig uit. Doorheen het boek komt een paar scenes die misschien moeten gelden als een voorafschaduwing van L’s gekte. Maar dat interpreteer je pas zo als het boek uit is; in het boek komen de scenes een beetje uit de lucht vallen en krijgen ook geen goede inbedding in het verdere verloop. Zo is er de keer dat L “Señorita Ritter” volgt naar huis. O. Ja. L is geïntrigeerd door “Señorita Ritter” maar een stalker zagen we toch nog niet in hem. Hij ziet overigens Don Gastón bij haar binnen gaan. Don Gastón, die zullen we later nog in een andere of zullen we zeggen dezelfde hoedanigheid tegenkomen. Het klopt niet, Dregke. Het wringt. Evenzo de keer dat L en zijn vader op een mannenweekendje gaan. Het is een heel gezellig weekend, waarin L zijn vader vrijer ziet dan ooit, en waarin ze alles doen wat ze willen doen. Ze eten ongezond, en L krijgt wat bier te drinken van zijn vader. Hij is te jong om te drinken, een leeftijd moet gegokt worden, ik zou het of veertien of vijftien houden, misschien behoren vaders dat niet te doen maar het is maar een beetje het is geen hele fles whisky ofzo en het heeft vooral symboliese waarde. Iets als een initiatie- of overgangsrite, weet ik veel; misschien dient het alleen maar om hun vrijheid te bezegelen. Eenmaal thuis voelt L zich heel erg schuldig ten opzichte van zijn moeder; zo schuldig dat hij slecht gegeten heeft, en zelfs bier gedronken!, dat hij er fysiek ziek van wordt. Kotsen en zo, welja, je weet het wel. Hij vertelt zijn moeder over de “overtredingen” van dat weekend, die is daar niet biezonder boos over, daarna voelt hij zich weer schuldig ten opzichte van zijn vader, omdat hij hun geheim verraden heeft.”

Even grijnzen de voormalige geliefden naar elkaar.

“Dit schuldgevoel komt nogal uit de lucht vallen. De ouders van L zijn geen onmensen, en ook niet overdreven strikt of streng. Zijn vader heeft een drukke baan, is weinig thuis. De moeder krijgt niet echt gestalte maar de lezer leert haar in ieder geval nergens kennen als een verstikkende vrouw die alleen maar bezig is L onder de duim te houden. Waarom is L zo bang voor mensen wier enige fout is dat ze misschien een beetje kleurloos zijn? L leek tot dan toe ook niet een jongen die zich heel erg druk maakt om wat anderen van hem denken. Het weekendje met zijn vader leek erg geslaagd, het gaf niet veel om op voorhand te vermoeden dat het zo dramaties zou eindigen. Ik weet het niet en jij, Dregke, weet het vast ook niet. Mijn peins is dat Pérez-Talavera L heeft willen neerzetten als een jongen die nogal snel uit balans te brengen is om zijn daad aan het einde begrijpelijker te maken maar ze komt er wel erg laat mee om verontrustende symptomen in L’s psyche aan te brengen: een groot gedeelte van het boek lijkt L zowel in de heden- als in de verleden-lijn een in psychisch opzicht kerngezond mens. En ik zie je denken –“

(t schrijverken ziet Dregke denken)

“Daad? Aan het eind? Hum. Ja. Ja, Dregke. Ineens is er het mes, en twee mensen in de slaapkamer. De moeder van L is of lijkt ziek, die onvermijdelijk Don Gastón komt er maar weer eens bij, dit keer als apotheker niet als literatuurliefhebber. Dat monneer Gastón het ontgelden moet als L hem met zijn broek op zijn enkels aantreft in de slaapkamer van zijn moeder kan ik nog verstaan van een jongen zonder erg veel levenservaring of überhaupt enige weet van wereldse zaken. Misschien denkt hij wel dat Don Gastón zijn moeder kwaad doet -is er wel sprake van (wederzijdse) sex?- of, op zijn minst, dat hij doet wat zijn vader in deze situatie gedaan zou hebben. Maar waarom moet het mes hiervoor nog kennis maken met een volstrekt onschuldige en zelfs erg lieve huishoudster? Het slaat niet echt ergens op, voor mij althans niet. En dan dat hele einde, dat echte einde, het eindigt in de heden-lijn want na de moorden zijn heden en verleden samengekomen, dat is wat moorden doen, die heden-lijn waarin L het grootste deel van het boek een tamelijk zinnig mens leek, ook dat op het einde, en totaal onverwacht, op de schop: wat ineens lijkt daar de suggestie te liggen dat L zijn geliefde houten figuurtjes (hij is ze altijd trouw gebleven, al speelden ze op een gegeven moment geen hoofdrol in zijn leven meer) als gelijkwaardige, in ieder geval levende en denkende, schepsels ziet. En ook daar gaf hij niet eerder blijk van.”

En wind en bomen en bospad en Dregke en die lippen van haar, god wat kuste hij graag die lippen van haar.

“Hoe prachtig was het boek geweest minus een scene of drie of vier. Die zogenaamde er met de haren bij gesleepte gekte van L verzwakt op diverse punten een in zichzelf geweldige vertelling. Dat kafkaeske wat ik er in het begin in zag, dat had kunnen zijn. Of een mysterieroman. In het begin ontmoeten de houten figuurtjes en L’s ontluikende boekenliefde elkaar. Omdat hij weet dat de opa en de opa van zijn opa de houten figuurtjes baseerden op mensen die indertijd echt in het dorp woonden waar L en zijn ouders overigens nog steeds wonen, besteedt L zijn vroege bibliotheekdagen vooral aan onderzoek naar zijn dorpsgenoten en hun genealogie. Dat dacht ik ook nog even. Dat L wellicht in het gesticht gesmeten was omdat hij een of andere onfrisse geschiedenis aangaande zijn dorp op het spoor gekomen was. Het bleek zoveel banaler, een banaliteit die dan ook nog eens tamelijk onhandig het verhaal in gepropt is. Dat is dan een besteld boek, een boek dat ik zelf zocht, een boek dat geniaal had kunnen zijn en ergens in midden eindigt, gewoon maar een toevallig boek is, een beetje mooi, een beetje niet mooi. Zo zijn de dingen, zo zijn de boeken immers meestal. Het licht komt niet per se van de eigen blik. Het licht komt soms van de eigen blik. Soms van de stapels. Al het andere zweeft daar maar zoon beetje tussenin.”

En tussenin zwevende dingen.
En toevalligheid.
En t schrijverken. En Dregke. En bospad.

En dan niks.
En dan zwijgen.

Misschien een slenter. Over bospad. Misschien zal t schrijverken She cried van Frank Yamma neuriën. Misschien zal hij, zachter dan zacht, kaum verstaanbaar eigenlijk, zingen Yo seré tu hermano de sangre, y tu refugio en el infierno. Misschien zullen Dregke en hij elkaars handen vasthouden. Misschien zal de tocht, geheel toevallig natuurlijk, voeren naar het huis waar t schrijverken ooit woonde. Waarvan de deur uitnodigend zal openstaan. Uitnodigingen zijn er om op in te gaan, en binnen zullen ze alles aantreffen als het ooit was. Zoals een toevallige fles roodwijn, en een toevallige plaat. Daydreaming van Rafael Anton Irisarri bijvoorbeeld, of Dead seas van Head of Wantastiquet. Of Quitar o aire van Caamaño & Ameixeiras. Of anders andere volstrekt toevallige platen. En dan stilte. Tot toevallige tijden geboorte zullen geven aan nog meer toevallige boeken. Een volgend boek van María Pére-Talavera bijvoorbeeld, dat, heel misschien wél geniaal zou zijn.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood

Figures of Wood

  • Auteur: María Pérez-Talavera (Venezuela)
  • Soort boek: Venezolaanse roman
  • Origineel: Eran de Madera (2019)
  • Engelse vertaling: Paul Filev
  • Uitgever: What Books Press
  • Verschijnt: 17 oktober 2023
  • Omvang: 158 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 17,99 / € 7,99
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol

Flaptekst van de eerste roman van de Venezolaanse schrijfster María Pérez-Talavera

Figures of Woodthe debut novel by Venezuelan writer María Pérez-Talavera, is a thought-provoking and gripping novel that delves into the mind of L, a young man questioning his own guilt and sanity in a sanatorium. Told in diary form, the story is set in an unnamed place and time, leaving the reader to question the reliability of L’s entries as his perceptions seem to grow more distorted. The novel explores love and betrayal, shame and guilt, and the searing pain of feeling alone in the world. Lines from Whitman’s Leaves of Grass weave through the narrative, introducing and echoing these complex themes.

María Pérez-Talavera is a writer, librarian, and information science professional. She is born in Venezulea. Her debut novel Eran de Madera (Figures of Wood) won the VI Foro/taller Sagitario Ediciones Prize for a Short Novel in Panama in 2019. Her short story collection Umbrales líquidos (Liquid Thresholds) was published by Foro/taller Sagitario Ediciones in 2015. Other stories, poetry, and essays have been published in various anthologies, magazines, newspapers, and online publications. She lives in Vientiane, Laos.

Bijpassende boeken en informatie

Anke Kranendonk – Brand

Anke Kranendonk Brand recensie en informatie nieuw 14+  jeugdroman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwste young adult boek van de uit Nederland afkomstige schrijfster Anke Kranendonk. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Anke Kranendonk Brand recensie van Jolien Dalenberg

Roman probeert het normale leven van een puber te leven. Biertjes drinken met zijn vrienden, leren voor school, zijn relatie met Celine. Als er vlakbij zijn school een gebouw in brand staat, waarvan hij de rook kan ruiken, lukt het niet helemaal meer met “gewoon doen”. Hij stottert zo nu en dan, voelt dat hij soms ineens dicht slaat. Zelfs de hort op met zijn vrienden, of in de buurt zijn van Celine, voelt niet meer goed. Het verlies van zijn zusje, nu vier jaar geleden, steekt meer en meer de kop op. Hij probeert er over te praten. Met zijn ouders, broers, vrienden, Celine. Maar de woorden willen niet komen. Als hij met een nieuwe vriend mee gaat naar een brandweeroefening, lijkt het verleden het heden in te halen.

Soms zijn er van die boeken, waar je uit nieuwsgierigheid even in bladert, en vervolgens niet meer kunt weg leggen. Zo’n boek is brand. Ontzettend toegankelijk geschreven, neemt Anke Kranendonk je mee in de gedachtewereld van Roman. Al vanaf de eerste zin, is het geloofwaardig en intrigerend. Wie is Roman? Wat houdt hem bezig. Hij blijkt een sympathieke jongen te zijn, met een groot trauma. De dynamiek van zijn gezin, wordt sterk beschreven. Niet door ellelange verhandelingen. Maar door een paar gebaren. Door wat er juist niet wordt gezegd. De afstand, de eilandjes, hoe iedereen op eieren loopt. Aan de oppervlakte lijkt er weinig aan de hand, maar dat er van alles broeit, is al snel duidelijk.

Deze spanning wordt knap opgebouwd. Je leeft mee met de personages, voelt je betrokken. Ondanks het feit dat Roman de hoofdpersoon is, en het verhaal vanuit hem vertelt wordt, krijgen ook de andere personages duidelijk vorm en inhoud.

Brand is een boek waarin in geen enorm plot speelt, maar wél een hoop gebeurt. Voor iedereen die boeken leest met boeiende, goed uitgewerkte personages, onderhuidse spanning, verpakt in een puberleven, zit hier goed. Ontroerend zonder vals sentiment, spannend zonder sensatiezucht. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Anke Kranendonk Brand

Brand

  • Auteur: Anke Kranendonk (Nederland)
  • Soort boek: jeugdroman (14+ jaar)
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van het nieuwste boek van Anke Kranendonk

Roman schrikt wanneer hij hoort dat er in de buurt van de school een gebouw in brand staat. Meteen komen de herinneringen van vier jaar geleden terug, toen zijn zusje omkwam in een brand. Thuis wordt over dit drama weinig gesproken. Iedereen rouwt op zijn eigen manier en in zijn eentje. Zelfs nu, wanneer haar verjaardag er staat aan te komen. De onverwachte vriendschap met een jonge brandweerman helpt Roman het stilzwijgen te doorbreken. Hij vindt eindelijk woorden voor hoe schuldig hij zich voelt over de dood van zijn zusje.

Een aangrijpend en tegelijk herkenbaar verhaal over een gewone puber met gewone puberproblemen, die daarbovenop ook een zwaar verlies te verwerken heeft.

Bijpassende boeken

Ben Guterson – De vloek van de negen

Ben Guterson De vloek van de negen recensie van Jolien Dalenberg, review en informatie over de inhoud van het 10+ jaar kinderboek. Op 26 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij Leopold het nieuwe kinderboek van de Amerikaanse kinderboekenschrijver Ben Guterson. Het boek is vertaald door Imme Dros. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de recensie, de schrijver, de vertaalster en over de uitgave.

Ben Guterson – De vloek van de negen ∗∗∗ recensie van Jolien Dalenberg

Zander gaat een poos bij zijn oma Zina logeren. Zina heeft een heel groot en bijzonder warenhuis, De Negen, waar werkelijk van álles te koop is. Van hoeden tot kunst. Van kleding tot speelgoed. Je kunt er eten in een restaurant, genieten van fantastisch uitzicht in het reuzenrad, én er is een meisje, Natascha, dat regelmatig komt schommelen, tot vermaak van publiek en medewerkers. Maar, er is ook iets geheimzinnigs aan de hand. De stroom valt af en toe uit. Er is een medewerker aangevallen. Er gebeurt zelfs iets heel ergs met het reuzenrad. Telkens vinden ze een witte zakdoek met rode steek. Zou die verband houden met een mysterieuze naam, Darkbloom? En hoe zit dat met die geheimzinnige stenen plaat, die al jaren verdwenen is. Zander voelt dat alles met elkaar te maken heeft. Samen met Natascha probeert hij het kwaad te stoppen. Maar daarvoor zal hij ingewikkelde raadsels op moeten lossen.

Als Guterson in één ding goed is, is het wel het creëren van een bijzondere omgeving, waar je als lezer dolgraag zou willen zijn. Dat deed hij met het Winterhuis Hotel. En dat doet hij ook met De Negen. Het is een omgeving waar ontzettend veel te zien is, een omgeving die de fantasie prikkelt én een plek waar je voelt dat er een fijne sfeer hangt. Of nou ja, normaal gesproken. Want het wordt al snel een beetje minder gezellig in De Negen.

De verschillende personages zijn enerzijds grappig, omdat ze bijzondere namen of karaktertrekken hebben. Aan de andere kant, zijn het er ook wat veel, en zijn ze soms niet meer dan een aantal karaktertrekken, waardoor ze wat vlak blijven. Het zijn dan wel meestal wat meer de bijrollen. Zander, Natascha en ook Zina hebben wat meer lagen. Maar ook hen had ik eigenlijk graag nog wat beter leren kennen.

De speurtocht naar de stenen plaat, wordt zorgvuldig opgezet en zit best ingenieus in elkaar. Het duurt alleen best lang, voor er écht iets gebeurt, en voor er echt puzzelstukjes op hun plek gaan vallen. En als ze dan vallen, zie je sommigen ook best van veraf aan komen. Dat haalde voor mij een klein beetje vaart uit het verhaal, en miste wat spanning en verrassing.

Desalniettemin is het een prettig leesbaar boek, en zijn Zander en Natascha sympathiek genoeg om toch te willen volgen. De Negen is een magische plek, om je te verwonderen. Dat maakt dat je ondanks dat de vaart soms ontbreekt, toch door blijft lezen, gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Ben Guterson De vloek van de negen

De vloek van de negen

  • Schrijver: Ben Guterson (Verenigde Staten)
  • Illustraties: Kristina Kister
  • Soort boek: kinderboek (10+ jaar)
  • Origineel: The World-Famous Nine (2024)
  • Nederlandse vertaling: Imme Dros
  • Uitgever: Leopold
  • Verschijnt: 26 juni 2024
  • Omvang: 370 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Flaptekst van het nieuwe kinderboek van Ben Guterson

Het zou de leukste vakantie van zijn leven worden: vijf weken logeren in de grootste winkel van de wereld met een reuzenrad op het dak en een ijssalon met de gekste smaken. Maar in de winkel loert een groot gevaar… Er gebeuren vreemde ongelukken en Zander vangt telkens weer die ene raadselachtige naam op: Darkbloom. Volgens een oude legende keert deze duistere macht terug om de winkel te vernietigen. Zander en zijn nieuwe vriendin Natasha ontdekken geheimzinnige inscripties op de muren – aanwijzingen naar een verborgen kamer, met daarin het laatste redmiddel om Darkbloom te verslaan. Alles wijst erop dat Zander de enige is die de codes kan kraken – maar hoe overwint een jongen met hoogtevrees een kwaadaardige, sluwe vijand?

Bijpassende boeken

Dimitri Verhulst – Bechamel mucho

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 20 juni 2024 verschijnt bij Atlas Contact de roman Bechamel mucho. Het boek is geschreven door de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie

Alex is een seizoen lang, animator in een Spaans clubhotel. Zijn voorbereiding: voornamelijk uitputtende danstrainingen, die o.a. resulteren in optredens in een pluche penispak en het swingend scheidsrechteren bij cocktailgames.  Maar hij is in meer markten thuis, ook in die van wellust en eenzaam genot.

Er zit vaart in dit boek van Dimitri Verhulst, je moet erbij blijven!  Drukke zinsopbouw, scherpe weerspiegelingen en cynisch beklag over Het -Zijn, de wereld, de liefde en de consumptiemaatschappij. Ook zijn visie op vrouwen is soms bot en plastisch, niet altijd even kies, maar voor mij als vrouw herkenbaar en zeer humoristisch. Hij beschrijft wat hij ziet, hij maakt het niet mooier.

Dan komt er weer ene Clarice voorbij, dan weer Pommelien, Mireille of … Alex verwent ze allemaal, althans verwennen. De vrouwen ontsnappen even aan hun eigen dagelijkse werkelijkheid; ze krijgen lichamelijke aandacht, instand-erkenning en Alex bedient ze allemaal , als een echte animator. Ze zijn minimaal bevredigend in hun zoektocht naar wat liefde, avontuur en doorbreking van hun dagelijkse sleur.

Overigens zou ieder personage een apart boek waard zijn. Het Spaanse clubhotel als decor van een man, een animator zoekend naar wie hij wil en mogelijk kan zijn.

 “Animatoren. Je denkt dat ze besneden zijn, maar in werkelijkheid is hun voorhuid versleten”.

De roman staat vol met dit soort zinnen, heerlijk. Ik heb genoten van dit boek, met als afsluiting van blz. 157 t/m 174  een bevlogen opsomming  van observaties genaamd: Onepisch Gedicht.

Als “toetje” zou ik de film RIMINI willen aanbevelen, een film uit 2022 van Ulrich Seidl. Deze gaat over Ritchie, een uitgerangeerde Oostenrijkse Slagerzanger, die in een hotel zijn grootste, voornamelijk oudere fans vermaakt en als gigolo wat extra geld probeert te verdienen. Dit is een nog mistroostiger decor, winter in het verlaten Rimini, oudere gasten, een zekere verloedering, maar een hoopvol einde. Er zijn zeker vergelijkingen te bespeuren.

De nieuwe roman van Dimitri Verhulst is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Recensie van Fons van Riet

Dimitri Verhulst Bechamel Mucho

Bechamel mucho

  • Auteur: Dimitri Verhulst (België)
  • Soort boek: Vlaamse roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 20 juni 2024
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst nieuwe roman van Dimitri Verhulst

In dit ultieme zomerboek volgen we Alex, entertainer bij een clubhotel op Mallorca. Wie zijn we als we niets hóeven? Geestig en ontroerend schetst Verhulst ons onvermogen om de boel de boel te laten.

Als twintiger was Dimitri Verhulst een zomer lang animator in een clubhotel op Mallorca. Hij had maar één taak: zorgen voor vermaak van vakantiegangers. Wat hij daar observeerde maakte een diepe indruk op hem, zozeer dat hij er nu, een kwarteeuw later, uit put voor zijn nieuwe roman Bechamel Mucho. Het verhaal begint als een zonnige diavoorstelling van een zorgeloze zomer. Maar schijn bedriegt, want al snel ontvouwt zich een scherpe en meeslepende schets van de consumptiemaatschappij. Even geestig als ontroerend toont Verhulst ons ieders onvermogen om werkelijk contact te maken. De kersverse weduwe, de alleenstaande moeder met kind, de vrouwelijke helft van een uitgeblust echtpaar, de jonge stewardess op zoek naar ontspanning, de fitte fietser, iedere gast heeft haar eigen verhaal. En allemaal willen ze, al dan niet voor een nacht, Alex. En het is Alex die aan het einde van het seizoen moet beslissen wat hij gaat doen. Of eigenlijk: wie hij wil zijn.

Bijpassende boeken en informatie

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie van Tim Donker en informatie over de inhoud van het filosofieboek met een nieuwe theorie van alles.

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie van Tim Donker

En erbij zijn. Staan en leven en kijken en zien hoe het groeit.

De revoluties in het denken. Die altijd plaatsvinden als je net even de andere kant op kijkt. Of, vaker nog, voor je geboren werd. De omwentelingen. Maar nu kan je het zien gebeuren. Nu kan je erbij zijn. Nu kan je zien hoe het wentelt.

Een paleisrevolutie: welaan. Zo kenschetst filosoof Arjen Kleinherenbrink de “Object-Oriented Ontology”(OOO) waar het in dit boek van Graham Harman om gaat. Een relatief nieuwe stroming waarvan Harman een van de grondleggers is. Het is nieuw. Het is aan het ontstaan. Het groeit waar je bij staat. En ik lees dat. Ik hou het boek in trillende handen. Trillend van opwinding. De geboorte van een gedachte. Een nieuwe theorie van alles.

Nu ben ik nooit zo verzot geweest op unificerende theorieën. Al te makkelijk loopt het uit op een onbuigzaam totalitarisme waaraan alles moet opgeofferd worden. En filosofie had ik eigenlijk ook al bijna achter me gelaten. Ooit wilde ik het studeren. Dertig jaar geleden ofzo. Maar een huisgenoot raadde het me af. Hij stak een lang verhaal af over hoe saai die studie feitelijk was, hetgeen hij illustreerde door de uitputtende, bijna mathematische analyses van subject-object relaties te vermelden die je volgens hem ging moeten maken. Hij propte daarmee zoveel slechts in één zin dat hij me almeteens genas van een ambitie. Geen idee waar hij het vandaan had, hij studeerde zelf geen filosofie, hij studeerde niks, een blauwe maandag theaterwetenschappen maar daar was hij tegen dat ik daar kwam wonen allang mee opgehouden. Maar wat me aan filosofie aantrok, was de liefde voor het denken. Het denken buitenom modellen en rasters. Een denken dat niet kon samen gaan met wiskunde, leek me. Wiskunde was geen denken, wiskunde was volgen. Ook twijfelde ik er toen al aan of een object altijd een subject moet hebben om door waarneming in zijn zijn bevestigd te worden. Ik ging geen filosofie studeren. Ik bleef het wel lezen, al nam ook die interesse in de loop de jaren af. Pas in de voorbije jaren hebben denkers met durf, zoals Slavoj Žižek, Giorgio Agamben (die met name gedurende de coronahysterie als een van de weinige academici helder bleef denken) en Timothy Morton de inmiddels wat sluimerende liefde voor filosofie weer wakker geschud.

Harmans boek komt in mijn persoonlijke leven dus precies op tijd. Dit wilde ik lezen. Hier wilde ik bij zijn. Deze revolutie moest ik meemaken.

Is Object georiënteerde ontologie een revolutie? Ik zou denken van wel, vandaar mijn opwinding.

Zeer bevrijdend is het gegeven dat OOO een “platte ontologie” is. Ontologie is in de manier waarop zich het bezig houdt met al het zijnde, al te lang gericht geweest op een tweedeling. Tijden waren, ooit, dat theologie en filosofie zozeer verknoopt waren dat God nodig was om elk denken sluitend te maken. Er was God, en er was al het andere. Maar toen geraakte de mens verlicht, en God ging dood, en een meer wetenschappelijk wereldbeeld was daar. Dat verloste de filosofie nog niet van de tweedeling: de mens nam de plaats in van God. Er was de wereld, en die had de mens nodig om gezien, begrepen en uitgelegd te worden. Er waren wel dingen-op-zichzelf maar daar had geen mens toegang toe en waarover men niet spreken kan daarover moet men zwijgen. Het waargenomene kon het niet buiten waarnemers stellen en dus nam de mens tot op bijna dit eigenste moment “de helft van de ontologie in beslag” zoals Graham Harman dat uitdrukt. OOO vindt dat, begrijpelijkerwijs, een beetje teveel eer voor de mens die maar een zijnde is naast talloze andere zijnden. De platte ontologie die OOO voor staat houdt in dat alle zijnden in gelijke mate substanties zijn, hoe groot de onderlinge verschillen ook mogen zijn. Niemand meer het subject met wiens waarneming alles staat of valt, maar allemaal evenzeer object. Het objectbegript van OOO is daarenboven erg ruim: niet alleen mensen, dieren en planten worden als object gezien maar ook gebeurtenissen, huwelijken, oorlogen en festivals. Alleen dit allereerste gegeven al, nam me zeer voor OOO in. Ik heb nooit de logica begrepen achter een vraag als “Als in een bos midden in de nacht een boom omvalt en er is niemand om het te zien of te horen, maakt die boom dan nog geluid?”; alsof het geluid van een omvallende boom een schreeuw om hulp zou zijn, gericht aan ons, de mens, en, meer nog, alsof de hele wereld een voorstelling is ter ere van die mens, die zogenaamde verrekte kroon op de schepping, onder wiens ogen en oren alles pas echt wordt.

Weg met het subject, sorry Immanuel, alleen nog objecten, de emancipatie van al het niet-menselijke, waren daar nu zoveel duizenden jaren filosofie voor nodig? OO redt meer, en beschermt objecten tegen wat Harman “ondermijnende” en “overmijnende” methoden noemt. In de ondermijnende zienswijze wordt elk object gereduceerd tot waaruit het is samengesteld. Naar een gedacht van Heidegger moet er iets “hamerachtigs” zijn aan een hamer met een gebroken steel waardoor we het tuig nog steeds als hamer herkennen, zij het een kapotte. Hoeveel delen van een object kun je wegnemen tot het object ophoudt zichzelf te zijn? Ook kan wijn niet herleidt worden, zoals Daniel Dennett volgens Harman lijkt te denken, tot een chemische analyse. Objecten zijn simpelweg nooit “slechts” hun gebundelde eigenschappen.

Overmijnende zienswijzen daarentegen benaderen objecten door te kijken naar de effecten en uitwerkingen die het op andere objecten heeft. Een huisgenoot, diezelfde die me filosofie afraadde ja, zei me ooit dat “je” (hij bedoelde de/een mens) slechts bestaat in relatie tot anderen. Wat je bent, komt dus pas tot uitdrukking in wat je voor anderen bent. Indertijd vond ik dat een hele rake, diepe uitspraak, ik heb hem zelfs nog -letterlijk- een tijdje aan mijn muur gehangen. Inmiddels vind ik het de grootste lulkoek die er maar bestaat. Wie zijn we dan op de momenten dat we alleen zijn, wie zijn we als we ervoor kiezen kluizenaar te zijn, wie zijn we als dat wat anderen in ons zien volgens onszelf totaal niet klopt bij hoe we onszelf zien? Elk object is ook iets autonooms, iets dat op zichzelf staat.

Zodus definiëert OOO “object” als volgt: alles wat meer is dan zijn delen en minder dan zijn effecten. Objecten kunnen nooit naar onder of naar boven gereduceerd worden. Dat dat geen keihard uitgangspunt is zodat er gevallen zullen zijn, misschien wel veel gevallen ook, waarin de objectheid van iets open is voor discussie, zelfs binnen OOO zelve, is misschien net de bedoeling. De stroming wijst ook het bestaan of misschien zelfs wel de wenselijkheid van kennis als het juiste verstaan van het reële af. Dit hangt samen met hun afkeer van letterlijk taalgebruik, omdat volgens OOO een indirecte beschrijving veel nader kan komen tot wat een object op zichzelf genomen -zonder menselijke waarneming- is. Er zijn volgens OOO maar twee fundamentele vormen van kennis: waar een ding van gemaakt is en wat het doet, en dat is nu net dat “ondermijnen” en “overmijnen” waartegen OOO zo fel gekant is.

Tot zover was ik aan boord. Tot zover was ik helemaal aan boord, en wilde ik allen die nog niet aan boord waren ferm naar binnen trekken. Wie kan zeggen wat “leven” is? Een wetenschapper die je alles haarfijn en tot achter de komma zal vertellen, of een prachtplaat die je laat zinderen tot in je tenen? De esthetica beschouwen als het fundament van alle filosofie – als Graham Harman indertijd mijn huisgenoot was geweest, was ik het wel gaan studeren. Want in wat OOO afwijst zit alles wat mij weerhield van natuurwetenschappen en uiteindelijk dus ook (in de beschrijving van die huisgenoot) filosofie: de idee dat alles wat bestaat uit fysieke materie moet bestaan (zodat er nooit gesproken kan worden over dromen, zielen, jungiaanse archetypen, niet aan aanwijsbare plekken of personen gebonden verenigingen); dat alles wat bestaat fundamenteel en enkelvoudig moet zijn (“ondermijnen”, geen plek laten voor emergentie); dat alles wat bestaat echt moet zijn (waarmee films en boeken worden uitgesloten, of de ficties van Hans Vaihinger) (die gek genoeg nergens in dit boek genoemd wordt); dat alles wat bestaat in letterlijke taal gevat moet kunnen worden (waar letterlijkheid, zoals OOO zeer terecht opmerkt, altijd simplificaties met zich meebrengt); verlost van deze struikelblokken zou de universiteit zeker gelonkt hebben voor mij.

Het venijn zit hem hier in de pretentie een theorie van alles te zijn. Hoe prachtig ik het ook vind als alles vanaf nu op een OOO-manier benaderd zou gaan worden, het is ook waar Objectgeoriënteerde ontologie begint te manken. Het gaat mis bij een kwadrant. Waarom gaat alles altijd mis bij een kwadrant? Objecten zijn volgens OOO altijd viervoudig: ze zijn een reëel object (RO) met reële eigenschappen (RE) en tevens een sensueel object (SO) met sensuele eigenschappen (SE). Reële objecten met hun eigenschappen bestaan op zichzelf (Kants Ding-an-sich); sensuele objecten en hun eigenschappen bestaan alleen -ah daar hebben we de huisgenoot van vroeger weer!- in relatie tot een ander reëel object (Harman noemt dat een correlaat). In het spanningsveld tussen deze vier gegevens (dat een sensueel object klaarblijkelijk reële eigenschappen kan hebben maakt alles nog een slagje onnavolgbaarder) ontstaan volgens OOO ruimte en tijd; de oorsprong van alle beweging en stilstand in de wereld. En ineens las ik geen filosofie meer, ineens zat ik een ontstaansmythe te lezen.

Hoe objecten ontstaan.

Een gedachte: alles wat bestaat moet ooit ontstaan zijn, en alles wat ooit ontstaan is moet een keer weer vergaan. Dan lijkt het plausibel dat OOO komt met de idee van de geboorte van een object. Elk object -en beer in geest hoe ruim het objectbegrip van OOO is!- wordt geboren, komt tot volwassenheid, rijpt, vervalt, sterft. Ook dat leek aanvankelijk een prikkelende gedachte. Vroeg in het boek noemt Harman in een terzijde The Beatles. Dat ik samen met dominee Kees (die ik hierbij broederlijk groet) (hai Kees!) van mening ben dat The Beatles een van de meest overschatte bands allertijden is, doet hier niet terzake. “[E]lk van de vier leden van de band [was] een object voordat hij bij de band kwam,” zegt Harman, “en de groep als geheel [is] ook een object (een object dat het verlies van ten minste twee leden kon doorstaan voordat Ringo erbij kwam).” – en dan gaat het me met name om wat  daar eventjes tussen haakjes wegemoffelt staat. Er zijn bands die een ontzettend groot verloop kennen, zoveel ledenwisselingen dat er op het laatst misschien geen enkel oorspronkelijk lid meer in zit. Er zijn bands die ook, door het verloop of door andere redenen, in de loop der jaren heel anders zijn gaan klinken om uiteindelijk misschien zelfs wel uit te komen bij een compleet andere muziekstijl. Wat is de geboorte van het object “band”? De oprichting? Het eerste succes? Het vinden van hun “definitieve”  geluid? Waar zit de volwassenheid van dit object, waar het verval, waar de dood? Is de objectheid van een band verankerd in de naam, zodat dit object het ook wel zonder elk oprichtend lid kan stellen? Is een band die eerst -zeg- punk speelde en enkele platen later suikerzoete radiopop maakt allang dood, of gereïncarneerd misschien? En gesproken over dat laatste: kan een object zijn eigen dood doorstaan?

Ik was vervuld met vragen.

Ik was vervuld van enthousiasme.

Ik zat te wippen op mijn leesstoel.

Maar het eindigde in een deceptie.

Om de idee van de geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van een object te illustreren grijpt Graham Harman naar de Amerikaanse burgeroorlog. Een “object” (ja) waar ik niets van weet en totaal niet in geïnteresseerd ben (hoewel ik na lezing van deze pagina’s in Objectgeoriënteerde ontologie wel achterbleef met een zekere goesting om toch iets meer te weten over deze burgeroorlog dan dat “het iets met slavernij te maken had”). Dit beslaat een groot gedeelte van het derde hoofdstuk, Samenleving en politiek. Niet alleen werd OOO me daar in plaats van een filosofie iets als krijgskunde – dat zou nog tot daar aan toe geweest zijn, men kan zich ommers altijd verdiepen in nieuwe terreinen. Een groter probleem is dat door mijn afstand tot het onderwerp, de functie die het had als illustratie teloor ging. In mijn ogen roept Harman compleet willekeurige momenten in de burgeroorlog uit tot beslissende punten in de geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van de burgeroorlog. Hiermee oogst hij bij mijn geen gelijk – slechts verveling (wel vraag ik me af of deze analyse van OOO slechts in retrospect werkt of dat er een OOO-geïnspireerde krijgskunst mogelijk is die in staat is te voorspellen op welk moment van zijn ontwikkeling het object oorlog zich nu bevindt; zou, met andere woorden, OOO kunnen zeggen of de oorlog in de Oekraïne op dit moment reeds “volwassen” of al “in verval” is?, en zouden deze voorspelling ook pro-actief ingezet kunnen worden? Zou een generaal via OOO een oorlog doelbewust op haar dood kunnen aansturen? In dat geval is Graham Harman natuurlijk alsnog nobelprijswaardig).

Uiteraard komt de keuze -naast, ongetwijfeld, persoonlijke interesse- voort uit een vooronderstelde bekendheid van het Amerikaanse lezerspubliek met dit onderwerp, maar voor mij, als Europeaan en in het bezit van een grote aversie van alles wat met oorlog te maken heeft, is het waar OOO me ineens wat potsierlijk werd. De geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van een oorlog? Een dood die Harman lijkt te willen situeren voor het werkelijke einde? Inderdaad leven dingen soms alleen in naam nog voort; relaties kennen soms een nasleep; dingen kunnen afgelopen zijn nog voor iedereen zich daar bewust van is: het zou, met elk ander onderwerp als voorbeeld, een belangwekkend punt kunnen zijn maar nu genereerde het bij mij alleen een zekere dosis scepsis. Objectgeoriënteerde ontologie weet op meer momenten niet te overtuigen op punten waarbij ik haast op voorhand al overtuigd leek.

Niet alleen over krijgskunde of het ontstaan van ruimte en tijd heeft OOO wat te zeggen, ook op gebieden als politiek en ethiek acht de beweging zichzelf toepasbaar. Aanvankelijk leek me de politieke visie van OOO me baanbrekend. Leunend op een idee van Noortje Marres, gaat OOO uit van politieke kwesties die zij zien als ketens van gegevens waarin ook niet-menselijke objecten een belangrijke plaats dienen te krijgen. Als ik dat goed begrijp, rekent OOO af met links en rechts, of met een andere, volgens Harman links en rechts doorkruisende, tweedeling te weten waarheidspolitiek en machtspolitiek. In Nederland zouden de uitgangspunten van OOO het einde van politieke partijen kunnen betekenen in zoverre dat elke kwestie op basis van zijn specifieke “keten” om een nieuwe plaatsbepaling vraagt en standpunten a priori, voortkomend uit de door politieke kleur bepaalde verworven kennis, niet wenselijk lijkt. Wat spreken moet, is wat in elk geval raadzaam is, niet wat het beste bij de grondslagen van de partij past. Wat mij geen verkeerde gedachtegang leek. Dat alles wat bij toeval géén mens is hierbij ook in ogenschouw genomen moet worden, is in het antropoceen zeer wenselijk. Als het tenminste de bedoeling is dat planeet aarde het ook overleeft.

Maar milieuproblematiek is misschien niet eens het eerste wat OOO op het oog heeft: “[P]olitiek [gaat] niet primair over mensen”, heet het. “[D]e menselijke samenleving [overstijgt] de bavianensamenleving […] door het […] gebruik van stabilisatoren. In tegenstelling tot bavianen hoeven wij mensen niet elke dag opnieuw te onderhandelen over onze sociale posities, maar zijn deze posities vastgelegd in de vorm van geboorteaktes, rijbewijzen, bankrekeningen, functieomschrijvingen, vaste woonadressen enzovoorts.” Hieruit blijkt volgens Harman dat niet-menselijke factoren ook een groot belang zouden moeten hebben in het politieke denken (elders noemt hij in een gelijkaardig verband nog gebouwen en autowegen en, godbetere het, trouwringen (!) als het soort objecten “waaraan wij oneindig veel verschuldigd zijn”).

En ik lees dat.
En ik denk ho.
En ik lees dat.
En ik denk hum.
En ik lees dat.
En ik denk ho-hum.

Ruiterlijk zal ik toegeven dat ik geen bioloog ben, maar toch twijfel ik eraan of bavianen echt wel dagelijks moeten onderhandelen over hun positie. Maar zelfs al zou dat waar zijn, en omwille van de diskussie wil ik dat als niet-bioloog best aannemen, dan nog kan een mens zich afvragen of dat in zekere zin niet eerlijker is dan te rusten op de niet altijd via onmiskenbare kwaliteiten verkregen lauweren. Daarnaast zijn alle genoemde objecten gemaakt door mensen en, meer dan dat, ook alleen waardevol voor mensen. Meer specifiek: in menselijke relaties. Nog specifieker: in menselijke relaties binnen zeer specifieke menselijke samenlevingen. Wat me reden genoeg om objecten als deze, hoewel strikt genomen niet-menselijk, toch tot het menselijke te rekenen.

En ook in “geciviliseerde” samenleving (mogen wij even lachen?) hebben deze objecten overigens slechts waarde “tot de voordeur”. Ik denk aan de hoofdpersoon in het geniale Ipso facto van Iegor Gran (verplichte kost voor iedereen met twee ogen in zijn kop) (één oog mag ook) die bij een promotie zijn eindexamendiploma moet kunnen voorleggen wat hij niet kan omdat hij het niet kan vinden. Daardoor raakt hij baan, huis, vrouw en alle aanzien kwijt – onze “sociale posities” berusten, meer nog dan bij bavianen misschien, op los zand. Maar we hoeven ons niet per se tot fictie te wenden om dit punt te maken: de coronahysterie met zijn overtrokken maatregelen heeft duidelijk genoeg laten zien hoezeer iets dat voorheen volslagen onbelangrijk en in elk geval geheel privé leek, namelijk een mens z’n medische dossier, vanuit het niet ineens het toelatingsdocument werd tot het publieke domein. Het woonadres, de functieomschrijving, de bankrekening; het maakte allemaal niet zoveel meer uit niet? Als je maar bereid was je te laten inspuiten met een experimenteel serum waarvan niemand wist -of weet- wat het op langere termijn in een menselijk lichaam gaat aanrichten. Ook lichamelijke integriteit heeft klaarblijkelijk een houdbaarheidsdatum.

Maar wat me het meest dwars zat was dat de mens, WIJ mensen, volgens Harman de bavianensamenleving zouden hebben “overstegen”. We hebben met onze mensenbreintjes dingetjes bedacht en die hebben ons “verder” gebracht waar bavianen zijn achtergebleven. En ik die me zo aangetrokken voelde tot de platte ontologie van OOO. Die de emancipatorische en hiërarchieloze werking daarvan zo verfrissend vond. En nu is die hiërarchie via de achterdeur weer terug. De mens is dan toch “de kroon op de schepping”? Of in ieder geval toch een soort die met godverdomde trouwringen iets heeft “overstegen” dat andere objecten niet hebben kunnen “overstijgen”?

Een bepaalde zin voor hiërarchie zag ik al in Harmans kritische bespreking van de onder andere door Bruno Latour (voor de eerder genoemde Marres geen onbekende!) (hoe krijg je dat voor elkaar, Noortje, Bruno Latour als co-promotor voor je academisch proefschrift?) ontwikkelde actor-netwerktheorie (ANT). Een theorie waarin sociale fenomenen worden geanalyseerd op eenzelfde manier als OOO doet; de theorie gaat ervan uit dat de “actoren” binnen elk gegeven netwerk net zo goed menselijk als niet-menselijk kunnen zijn. Evenals bij OOO zou ANT middels hun uitgangspunten “alles” kunnen verklaren (of in elk geval analyseren). Volgens Latour blijft zelfs een lang netwerk op alle punten lokaal: er is dus geen goede reden om binnen een door ANT geanalyseerd geheel het ene gegeven als belangrijker te zien dan het andere. Harman past dit toe op het “object” Napoleon en komt enigszins lacherig tot de conclusie dat volgens ANT dus een haar die van Napoleons hoofd valt een even grote gebeurtenis zou zijn als de Slag bij Jena (wat heeft die Harman met oorlogsvoering?). Maar ook hier geldt dat het verschil in gewicht tussen beide gebeurtenissen alleen voor mensen bestaat, en dan, weeral, alleen voor specifieke mensen in specifieke samenlevingen. Hier aan mijn keukentafel, waar ik deze woorden tiep, hebben beide gebeurtenissen inderdaad een soortgelijk gewicht en voor de kat van de buren zal dat ook wel gelden. Dat Harman toch hard wil maken dat de ene gebeurtenis “groter” is dan de andere doet, zeker binnen de uitgangspunten van OOO zoals ik die in Objectgeoriënteerde ontologie meen te leren hebben kennen, vreemd aan. Ook de diverse schimpscheuten aan het adres van Donald Trump maken Graham Harman niet perse mojer. Het boek is geschreven onder diens ambtsperiode, oké, maar hij blijft een net iets te makkelijk slachtoffer gezien de consensus onder weldenkenden, intellectuelen, academici, hogeropgeleiden, hoe je zo ook wil noemen, dat die man -evenals Wilders en Baudet bij ons- slechts hoon verdient. Maar ook dwazen kunnen soms rake dingen zeggen. Dan vind ik het een spannendere onderneming om het -zoals Slavoj Žižek – proberen op te nemen voor Trump. Dat de -inmiddels voormalig- president een potsierlijke mafkees was, kon iedereen zonder hulp ook wel inzien. Naar voren  brengen wat misschien voor hem pleit, vereist meer denkkracht.

Misschien is OOO ondanks de platheid van hun ontologie toch een beetje elitair? Ook de poging om ethiek zodanig te verbreden dat het niet-menselijke objecten omvat, zag ik, ondanks -weeral weeral- mijn aanvankelijke enthousiasme stranden op een raar soort snobisme. “[D]e filosoof Alphonso Lingis betoogt dat […] onbezielde objecten van ons eisen dat we ze op een bepaalde gepaste manier behandelen, zodat het of een of andere manier ethisch gezien slecht is om dure chocolade te eten terwijl je Coca-Cola drinkt en het evenzo slecht is om met je koptelefoon naar popmuziek te luisteren tijdens prachtige sneeuwval bij een tempel in Kyoto.” Goed, Harman vervolgt: “Maar laten we het voorlopig eens zijn met Kant dat ethiek alleen gaat over hoe we andere mensen behandelen, en dat er helemaal geen ethische dimensie is aan hoe we louter dingen behandelen.”, maar hoe zou ethiek er volgens OOO er eigenlijk uit komen te zien?

Lingis’ voorbeelden tonen meteen het problematiese van een “ethiek der louter dingen” aan. Die dure chocola bijvoorbeeld? Moet een ethiek der dingen gegrondvest worden in prijs? Mag je wel Coca-Cola drinken als je goedkope chocola eet? En waarom eigenlijk chocola? Welk object verdraagt welk andere object? Persoonlijk vind ik Coca-Cola en chocola allebei rotzooi, duur of goedkoop. Hoe zit het met macademianoten, cabrales, vijgenbrood, curry, olijven? Wat is ethisch gezien verenigbaar met Coca-Cola en wat niet? En hoe zit het met bier, en maakt het dat nog uit of het “pils” is of een of ander speciaalbier, dat soms ook op kan lopen tot twintig of dertig euro voor een flesje (als prijs klaarblijkelijk een reden is om iets hoger te achten dan het andere)? Of wijn? Supermarktwijn? Andere wijn? En die sneeuwval, en die tempel, en die popmuziek? Goed, ik neem aan dat het iets is als gokspelletjes doen op je telefoon terwijl je in een hele moje grot bent. Het gaat, in een ethiek der dingen, waarschijnlijk om de dingen je volle aandacht te schenken. Maar wat verdient alle aandacht, en wat kan wel met zo’n beetje verdeelde aandacht toe? Valt de sneeuw mojer in Kyoto dan hier in mijn achtertuin in Vleuten? En wat verstaat een mens, verstaat een Alphonso Lingis, onder popmuziek? Mag “klassieke muziek” wel samen met “prachtige sneeuwval bij een tempel in Kyoto”? En als popmuziek alles is wat geen klassieke muziek is, en het dus country, blues, jazz, folk, techno, hiphop, soul, rock en alle subgenres hiervan omvat dan zit daar heel veel tussen dat mijns inziens de sneeuw in Kyoto alleen maar mojer zou laten vallen. Naar aanleiding van Snowy in F# minor van Tindersticks hadden een toenmalige vriendin en ik het vaak over sneeuwen in f mineur. Sneeuw en muziek zijn tamelijk complementair hoor Alphonso Lingis.

Kun je je überhaupt op ethische wijze verhouden tot een object dat zelf geen ethiek kent? Het antwoord kan geen onomwonden “neen” zijn, want anders zou dierenrechtenactivisme nergens op slaan. Maar morele objecten kunnen immorele of a-morele objecten niet hetzelfde behandelen als morele objecten: tegenover “iets” dat “niet beter weet” gedraag je je anders dan tegenover “iets” dat “beter had moeten weten”. Goed misschien ben ik onder invloed van Alphonso Lingis hier zijwegen ingeslagen die Graham Harman noch OOO ooit bedoeld hebben maar een op een platte ontologie gegrondveste “theorie van alles” zal zich vroeger of later toch over vragen als deze moeten buigen.

En ik lees dat.
En ik denk.
Ik denk over die dingen na.
Ik denk na over dingen.

Walter Lippman, ja de man die het woord stereotype muntte, zei dat het (Amerikaanse) onderwijssysteem opleidt tot robotachtige idioten. Inderdaad is het doel van elk schools leren om reproductiemachines te maken van mensen, niet in staat tot zelfstandig nadenken maar slechts tot het zo ongeschonden mogelijk oprochelen van voorgekauwde kennis. Het is niet gek dat OOO kennis wantrouwt, en esthetica in het sentrum van het denken plaatst. De objectgerichte ontologie vereist een nieuwe manier van kijken, en een nieuwe manier van denken. Eindelijk weer een echte filosofie, zou ik bijna zeggen, en niet een verkapte poging tot harde wetenschap. Dat OOO met dit boek nog niet helemaal op punt lijkt te staan, is niet verrassend. Het is nieuw, en nu zijn we erbij. Je kunt het zien groejen, zelfs binnen het boek. De “relaties” die niet-menselijke objecten volgens OOO met elkaar aangaan, vervulden me in eerste ook met wantrouwen. Hoe “kennen” rails en trein elkaar? Maar op het eind, waar Harman werk van de grondleggers en enkele sympathisanten van OOO bespreekt, haalt hij prachtige woorden van Timothy Morton aan die elke reserve in één keer stuk slaan: “Het bamboebos is een gigantisch windklokkenspel, die de wind moduleert naar “bamboeaans”. Het bamboebos “bamboe-morft” de wind meedogenloos en vertaalt de druk van de wind naar beweging en geluid. Het is een afgrond van bamboe-wind.” Hier wordt het wezen van een platte ontologie verwoord. Geen mens komt er aan te pas en het spreekt in alle talen. Stap terug mens en word object onder zoveel andere objecten.

Dat Objectgerichte ontologie me tegenspraak ontlokte, wil alleen maar zeggen wat een mooi en krachtig boek dit is. Het is een bescheiden overzicht waar filosofie ons tot nog toe gebracht heeft. En een glorieuze blik op waar het ons nog brengen zal. Voor wie nog denken wil.

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie

Objectgeoriënteerde ontologie

  • Auteur: Graham Harman (Verenigde Staten)
  • Soort boek: filosofieboek
  • Origineel: Object-Oriented Ontologie (2018)
  • Nederlandse vertaling: Niels Hexspoor, Michiel Poorthuis
  • Uitgever: Boom
  • Verschijnt: 14 april 2024
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek over Objectgeoriënteerde ontologie

Als de mens nu eens niet de maat is van alle dingen, maar slechts een ‘object’, niet meer of minder belangrijk dan alle andere objecten? De nieuwe filosofische stroming van de objectgeoriënteerde ontologie (OOO) presenteert een radicale herziening van de manier waarop we de werkelijkheid begrijpen. OOO maakt een einde aan de bevoorrechte positie van de mens binnen de filosofie, zoals die tot zelfs in het denken van postmoderne filosofen als Michel Foucault, Jacques Derrida en Judith Butler heeft doorgewerkt.

Objectgeoriënteerde ontologie biedt een omvattend en fascinerend overzicht van deze nieuwe filosofische stroming. In heldere, toegankelijke taal verbindt Graham Harman, de belangrijkste vertegenwoordiger van OOO, zijn opvatting van esthetica aan een nieuwe fundering van de wetenschappen. Hij pleit voor een grondige herziening van ons begrip van kunst en architectuur, en ontwikkelt een grensverleggende visie op ethiek. Met zijn radicaal nieuwe opvatting van objecten plaatst hij OOO tegenover de grote filosofische tradities van de twintigste eeuw. OOO kan dan ook met recht een nieuwe theorie van alles genoemd worden.

Voor deze Nederlandse editie verzorgde filosoof Arjen Kleinherenbrink een nawoord.

Graham Harman (Iowa City, Verenigde Staten, 9 mei 1968) is de bekendste vertegenwoordiger van het speculatief realisme, een filosofische stroming die rond de millenniumwisseling opkwam. Speculatief realisten proberen met innovatieve metafysische systemen nieuwe perspectieven op de realiteit te genereren. Harmans versie daarvan, de objectgeoriënteerde ontologie, is sinds haar ontstaan mateloos populair.

Bijpassende boeken en informatie

Jarka Kubsova – De erfenis van Abelke Bleken

Jarka Kubsova De erfenis van Abelke Bleken recensie en informatie over de inhoud van Duitse roman. Op 6 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de roman De erfenis van Abelke Bleken. Het boek is geschreven door de in Tsjechië geboren Duitse schrijfster Jarka Kubsova. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Jarka Kubsova De erfenis van Abelke Bleken recensie van Monique van der Hoeven

De erfenis van Abelke Bleken is geschreven door schrijfster Jarka Kubsova, die voor kranten schreef en ook al eerder een succesvolle roman publiceerde.

In het boek zijn twee verhaallijnen, die elkaar door de geschiedenis heen kruisen. In de Marslanden zit er zo’n 500 jaar tussen de levens van hoofdpersoenen Abelke Bleken en Britta Stoever. Dat op zichzelf al is heel boeiend en spannend om te lezen. Het geeft ook een mooi beeld van een stukje vrouwengeschiedenis en de erfenis die wij daar nog altijd van dragen.

Britta verhuist met haar gezien naar de Marslanden en raakt gefascineerd door de streek en vooral door de sporen die ze ontdekt van Abelke Bleken, die 500 jaar daarvoor in de streek leefde. Abelke leefde rond 1570 in de streek en was een zelfstandige en sterke vrouw, met een eigen boerderij. Dat leidt er uiteindelijk toe dat ze van hekserij wordt beschuldigd en ter dood wordt veroordeeld. De onderzoekster in Britta, die ook geografe is,  wordt in de Marslanden weer aangewakkerd, en ze gaat het leven van Abelke onderzoeken. Door haar onderzoek gaat ze ook anders naar haar eigen leven kijken en hoe ze dat voor de toekomst zou willen vormgeven.

Ik vond vooral het verhaal over Abelke heel aangrijpend en historisch goed onderbouwd en tot leven gewekt. Doordat Britta zelf stukje voor stukje achter haar levensverhaal komt, is het spannend om als lezer steeds een stukje van het verhaal van Abelke te ontdekken. Het moderne verhaal over Britta vind ik persoonlijk wat minder sterk. De geschiedenis van het Duitse veenland in de buurt van Hamburg komt heel mooi tot zijn leven in deze roman.

De prachtige en aangrijpende historische roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Jarka Kubsova De erfenis van Abelke Bleken

De erfenis van Abelke Bleken

  • Auteur: Jarka Kubsova (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse roman
  • Origineel: Marschlande (2023)
  • Nederlandse vertaling: Marja van Duijn
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 6 juni 2024
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 13,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Jarka Kubsova

Duitse bestseller, een dubbelportret van twee sterke vrouwen: een die als heks wordt vervolgd in de 16e eeuw, en een die haar verhaal op het spoor komt in de 21ste eeuw

De ongetrouwde Abelke Bleken is trotse eigenaar van een boerderij in de moeraslanden bij Hamburg. Ze leeft met het weer, dat ze beter kan lezen dan haar buren; ze trotseert ontberingen en afgunstige mannen die op haar land loeren in deze gevaarlijke tijd voor eigengereide vrouwen. Tot de rampzalige dijkbreuk tijdens de Allerheiligenstorm van 1570, die haar alles zal kosten. Abelke wordt gebrandmerkt als heks; de afgunstige mannen krijgen hun zin.

Bijna vijfhonderd jaar later verhuist Britta Stoever met haar gezin naar het moerasland. Het is niet haar keuze, maar ze volgt haar man, die zijn droomhuis met tuin gevonden heeft. Ooit opgeleid als geografe raakt ze geboeid door het opvallende landschap en ontdekt er sporen van het verleden en Abelke. Gefascineerd duikt Britta steeds dieper in het leven van Abelke en ontdekt ze steeds meer over zichzelf in het leven van de andere vrouw.

Bijpassende boeken