Didier Eribon Een vrouw uit het volk recensie en informatie over het nieuwe boek van de Franse filosoof en schrijver. Op 17 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Athenaeum de Nederlandse vertaling van het boek Vie, vieillesse et mort d’une femme du peuple, de filosofische memoir over de moeder van de uit Frankrijk afkomstige schrijver en filosoof Didier Erobon. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.
Didier Eribon Een vrouw uit het volk recensie van Tim Donker
Ouders hebben soms die hinderlijke neiging. Eerst verdwijnen ze in een tehuis, en dan gaan ze dood. Didier Eribon zag het gebeuren met zijn moeder. Ze leefde nog maar enkele weken na haar verhuizing naar een verpleeghuis. Eribon bleef achter, nu wees. Zijn vader overleed al eerder; daarover schreef hij in Terug naar Reims (een boek dat naar ik toegeven moet recht onder mijn radar doorgevlogen is) (eigenlijk kende ik die hele Didier Eribon niet eens). De veelal slecht gestelde situaties in verpleeghuizen, het mensonterende proces van aftakeling en sterven, het voltooide leven van een volksvrouw gaven hem de inspiratie voor Een vrouw uit het volk. Het is een warmhartig filosofisch werk geworden over politiek, armoede, ouderdom, ziekte, verval, identiteit en familiebanden. Eribon schrijft met heel veel compassie maar ook met heel veel eruditie, iets wat niet altijd goed samen gaat, maar hier werkt het.
Daar de dood vaak niet plotseling komt, maar met kleine beetjes tegelijk; de mens moet steeds iets inleveren of opgeven, kan je je afvragen hoeveel leven er moet zijn om nog van een leven te spreken. Volgens Eribon is leven het gevoel hebben dat de tijd verstrijkt; hoe groter de monotonie, hoe minder leven men ervaart. Ik weet niet zeker of dat helemaal waar is: “los” zijn van de tijd kan immers ook samenhangen met de idee van vrijheid – op vakantie zijn, niet “op de klok leven”, niet meer weten wat de datum is of zelfs maar welke dag. Maar zeker is het waar dat ouderen in tehuizen tijd en ruimte inleveren. Er is geen toekomst meer, en ook geen duidelijk vandaag (want vandaag kon net zo goed gisteren zijn, niet omdat het verstand gaat haperen maar omdat elke dag gelijk is aan de voorgaande dag). De oudere wordt langzaamaan gedepersonaliseerd, beschikt over minder en minder identiteitsbevestigend territorium (maar en zijn meer territoriumverkleinende, en niet zelden maatschappelijk zeer geaccepteerde instituties, zoals huwelijk en werk). Misschien is de door Eribon aangehaalde definitie van leven die Xavier Bichat geeft dan nog wat raker: “Het leven, dat is het geheel van de functies die weerstand bieden aan de dood” (zegt hij, zegt Xavier Bichat); ook daarvan moeten we er een steeds een beetje van inleveren.
Het mooie aan Een vrouw uit het volk is Eribons wijde blik. Hij kijkt naar zichzelf, vraagt zich af waarom hij zich door de dood van zijn moeder zo verweesd voelt terwijl hij zich vanaf zijn puberteit juist is gaan terugtrekken uit de familie. De idee geen zoon meer te zijn. Nooit meer iemands zoon zijn. Voor grote delen laten we onze identiteit rusten op anderen, en zo gaat het verlies van de ander ook samen met rolverlies. Het kan een (soms blijvende) verstoring veroorzaken in het identiteitsgevoel. Wanneer een mens ouder wordt, en meerdere mensen is kwijtgeraakt, zijn daardoor wellicht zoveel rollen verdwenen dat hij zichzelf grotendeels kwijt is. Het gemis betreft niet alleen de persoon zelf, maar ook de rol die we ten opzichte van hem of haar vervulde. Alleen werd Eribon dus al op jonge leeftijd minder en minder zoon; hij spreekt in dit verband van een “socio-familiale loskoppeling”, en noemt het “in schijn een paradox” (ik vermoed dat we dit taalkundige huzarenstukje op konto van vertaalster Jeanne Holierhoek mogen zetten) dat hij zich na de dood van zijn moeder (de langstlevende ouder) moest herbezinnen op de emotionele diepgang van zijn toch niet ten volle omarmde zoonschap. Dat lijkt mij echter geen tegenstelling, ook geen schijnbare. Mensen kunnen aktief breken met hun ouders, of zich langzaamaan van hen afkeren omdat ze hun identiteit liever bevestigd zien in andere, zelfgekozen rollen. Of misschien komt er wat sleet op de ouderliefde als het volwassen leven op andere manieren aandacht vraagt. Doch daarmee hou je niet op zoon of dochter te zijn. Het is geen rol die alleen maar kan bestaan door voortdurend zoon- of dochter-achtige dingen te doen; het eist geen onderhoud in strikte zin omdat het gewoon bestáát, het is gegeven met je geboorte. En het is een unieke rol. Het is een van de weinige verstandhoudingen, misschien zelfs wel de enige, waarin je een expliciet vragende, afwachtende, ontvangende houding kunt aannemen en juist door deze lijdzaamheid behoeft deze rol zo weinig directe actie. Het is niet raar dat het gemis aan deze rol een mens parten spelen kan, ook als er weinig kontakt was met de ouders. Een rol die er vanaf je allereerste uur geweest is en waarvoor je niks hoefde te doen kan er toch, ineens, helemáál niet meer zijn en pas dan op volle waarde geschat worden.
Maar Een vrouw uit het volk bestaat niet alleen maar uit navelstaarderij, Eribon kijkt ook naar het leven van zijn moeder. Een arbeidster met een kille en harde man. Het harde werk. De armoede. Wat er gedaan moest worden om de eindjes, en het knopen. “Arm zijn kost veel geld”, zegt hij ergens. Een milieu waaraan Eribon zich ontworsteld heeft, maar dat hem wel gevormd heeft. Met veel mededogen kijkt hij naar iedereen die door de maatschappij naar de marge wordt gedrukt. Wanneer hij aankomt bij de kern van zijn betoog, het denken over ouderdom, stelt hij vast hoe weinig beschouwelijk werk er bestaat over dit onderwerp. Hij noemt er zelf twee die van betekenis zijn: De ouderdom van Simone de Beauvoir en De eenzaamheid van stervenden in onze tijd van Norbert Elias. Een denker wiens universitaire carrière “altijd rommelig en marginaal gebleven” is, en Eribon weet wel waarom. “Het is een bekend feit: universiteiten zijn in het algemeen niet bijzonder gastvrij voor onafhankelijke en vernieuwende denkers; ze roemen hen na hun dood en vergeten dan dat ze niet bereid waren tot erkentelijkheid tijdens hun leven”. Sja, dat moge een bekend feit zijn, Eribon maar voor 2019 zou ik je nooit geloofd hebben. Er was een virus voor nodig om mij te doen inzien hoe normatief en bekrompen academici feitelijk zijn. Het zal dus best waren zijn dat universiteiten unificeren. Het onafhankelijke aan de mij onbekende Elias zal dan onder andere zijn dat hij één van de weinige denkers is die zich met de ouderdom heeft beziggehouden. Zoals Eribon opmerkt zijn er genoeg literaire werken die geheel of gedeeltelijk gaan over de laatste jaren en de dood van een ouder; romans waarin de ouderdom wordt “belichaamd door ouders, naasten, personages die onmisbaar zijn voor het verhaal” (maar iemand als Antonio Lobo Antunes kan ook prachtig over ouderdom en sterven schijven vanuit de eerste persoon) (zijn Voor wie in het donker op mij wacht zou verplichte kost moesten zijn voor iedereen met twee ogen in zijn kop) (één mag ook) (ik vond het zelfs nog wel een paar graadjes beter dan het toch ook al niet misse Agaat van Marlene van Niekerk, dat eenzelfde strekking heeft) maar theorievorming over ouderdom is er veel minder, misschien omdat de gemiddelde denker pas op de idee komt over ouderdom te gaan schrijven als hij zelf oud geworden is. “Theorie wordt meestal geschreven door mensen die in het volle bezit zijn van hun fysieke en mentale capaciteiten, en wat dat betreft dus aan de kant van de ‘heersers’, van de ‘bevoorrechten’ staan, in het goede ‘kamp’, om de term van Elias over te nemen, los uiteraard van hun eventuele achterstelling of kwetsbaarheid op andere gebieden – economisch, sociaal, politiek, cultureel, genderspecifiek, seksespecifiek, raciaal – en los van hun kritisch engagement in die sectoren.”, schrijft Eribon en daarin zou hij iets bij het nekvel kunnen hebben. Misschien is zoiets als “ouderdomsfilosofie” een nog te ontginnen terrein (al kun je je afvragen of een niet-oudere niet met een arrogantie distantie of op zijn minst niet zonder bevoogdende ondertoon over ouderdom zou schrijven). Aan de situatie in tehuizen valt veel te verbeteren, en ouderen hebben zelf veelal niet meer de mogelijkheid om dingen aan de kaak te stellen. In een vergrijzende maatschappij wordt ouderdom en alles wat het met zich meebrengt wel een steeds prangender onderwerp. Er zouden meer boeken als Een vrouw uit het volk moeten zijn.

Een vrouw uit het volk
Leven, ouderdom en sterven
- Auteur: Didier Eribon (Frankrijk)
- Soort boek: filosofische memoir
- Origineel: Vie, vieillesse et mort d’une femme du peuple (2023)
- Nederlandse vertaling: Jeanne Holierhoek
- Uitgever: Uitgeverij Athenaeum
- Verschijnt: 17 september 2024
- Omvang: 304 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Prijs: € 24,99
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van het nieuwe boek van de Franse filosoof Didier Eribon
Enkele weken nadat de moeder van Didier Eribon noodgedwongen naar een verpleeghuis moest, overleed ze. De schok van de overgang was te groot geweest.
Na haar dood hervatte Eribon de persoonlijke en sociologisch-filosofische verkenning die hij was begonnen in Terug naar Reims na de dood van zijn vader. Hij analyseert de aftakeling van zijn moeder, het schuldgevoel van haar kinderen en de belabberde situatie in verpleeghuizen. Maar ook blikt hij terug op haar leven als arbeidersvrouw met een liefdeloze, jaloerse man. En op de vrijheid waarover ze na diens dood eindelijk – te kort – kon beschikken. Zijn eigen visie ondersteunt hij met een brede greep uit literatuur over hetzelfde thema, van Beauvoir tot Brecht.
Didier Eribon (10 juli 1953, Reims) is schrijver, filosoof en socioloog. Hij werd geboren in Reims, in een arbeidersgezin, waar hij de eerste was die de middelbare school afmaakte. Zijn persoonlijke én sociologische boek Terug naar Reims was een grote internationale bestseller. Er werd een documentaire over gemaakt en het
werd bewerkt tot toneelstuk. Hij publiceerde veelvuldig over filosofie, gender, onderwijs, homoseksualiteit, nationalisme, racisme, armoede en politiek. Zijn invloed op het intellectuele debat in Frankrijk is groot.
Jeanne Holierhoek (1947) vertaalde eerder onder meer Het vonnis van de samenleving van Eribon en werk van Foucault, Sartre, Descartes, Voltaire en Montesquieu.
Bijpassende boeken en informatie