Alle berichten van Redactie

Robert Menasse – De Amerikaanse bril

Robert Menasse De Amerikaanse bril en andere verhalen recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij de Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Ich kann jeder sagen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Robert Menasse De Amerikaanse bril recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel De Amerikaanse bril.  Het boek is geschreven door Robert Menasse. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met verhalen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Recensie van Tim Donker

Als er ooit een tijd gaat komen van een poort, een tijd waarop ik getuigenis moet afleggen over mijzelf, een tijd waarin ze me vragen zullen stellen; vragen als Wat is het ergste dat je ooit gedaan hebt?, dan zal ik, met hangend hoofd, antwoorden: Het ergste wat ik ooit gedaan heb, is op exact hetzelfde moment exact hetzelfde boek kopen als een toenmalige goede vriend van mij. Exact dezelfde cd kopen, wat hij en ik ook nog wel eens deden, dat is nog tot daar aan toe. (tot waar aan toe? tot daar). Maar een boek?

Het was een bundel, een bloemlezing zoals dat geloof ik heet. Jonge Vlaamse schrijvers, hoewel er ook werk van een toneelmaker in stond die bovendien niet jong meer was maar oud & gerenommeerd. Hij, de toenmalige vriend, en ik (mijn toenmalige ik) (mijn toenmaligheid), we zagen elkaar vaak in die dagen. Te vaak. Niemand wordt mooier van vaak zien, behalve mijn kinderen. We zagen elkaar vaak, en dan spraken we over het boek. Flauwzinnige gesprekken waren dat, ongeveer als volgt: “Hoe vond jij verhaal X? Ja ik vond dat wel sterk, vooral hoe hij die ouders portretteerde. Ja en dan die scene in de bibliotheek daar heb ik echt om moeten lachen. Maar verhaal Z dan? Nee dat vond ik niks, het stond bol van de kliesjees. Ja en die wending aan het eind was zo ongelooflijk gezocht! Verhaal Y weetjewel met die – Ik heb verhaal Y nog niet gelezen. Hoe kan je verhaal Y nog niet hebben gelezen je hebt verhaal Z toch ook gelezen?

Die gast stoof op. Dat zie je niet meer zo vaak, opstuivende mensen. Het heeft iets theatraals. Maar hij, hij had theaterwetenschappen gestudeerd (mensen studeren maar van alles), dus hij kende iets van goed opstuiven. Prachtig stoof hij op, “Wat???” uitroepen, en omhoog veren uit zijn stoel enzo. Verbijsterde blik. Een mondhoek hoger dan de andere. Handen boven het hoofd geheven. Nogmaals: “Wat???” En: “Jij leest een bundel op volgorde?” Ja. Dat is zo. Ik ben schuldig. Heel gek. Krijg ik een boek, doe ik de kaft open, begin ik bij de eerste bladzijde, en zo verder, tot ik bij de laatste ben. Achterkaft. Klaar. Heel gek. Maar ja. De theaterwetenschapper raasde door. Hoe truttig. Hoe fantasieloos. Hoe afgestompt. Hoe kleingeestig. Een bundel een beetje op volgorde gaan zitten lezen. Nee, dan hij. Dan eens hier, dan eens daar een verhaal lezen, vooruit, en terug, achja, rayuela een hinkelspel we kennen het allemaal. De ware revolutie: een bundel niet op volgorde lezen.

Dit alles is nu bijna dertig jaar geleden en u merkt dat het mij nog immer niet onberoerd laat. Zijn grootheid tegenover mijn kleinheid kwam opnieuw in mijn gedachten toen ik De Amerikaanse bril las van de mij voorheen onbekende Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Een bundel ja. Die begint met een eerste tekst en na de eerste tekst volgt een tweede tekst, en een derde, en zo voort, en zo vuts. De volgorde is die van de samensteller. In dit geval vertaler Paul Beers. Ik had me niet hoeven houden aan de volgorde van Beers, ik had de teksten in elke willekeurige andere volgorde kunnen lezen. Maar de anarchistische theaterwetenschapper had gelijk: ik ben fantasieloos en kleingeestig dus ik ga dat boek gewoon zitten lezen zoals Paul Beers het gewild had.

Misschien had ik dat niet moeten doen.

Of misschien ook wel.

Wat is het ding? De Amerikaanse Bril kent twee titelteksten. De Amerikaanse bril (I) is een essay en de opener van de gelijknamige bundel; De Amerikaanse bril (II) is een verhaal en min of meer het sluitstuk van dit boek (min of meer ik zeg, want dit boek is een konsert en u weet hoe dat gaat bij een konsert: er komt altijd een toegift).

Essay en proza. Proza en essay. Dat is het ding.

Dat is me wat, dat is me dat met die schrijvers. Die schrijven romans, die schrijven verhalen. Die schrijven proza, die schrijven poëzie. Die schrijven fiksie, die schrijven nonfiksie. Schrijven ze dat allemaal hetzelfde, schrijven ze dat allemaal goed? Ach. Sommigen vinden immers ook dat alles verkeerd ging toen Dylan elektrisch ging. Wie kent dat niet? Persoonlijk vind ik de poëzie van K Schippers fantasties & zijn proza niet om door te komen. En hier. De essayerende Robert Menasse. Dat is. Welja. Een essayerende Robert Menasse.

Hij spreekt daar, ja hij spreekt. Hij spreekt over twee elf septembers: die van 1973, toen de Geheime Dienst van de Verenigde Staten in opdracht van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en mét medeweten president Nixon) president Allende vermoordde en een fascistische dictatuur installeerde. Duizenden mensen werden gefolterd en vermoord; dit alles onder toeziend oog van de Verenigde Staten. En die andere elf september die -helaas misschien- bekender zal zijn, en wel die van 2001. Twee tragedies op dezelfde dag van dezelfde maand. Toch lijkt het Menasse toe dat -misschien onder andere door de omnipresente beeldkultuur die inmiddels zijn intrede gedaan had- de reactie van de wereld op die tweede 11de september onechter was: een reactie die misschien niet echt doorvoeld werd maar die je moest voelen omdat de beelden voor zichzelf leken te spreken. Zegt Menasse: “Het verwijt dat elke reactie die boven een voorgeprogrammeerde ‘ontsteltenis’ uit gaat, dat elke vraag die op een ander antwoord mikt dan op de door de massamedia voorgekookte, dat elke consequentie die niet onmiddellijk valt thuis te brengen onder de onvoorwaardelijke solidariteit met hen die de nationale en mondiale belangen door elkaar halen, kortom: het verwijt dat een genuanceerde, even kritische als zelfkritische houding meteen voor ‘anti-Amerikaans’ doorgaat, heeft de verlichting grotere schade toegebracht dan welke aanslag van antiverlichte fundamentalisten dan ook.”

Zegt daar, spreekt daar Robert Menasse en daar spreekt, daar zegt Robert Menasse een waar woord. Dat massamedia fascitoïde trekken kan aannemen wordt wederom bewezen door de huidige “coronacrisis” waarin elk ander denkbeeld dan het door Rutte en co. aangereikte meteen voor staatsgevaarlijke “wappie”-onzin door gaat. En ook nu die dodelijk vermoeiende oproep tot onvoorwaardelijke solidariteit opdat de onaangepasten al meteen als egocentrische asocialen verschijnen (en als je niet oppast kun je die paranoïcus van een Jolink ook nog achter je aan krijgen) (help me herinneren dat ik al mijn Normaal-platen verbrand) (en dan ga ik dansen, naakt en woest ga ik dansen, naakt en woest ga ik omheen het vreugdevuur dansen terwijl ik luidkeels zing). Zodat meteen maar duidelijk is wie hier de goeden, en wie hier de slechten zijn (wie noemde daar Richard Hofstadter?).

Geheel ongevoelig ben ik niet voor de boodschap die Menasse in De Amerikaanse Bril (I) naar voren brengt; ook niet als ik hem niet naar mijn eigen ideeën toe probeer te buigen. De boodschap is een ding, hoe de boodschap verpakt wordt is een tweede. Boodschappen kunnen in een fles zitten, of in een tasje of een mandje. Sedert mijn verhuis naar ergens een uithoek van nergens zitten mijn boodschappen veelal in de stuurtas van mijn werkfiets. Menasses boodschap hier zit verpakt in woorden. En wat voor woorden. Hij zegt dingen als “de inquisitie als historisch paradigma […] voor terreur”, en dan gaat het me vooral om dat “paradigma”. Hij heeft het over Kaïn en Abel. “Eerst als tragedie, dan als klucht”, zegt hij, dat op Hegel leunende gedacht van Marx dat Slavoj Žižek een heel -overigens zeer lezenswaard-  boek waardig achtte maar dat mij altijd wat geforceerd heeft aangedaan. Hij is dus, zonder daar een oordeel over te willen vellen, een vrij traditionalisties essayist. Met de zware woorden van een essayist, de traditionele bronnen van een essayist en de algehele toon van een essayist. En die tekst was de eerste tekst die ik las in De Amerikaanse Bril. En was ook mijn eerste kennismaking met Robert Menasse. En wat was mijn gedachte over hem? Wat kon mijn gedachte zijn?

Dat Robert Menasse een sympathiek man was.
Dat hij liep met het gelijk aan zijn zijde.
Dat hij een bedachtzaam en kritisch mens was.
Dat hij traditionele dingen schreef.

Ik hou niet zo van traditionele dingen. Ik hou van dingen die zich afspelen aan de randen. Het essay speelde zich niet af aan de randen. Het essay speelde zich af waar essays zich doorgaans afspelen. Veel essays hebben iets zinnigs te melden ik denk; men schrijft immers geen essay als men niks te melden heeft. Dat Menasse dingen zei die zich -misschien minder gearticuleerd- ook in mijn hoofd afspelen, maakte mij misschien iets bevattelijker voor zijn waarheid maar ik las zelden een betogend geschrift dat mij niet op zijn minst het allerkleinste beetje meekreeg. Wat hmm zo bekeken is er ook wel iets van aan. Op alles kan een lichtje geschenen worden en elk schijnsel kan overtuigend lijken. Soms maar voor zeer korte duur wellicht. Maar misschien is dat alleen maar mijn afwijking. Ik ben ook niet goed in discussies. Als ik mijn opponent een vlammende betoog hoor houden denk ik in eerste altijd O wacht misschien heb je toch wel gelijk. En dan pas later, op de fiets, in de trein, of de volgende dag in bad denk ik O nee hij had helemaal geen gelijk.

Mijn eerste indruk was niet goed en niet slecht. Een traditionalistisch essayist die toevallig iets zei waar ik het mee eens was maar die ook als hij iets had beweerd waar ik het niet mee eens was me in ieder geval even had laten twijfelen (en wordt het denken trouwens niet altoos veel sterker geprikkeld door de dingen waar we het niet mee eens zijn dan die waar we het wel mee eens zijn). Gewoon omdat taal zo werkt, omdat retorica zo werkt, omdat de betoogtrant zo werkt. Omdat er, goede See, juist nooit een duidelijk onderscheid valt te maken tussen wat zinnig lijkt en wat zinnig is. Wat voor de een lijkt is dat wat voor een ander is. Tussen dit lijken en zijn speelt het traditionalistische essayisme zich af.

Wanneer Robert Menasse, echter, proza schrijft, brengt hij een tweede laag aan. Of daaronder een derde. Een vierde vijfde zesde weetikveel ik kende die man helemaal niet ik las nooit wat van hem en toen ik het “echte” werk ging lezen (het spijt me, Robert Menasse, dat ik je proza als “echter” werk zie dan je essay maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je hierin veel meer thuis bent, je schrijfkunst veel meer tot zijn recht kunt laten komen; dat je in je proza -kortom- veel meer vermag dan in je essay) wist ik niet wat me overkwam en ook nu nog, nu het boek allang gelezen is; zelfs andere boeken van andere schrijvers zijn nu alweer allang gelezen nu ik dit schrijf, weet ik niet precies welke vuistslag me toegediend is toen ik De Amerikaanse bril (de bundel) las.

Is het die brokkelige, siekliese vertelwijze? Menasse legt lussen, Menasse strikt. Menasses verhalen zijn concentriese cirkels die zich op hypnotiese wijze vanuit een midden altijd maar verder uitdijen. Menasse omsingelt je met zijn woorden. Een omsingeling waaruit je nooit meer weg wilt.

Is het de wijze waarop hij in een paar streken een sfeer, een situatie, een sociale achtergrond schetsen kan? Hoe hij het vergrootglas legt op details en belangrijker zaken juist in het ongewisse laat? Zodat je als lezer het gevoel hebt dat je altijd net even wegkeek. Dat je net een biertje ging halen toen het gebeurde. Dat je er op het eind toch net niet de vinger achter hebt kunnen krijgen. Dat je citroenen voor je ogen in knollen veranderd zijn. Prachtig hoe de schrijver dat steeds weer in betrekkelijk weinig pagina’s voor elkaar weet te krijgen (vrijwel geen enkel kortverhaal in deze bundel overstijgt de twintig pagina’s; veruit het langste verhaal gaat daar net één bladzijde overheen).

Is het hoe vervuld van filosofie alles steeds is? Het proza is vol. Het proza is vol van. Het proza is vol van vestzakessays. Vestzakessays zoveel welsprekender, eigenlijk, dan het enige echte “eigenlijke” essay. Tal van prikkelende gedachten. Tal van, hoe noemt men zoiets, een “leesstopper” ofzo? Ik bedoel het soort van zin dat je even doet stoppen met lezen, het boek zijgt neer in uw schoot, uw hoofd richt zich opwaarts tot vlak onder het plafond, u mijmert, u peinst, u verzinkt in gedachten. Misschien krijgt u goesting te schrijven. Iets in uw dagboek, een brief aan een dierbare of -welaan- een essay. (want hoe raak, o hoe raak toch steeds).

(zo raak was het mij)

(zo raak was mij: “Ik liep op en neer. Eigenlijk doe je je hele leven niets anders. Op- en neerlopen. Je denkt dat je verder komt. Je wordt ouder en denkt, zover ben je dus gekomen. Maar je bent alleen op- en neergegaan. Als in een cel.” Ja. Hoe grappig. Hoe triest ook. Ik herinner me hoe ik een aantal jaar geleden bedacht dat het misschien beter tijd werd om te stoppen. Te stoppen met dromen. Welke dromen? Nah. Gewoon. De dromen die iedereen heeft. Dat iemand komt, en je gedichten verzamelt, en uitgeeft en dat dat een bescheiden succesje wordt en dat je dan ineens voor kortere of langere tijd “dichter” bent. Of dat je hoort van een land waar het leven goed is en dat je naar daar emigreert en dat alles wat je erover hoorde waar blijkt te zijn. Of dat iedereen die is weggegaan weer terug komt, en hier blijft, en nu voorgoed. Of dat er iets gebeurt waardoor je een radikaal ander mens wordt, anders voelend, anders denkend, anders ziend. Een heel leven lang droom je zulke dromen en natuurlijk weet je gans dat leven ergens wel dat het er nooit van gaat komen maar je staat het jezelf toe zo te blijven dromen omdat je nog dagen hebt. Nog zoveel dagen van leven hebt. Zoveel dagen gevuld met zoveel uren, zoveel uren waarin zomaar dingen gebeuren kunnen die je nooit bedacht of voorzien kon hebben. Dus mag je dromen. Maar doorheen die dromen sijpelt meer en meer het besef dat er nooit meer iets gebeuren zal, dat wat er niet in zit er ook niet uit kan komen en dat er bovendien ondertussen ook een heel stel dagen en nog veel meer uren verdwenen zijn. Een besef dat weten wordt: je hebt wel wat manoeuvres uitgehaald misschien maar veel heeft het niet geholpen. Het was slechts heen, en toen weer subiet terug. En het weten geworden besef groeit en groeit tot het uiteindelijk zo groot geworden is dat het alle dromen onder zijn gewicht verplettert. Een proces van jaren en Menasse beschrijft dat even doodleuk in zeven zinnen en dat is grappig en intriest en grappig en mooi en hartverscheurend) (en grappig ook, zei ik grappig al?)

Is het die nonchalante vertelstijl? Menasses vertellers onderbreken zichzelf, voltooien hun zinnen niet altijd of beginnen ineens doodleuk over iets anders. Zinnen kunnen terugkeren in net iets andere contexten. De lezer wordt ontregelt. De lezer wordt bedwelmd. De lezer drinkt de verhalen als alkool. De verhalen bevatten vele openingen naar andere geestesgesteldheden.

Is het een zin als: “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken”? Is het een zin als “Er komt geen eind aan een daarna.”? Is het een zin als “[I]n 1954 […] was mijn vader een twintigjarige man met dromen en spieren”? Is het een geniaal geconstrueerde zin als “De klippen waarop verwachtingen als de hare gewoonlijk stuklopen, kwamen haar nog voor als het fundament waarop ze kon bouwen.”? Is het een zin als “Zolang een leven aan het eind gereduceerd wordt tot een naam, twee getallen en een streepje ertussen, leven we niet in een informatiemaatschappij.”? Is het een zin als “Het leven is een nog grotere vergissing dan de dood.”? Zijn het zijn pakkende openingen, zoals die van Het einde van de hongerwinter: “’De aap bracht ons het eten,’ zei mijn vader, hij pauzeerde ven, ‘en een boek.’ Nu, zoals altijd, de langere, kunstmatige pauze. ‘Dat was mijn eerste bewuste herinnering.’ En die van mij. Want ikzelf had geen andere herinneringen dan die van mijn vader en grootouders – na hun ervaringen en verhalen had alles wat ikzelf beleefde nooit een blijvende betekenis kunnen krijgen. En steeds werd mij voorgehouden dankbaar te zijn dat ik in mijn naoorlogse leventje niets had moeten meemaken. ‘Meemaken’ ging in mijn familie altijd samen met ‘moeten’, en als je geluk hebt dan moet je niet.”?

Is het de humor, is het de poëzie, is het de schoonheid, zijn het de weerhaken, is het de melankolie, is het de onderkoeldheid, is het de filosofie ofnee wacht ik had het al over de filosofie gehad.

Is het dit allemaal of is het iets anders, iets dat zo geraffineerd is dat ik het niet eens bemerkt heb en misschien nooit bemerken zal tenzij misschien bij mijn vijftigste herlezing van deze prachtbundel? Hoewel de verhalen uit De Amerikaanse bril zijn verschenen in de braafste tijdschriften die je je maar voor kunt stellen (in Roodkoper zelfs nog, Roodkoper mind you, o ik heb nog geschreven voor Roodkoper, ja heel echt waar, student was ik toen, jong was ik toen, nog denkend dat het bezig was ergens heen te gaan met die mij van toen, die toenmalige mij, die was op weg, die liep overheen de grachten naar De Rode Hoed, die ging schrijven voor een blad, mensen gingen dat lezen, zo ging het beginnen want zo vangt het begin doorgaans aan, toch) (ow, okee, Eeuwige jeugd verscheen in Yang) (Yang was niet braaf) (Yang is ter ziele maar niet braaf) (Yang is gereïncarneerd als nY) (nY is wel hard op weg braver te worden dan het in het begin was, dat wel), is het proza van Menasse eerder gevaarlijk dan braaf te noemen. Gevaar, zoals Ilja Leonard Pfeiffer dat ziet ‘k bedoel. Het ontregelt. Het scheurt. Het maakt lange neuzen naar. Naar ja. Naar iets. Naar de wereld naar de mensen naar de Gevestigde Orde. Ah. Ja. Daar zijn we dan.

Want dit proza speelt zich dus wél af aan de randen. Is géén traditioneel proza. Al is het moeilijk aanwijzen waarom het geen traditioneel proza is. Je moet het voelen. Als je het leest zul je het voelen. En als je het voelt ben je verkocht.

Denk ik aan die anarkist die zó vrijgevochten was dat hij een bundel niet eens in volgorde las. Had ik dat ook moeten doen, en De Amerikaanse bril (I) (het essay) pas op het eind moeten lezen? Als een soort bonusmateriaal. Een zot extraatje. Een curiosum. Ze hadden me ook achterin het boek een code kunnen laten scannen die toegang gaf tot een filmpje waarin Menasse te zien is als goochelaar op een kinderfeestje. Zoiets. Vroeger of later kom je er toch altijd achter dat je helden ook dingen hebben gedaan die je minder vurig bewonderen kunt.

Of was de mokerslag van het proza des te harder omdat ik die na het essay niet had zien aankomen en is de door Paul Beers uitgedachte volgorde toch gewoon de beste? Kan zijn. Mokerslag het was. Ik ben wakker. Wakker voor Menasse. Ben nu hevig benieuwd naar ander werk van hem, een roman bijvoorbeeld? Want hoe dan ook – De Amerikaanse bril smaakt me naar meer. Naar veel meer. Wat een fantastische schrijver heb ik hier leren kennen.

Robert Menasse De Amerikaanse bril Recensie

De Amerikaanse bril en andere verhalen

  • Schrijver: Robert Menasse (Oostenrijk)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Ich kann jeder sagen (2009)
  • Nederlandse vertaling: Paul Beers
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 196 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de verhalenbundel van Robert Menasse

Wanneer precies eindigde de naoorlogse wereldorde? En waar was ik toen dat gebeurde? Dertien vertellers herinneren zich ervaringen die hun leven hebben gevormd. Herinneringen aan de dag waarop John F. Kennedy werd neergeschoten, de Berlijnse muur viel, de raf de industrieel Walter Palmers in Wenen ontvoerde, Griekenland Europees voetbalkampioen werd.

De geschiedenis doorkruist onze persoonlijke lotgevallen van bruiloften en sterfgevallen, mislukken en opnieuw beginnen. Robert Menasse vertelt wat we hebben meegemaakt, zodat we elkaar kunnen herkennen en begrijpen. In zijn verhalen is de historische waarheid – lees: ‘ik’ – in goede handen.

Bijpassende boeken en informatie

Kees ’t Hart – VICTORIEN, ik hou van je

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie nieuwe Nederlandse verhalenbundel. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Kees ’t Hart VICTORIEN, ik hou van je recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van VICTORIEN, ik hou van je. Het boek is geschreven door Kees ’t Hart. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe bundel met verhalen van de Nederlandse schrijver Kees ’t Hart.

Recensie van Tim Donker

Toen we Kees ’t Hart hadden zien lopen. Toen we gingen lunchen. Toen dat nog kon, toen je nog gedachteloos een restaurant in kon lopen, toen de Hugo restauranteigenaren nog niet verplicht had te discrimineren op medische gronden. Toen het al herfst begon te worden. Toen we daar zaten. Toen we doorheen het raam Kees ’t Hart zagen lopen. Toen het nog dat jaar was waarin ik geloven kon dat we vrienden waren.

Wie is die Kees ’t Hart eigenlijk, een oplichter ofzo? Een illusionist? Een zwendelaar? Een querulant? (dat artikel in nY was raar, Kees) Ik weet het niet. Kees ’t Hart kan je dingen verkopen die je eigenlijk niet kopen wil, dat weet ik wel. Zoals toen. Met die dichtbundel van hem. Zijn tweede. Welk jaar was dat? Ja, 2008, dat kan ik ook wel opzoeken in het boek. Maar 2008 was niet het jaar waarin ik het kocht, al kan het ook niet veel later geweest zijn. Want het was in Eindhoven. Bij De Slegte. Daar kwam ik vaak, bij De Slegte in Eindhoven. Mijn vader woonde in Eindhoven. Mijn zus en mijn nichtje woonden in Eindhoven. Mijn moeder was er aan het doodgaan. Ik kwam vaak in Eindhoven en altijd als ik er kwam ging ik er naar De Slegte. Mooie De Slegte was dat. Hoe het licht daar door de ruiten viel. Zo viel er nergens licht door ruiten. Ik kuierde er rond. Verbleef er meerdere uren. Op elke afdeling moest ik zijn. Literatuur. Proza. Poëzie. Filosofie. Wetenschap. Engels. Nederlands. Strips. Oud. Nieuw. Wat & wat zag mijn oog nu weer liggen. Stapeltje dichtbundels. Ramsj. Maffe kaft. Met die bloempot. Dat ene kinderlijk getekende bloemetje erin en die andere bloem die veel “affer” oogde. Zoiets pak je meteen op. Zoiets blader je door. Zeker in De Slegte in Eindhoven, met dat licht en hoe dat er door de ramen viel (er valt daar geen licht door ramen meer) (wat voor winkel zou er nu in zitten? vast een of andere hippe kledingwinkel met een Engelse naam). God. Hoe nu? Een ode aan Frank Zappa! Die gast heeft me daar een ode aan Frank Zappa geschreven! Gedicht van bijna tien pagina’s lang. Ja hier moet ik geen enkel ander gedicht meer in lezen, dit gaat gewoon meteen mee naar huis. Misschien was het wel 2008. 2009 misschien? Niet later dan 2010 want toen is mijn moeder overleden. Frank Zappa was niet meer de onaantastbare held die hij voor mij was geweest toen ik zijn mjoeziek kennen leerde. Begin negentiger jaren was dat, ik was nog scholier, ik was zeventien ofzo, ik zat op de HAVO, ik weet niet meer waar ik voor het eerst iets van hem hoorde maar wel dat ik meteen verkocht was. Het was ook zoon onnavolgbare vent, die Zappa. Helemaal geen tiepiese popmuzikant. Over alles had hij meningen, over alles had hij uitspraken gedaan, haast altijd rare maar wel zeer doordachte en meestal ook erg rake uitspraken. Hij had een boek geschreven, dat ook in het Nederlands vertaald was. Het Echte Frank Zappa Boek. Pluspunt dat het vertaald was want op de HAVO las ik nog geen Engels. Dat deed teveel aan school denken, dat deed ik in mijn vrije tijd niet. Ik herinner me het kopen. Het Echte Frank Zappa Boek. Bij Van Pierre Boeken zoals die boekwinkel als ik me het goed herinner heette. In Eindhoven ja want verrek, begin jaren negentig woonde ik er zelf ook nog. De boekverkoper zei dat Frank Zappa bijna dood was, dat vond ik een grappige uitspraak, dat vertelde ik de volgende dag op school aan Patrick. “Dat kan niet,” zei Patrick. “Ofwel ben je dood ofwel ben je niet dood. Je kunt niet een beetje dood zijn zoals je ook niet een beetje zwanger kunt zijn.” Ik bewonderde Patrick. Hoe hij altijd op zeer betweterige toon de stompzinnigste dingen kon zeggen. Dat wilde ik ook kunnen: mijn domheden als slimheden presenteren. Niet veel later ging Zappa inderdaad dood. De onbetwiste God. Humoristisch, intelligent, maf, intrigerend, geweldig instrumentalist (zijn solo’s! sjeesis! zijn solo’s!). Maar dat was vroeg in de jaren negentig, In 2008, of 2009 (of was het nou 2010?) dacht ik allang niet meer zo over Frank Zappa. Maar als ik een dichtbundel aantrof met een bijna tien pagina’s lange ode aan hem dan ging die dichtbundel zonder enige twijfel meteen met mij mee naar huis – zo hoog had ik ‘m in die dagen nog wél zitten (inmiddels vind ik bijna niks meer van die man, een arrogante zeur misschien. van zijn wagon- en wagonladingen cd’s zijn er misschien maar een stuk of vijf écht goed en dan nog eens een stuk of tien “wel aardig”. de rest heb ik allemaal aan mijn zoon gegeven) (naja vijf goede en tien aardige cd’s maken, dat is natuurlijk wel nog altijd iets waar de gemiddelde muzikant zijn rechterarm voor over zou moeten hebben). Ik denk dat ik die dag niet eens meer lang gebleven ben in De Slegte. Ik denk dat ik naar buiten wilde. Ik denk dat ik wilde gaan lezen in die dichtbundel van die Kees ’t Hart (die ik alleen van naam kende).

Ik, ik buiten, ik zitten, ik lezen. Maar watte – …? Wat waren dat in jezusnaam voor een gedichten? Gedichten van het soort dat ik normaal niet las. Het NEE-gedicht. God. Ja. Of nee. Dat was geweldig. Het leven van Frank Zappa mocht er ook zijn. Zeker. Maar er was iets. Er was iets met die gedichten. Eigenlijk hadden ze alle elementen van het soort gedichten dat ik haat. Vaak, veel te vaak liet die ‘t Hart iedere nieuwe regel. Van zijn gedichten. Beginnen met een hoofdletter. Of de zin nu eindigt aan het eind. Van een regel. Of niet. Steeds die hoofdletters. Ik moet niet hebben. Van gedichten. Vol met hoofdletters. Waar ze niet hoeven staan. Een hoofdletter. Waar wel de regel. Maar niet de zin begint. Dat leest bijzonder. Irritant. Zeg nou zelf. Of gedichten waarvan elke strofe hetzelfde aantal regels heeft, was dat een of andere klassieke versvorm ofzo? En dat die regels dan ook steeds ongeveer dezelfde lengte hebben. Ik hou niet van die regelmaat, ik hou van gedichten die overheen de pagina’s vliegen, met zinnen die maar nooit eens willen blijven staan. Soms rijmden zijn gedichten, of leken ze te rijmen, of rijmde er zomaar ineens iets en vroeg ik me verschrikt af Hoe lang staat dat hier allemaal al te rijmen, is die gozer me nu bezig me gedichten op rijm door mijn strot te douwen? Lees ik nu rijmende poëzie? Op een bankje ergens in het centrum of Eindhoven dan nog? Deze gedichten hebben alles wat ik niet wil, eigenlijk zou ik deze gedichten moeten haten, eigenlijk zou ik deze bundel hier en nu in een vuilnisvat moeten werpen. Ergens in het centrum van Eindhoven. Maar ik wierp niet, ik zat, ik las, ik las bijna heel die bundel in één keer uit. Ergens in het centrum van Eindhoven. Ik wist het niet. Ik wist niks meer. Vond ik dit nu goed of slecht? Ik wilde mijn geld terug vragen, ik wilde die Kees ‘t Hart gaan opzoeken, ik wilde nog meer boeken van hem lezen om zeker te zijn. Ik had iets gelezen, bijna in één adem uit gelezen, dat ik normaal nooit zou lezen. Had ik gelezen. Daar. Ergens in het centrum van Eindhoven.

Of neem dit hier Victorien, ik hou van je.

(die titel, daar begon het al mee. in eerste instantie las ik Victoriën, ik hou van je. en ik dacht. is het meervoud van victorie victories of victoriën? of victorieën? kent victorie wel een meervoud?, en zo ja waarom dat laatste woord van de titel wel weer enkelvoudig, en niet victoriën, ik hou van jullie? en ik was geprikkeld, en ik vond mezelf peinzend over de titel, en verder nog: want ook dacht ik nog een fractie de titel te moeten lezen als Victori, en ik hou van je – en dat alles in slechts enkele seconden tot ik de titel klaar zag zoals die is)

Neem het titelverhaal. Ja neem dat.

(Nee tegen het titelverhaal, zei Kees ’t Hart jaren eerder in zijn NEE-gedicht)

(& ja toch maar weer eens een bundel gewoon in volgorde zitten lezen)

Dat gaat daar 25 bladzijden lang ofzo over een zin die tussen 1980 en 1992 te lezen was op een brug aan de Waalkade in Nijmegen. Wat moet ik met een zin die tussen 1980 en 1992 gestaan heeft op een brug in Nijmegen? Ik ben die hele periode lang niet één keer in Nijmegen geweest. Ergens na het jaar 2000 ja, toen ben ik enkele jaren lang diverse malen in Nijmegen geweest. Ik studeerde, of misschien net niet meer, en we maakten een literair undergroundblaadje (dat wij – de tweekoppige redaksie – voornamelijk zelf volschreven) en dat we zelf distribueerden onder de verkooppunten waarvan er enkele (één of twee) in Nijmegen waren. Toen kwam ik er wel eens, toen at ik er wel eens in een restaurant, is er kans dat ik toen ook wel eens op de Waalkade gelopen heb? Ja. Goed. Waarom niet. Maar die zin was er toen al niet meer en zou zo’n zin me überhaupt zijn opgevallen anders? Tussen 1980 en 1992 kwam mijn vader wel vaak in Nijmegen. Hij moest daar geregeld zijn voor zijn werk. Een keer per maand? Weetikveel, valt een kind een regelmaat op? Het was vaak, of dat vond ik, maar niet zo vaak als bijvoorbeeld judo waar ik elke week heen moest. Dan was hij voor zijn werk in Nijmegen, dat ik overigens hardnekkig bleef uitspreken als Nijmnegen, dan was hij laat thuis, dan at hij niet mee en dan was hij er zelfs ook nog niet als ik naar bed moest. Moet pappa vandaag naar Nijmnegen?, vroeg ik mijn moeder. Zei ze Ja, dan wist ik genoeg. Dan was het slapen gaan zonder kietelen en stoeien en grapjes maken. Dat is waar Nijmnegen in de jaren tachtig voor mij voor stond: naar bed zonder kietelen en stoeien en grapjes maken.

Dus nogmaals. Wat moet ik met de zin Victorien, ik hou van je die tussen 1980 en 1992 geschreven stond op een brug in Nijmegen?

En die Victorien ken ik ook al niet.

En toch. Ik lees het smaak. Ik lees het geboeid. Ik lees het geamuseerd, en in de ban.

Ofnee. Niet helemaal correct. Ik luister.

Want zo is het. Het is maf, maar zo is het. Ik lees deze teksten niet. Dit is geen proza, is het wel bedoeld als proza, het zijn verhalen en ontboezemingen. Ik hoor dit aan. Ik hoor dit alles aan. Nee niet van een “rasverteller” of zoiets debiels, god bewaar me. Erger nog. Ik luister naar een goede vriend. Ik luister naar mijn beste vriend. Kees ’t Hart en ik zitten op kaffee en hij is aan het woord – alleen hij is aan het woord, ik krijg er niks tussen en dat wil ik ook niet. Dat soort beste vriend is hij. Je hangt aan zijn lippen. Je wil alleen hem nog horen. Je hoopt dat hij nooit ophoudt met vertellen.

Dat soort vriend en dat soort kaffee.

Of is het een restaurant misschien.

We gingen op restaurant want toen kon dat nog. Toen mocht iedereen nog op restaurant: zij die konden bewijzen dat ze “gezond” waren (dat heet: gezond in de opvatting van de Hugo) en zij die dat niet konden. Iedereen mocht, er bestond nog geen uitsluiting (wat wel weer duidelijk maakt waarom apartheid om te beginnen al een Nederlands woord is) (diegenen weren die niet doen zoals de massa doet, daar zijn Nederlanders goed in) (normaal doen, daar houden Nederlanders van) (norm-aal: volgens de norm) (dat waaraan bijna iedereen voldoet) (bijna) (Normaal) (Ik ben moar een eenvoudige boerenlul) (inderdaad, Bennie: eenvoudig is dat simpel breintje van je zeker en een lul dat ben je ook) (g’woon) (Nederland houdt van gewoon) (het enigste wossie wa so lekker gewoon is geblefuh) (en die anderen) (die mottuh altijd so nodig anders sijn as een ander) (apartheid: een Hollandse traditie in ere hersteld) (goed van de Hugo!) (de Hugo for president!), en dus daar gingen we. We zaten aan tafel, we bestelden broodjes. We zagen Kees ’t Hart lopen. Dat kon. Het was immers Den Haag, daar. We bestelden broodjes in een restaurant in Den Haag en we zagen Kees ’t Hart lopen. Edwin zag hem het eerst. Hij wees naar buiten, Ricco en ik keken door het raam. Daar loopt Kees ’t Hart, zei Edwin. Oja, zeiden we, daar loopt Kees ’t Hart. Nu weet ik alles weer, zei ik. Edwin keek me een moment niet-begrijpend aan. Zei toen: O, is dat van hem? Ja, zei ik. Dichtbundel. Zijn tweede. (pas in de trein terug naar huis bedacht ik me dat het is: Ik weet nu alles weer). Misschien voelden we ons een momentje goed. We hadden een dichter zien lopen. Het klootjesvolk herkent mensen van televisie, wij hadden een dichter herkend. Misschien voelden we ons een momentje goed maar toen kwamen de broodjes. Er zat komkommer bij mijn broodje. De zaadlijsten waren eruit verwijderd. Ik begon een relaas over de voors maar vooral over de tegens van het verwijderen van zaadlijsten uit komkommer. Een lang relaas. Misschien een iets té lang relaas, afgaand op de blikken in de ogen van Ricco en Edwin. Blikken die gingen van geamuseerd via ongeduldig naar verveeld en misschien wel verbijsterd. Maar het maakte niet uit. In dat jaar kon ik nog geloven dat we vrienden waren en ik hoopte dat ik het soort vriend was van wie je het hebben kon als hij je verveelde. Het soort vriend waarvan je wist dat hij soms te lang op dingen door ging maar dat maakte niet uit want hij vertelde smakelijk en op zekere manier was het ook zijn charme, van hem, van die vriend: die stokpaardjes die hij soms een weinig te lang bereed.

Dat soort beste vriend dus. In dat soort restaurant. Is hij. Is Kees ’t Hart.

Het proefschrift begint als een soort bespotting van het academische wereldje, misschien een soort hekeling van literatuurwetenschappen? Aan alles betekenis willen hechten, overal iets achter zoeken, alles doordenken, elke regel kapot redeneren? Geweldig, op al wat zich doet als wetenschap zonder ooit werkelijk wetenschap te kunnen zijn kan niet genoeg gescholden worden als je het mij vraagt (je vraagt het mij niet). Maar het stevent helaas af op een flauwzinnig einde: dat met die afgietsels vond ik bij Zappa / GTO’s al niet heel erg grappig maar de herneming ervan in een literaire setting vond ik zelfs op het gênante af (waar las ik Zappa’s versie ook alweer? schreef hij erover in Het echte Frank Zappa boek? ik weet het niet ik kan het ook niet meer nagaan want ik heb al mijn Zappa-boeken naar de kringloop gebracht). Maar Kees ’t Hart mag gênant zijn, zelfs gênant is hij nog uiterst vermakelijk.

Meestal is hij niet gênant.

Meestal is hij niet eens vermakelijk – of liever: ver voorbij vermakelijk is hij meestal.

Toeren met Toon Tellegen en Corrie van Binsbergen – die laatste trouwens ook alweer zo’n naam uit het verleden maar al haar cd’s gaf ik niet eens meer aan mijn zoon, die gingen samen met de Zappa-boeken naar de kringloop; en daarna wilde ik het stedenspel met mijn zoon spelen (wilde ik, wilde ik. maar deed ik niet, Kees ’t Hart kletst mij deze avond de oren van het hoofd en voor enig “ik” (als in doen wat ik wil doen) is hier helemaal geen ruimte en dat is de schoonheid ervan).

Een vogelkerkhof, feitelijk weer een gedicht, en weer met hoofdletters enzo, en elke strofe vier regels en alle regels ongeveer even lang, en aksidenteel rijm of rijmt dat al langer dan ik dacht misschien en valt het me alleen maar af en toe op?, maar mooi en ontroerend en zo bloedwarm dat het ook hier is of ik hem praten hoor, misschien draagt hij tussendoor wel even één van zijn gedichten voor, hoe ging het ookalweer, de avond was zo lang, en zo onwezenlijk vol, achteraf weet je niet meer wat werkelijk zo ging en wat je er later in je kop aan toegevoegd hebt.

En of hij nu een prachtige, verstillende herinnering aan De Eenzame Uitvaart (iets wat ik voornamelijk kende van F. Starik) (ook hij nu dood) (ik deelde ooit een podium met hem) (tenminste als “vlak na hem een eigen schrijfsel in de mikrofoon sputteren” hetzelfde is als “een podium delen”) met je deelt; op even humoristische als erudiete en bevlogen wijze vertelt over een lezing in wording; het keelsnoerende verhaal vertelt dat zit achter een simpel (en overigens mij onbekend) boekje van Søren Kierkegaard of op je vloekt omdat je geboren bent zonder voeling met de schoonheid van het Noorden – je houdt van die man, je houdt van zijn woorden, je houdt van hoe hij daar alles, zittend tegenover je, (& jullie allebei al een beetje dronken misschien), zit te vertellen, en praat, en praat en praat. Je kunt er geen genoeg van krijgen. Je luistert en luistert en luistert. Nu al 184 pagina’s lang.

Maar dan: Na afloop is van papier en blijft van papier. Wat is dat eigenlijk, Kees? Een parodie op David Markson? Waarom zou je David Markson willen parodiëren? Je kunt niets hebben met diens proza, akkoord, maar wat hij doet is uniek en ik weet niet of je het unieke moet parodiëren. Bij iets als wat Markson deed past mijns inziens alleen maar ontzag, en áls je hem als parodiëert doe het dan in ieder geval een stuk beter en niet zo allejezus flauw als in Na afloop (“Suske en Wiske zien elkaar alleen nog maar met Kerstmis.”; “Tristram Shandy schreef in 1762 een roman met alleen maar eerste zinnen.”; “André Hazes heeft zelf nooit gevliegerd”; “Met Josef K. kon in de pauzes van de roman enorm lachen.”; “Vader Abraham is in 2028 bij een poging door een waterkraan te kruipen overleden.” – voor een postje op Facebook was het een geknipte tekst geweest (was je was op tienduizenden “likes” komen te staan), maar na de meeslependheid die dit boek tot hier toe was, doet het me toch een heel klein beetje goedkoopjes aan).

De laatste tientallen pagina’s blijft ’t Hart voor mij een papieren ’t Hart. Het hoofddoekje, over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt, is fantastisch en heel “voelbaar”, maar het blijft een papieren verhaal over een meisje dat de jeugdinrichting Het Poortje in Groningen bezoekt. Misschien zijn sommige van de verhalen van ná Na afloop even sterk als die ervoor, kan. Misschien is er alleen maar een ander licht aan gezet. Misschien is de teevee aangezet. Het hoofddoekje zie ik vooral voor me als een kortfilm op Nederland drie (of heet die zender anders tegenwoordig?); Bij de uitgever kon een sketch zijn van Jiskefet of misschien zelfs van André van Duin (maar dat laatste kan evengoed als een geweldig groot compliment gelden want die absurde dialogen die Van Duin en Van Dusschoten vroeger deden (was dat in de zeventiger jaren?) (ze speelden zich meestentijds af in een bar geloof ik), mogen zonder enige terughoudendheid geniaal genoemd worden).

Misschien is het ook maar de laatste truc van illusionist / oplichter / querulant / verdwijnkunstenaar Kees ’t Hart: hij sprong levend en briesend en fulminerend en pratend uit een boek tevoorschijn en bijna op het einde verdwijnt hij weer in datzelfde boek. Mij verward achterlatend, hongerend naar meer.

Kees 't Hart VICTORIEN, ik hou van je Recensie

VICTORIEN, ik hou van je

  • Schrijver: Kees ’t Hart (Nederland)
  • Soort boek: verhalen
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van Kees ’t Hart

In VICTORIEN, ik hou van je verplaatst Kees ’t Hart ons onder meer naar een eindexamenfeest in Nijmegen in de jaren tachtig, naar de wereld van lezingen en congressen, zingt hij de lof van het Noorden, predikt hij de waarheid over Gorter en Bordewijk, bezoekt hij met Alina een instituut voor jeugddelinquenten, maakt hij een reis met het muziekgezelschap van Toon Tellegen, begraaft hij Lord Lister, poseert hij voor een halfzusje, leest hij gedichten voor aan de Syrische grootvader van een garagemonteur en koopt hij in Ieper een speelgoedmitrailleur. Altijd nieuwsgierig, altijd verlangend naar betere herinneringen. Lichtpuntjes zien, daar doet hij het voor.

Bijpassende boeken en informatie

Laila Lalami – De zaak aan Highway 62

Laila Lalami De zaak aan Highway 62 recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Nederlandse vertaling van de roman The Other Americans van de Marokkaans-Amerikaanse schrijfster Laila Lalami.

Laila Lalami De zaak aan Highway 62 recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De zaak aan Highway 62. Het boek is geschreven door Laila Lalami. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Marokkaans-Amerikaanse schrijfster Laila Lalami.

Laila Lalami De zaak aan Highway 62 Recensie

De zaak aan Highway 62

  • Schrijfster: Laila Lalami (Marokko, Verenigde Staten)
  • Soort boek: familieroman, sociale roman
  • Origineel: The Other Americans (2019)
  • Nederlandse vertaling: Lucie van Rooijen, Inger Limburg
  • Uitgever: Nieuw Amsterdam
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Recensie en waardering van de roman

  • “Zeer aangrijpend portret van een moderne Amerikaanse gemeenschap.” (The Sunday Times)
  • “Een feilloos geconstrueerd verslag van een misdaad en de gevolgen daarvan.” (J.M. Coetzee)

Flaptekst van de roman van Lalla Lalami

Een familiesaga, whodunnit en liefdesgeschiedenis in één, die op subtiele wijze de problemen van de westerse maatschappij blootlegt.

Driss Guerraoui en zijn vrouw zijn in de jaren tachtig van Casablanca naar Californië geëmigreerd om daar een beter leven op te bouwen. Wanneer Driss op een late lenteavond een donkere kruising oversteekt in zijn woonplaats, een klein stadje in de Mojavewoestijn, wordt hij geschept door een voorbijrazende auto. Het lijkt een bewuste hit & run. Driss’ volwassen dochter Nora keert terug naar haar familie om die bij te staan. Ze raakt betrokken bij het politieonderzoek en wordt geconfronteerd met geheimen binnen het gezin en met de hypocrisie van de gemeenschap. De zaak aan Highway 62 is een actuele, provocerende en aangrijpende roman over de immigrant als ‘de ander’.

Bijpassende boeken en informatie

Laila Lalami La Florida RecensieLaila Lalami (Marokko, Verenigde Staten) – La Florida
historische roman, sociale roman
Waardering redactie∗∗∗∗ (uitstekend)
Een o zo nodige, verfrissende en confronterend andere kijk op de kolonisatie van Amerika…lees verder >

Leonieke Baerwaldt – Hier komen wij vandaan

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie over de inhoud van de debuutroman. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de roman Hier komen wij vandaan. Het boek is geschreven door Leonieke Baerwaldt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.

Recensie van Tim Donker

Joe kant djuts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek baj its flaptekst. De allereerste vier zinnen van de flaptekst dan ook nog eens:

‘Een vader is een man die kinderen verwekt,’ antwoordde je toen ik er eens naar vroeg.
‘Wie heeft mij dan verwekt?’ wilde ik weten. Je pakte me bij mijn kin en keek me indringend aan.
‘We zijn niet op zoek naar een vader,’ zei je. ‘We zijn op zoek naar een prins.’

Als vader stuit de zin “een vader is een man die kinderen verwekt” me om meerdere redenen geweldig tegen de borst. Mijn ergernis was gewekt. Hum, dacht ik. Vast zoon boek waarin een moeder en een dochter (niet) op zoek gaan naar een vader, of een prins. Een rootnofful zeker en vast ook nog eens, te maken materies erger. “Dit lijkt me niks!” bromde ik en Theo, hij stond. Theo, hij praatte. Dat stomme boek met die stomme kwaadsprekerij over vaders brandde in mijn hand. Maar Theo, hij praatte. Mijn handen moeten altijd wat te doen hebben als mensen praten. Een psycholoog zou daar vast iets over te zeggen hebben maar ik niet. Ik laat het gewoon bij de vaststelling dat mijn handen altijd iets te doen moeten hebben als mensen praten. Door mijn haren gaan. Aan mijn gezicht krabben. In mijn broekzakken gaan, en dan weer eruit. Of doorheen boeken bladeren als ik toevallig een boek in mijn handen heb. En dat had ik. En dus bladerde ik een beetje door dat stomme Hier komen wij vandaan terwijl Theo praatte. Dit lijkt mij niks, had ik gebromd en nu bladerde ik wat. Ik bladerde, “Dit lijkt mij niks” had ik gezegd en nu zei ik: “Hoewel…”

“Ah!” zei Theo. “Jou bevalt de bladspiegel!” Hij had gelijk. Theo heeft irritant vaak gelijk. Mij beviel de bladspiegel. Veel wit. Ultrakorte hoofdstukjes. Flardjes handgeschreven tekst. Tekeningetjes zelfs hier en daar. Ja. Mij beviel de bladspiegel. Mij beviel de bladspiegels gans goed. Joe kant duts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek bai its bladspiegel. Hier komen wij vandaan ging mee in de stuurtas. Hier komen wij vandaan ging mee naar huis.

Uiteindelijk moet je een debutant ergens op beoordelen. Dacht ik. Toen ik huiswaarts keerde. Met in mijn stuurtas een boek dat ik eerst al had afgeschreven. Een debutant is zonder geschiedenis, immers. Van een debutant kun je niet zeggen Ik vind haar poëzie beter dan haar proza of Ik vond haar eerste vier boeken fantasties maar daarna is ze een weg in geslagen die mij helemaal niet beviel. Het boek van een debutant kun je beoordelen op de flaptekst. Of op de bladspiegel. Op de titel (Hier komen wij vandaan: niet rotslecht maar zeer zeker ook niet geweldig). Op de auteursinformatie. (Leonieke Baerwaldt studeerde filosofie en literatuurwetenschappen, staat daar. Hum. Áls je dan zonodig moet studeren, studeer dan maar filosofie en/of literatuurwetenschappen, hoewel iets schoons zelden schoner wordt als je er een wetenschap van maakt (en dat zeg ik. als vrijdenker. als agnost. als skeptikus). In 2018 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd, staat daar ook. Welke gek doet er in jezusnaam mee aan een schrijfwedstrijd, denk ik dan, en al helemaal een verrotte schrijfwedstrijd van dat verrotte Lowlands dat georganiseerd wordt door een verrotte fascist die erop tegen is dat mensen zelf nadenken) (maar goed, dat laatste kon Baerwaldt in 2018 misschien nog niet weten) (maar verder roep ik iedereen op om vanaf nu tot doemsdag nooit meer naar Lowlands te gaan).

Het boek van een debutant kun je beoordelen op de eerste paar regels. Wat dat betreft hadden:

“’Als wij sterven worden we zeeschuim,’ zei haar oma. ‘Knisperende vlokken op het water. Daarna verdwijnen we in de maalstromen. Bij de mensen gaat dat anders. Zij hebben een ziel, die stijgt op naar de sterren. Wie weet wat daar te halen valt.’

‘Wat zijn sterren?’ vroeg de kleine zeemeermin.

‘Sterren,’ mijmerde haar oma, ‘zijn het mooiste dat je ooit zult zien.’

me niet gelijk geheel en al gewonnen voor Hier komen wij vandaan. Maar afgestoten ook niet. Ik was, zogezegd, geprikkeld. Geprikkeld genoeg om het boek van een debutant te gaan beoordelen op het beste waarop je het beoordelen kunt: het boek zelve. Ja. Ik ging lezen. Ik las. En ik las rap. Voor mijn doen in ieder geval (want ik lees doorgaans minimaal vijftig boeken door elkaar waardoor het per kist misschien sneller gaat maar per boek weer langzamer). Maar zeker voor iemand in mijn omstandigheden. Want het was vakantie. Dus de kinder waart thuis. En als de kinder thuis bent, dan speel, ren, klim, lees, zwem, lach, bouw, fiets en kook ik met de kinder. En deze vakantie dan ook nog es midden in een verhuizing ook. Alle dagen gaf het wel iets te doen. Twintig loodzware dozen twee trappen op sjouwen. Vijftig nog loodzwaardere kisten twee trappen op sjouwen (waarom moet alles in dit huis uitgerekend op het hoogste verdiep staan?). Tien kasten uit elkaar halen. Tien kasten weer in elkaar zetten. Oh. Hoeveel kasten haalde ik niet uit elkaar, hoeveel kasten zette ik niet weer in elkaar. Toegegeven, ik deed dat steeds met mijn moje, mijn lieve, mijn prachtige, acht jaar oude zoon dus het was fantasties om te doen maar tijd opslokken deed het wel. Wie haalt dan nog ergens leestijd vandaan? Voor Hier komen wij vandaan wist ik toch steeds uit de kleinste hoekjes nog wat leestijd tevoorschijn te krabben. Meestal was dat laat in de avond. Met wat whisky of wijn. Maar des anderendaags was de school ineens begonnen. En zat ik daar. In mijn doje eentje. In een nagelnieuw huis. Waar volgens mij van alles nog gebeuren moest. Of. Na. Ja. In een nagelnieuw huis waar volgens mijn vrouw hoogstwaarschijnlijk nog van alles moest gebeuren. Dacht ik. Stond ik. Wat zou er volgens mijn vrouw moeten gebeuren in dit huis? Stond ik, doolde ik, liep ik. De oven misschien? Een nagelnieuwe oven in een nagelnieuwe keuken. Daar moest volgens mij niks mee gebeuren. Maarja. De jaren hadden me inmiddels geleerd dat vooral dáár waar volgens mij niks hoeft te gebeuren, er volgens mijn vrouw van alles moet gebeuren. Allee komaan. De oven dan dus maar. Sta ik de eerste schooldag in mijn nagelnieuwe huis in de nagelnieuwe keuken de nagelnieuwe oven te kuisen. Met in mijn rug een razende Eugene Chadbourne.

(Heb ik jullie ooit het Eugene Chadbourne verhaal verteld? Wacht. Ik ga jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Het heeft geen jota met Hier komen wij vandaan te maken maar toch ga ik jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Want nu ik erover begonnen ben, zet ik door ook. Terug in mijn studentenjaren maakte ik een blad. Dat blad heette Kraakpen. Ik maakte dat samen met Antonio. Met z’n tweeën schreven, tekenden en fotografeerden we ieder nummer vol. Antonio was echt wel een soort vriend van mij in die dagen. We praatten zelfs met elkaar, kajje voorstellen? Over muziek praatten we, en boeken en filosofie (hee, Baerwaldt!) en vrouwen en drank en eten en België en het zwart van de nacht. De hoop op drijven had ons al zo ver gebracht. We hielden elkaar ook op de hoogte van dingen. Nieuwe ontdekkingen, dingen die misschien goed gingen zijn. Waarvan we gehoord hadden. Waarover we gelezen hadden. Het was een dag, en ik weet niet wie het gelezen had of wie erover begon, het was een dag, het was zomaar een dag waarop ineens de naam Eugene Chadbourne viel. Iemand had ergens iets vandaan. Iemand had ergens iets gehoord. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne deugen kon. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne heel hard deugen kon. We moesten. We gingen. We zouden. Op zoek naar. Muziek. Op zoek naar cd’s. Op zoek naar Eugene Chadbourne. Dat was in die dagen minder eenvoudig dan nu. Het internet bestond al maar was minder omnipresent dan nu. In die dagen, stel het je voor, gingen mensen echtwaar nog naar een platenzaak als ze een plaat wilden kopen. Nu lag Kraakpen voor een hyperexperimenteel en totaal obskuur undergroundblad in verrassend veel winkels in verrassend veel steden te koop en daar we de distributie als ware DIY’ers helemaal zelf deden, kwamen we nog eens ergens. Ik spreek nu over de tijd dat er in iedere stad platenwinkels waren. Niet de blauwe platenwinkels, maar echte platenwinkels. Die platen verkochten voor mensen die van muziek hielden. We zochten. We zochten in het oosten van het land we zochten in het westen van het land we zochten in het zuiden van het land en we zochten in het noorden van het land. Overal zochten we. In platenwinkels. Naar platen van. Eugene Chadbourne. Nooit gevonden. Hoe langer het duurde hoe meer Eugene Chadbourne iets van een heilige graal voor ons werd. We zochten nu al te lang. Dus besloten we dat de lengte van de zoektocht nooit meer evenredig ging kunnen zijn met de bevrediging die een eventueel toekomstig welslagen zou opleveren. Eugene Chadbourne moest maar een mythe worden. Nooit of nooit mocht dit een konkrete man worden met konkrete platen waarop konkrete muziek te horen kon zijn. Altijd moest Eugene Chadbourne een gerucht blijven. Een soort van messias waarnaar lang gezocht was maar die nooit gevonden was. Dat was het pakt. Dat was de mythe. En ik hield me eraan. Ook toen ik ruzie kreeg met Antonio. Een ruzie die onherstelbaar bleek. Ik zag Antonio nooit meer. Ik geloof dat hij nu in Groningen woont. Ik bleef het pakt trouw. Eugene Chadbourne bleef een mythe. Ik vertelde mensen wel over de mythe. Over Eugene Chadbourne. Over hoe ik na al die jaren nog altijd geen noot muziek van hem had beluisterd. Altijd kwamen mensen er dan een paar dagen later op terug: “Het is idioot, je moet het pakt verbreken, ik heb inmiddels wat liedjes van hem beluisterd op internet en ik denk dat jij het erg goede muziek zult vinden.” Dat zeggen mensen dan. Want zo zijn de mensen. Geen stuiver gevoel voor romantiek, de mensen. Zelfs Sandra zei het (aah, Sandra was mooi Sandra was lief Sandra was grappig waarom spreek ik haar nooit meer?) (ik heb haar geloof ik ooit eens gebeld toen ik vreselijk dronken was, zou ik toen hele erge dingen hebben gezegd?) (ik herinner me het niet meer). Maar. Ik. Bleef. De. Mythe. Trouw. Tot. Ja. Tot wanneer eigenlijk? Van Kees ’t Hart mag je geen eigenlijk zeggen. Wanneer besloot ik dat de tijd rijp was om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren? Demystifikeren kan ook. Zulke dingen zegt Daniel Dennett. Leeft Daniel Dennett nog? Straks eens opzoeken. Het was een dag, ik geloof ergens in de winter. De laatste winter in wat ik nu helaas alweer mijn vorige kot moet noemen. Ik weet niet hoe ik erbij kwam. Het was nacht. Zulke dingen zijn vaak in de nacht. Het was nacht toen ik dacht dat er een einde moest komen aan het pakt rondom Eugene Chadbourne. Ik bestelde een cd van hem. Die moest uit Amerika komen. Dat duurde. Maar hij kwam. De cd kwam, het was nog in mijn vorige huis. Ik haalde hem uit de envelop maar draaide hem niet. Ik legde hem op de stapel nog te luisteren. Ik moet altijd een stapeltje nog te luisteren hebben. Vreselijk idee dat ik alle cd’s in mijn huis zou kennen. Maar Eugene Chadbourne bleef wel erg lang op die stapel. Een zekere schroom peinst u nu waarschijnlijk en dan peinst u recht en niet krom. Ik had mijn abstinentie ruim twintig jaar weten vol te houden. Winter ging en lente kwam. En lente ging en zomer kwam. En mijn vorige huis mijn moje vorige huis ging en het nieuwe kwam. En Chadbourne bleef onbeluisterd. Maar toen ging ik een nagelnieuwe oven staan kuisen, een oven die helemaal niet vies was. En nu was het moment rijp om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren. Oven. Doekje. Schoonmaakmiddel. Eugene Chadbourne. Is dat geen prachtige maandagmorgen of wat? Ik bedoel, ken je Eugene Chadbourne? Hij speelt klassieke country liedjes na. Echt klassiek. Honky tonk, hillbilly, blue grass. Hoe heet dat. Liedjes van gasten als Johnny Paycheck, Hank Williams, Merle Haggard, Rex Griffin, Willie Nelson. Die speelt hij na. Maar het zijn geen getrouwe covers, want hij injekteert hun muziek met free jazz. Ja een crossover van country en free jazz, ik had er ook nog nooit van gehoord (wel country en rap, vond ik ook al vrij bizar). Tiepies iets om op te leggen als je op maandagmorgen in je nagelnieuwe huis een nagelnieuwe over staat te kuisen. Niet omdat je wil. Maar omdat je denkt dat je moet. Fantasties was het. Ik neuriede zelfs mee. Meeneuriën met een country free jazz miksop met je kop in de oven, ik kan het iedereen aanraden. Ik zwaaide zelfs uit het raam naar passerende buren (ik vond de vorige buren betere buren). Ik had een goede tijd. Maar beter nog als ik verder zou lezen in Hier komen wij vandaan. Dus staakte ik dat met die oven. En las verder in Hier komen wij vandaan.).

Al die keren las ik & wat las ik al die keren?

Wat leest de mens die Hier komen wij vandaan leest?

Die mens leest paradoxen.

Hoe nu?

Ja. Zeg. Hoe zeg ik dat.

Hier komen wij vandaan is sprookjesachtig. Maar ook rauw. Poëtisch. Maar ook hard. Surrealisties. Maar ook genadeloos aards. Wat is dat met die debutanten van tegenwoordig? Die Joost Oomen van laatst viste ook al in deze vijver. Maar Oomen vond ik uiteindelijk toch een beetje een poseur. Dat blijkt ook wel, want ik zag hem in De slimste mens. Wanneer zag ik De slimste mens? Het was een keer laat op de avond of vroeg in de nacht en ik moest eigenlijk schrijven maar ik had geen zin en ik zette die stomme treurbuis maar weer eens aan. Altijd die stomme treurbuis als ik dingen doen moet (schrijven of slapen of een nagelnieuwe oven kuisen). Zie ik f’domme Joost Oomen bij De Slimste Mens. Joost Oomen dan nog, die in dat perenlied van hem zo fel van leer trok tegen oppervlakkig divertissement. Die opriep om ontroering, schoonheid, vermaak, wat dan ook, te vinden in een steen en vooral niet bij Disney, zeker niet bij Disney, het allerergst was toch wel Disney. Nee, dan is De Slimste Mens zeker een heel pak beter? Met die gezellige Opa Brombeer die alles maar niks vindt maar die desalniettemin wel heel diep begraven zit in datzelfde alles? (ik heb nog les gehad van zijn zus trouwens) (zou je van Kees ’t Hart wel trouwens mogen zeggen?). Dat perenlied ja, dat liet een vuile smaak achter in mijn bakkes. Baerwaldt schijnt me pakken zuiverder toe.

(zou Baerwaldt bij De Slimste Mens gaan zitten? & wanneer wordt televisie nu eindelijk eens een bijprodukt. zodat de vraag “was die en die ooit op televisie?” al even irrelevant gaat zijn als de vraag “Heeft hij of zij zich laten vaccineren tegen corona?”)

Bij Oomen vond ik de kruisbestuiving van dat dromerige, sprookjesachtige, poëtiese met harde, aardse rauwheid wat gezocht aandoen; Baerwaldt hanteert een geraffineerdere pen. Ze schrijft zonder nadruk; de woorden meanderen, de tekst ademt. Het is haast onbevattelijk hoe verfijnd de stijl van een debutant kan zijn. Hier komen wij vandaan kleefde aan me, liet me voelen dat ik het mede uitdrukte. Dat bereikt Leonieke Baerwaldt door niet alles dicht te timmeren maar mij als lezer me dingen af te laten vragen; vragen die ik uiteindelijk alleen zelf kan beantwoorden. Ik beweeg mee met de personages, vors ze, tast ze af. Bevraag ze, wil weten over

De kleine zeemeermin die de sterren wil zien
Loek en Brenda die hun huis bouwen op een vuilnisbelt
Mirjam en Ondine, moeder en dochter, die nooit ergens lang zijn, die op de vlucht zijn voor iets, waarvoor?
Alex die in een fabriek werkt, nog bij zijn moeder woont, graag een aquarium wil

Hoe dat gist, en werkt in mijn hoofd. Mogelijkerwijs halfwezens, halfwezens mogelijkerwijs. Naast de kleine zeemeermin natuurlijk. Zou Ondine geënt zijn op Louis Paul Boons Ondine, een tweede Ondine in de letteren, kan dat toeval zijn? Er zijn kruisende verhaallijnen, het ene al wat explicieter dan het andere. Hoe dat leeft, hoe dat gaat. Hoe het ademt, in die prachtige taal van Baerwaldt. Lief meedogenloos poëties mysterieus onverbloemd hard en vol van doem. Ja die doem. Steeds weer overal die doem. Hier komen wij vandaan: wáár komen we vandaan? Uit stront komen we, en naar stront zullen we terugkeren. Of daar lijkt het toch op. Verlaten, verlopen, gebroken en half dood. Dit is misschien het enige dan, Baerwaldt: had je je personages niet een snuifje ellende kunnen besparen? Een snuifje maar. Dit moest geen sprookje zijn dat toezong naar “en ze leefden nog lang en gelukkig”, maar de hoop op drijven had hen misschien een ietsje verder mogen brengen dan ze gekomen zijn. Niettemin. Zelden zo schoon over zoveel vuiligheid gelezen; en nog zeldener zijn uitersten op zo’n natuurlijke manier samen gebracht. Het surrealistische kan heel realistisch met het al-te-werkelijke worden samengebracht, peinst een mens, want in het leven zelve is het al niet anders. Een kopje koffie in de ochtend, een (dag)droom, je fiets, een gevoel van onwerkelijkheid, zag ik dat nou goed?, de dag waarop alles klopt, dingen die gebeuren, een wonder in de supermarkt, grootse ellende en als je denkt dat het niet ellendiger kan wordt het toch nog ellendiger, een zeewind waait, je ziet een hele moje vogel, of binnen en muziek horen zo prachtig dat het bijna niet kan bestaan, de kinderen uit school: zitten er niet elke dag wel wat wonderbaarlijke sprankeltjes in de treurige sleur?

Leonieke Baerwaldt verenigt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs. Zoals Eugene Chadbourne country en freejazz samensmelt tot uiterst organiese mjoeziek. Hah! Had dat Eugene Chadbourne verhaal toch nog zin!

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan Recensie

Hier komen wij vandaan

  • Schrijfster: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman, debuut
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de roman

  • “Door klassieke sprookjes als ‘De kleine zeemeermin’ naar haar hand te zetten, creëert ze een vertelling over maatschappelijke mislukkelingen die je nog lang bijblijven.” (VPRO Gids)
  • “Hier komen wij vandaan’ is een wonderlijk en wonderbaarlijk debuut. Van mij mogen er meer van dit soort uit de hand gelopen experimenten komen.” (Trouw)

Flaptekst van de eerste roman van Leonieke Baerwaldt

‘Het water was ijskoud. Ik bibberde en vroeg of er wat warm bij mocht. “Nee,” zei je. “Dan werkt het niet. Ik ben koudbloedig.” Omdat het donker buiten de badkamer heel dicht op elkaar geperst zat, durfde ik niet zelf uit bad te gaan. Het enige wat ik kon doen was wachten tot jij weer op temperatuur kwam.’

Een moeder en dochter leiden een zwervend bestaan, een fabrieksarbeider droomt erover een tropische-vissenwinkel te beginnen, twee geliefden besluiten samen een huis te bouwen en de kleine zeemeermin treft de harde werkelijkheid aan terwijl ze haar prins zoekt.

Leonieke Baerwaldt werd geïnspireerd door sprookjes van Andersen en Grimm, verhalen over mensdieren en diermensen en door alles in het water. Hier komen wij vandaan is een intens en bijzonder debuut van een verrassende nieuwe stem in de literatuur.

Bijpassende boeken en informatie

Camille Kouchner – Een grote familie

Camille Kouchner Een grote familie recensie en informatie boek over incest die Bernard Kouchner, oprichter van Artsen zonder Grenzen, pleegde. Op 23 september 2021 verschijnt bij uitgeverij De Geus het boek La familia grande geschreven door Camille Kouchner.

Camille Kouchner Een grote familie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Een grote familie. Het boek is geschreven door Camille Kouchner. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek over incestvan Camille Kouchner.

Camille Kouchner Een grote familie Recensie

Een grote familie

  • Schrijfster: Camille Kouchner (Frankrijk)
  • Soort boek: autobiografisch familieportret
  • Origineel: La familia grande (7 januari 2021)
  • Nederlandse vertaling: Nele Ysebaert
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 23 september 2021
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van het boek van Camille Kouchner

  • “Het huiveringwekkende en ontluisterende portret van een machtig man en zijn verwerpelijke gedrag; maar ook van de groep om de macht heen, waar men maar al te zeer geneigd is oogkleppen op te zetten.” (Margot Dijkgraaf)

Flaptekst van het boek van Camille Kouchner

‘Vergeet niet, mama: we waren nog kinderen.’ Dit is het verhaal van een grote familie die houdt van debatteren, van lachen en dansen, van de zon en de zomer.

Dit is het smeulende relaas van een vrouw die eindelijk durft te vertellen wat de grote familie lang heeft verzwegen.

Bijpassende boeken en informatie

Robert Lagendijk – Michiel Romeyn biografie

Robert Lagendijk Michiel Romeyn biografie recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de biografie van Michiel Romeyn, Bepaal jij dat? geschreven door Robert Langendijk.

Robert Lagendijk Michiel Romeyn biografie recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de biografie Michiel Romeyn, Bepaal jij dat? Het boek is geschreven door Robert Lagendijk. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit deze biografie van de Nederlandse acteur en tv-maker Michiel Romeyn.

Robert Lagendijk Michiel Romeyn biografie Recensie

Michiel Romeyn

Bepaal jij dat?

  • Schrijver: Robert Lagendijk (Nederland)
  • Soort boek: biografie
  • Uitgever: Nieuw Amsterdam
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Recensie en waardering voor de biografie

  • “Wellicht is het nog wat vroeg voor een biografie van Michiel Romeyn. Geboren op 19 januari 1955 staat hij nog volop in het leven. Maar Robert Lagendijk is er toch aam begonnen. Terecht blijkt want het leven van de kunstenaar, acteur en komiek is boeiend genoeg. Veel aandacht is er uiteraard voor de hoogtijdagen van het legendarische en grensverleggende tv-programma Jiskefet dat hij samen met Herman Koch en Kees Prins maakte. Daarnaast is er ook veel aandacht voor allerhande andere initiatieven en projecten waarbij hij betrokken is. Lagendijk heeft voor het schrijven van de biografie veel met Romeyn opgetrokken en heeft gekozen voor een anekdotische opzet vaak in korte hoofdstukken die de leesbaarheid van het boek duidelijk ten goede komt. Michiel Romeyn, Bepaal jij dat? is een boeiend portret van een unieke persoonlijkheid, een boek dat je in één ruk uitleest.” (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗)

Flaptekst van het boek over Michiel Romeyn

Het duurt even voordat Michiel Romeyn na de kunstacademie zijn weg en vorm weet te vinden, maar dan komt vanaf de jaren tachtig zijn leven echt in een stroomversnelling. Hij begint met vrienden de Amsterdamse uitgaansclub Mazzo, krijgt een Gouden Kalf voor zijn eerste filmrol en wordt een publiekslieveling met zijn Jiskefet-creaties Oboema, Storm en Van Binsbergen. Na de grote successen gaat het financieel flink mis met Goeiesmorgens De Musical. Het team van Jiskefet valt uit elkaar.

Wie is eigenlijk Michiel Romeyn? Boven alles een kunstenaar die wil maken. Met een potlood op een blaadje of met een spencer, pruik en plaksnor zijn ideeën, karakters en vooral zijn eigen leven vormgeven. Altijd volgens de regels die hij zelf bepaalt.

Bijpassende boeken en informatie

 

Sally Coulthard – Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen

Sally Coulthard Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen recensie en informatie. Op 23 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Terra de Nederlandse vertaling van A Short History of the World According to Sheep, geschreven door Sally Coulthard.

Sally Coulthard Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen. Het boek is geschreven door Sally Coulthard. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Engelse schrijfster Sally Coulthard.

Sally Coulthard Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen Recensie

Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen

Flaptekst van het nieuwe boek van Sally Coulthard

Schapen vallen nauwelijks op, we zien ze staan en rijden eraan voorbij. Maar wist je dat schapen de geschiedenis van de mensheid hebben gevormd zoals die nu is? Van de veroveringen van Dzjengis Khan tot het succes van de Medici-dynastie tijdens de Renaissance: schapen en hun wol hebben invloed gehad op vrijwel elk aspect van onze samenleving en cultuur.

Sally Coulthard weeft in Een kleine geschiedenis van de wereld aan de hand van schapen het rijke en fascinerende verhaal van deze dieren tot een levendig en kleurrijk tapijt.

Bijpassende boeken en informatie

Henning Ahrens – Mitgift

Henning Ahrens Mitgift recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Duitse roman die op de longlist van de Deutscher Buchpreis 2021 staat. Op 21 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Klett-Cotta de nieuwe roman van de Duitse schrijver Henning Arhrens. Er is nog geen Nederlandse vertaling van de roman verkrijgbaar of aangekondigd.

Henning Ahrens Mitgift recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Mitgift. Het boek is geschreven door Henning Ahrens. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Duitse schrijver Henning Ahrens.

Henning Ahrens Mitgift Recensie

Mitgift

  • Schrijver: Henning Ahrens (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse familieroman
  • Taal: Duits
  • Uitgever: Klett-Cotta
  • Verschijnt: 21 augustus 2021
  • Omvang: 352 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek / Ebook
  • Longlist Deutscher Buchpreis 2021

Flaptekst van de roman van Henning Ahrens

Ein großer Familienroman, der die Spuren deutscher Geschichte sichtbar macht. Seit sieben Generationen in Folge bewirtschaften die Leebs ihren Hof in der niedersächsischen Provinz. Schließlich gilt es, das Familienerbe zu wahren – allen historischen Umbrüchen zum Trotz. Doch über die Opfer, die jeder Einzelne erbringen muss, wird geschwiegen. Henning Ahrens erzählt den Roman einer Familie und entwirft ein Panorama der ländlich-bäuerlichen Welt des 20. Jahrhunderts.

Gerda Derking kennt sich aus mit dem Sterben. Seit Jahren richtet sie die Toten des Dorfes her, doch in jenem August 1962 würde sie die Tür am liebsten gleich wieder schließen. Denn vor ihr steht Wilhelm Leeb – ausgerechnet er, der Gerda vor so vielen Jahren sitzen ließ, um sich die Tochter von Bauer Kruse mit der hohen Mitgift zu sichern. Wilhelm, der als überzeugter Nazi in den Krieg zog und erst nach Jahren der Kriegsgefangenschaft aus Polen zurückkehrte. Der gegen Frau und Kinder hart wurde, obwohl sie jahrelang geschuftet hatten, um Hof und Leben zu verteidigen. Doch nun zeichnet sich auf seinem Gesicht ein Schmerz ab, der über das Erträgliche hinausgeht. Und Gerda Derking ahnt: Dieser Tragödie sind die Leebs ohne sie nicht gewachsen. In seiner epischen Familienchronik rückt Henning Ahrens den Verwundungen des vergangenen Jahrhunderts auf den Leib und erzählt ebenso mitreißend wie empathisch vom Verhängnis einer Familie.

Bijpassende boeken en informatie

Sasja Filipenko – Red Crosses

Sasja Filipenko Red Crosses recensie en informatie over de inhoud van deze Wit-Russische roman. Op 21 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Europa Editions de Engelse vertaling van Красный крест, de roman van de Wit-Russiche schrijver Sasja Filipenko. Er is nog geen Nederlandse vertaling van de roman aangekondigd of verschenen. Wel is er een Duitse vertaling met als titel Rote Kreuze verkrijgbaar.

Sasja Filipenko Red Crosses recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Red Crosses. Het boek is geschreven door Sasja Filipenko. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Wit-Russische dissident, journalist en schrijver Sasja Filipenko.

Sasja Filipenko Red Crosses Recensie

Red Crosses

  • Schrijver: Sasja Filipenko (Wit-Rusland)
  • Soort boek: Wit-Russische roman
  • Origineel: Красный крест (2017)
  • Engelse vertaling: Brian James Baer, Ellen Vayner
  • Uitgever: Europa Editions
  • Verschijnt: 21 augustus 2021
  • Verschijnt: 208 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook

Flaptekst van de roman van de Wit-Russische schrijver Sasja Filipenko

Sasha Filipenko traces the arc of Russian history from Stalin’s terror to the present day,  in a  novel full of heart and humanity.

One struggles not to forget, while the other would like nothing better. Tatiana Alexeyevna is an old woman, over ninety, rich in lived experience, and suffering from Alzheimer’s. Every day, she loses a few more of her irreplaceable memories. Alexander is a young man whose life has been brutally torn in two.

Tatiana tells her young neighbor her life story, a story that encompasses the entire Russian 20th century with all its horrors and hard-won humanity.

Little by little, the old woman and the young man forge an unlikely friendship and make a pact against forgetting.

Sasja Filipenko De ex-zoon RecensieSasja Filipenko (Wit-Rusland) – De ex-zoon
Wit-Russische roman
Uitgever: Meridiaan Uitgevers
Verschijnt: 2 november 2021

Bijpassende boeken en informatie

Karin Smirnoff – Mijn broer

Karin Smirnoff Mijn broer recensie en informatie over de inhoud van deze Zweedse roman. Op 31 augustus 2021 verschijnt bij Uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van Jag for ner till bror de roman van de Zweedse schrijfster Karin Smirnoff.

Karin Smirnoff Mijn broer recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Mijn broer. Het boek is geschreven door Karin Smirnoff. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Zweedse schrijfster Karin Smirnoff.

Karin Smirnoff Mijn broer Recensie

Mijn broer

  • Schrijfster: Karin Smirnoff (Zweden)
  • Soort boek: Zweedse roman
  • Origineel: Jag for ner till bror (2018)
  • Nederlandse vertaling: Bart Kraamer
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 31 augustus 2021
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Karin Smirnoff

Jana komt thuis om haar tweelingbroer Bror op te zoeken, die nog steeds in de vervallen familieboerderij woont en zich vastbesloten aan het dooddrinken is. Jana besluit te blijven. Ze sluit zich aan bij een geheel uit mannen bestaand jachtgezelschap, waar ze weigert op elanden met kalveren te schieten, en ze begint een relatie met John, die even intens als mentaal instabiel is. John is kunstschilder, en zijn onderwerpen brengen onvermijdelijk Jana’s pijnlijke verleden naar boven. Hoe Jana haar vader vergeefs probeerde te vermoorden met een hooivork. Hoe Bror er uiteindelijk wel in slaagde, en bij haar werd weggehaald.

Mijn broer is een donker, rauw, gewelddadig en liefdevol verhaal over hartstocht, straf en opoffering. Karin Smirnoff laat zien dat het grootste en moeilijkste van alles vergeving is.

Bijpassende boeken en informatie