Tag archieven: Koppernik

Tea Tupajić – Zwarte zomer

Tea Tupajić Zwarte zomer recensie en informatie boek met verhalen van Dutchbat-veteranen over de val van Srebrenica tijdens Bosnië-oorlog. Op 25 juni 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik het eerste boek van de in Serajevo geboren filmmaakste Tea Tupajić. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave.

Tea Tupajić Zwarte zomer recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Zwarte zomer, het eerste boek van Tea Tupajić, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Tea Tupajić Zwarte zomer

Zwarte zomer

  • Auteur: Tea Tupajić (Bosnië en Herzegovina)
  • Soort boek: journalistiek boek
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 25 juni 2025
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Tea Tupajić

Het is 1995 en een bloedhete zomer. Het Nederlandse vredesbataljon ‘Dutchbat iii’, door de vn in Srebrenica gestationeerd om de inwoners te beschermen tijdens de Bosnische burgeroorlog, wordt na een belegering overlopen door Servische troepen. Na de overgave wordt met Dutchbat onderhandeld over de overdracht van de inwoners, met de verzekering dat die veilig zijn. Niets blijkt minder waar. In de dagen die volgen worden bijna 8400 Bosnische moslimmannen en -jongens gedood door de Bosnisch-Servische troepen.

Film- en theaterregisseur Tea Tupajić zocht contact met de Dutchbat-veteranen, die tot op heden met deze geschiedenis leven. Ze sprak met meer dan honderd van hen en reisde door heel Nederland om naar hun verhalen te luisteren. In Zwarte zomer rijgt ze op poëtische wijze de verhalen van zes veteranen aaneen tot een aangrijpend meerstemmig koor waarin slachtoffers, daders en helden in elkaar overlopen. Een gekwelde legerarts, een kleinzoon van een verzetsheld, twee vrouwelijke soldaten die vriendinnen worden, een leger-adjudant die een verschil wil maken, een vrijwilliger die verteerd wordt door schuldgevoel – via de pen van Tupajić vertellen zij een geschiedenis waarmee Nederland nog altijd worstelt.

Tea Tupajić is geboren in 1984 in Sarajevo, Bosnië en Herzegovina. Ze is schrijver, theater- en filmregisseur. Over de Dutchbat-veteranen maakte zij eerder het theaterstuk Dark Numbers (2018). Haar film Darkness There and Nothing More (2021), die in wereldpremière ging tijdens de idfa Envision Competition, werd genomineerd voor een idfa Award voor Beste Debuutfilm en voor Beste Nederlandse Film. Haar teksten zijn verschenen in het Engels, Duits, Nederlands, Pools, Arabisch en Hebreeuws. Zwarte zomer is haar eerste boek.

Bijpassende boeken en informatie

Ingvild H. Rishøi – Het verhaal over Mevrouw Berg

Ingvild H. Rishøi Het verhaal over Mevrouw Berg recensie en informatie boek met verhalen van de Noorse schrijfster. Op 8 mei 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Historien om fru Berg van de uit Noorwegen afkomstige schrijfster Ingvild H. Rishøi Het verhaal van mevrouw Berg. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster, de vertaalster en over de uitgave.

Ingvild H. Rishøi Het verhaal over Mevrouw Berg recensie

  • “Rishøi schrijft strak, prachtig en met melancholie over de banden die we met elkaar – of met een hamster – proberen aan te gaan. Een opmerkelijk goede schrijver.” (Berlingske, ∗∗∗∗∗)
  • “De buitengewoon suggestieve verhalen hypnotiseren de lezer volkomen.”(Uppsala Nya Tidning)
  • Rishøi’s verhalen verspreiden een soort innerlijk licht. Ze zijn vol vreugde, zelfs als alles zwart wordt” (Jyllands-Posten, ∗∗∗∗∗∗)

Ingvild H. Rishøi Het verhaal over mevrouw Berg

 

Het verhaal over Mevrouw Berg

  • Auteur: Ingvild H. Rishøi (Noorwegen)
  • Soort boek: verhalen uit Noorwegen
  • Origineel: Historien om fru Berg (2011)
  • Nederlandse vertaling: Liesbeth Huijer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 8 mei 2025
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de verhalenbundel van Ingvild H. Rishøi

Ingvild H. Rishøi heeft de afglopen jaren de harten van talloze lezers (en critici) beroerd met haar romam Stargate en Winterverhalen. Met groot invelingsvermogen en een bijzondere litaraire kracht beschrijft ze de broze band tussen mensen; het raadselachtige, beangstigende en mooie ervan. In deze vijf verhalen gaat het over het ontmoeten van de eerste liefde, over helderziend zijn, over ontdekken dat je heel erg op Janis Joplin lijkt, over glimwormen en kaarten. En over de liefde voor een hamster die Mevrouw Berg heet.

In Het verhaal van Mevrouw Berg maakt de lezer opnieuw kennis met de alledaagse magie en loyaliteit vanuit het perspectief van een kwetsbaar kind, wat er onder meer voor heeft gezorgd dat Rishøi ‘de nieuwe Astrid Lindgren’ wordt genoemd.

Ingvild H. Rishøi (24 augustus 1978) is geboren en getogen in Oslo. Met Winterverhalen bevestigde ze haar positie als een van de belangrijkste schrijver van Noorwegen. Ze werd onder meer bekroond met de P.O. Enquistprijs, de Kritikerprijs, de Brageprijs, de Neshornprijs en de Amalie Skramprijs.

Bijpassende boeken en informatie

César Aira – De naaister en de wind

César Aira De naaister en de wind recensie en informatie van de inhoud van de roman uit 1994 van de Argentijnse schrijver. Op 24 april 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman La costurera y el viento van de uit Argentinie afkomstige schrijver César Aira. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur en over de uitgave.

César Aira De naaister en de wind recensie

  • “De onnavolgbare Argentijnse auteur César Aira kiest in zijn oeuvre, al ontelbaar veel boeken groot, altijd de vlucht naar voren. Je slaat zijn grappige, erudiete en melige romans buiten adem dicht.” (NRC)
  • “Ik werd al snel verleid door De naaister en de wind, dat zich afspeelt in Coronel Pringles, Argentinië, de geboorteplaats van Aira. Het wekt geen verbazing dat hij afkomstig is uit een plaats die Pringles heet, waar grappige muziek klinkt en er nooit iets gebeurt, behalve alles.” (Patti Smith)

César Aira De naaister en de wind

De naaister en de wind

  • Auteur: César Aira (Argentinië)
  • Soort boek: Argentijnse roman
  • Origineel: La costurera y el viento (1994)
  • Nederlandse vertaling: Adri Boon
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 24 april 2025
  • Omvang: 144 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1994 van César Aira

De naaister en de wind is een heerlijk lachwekkende en grappige roman zoals alleen César Aira die kan schrijven. Een naaister die een trouwjurk aan het naaien is vreest dat haar zoon al rijdend in een vrachtwagen per ongeluk is ontvoerd en naar Patagonië is verdwenen. Volledig in paniek belt ze een lokale taxi om de achtervolging in te zetten. Als haar man hoort wat er is gebeurd, gaat hij achter vrouw en kind aan.

Zo racen ze niet alleen naar het einde van de wereld, maar ook naar avonturen vol verlangen. De wilde zuidenwind wordt verliefd op de naaister en een monsterachtig kind neemt het op tegen de vrachtwagenchauffeur. De halsbrekende achtervolging wordt afgewisseld met Aira’s meeslepende overpeinzingen en herinneringen aan zijn jeugd in zijn geboorteplaats, de arbeidersstad Coronel Pringles.

César Aira is geboren op 23 februari 1949 in Coronel Pringles, Argentinië. Sinds 1967 woont hij in Buenos Aires. Hij wordt beschouwd als een van de origineelste schrijvers van Zuid-Amerika en heeft meer dan honderd titels op zijn naam staan. Hij schrijft geregeld voor El País en zijn werk is in vele landen vertaald. Eerder verschenen van hem bij Koppernik Een episode uit het leven van een landschapsschilderHet literatuurcongres en De haas.

Bijpassende boeken en informatie

Ota Pavel – Hoe een reebok ons leven redde

Ota Pavel Hoe een reebok ons leven redde recensie en informatie autobiografische verhalen uit 1971 van de Tsjechische schrijver. Op 17 april 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van van Smrt krásných srnců het boek met jeugdherinneringen van de uit Tsjechië afkomstige schrijver Ota Pavel. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Ota Pavel Hoe een reebok ons leven redde recensie en informatie

  • “Het zijn absurdistische parabels, afwisselen hilarisch, verontrustend en mysterieus.” (The Guardian)

Ota Pavel Hoe een reebok ons leven redde

Hoe een reebok ons leven redde

  • Auteur: Ota Pavel (Tsjechië)
  • Soort boek: jeugdherinneringen, memoir
  • Origineel: Smrt krásných srnců (1971)
  • Nederlandse vertaling: Edgar de Bruin
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 10 april 2025
  • Omvang; 120 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de jeugdherinneringen van de Poolse schrijver Ota Pavel

Hoe een reebok ons leven redde is na het uitermate goed ontvangen Hoe ik de vissen ontmoette het volgende deel van de ontroerende jeugdherinneringen van de Joods-Tsjechische schrijver Ota Pavel. Tegen het decor van de mensonterende jaren veertig ontvouwen zich de opnieuw wonderbaarlijke avonturen en ontsnappingen van vader Popper.

De eigenzinnige, liefdevolle memoires laten op een buitengewone manier de kracht van literatuur zien, en dat de verbeelding en de wil tot creëren zelfs op de meest duistere momenten van de mensheid een mogelijkheid tot ontsnapping kan bieden.

Ota Pavel, geboren als Ota Popper (2 juli 1930, Praag – 31 maart 1973, Praag), was een Tsjechische schrijver, journalist en sportverslaggever. Hij wordt geroemd om zijn korte verhalen en autobiografische romans. Zijn carrière als sportverslaggever kwam tot een einde toen bleek dat hij een bipolaire stoornis had. In 1966 moest hij ook stoppen met zijn werk als journalist en werd hij verschillende keren opgenomen in een inrichting. In deze moeilijke periode schreef hij zijn mooiste werken. In 1973 stierf hij aan een hartaanval.

Bijpassende boeken en informatie

Willem du Gardijn – Het koor van de 300 moordenaressen

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen recensie en informatie van de inhoud van de roman over Oost-Berlijn in de DDR. Op 25 maart 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Willem du Gardijn. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen recensie van Tim Donker

De koning danst op de muziek van een fascist.
De zon het volk het brood de spelen.
En de koning danst op de muziek van een fascist.

Andermaal spreekt een achterplat maar halve waarheden. Het zegt van Lena en Maksa. Ze wonen naast elkaar in de brede straat, ze reizen samen met de tram naar hun werk, want ook werken doen ze in hetzelfde bedrijf. Dat is waar, het achterplat liegt er niet over. Ze hebben mannen, Frans en Markus, ze hebben kinderen, Rainer en Rosie, twee gezinnen, wonend naast elkaar, de vrouwen zijn al bevriend sedert hun kindertijd, de kinderen krijgen misschien ook wel iets met elkaar. De boodschappen doen Lena en Maksa ook al samen, het zou alles heel gewoon kunnen zijn, heel volks. Behalve dan dat het verhaal speelt in Oost-Berlijn, in de tijd van, denk ik, Erich Honecker, toen de muur nog fier overeind stond (en dat maakt alles anders en net dat zegt het achterplat u niet). U weet. De socialistische eenheidspartij. De Stasi. Alle bedrijven in handen van de staat, alle neuzen dezelfde kant op. Planeconomie. Afgegrendelde grenzen. De welvaart en de mensenrechten waren elders. Alleen het socialisme gold, wie het socialisme niet aanhing was een vijand van het volk. En alles dat van verre of nabij met het gehate kapitalisme in verband gebracht kon worden, was uit den boze. Maar Lena en Maksa willen ook wel eens een spijkerbroek kunnen dragen. Dan. Er worden dingen gefluisterd, er zou iets gaande zijn, het moet alles strikt geheim, Markus weet ervan, er zijn mensen bij betrokken die alleen gekend kunnen en mogen worden via initialen, maar het lijkt echt zo te zijn: dat er een tunnel gebouwd wordt. Een tunnel, dwars onderdoor de muur, een tunnel die uitkomt in West-Berlijn, een tunnel naar de vrijheid, een tunnel naar spijkerbroeken. En hoe opmerkelijk: de tunnel zou uitkomen in de kelder van de slagerij bij Frans, Lena, Maksa en Markus in de straat, de vier buren moeten daar alleen nog even een beginnetje hakken, en dan komen ze hun bevrijders vanzelf tegen. Het moet gebeuren in een nacht, het komt, het komt eraan, nog even geduld en dan kunnen ze gaan.

Het blijkt alles verraad. Maksa speelt een dubbelrol, onduidelijk is hoe lang al, misschien al heel lang, er is geen tunnel, er zijn wel agenten, er wordt geschreeuwd, gerend, geschoten, iemand overleefd het niet, Lena probeert de koelbloedige moord van een agent op andere familieleden te voorkomen, de kogel verdwaalt en doorboort een andere agent, nu is Lena een moordenares, van een agent nog wel, een beschermer van het socialisme, hoe erg kan een mens zijn, Lena komt in de gevangenis.

In de gevangenis is het erg. Manipulaties, vernederingen, vuigheden, vuile spelletjes. Er is gefilmd, in het huis van Lena en Frans, er zijn beelden, ook van Frans met een andere dame op ergens een hotelkamer ofzo, sadistische bewakers laten Lena alles zien, het is alles onderdeel van iets veel groters, Maksa heeft in veel een rol gespeeld, Maksa heulde al langer van de machtshebbers, onduidelijk is hoe lang, in een onvrij land is het onmogelijk om niet af en toe te collaboreren, Rik Zaal toonde dat onlangs al onweerlegbaar aan, hoe zou je zelf zijn, hoe lang kan je je rug recht houden in omstandigheden waaronder de rug buigen zoveel voordeel brengt? Soms is verraad heel begrijpelijk, al zijn er gradaties misschien, en erg onmenselijk schildert Du Gardijn Maksa zeker niet af. En helemaal vrijuit gaat ze ook niet: na een lichtere straf komt ze onder curatele te staan van een misschien niet heel onaardige maar wel tamelijk opdringerige en ook enigszins viezige man die voornamelijk op haar liefde uit is. Het eindigt ermee dat ook Maksa voor moord gevangen wordt gezet.

Ergens, niet ver van Leipzig, is een vrouwengevangenis. Er zitten driehonderd moordenaressen gevangen. Twee ervan zijn Maksa en Lena. De grote hoedster is “het vrouwtje”, een kleine, niet al te moje vrouw die voor vele veranderingen, zeg verbeteringen, in de gevangenis heeft gezorgd. “Het vrouwtje” houdt therapeutische sessies met de moordenaressen, en de veelvuldige, door haar gedirigeerde, koorgezangen hebben een al even therapeutische werking. Hoewel “het vrouwtje” een sleutelrol speelt in Het koor van de 300 moordenaressen, ontwikkelt deze verhaallijn zich pas tegen het einde van het boek – ja dat hele koor van driehonderd moordenaressen komt pas tegen het einde van het boek aan bod. Het is waar de roman een haast surrealistiese lading krijgt. Ofnee. Wacht. Anders.

Want het zal wel. Dat Du Gardijn een te totalitair en te verstikkend beeld schetst van het toenmalige Oost-Berlijn. Jaja. Dat zal best. Ik weet het niet. Ik was toen niet daar, ik ben maar één keer in Berlijn geweest, dat was aan deze zijde van de millenniumwending, de muur was allang verleden tijd, ik was niet heel erg onder de indruk van Berlijn maar achteraf hoorde ik uit vele monden dat ik me niet in de goede wijken begeven had, ik had naar daar en daar moeten gaan, waar het allemaal veel mojer was dan waar ik geweest was. Het zal wel. Het zal allemaal wel. En toen kwam de overheid en zei dat de mensen niet naar hun werk mochten, dat de kinderen niet naar school mochten, dat niemand na tien uur ’s avonds nog de straat op mocht, dat je louter geboeid en gekneveld de supermarkt in mocht, dat de oude mensen moesten sterven zonder ooit nog hun kinderen of hun geliefden te zien, dat wie zich niet liet inspuiten met een of ander veel te snel ontwikkeld serum waarvan niemand de effecten op langere termijn kon voorspellen niet het recht had om op restaurant of op kaffee te gaan, en ik zei Het totalitarisme is geïnstalleerd, we moeten iets doen en monneer Bepaaldekeuzeshebbenbepaaldegevolgenendatisaltijdalzogeweest zei Ik vind niet dat het totalitarisme geïnstalleerd is en ik dacht hoeveel totalitarisme moet er zijn voor je het totalitarisme mag noemen? En de koning danst op de muziek van een fascist, de koning staat met zijn bolle kop vrolijk te wiegen op de muziek van een fascist, en ik denk is dat niet het begin van verstikking? Mijn ademen alleszins al wat stroever bedacht ik me dat het fascisme zo zou komen: met de koning vrolijk, de koning dansend, de koning die van de krommen aas gebaart. Hoe stroef moet het ademen gaan voor er sprake is van verstikking? Ik weet het niet, maar wat meer is –

want er is altijd meer –

wat meer is, is dit: waarom moeten Nederlanders proza toch altijd aan een of andere buitenromaneske realiteit toetsen? Een romancier is geen historicus. Waarom literatuur meten aan een lat die iets zeggen wil over het “wie es eigentlich gewesen war”, er zijn altijd anderen die beter kunnen zeggen wie es eigenlich gewesen war en die mogen anderen dan op de vingers tikken en zeggen ja so war es dus nicht. Nicht zo verstikkend en nicht zo totalitair, jajaja, het zal wel, er waren geloof ik ook westberlijners die liever in het oosten dachten te wonen, hoeveel verstikking is verstikkend genoeg, de koning danst op de muziek van een fascist en Boele zegt dat dat het verschrikkelijke was, voor ons westerlingen, toen, in de jaren tachtig, dat de Stasi alles van je wist, in zo’n soort maatschappij hoopte je toch nooit te hoeven leven, en nu, zegt Boele, geven we al onze privacy prijs aan koekjes en aan het internet, de grote bedrijven weten nu misschien wel meer van ons dan de Stasi ooit van haar burgers wist, misschien is het waar wij nu leven wel verstikkender en totalitairder dan ooit, en so war es dus nicht, waarom moet ik verdomme een abonnement nemen als ik alleen even wil lezen wat een of andere gast over een of ander boek geschreven heeft, nog een reden om kranten te mijden als de pest, maar wat ik zeggen wil is dat realiteitszin volgens mij niet de voornaamste waarde is in Het koor van de 300 moordenaressen. Misschien vergis ik me, maar het lijkt me dat het Du Gardijn er niet om te doen is een volledig en juist beeld te schetsen van het toenmalige Oost-Berlijn (en misschien had hij er wel beter aan gedaan om een fictieve plek in een fictieve tijd als achtergrond te gebruiken), hij lijkt mij, eerder, een podium te willen geven aan een bepaald soort vervreemding.

Die bijna hypnotiese vervreemding.

Dat vreemde sfeertje dat er doorheen gans de roman hangt.

Dat beklemmend is ja, maar ook bijna kinderlijk, bijna sprookjesachtig. Dat onwerkelijke. Dat, sja, toch, dromerige. De ene keer neigend naar een nachtmerrie. De andere keer alleen maar verwarrend. En soms  welhaast mooi.

Gardijns instrument, de taal, is overeenkomstig gestemd. Lange, meandere zinnen, vol komma’s, soms lichtelijk naïef, of, in ieder geval toch, impressionisties. De ene keer is Lena aan het woord, de andere keer Maksa. Iemand zei dat Du Gardijn doorsloeg in zijn schrijfstijl maar ik vind zijn stijl werkelijk prachtig. Ook de taal is gezang hier, ook de taal hypnotiseert. Uiteindelijk creëert het een heel nieuw universum dat het bestaande universum niet wenst te reproduceren maar zo haar eigen wetmatigheden heeft. Geloven in een tunnel naar West-Berlijn kan, je woonst veil hebben voor een spijkerbroek kan, een gevangenis met driehonderd moordenaressen kan, een vrouw die met liefde het koor leidt kan, gelouterd de gevangenispoort uitlopen kan ook. Kan allemaal zo erg dat het universum van Het koor van de 300 moordenaressen iets is waar je zo maar in zou kunnen verdwalen, hier en nu op goede dag of in een daar en dan op een kwadere dag – want in een land waar de koning danst op de muziek van een fascist is er nog veel meer verstikking mogelijk.

Willem du Gardijn Het koor van de 300 moordenaressen

 

Het koor van 300 moordenaressen

  • Auteur: Willem du Gardijn (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse DDR roman
  • Uitgever: Uitgeverij Koppernik
  • Verschijnt: 25 maart 2025
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,50 / € 11,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Willem du Gardijn

De vriendinnen Anna en Maksa, die werken bij Die Fleisch Union Berlin, worden door een functionaris van de partij uitgenodigd voor een gesprek. De intimiderende ontmoetingen zetten een keten van gebeurtenissen in gang die niet anders dan noodlottig lijkt te kunnen eindigen.

In Het koor van de 300 moordenaressen roept Willem du Gardijn, in zijn geroemde stijl, de donkergrauwe wereld van Oost-Berlijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw op. Ondanks de grove ernst van de communistische ideologie en het verraad door je naasten schetst hij een intrigerend claustrofobische wereld die toont dat het zelfs in de meest uitzichtloze tijden saamhorigheid een ontsnapping kan bieden.

Willem du Gardijn (1964) studeerde in Utrecht en Berlijn. In 2008 publiceerde hij de roman Monografie van de mond. Daarmee werd hij genomineerd voor de Academica Literatuur Prijs. In 2011 verscheen zijn buitengewoon goed ontvangen verhalenbundel Negen raven. In 2016 volgde de roman Bevrijding. In de herfst van 2018 verscheen de verhalenbundel Het grote vakantiepark. Met deze verhalenbundel stond du Gardijn op de longlist van de Bookspot Literatuurprijs. Zijn laatste roman Het einde van het lied (2021) stond op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en de Boekenbon Literatuurprijs 2022.

Willem du Gardijn Het einde van het lied RecensieWillem du Gardijn (Nederland) – Het einde van het lied
Nederlandse roman
Recensie van Tim Donker
Weergaloos mooi. Het nam me mijn adem. Het stolde mijn bloed. Het zette de tijd stil. Dit is literatuur van het allerhoogste nivo…lees verder >

Bijpassende informatie

Alasdair Gray – Arm ding

Alasdair Gray Arm ding recensie en informatie over de Schotse roman uit 1992. Op 6 maart 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Poor Thing van de uit Schotland afkomstige schrijver Alasdair Gray. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Alasdair Gray Arm ding recensie en informatie

  • “Geestig en heerlijk geschreven.” (New York Times)
  • “Een schitterend, levendig, grappig, vies, intelligent boek.” (London Review of Books)
  • “De grootste Schotse romanschrijver sinds Sir Walter Scott.” (Anthony Burgess)

Arm ding recensie van Tim Donker

Hoe veellagig kan film zijn, weet jij dat?, en waarom moet beeld altijd voorop? Arm ding, ik kursiveer dit nu maar op de site staan titels nooit kursief dus waarom doe ik eigenlijk moeite maar goed, Arm ding dus, is  verfilmd & dan zegt iets, dan zegt iemand, dan zegt één of andere zwakbegaafde Vond je de film Poor things vreemd? Dat is het boek ook, alsof het vanzelfsprekend is dat je de film natuurlijk hebt gezien al lang voor je er überhaupt maar aan kon denken om het boek te lezen, en men vindt zulke zever dan klaarblijkelijk nog zijflapwaardig ook nog ook, waar gaat het heen als zelfs uitgevers als stilzwijgend onderschrijven dat de verfilming voor elke gemiddelde lezer ook al voor het boek uit gaat, ik zag de film ik vond die beter dan het boek maar het was alweer de butler die het had gedaan dat dacht ik al, & alleen vroeger, in mijn late tienerjaren, toen we al in Eindhoven woonden want toen hadden we een videorecorder en een videotheek op loopafstand, keek ik regelmatig films en dan, inderdaad, meestal verfilmingen, van boeken van Stephen King want iets anders las ik niet in die jaren, en dan zaten we, mijn moeder en ik, op de bank met koffie en koek of met wijn en nootjes (o alleen God weet hoe erg ik mijn moeder mis) en dan begon ik, vaak al in het begin maar nooit later dan ergens halverwege, aan een lange verhandeling die ik inluidde met “Dat is in het boek helemaal anders”, en dan hoorde ik mijn moeder al zuchten want die had een hekel aan mijn exposés over hoe het boek veel beter was dan de film en net dat maakte het voor mij des te leuker om ermee door te gaan, tot ik het zelf zat werd, en later werden we die films ook zat, en nog weer later bevond ik me op een opleiding waar ik als cineast vanaf zou komen, dacht ik, want dat leek me het hoogst haalbare op die opleiding maar in mijn leven was films maken ten beste plan B, en nog weer later was ik niks niemendal alleen maar een vader een postbezorger een muziekliefhebber een mens en een lezer, een lezer met een boek, een boek dat Arm ding heet en dat verfilmd is, en ik vraag me af hoe, hoe meerlagig dit boek is, en hoe meerlagig film uiteindelijk kan zijn.

Waarschijnlijk heeft Yorgos Lanthimos de hoofdtekst van Arm ding als uitgangspunt genomen want dat kun je lekker vet aanzetten, maar zelfs die hoofdtekst is al tamelijk meerduidig. (dat is al één ding dat ik haat aan verfilmingen, wittenie, dat je zit te kijken naar een tot eindgeldig verklaarde interpretatie van die ene der vele lezers). We bevinden ons ergens aan het eind van de negentiende eeuw en Godwin Baxter is een, lawwezeggûh, “excentrieke” wetenschapper. Van kindsbeen af opgeleid in de mediese kunst door zijn al even eigengereide vader heeft Baxter het hoogst maryshelleyekse bereikt – hij is nu levensschepper. Shelleys meisjesnaam was, ja, Godwin; Grays roman zit stampensvol met dit soort knipoogjes. Op een avond springt de hoogzwangere Victoria in de Clyde waardoor zij komt te overlijden. Ze is het zat, zo zullen we later in het boek leren; ze is haar leven zat: haar gewelddadige, gevoelsarme vader; haar dominante, normatieve, bekrompen man, een militair van grote faam; het keurslijf waarin ze gedwongen wordt. Victoria’s lijk wordt opgevist door een vriend van Baxter, een vent wiens baan het is om lijken uit de Clyde op te vissen! De man tipt Baxter en die komt het lijk halen, snijdt de foetus uit het lijf van Victoria en via een operatie weet hij de hersens van de ongeboren baby in het hoofd van Victoria te plaatsen en deze laatste uiteindelijk weer tot leven te wekken. Een volwassen vrouw met een markant litteken boven op haar hoofd, de hersens van een baby, de vrolijkheid en onbevangenheid van een kind in een -kennelijk- aantrekkelijk vrouwenlichaam, jajaja, ik kan me de kolderieke scènes reeds voorstellen! Kostuumdrama met kolderieke, kleurrijke personages die ongebruikelijke koppen hebben – op zeker het soort film waarvoor de akteurs langer in de griem zitten dan dat ze bezig zijn met akteren. Hoe ook, huisvriend Archibald McCandless, ook een dokter, treft de inmiddels tot Bella omgedoopte Victoria op een dag aan achter de pianola, uitzinnig, extaties, volkomen opgaand in haar spel (en nu we het toch over beeld hebben: bij deze passage zag ik Henryk Górecki voor me – hoe die, in een documentaire van Reinbert de Leeuw, zingend, swingend, achter de piano zat, in mijn herinnering speelde hij Pools volkswijsje maar dat laatste weet ik niet meer zeker) & hij is direkt verkocht. Liefde bloeit op, dan en daar, een weinig later al besluiten “Bella” en Archibald te trouwen.

Een bizarre, sprookjesachtige liefdesgeschiedenis ja ik zie de film al voor me. Maar dat is maar de eerste laag. Want evengoed kun je in Arm ding een feministies pamflet lezen over de door de man gemaakte of minimaal toch gevormde vrouw. De door man en vader onder de duim gehouden Victoria krijgt in een twede leven opnieuw pas in mannenhanden gestalte: eerst door Baxter als levensschepper en opvoeder en later aan de zijde van McCandless waar zij misschien in de eerste plaats echtgenote heeft te zijn, hoezeer McCandless haar ook haar eigen pad als medicus gunt. In de hoofdtekst heeft de lezer naar dat laatste vooral het raden. Ze is begaan met de zwakken, met vrouwen en sexualtiteit, met abortus maar het blijft bij snelle blikken in de toekomst daar het verhaal afbreekt nog voor “Bella” McCandless haar professionele ambities ten volle waar kan maken. Ergens, zo’n beetje voor het midden van de roman, wordt “Bella” (dan nog) Baxter geschaakt door Duncan Wedderburn, een achterbakse, weke, gluiperige en neurotiese advocaat. Schaken is misschien niet helemaal het goede woord; “Bella” is niet erg gekant tegen het reisje over de wereld dat Wedderburn haar voorspiegelt. Aan zijn zijde, met hem, maar vooral ook zonder hem, ontdekt “Bella” haar sexualiteit. Vrouwelijke lustgevoelens; de vrouw de baas over haar eigen sexualiteit; hoe een intelligente, leergierige, vrolijke, empathische vrouw ook doorlopend “geil” kan zijn; we hebben niet perse een Simone de Beauvoir nodig om daar iets van te vinden. Maar zou Lanthimos ook dit lijntje hebben opgepikt?

En dan. Arm ding is wel erg grotesk. Aan het einde zit een scene waarin Victoria’s vader en voormalig echtgenoot hun opwachting maken & de degens worden gekruist. Gray gebruikt zulke dikke lage verf voor zijn vertelling dat het niet anders kan of iets wordt hier gepercifleerd of op zijn minst gepasticheerd. De negentiende-eeuwse roman, de kostuumfilm (kon Gray al op zijn klompen aanvoelen dat Arm ding ging verfilmd worden?), heel dat duister-romantiese sfeertje, er worden, dunkt me, draken mee gestoken; een “hilarische” (als er één stukgebruikt rotwoord is!) “politieke allegorie” misschien niet, maar duidelijke aanwijzingen dat je het niet allemaal bloedserieus moet nemen, lijkt Gray toch wel te geven.

En dat is maar de hoofdtekst! Want neem dit. Arm ding is je bekende “gevonden manuscript”; Gray heeft het niet geschreven, alleen maar bezorgd! Schrijver van de hoofdtekst is Archibald McCandless, ja. Voor de volledigheid laat Gray McCandless tekst uitluiden met een brief van Victoria McCandless aan het nageslacht; haar kleinkind die de roman en brief misschien ergens in de jaren zeventig van de twintigste eeuw zal lezen. Uit die brief valt op te maken dat er niks klopt van alles wat we tot nog toe hebben gelezen. Godwin Baxter was geen gekke geleerde, Victoria werd niet uit de dood opgewekt, Wedderburn was geen schurk en Archibald McCandless al zeker niet de innemende, verlegen, warmbloedige romanticus zoals we die op de voorgaande bladzijden hebben leren kennen. Alles ging helemaal anders. En ik las dat en in eerste dacht ik hum en tsss en hmm. Wie wil iets moois zien, en dan iemand naast zich hebben die al die schoonheid gaat kapotanalyseren? Maar bij verdere lezing blijkt de brief van Victoria McCandless een zoveelste laag. Misschien krijg je als lezer nog wel een veeg uit de pan. Misschien ben je toch wel latent misogyn als je Archibald McCandless een sympathieke figuur vond, of als je de vrolijke, lieve, maar vooral erg kinderlijke “Bella” Baxter iets aantrekkelijks vond hebben. Sja. Das dan misschien de eerste keer dat schoonheidsbeleving een suspekt bijsmaakje krijgt en dat in zichzelf is al iets wat weinigen Gray zullen nadoen.

Pas in het allerlaatste deel neemt Gray zonder mombakkes de pen op: hij is degene die het boek als geheel annoteert, inkleurt en kadreert. Andermaal wordt de lezer met vragen geconfronteerd. Is dit Grays ultieme poging tot historisering van Arm ding? Of wordt hier de geschiedschrijving in zichzelf op de korrel genomen? Uiteindelijk is immers alles fictie, wetenschap evengoed als religie. Alles is maar verhaal voor de mens om vat te krijgen op dat wat hem omringt.

Te denken, is wat Arm ding geeft. Ik vond het boek niet vreemd. Ik vond het boek prikkelend. Het boorde aan. Filosofie. Politiek. Dingen. Het leven. Alles. Ja. Dat is wat het is. Een boek over alles.

Alasdair Gray Arm ding

Arm ding

  • Auteur: Alasdair Gray (Schotland)
  • Soort boek: Schotse roman
  • Origineel: Poor Things (1992)
  • Nederlandse vertaling: Robbert-Jan Henkes
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 6 maart 2025
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Winnaar Whitbread Novel Award
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1992 van Alasdair Gray

De wetenschappelijke ambitie van Godwin Baxter om de perfecte metgezel te creëren lijkt werkelijkheid te kunnen worden wanneer hij het verdronken lichaam van de mooie Bella Baxter vindt dat hij weer tot leven weet te wekken. Zijn droom wordt echter gedwarsboomd door de jaloerse liefde van dr. Archilbald McCandless voor zijn creatie. Maar wat denkt Bella ervan?

Arm ding is tegelijkertijd een satirische versie van de klassieke Victoriaanse roman en een hilarische politieke allorgie over de onverenigdbaarheid van de verlangens van de mannen en de onafhankelijkheid van vrouwen.

Alasdair Gray (28 december 1934, Riddrie, Glasgow, Schotland – 29 december 2019, Shieldhall, Glasgow) is een Schotse schrijver en kunstenaar. Zijn magnum opus Lanark verscheen in 2017 in Nederlandse vertaling bij Koppernik. Hij wordt beschouwd als een klassieker en werd door The Guardian “een van de mijlpalen van de twintigste eeuw” genoemd. Arm ding (1992) won de Whitbread Novel Award en de Guardian Fiction Prize en werd in 2023 verfilmd door de Griekse filmregisseur Yorgos Lanthimos.

Bijpassende boeken en informatie

Jolanda Kooijmans – Addertje

Jolanda Kooijmans Addertje recensie en informatie boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichteres. Op 6 maart 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de nieuwe dichtbundel van de uit Nederland afkomstige schrijfster Jolanda Kooijmans. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de dichteres en over de uitgave.

Jolanda Kooijmans Addertje recensie en informatie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Addertje het nieuwe boek met gedichten van Jolanda Kooijmans, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Jolanda Kooijmans Addertje

Addertje

  • Auteur: Jolanda Kooijmans (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 6 maart 2025
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het nieuwe boek van de Nederlandse dichteres Jolanda Kooijmans

In Addertje ontmoeten we het demonische wezen Addertje dat haar moeder zoekt. Het bange meisje Zuuz dat de stem van de duivel heeft gehoord. Haar oudoom Drie die eindeloos op sterven ligt. De kinderen misbruikende priester Bubblebeez die de hel onder zijn toog meedraagt. De eeuwig klagende teinreiziger Constant en de zeldzame watersatan, aan de andere kant van het gangpad, die het op hem gemunt heeft.

Addertje is een wonderlijk lichte, fijnzinnige en diepzinnige dichtbundel over de duivel. De vier verhalende gedichten gaan over het kwaad, over vervreemding, verdraaiing, angst, het verloren lopen in de wereld, het pauzeren van een kritische grens. Het archetype van de duivel wordt opnieuw geboren in een veelheid van vromen en gedaanten en hij is verrassend anders dan je denkt.

Jolanda Kooijman is dichter en beeldend kunstenaar. Haar gedichten verschenen onder andere bij De Revisor, Deus ex machina, Ooteoote en in de bundels De Branie en De aarde. Haar debuutbundel Twee ton verscheen in 2020.

Bijpassende boeken en informatie

  • Nederlandse dichteressen

Anke Scheeren – Blauw of de kleur van blijdschap

Anke Scheeren Blauw of de kleur van blijdschap recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 27 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Anke Scheeren. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Anke Scheeren Blauw of de kleur van blijdschap recensie van Tim Donker

Te zeggen of te zwijgen (waarover men niet spreken kan daarover moet men zwijgen) (maar ik moet spreken ook als ik zwijgen moet) dat ik niet eens wist dat ze een boekenpagina hadden. Ik associeer Nieuwe Revu voornamelijk met waargebeurde misdaad, met spanning, met sensatie, met lang leve de lol en nimmer eindigt het feestje; kortom een soort papieren versie van SBS6. Maar wat blijkt. Niet alleen hebben ze een boekenpagina, ze menen ook nog criteria op te mogen stellen waaraan een besprekerken die naam waardig zou moeten voldoen. Zeggen ze, zegt Nieuwe Revu naar aanleiding van De mooiste dagen zijn het ergst van Anke Scheeren: “Wie het talent van Anke niet ziet, is het vak van literatuurcriticus niet waard.” (want zo hecht zijn ze daar met Scheeren dat ze Anke mogen zeggen) (& literatuurcriticus, jaja, ik wist niet dat het een vak was) (ook niet dat het een proeve van bekwaamheid vereiste, de ballotage, herken het talent en u is waardig) (ge moet talent kunnen herkennen als ge het ziet). Wel. Ja. Dus. Noem dit besprekerken maar onwaardig dan want in eerste kon ik het talent toch niet daar voor het oprapen zien liggen. Er wordt geopend met een scene die zich afspeelt in het kantoortje van de baas, wat ik qua opening toch wel aan de zwakke kant vind, noem het gerust een beetje afgezaagd; ergens vraag iemand zich af hoeveel lichtjaren iets “geleden” is, lichtjaar gebruiken om naar duur te verwijzen in plaats van afstand, ook dat vind ik zwak; Scheeren gebruikt, ook al niet sterk, heel erg veel, zo heel erg ongelooflijk veel pagina’s om ons lezers in te peperen dat hoofdpersoon Egbert een kleurloze, saje, geremde sufbubbel is, en eenmaal in Mongolië treedt Egbert in een ger allerlei ongeschreven regeltjes met voeten en dat. Ja dat. Dat vond ik meer iets voor een strip. Het Donald Duck-achtige personage (misschien hemzelf wel) die in een of ander “exotisch” oord ver van huis in de eenvoudige hut van de pure leden van een al even puur natuurvolk iets onvergeeflijks doet (het eten weigeren, of niet helemaal op eten, of juist wel helemaal op eten, of eten met de pet op, of iemand een hand geven, of juist geen hand geven, of niet voldoende eer betonen aan een afgodsbeeld, zoiets) en dan zomaar ineens van geëerde en welkome gast  verandert in opgejaagde paria. Het volgens Nieuwe Revu voor de ware criticus zo goed te herkennen talent lag in de ogen van dit besprekerken een weinig bedolven onder net één flauwiteit teveel.

Want Mongolië dus. Ja. Egbert is data-analist, het had weeral niet nietszeggender gekund, en wordt door zijn baas naar Mongolië gestuurd om de bevolking warm te krijgen voor de plaatsing van een aantal windmolens. De Nederlandse windmolens waarin zijn bedrijf grossiert hebben vooral leegte en wind nodig, en dat is er allebei genoeg in Mongolië. Het is onduidelijk waarom baas Harrold de niet bepaald avontuurlijk aangelegde, niet bepaald initiatiefrijke, niet bepaald doortastende Egbert op deze missie stuurt. Startpunt is Ulaanbaatar, waar op voorhand een onderkomen verzorgd zal zijn, maar daarna moet Egbert het achterland in, in de Mongoolse leegte op zoek naar een geschikte plek voor de windmolens en de bezwaren van eventueel aanwezige nomaden weg zien te nemen. Er zullen knopen moeten doorgehakt, er zal daadkrachtig opgetreden moeten worden, er zal gekampeerd moeten worden, het zal afzien zijn; allemaal dingen waartoe de lezer dankzij Scheerens overdadige aanwijzingen niet toe in staat acht. Met samengeknepen billen en gekromde tenen op de leesstoel want je ziet het al van verre aankomen: dit gaat mis, dit gaat helemaal mis, Egbert gaat falen zoals niemand ooit gefaald heeft, of, wat ook kan, kleurloos als hij is zal hij geheel worden ingevuld door de overweldigende ongereptheid van Mongolië en zijn vroegere bestaan almeteens verruilen voor een ascetisch leven in een ger ergens in het midden van niets. En ja natuurlijk wordt hij overvallen, natuurlijk wordt hij beroofd, natuurlijk rijzen er misverstanden, natuurlijk is hij als de nitwit die hij is te slecht voorbereid op alles dat op zijn pad komt. Je kunt het allemaal zien aankomen, en hee, dan komt het ook nog ook.

Maar daarmee is niet alles gezegd.

Een talent zie ik al wel bij Scheeren: de (voorspelbare) plot krijgt niet de meeste aandacht. Het is maar een vehikel om Egbert los te krijgen van zijn vertrouwde omgeving en hem -in de leegte, in het niets- volledig op zichzelf aangewezen te laten zijn. Welsprekender dan de plot, dus, is de sfeer van Blauw of de kleur van blijdschap. Misschien is er alsnog niet een heel extreem talent voor nodig om op de steppe sfeer tot zingen te krijgen, dat zullen keelzangen zijn en dat voelt iedereen met een minimum aan voorstellingsvermogen direct al aan. Maar het werkt niettemin, en het is een van de redenen waarom dit boek alle enen bij elkaar opgeteld toch een prettige leeservaring oplevert.

Voor een andere reden moet men alleen maar kijken naar Scheerens professie. Schrijver, en wetenschapper in de psychologie. Egbert mag dan een beetje een lulletje rozenwater zijn, eendimensionaal is hij niet. In leegte en stilte, bij afwezigheid van alles, krijgt hij alle ruimte voor (zelf)reflectie en het zijn de herinneringen, de overpeinzingen, de twijfels en de bewustzijnsstromen die Blauw of de kleur van blijdschap naar mijn idee zijn kracht geven. De lange gedachtegangen over liefde, familie, leven, sterven, karakter (of de afwezigheid daarvan), reizen, baan en determinisme vormen hier de ware vergezichten. In het zijn van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn is elkendeen maar een geworpen zijnde: je hebt het maar te doen met wat je vermag, en de grenzen aan wat je vermag zijn getrokken door wat is aangeboren en door omstandigheden die je voor een groot deel ook zelf nooit voor het kiezen hebt gehad. Je angsten, je beperkingen, je intelligentie, je uiterlijk, alles dat je houdt waar je bent en waaruit geen ontsnappen mogelijk is.

Daar is, bijvoorbeeld, een prachtige peins bij Egbert naar aanleiding van een herinnerd radiobericht over een verongelukte man die “een vrouw en twee kinderen” “achterlaat”: “Het was een vergissing om te denken dat de luisteraars medelijden moesten hebben met de dubbelklapte man tegen de boomstam. Het waren immers de achterblijvers die nog jarenlang moesten werken en hun huur of hypotheek moesten betalen. Zij waren het die week in week uit hun boodschappen deden, in rijen stonden en door de regen fietsten. In een voortdurende variatie op hetzelfde thema moesten de achterblijvers zich aankleden, zich scheren, zich ontlasten, zich druk maken, glimlachen, geruststellen, verhuizen, googlen, ontkennen, veters strikken, afscheidnemen, met vreemden in een lift staan, het nieuws volgen, online afspreken, dezelfde fouten maken, zich belachelijk maken, sleutels zoeken, hun knieën stoten, karakter tonen, hoesten of krabben, wakker liggen, rennen om niet te sterven, stofzuigen, de vaartwasser inruimen, praten over ambities, de waarheid omzeilen, gekwetst worden, kou vatten, klappen voor andermans succes, op vakantie gaan, brood smeren, verbranden, hunkeren, zich vergissen, zich laten koeioneren, zich niet laten kennen, interesse veinzen, voortploeteren tot die ene dag dat ook zij iemand achter zouden laten. De gekte om door te gaan hoefde alleen maar ietsje groter te blijven dan de gekte om er voortijdig mee te kappen.” (waarbij vooral die laatste zin op adembenemend akkurate wijze samenvat wat het betekent om in leven te zijn).

Het is vooral in de bespiegelingen van deze aard dat ik talent herken. Talent om te ontroeren, te verontrusten, onbehaaglijk te maken, aan het denken te zetten. Geen klein talent nee. Dus. Ben ik waardig nu, mag ik blijven? En mag ik nu ook Anke zeggen?

Anke Scheeren Blauw of de kleur van blijdschap

Blauw of de kleur van blijdschap

  • Auteur: Anke Scheeren (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 27 februari 2025
  • Omvang: 232 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,50 / € 12,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de tweede roman van Anke Scheeren

‘Wat vind je zo mooi aan Mongolië, Egbert?’
‘Dat het er leeg is.’
‘Wat vind je zo mooi aan de leegte?’
‘Dat er niks is.’
‘Maar dan ben jij er ook niet meer.’
‘ja.

Onverwacht stuurt zijn baas de weinig ambitieuze Egbert Klein op missie naar Mongolië. Hij moet de inwoners van het uitgestrekte land overtuigen van de ongekende duurzame mogelijkheden die de wind en de leegte bieden. In Ulaanbaatar verandert hij noodgedwongen in een avonturier met een rolkoffer.

Baluw of de kleur van blijdschap gaat over verlies en hunkering, over jezelf tegenkomen, juist wanneer je er niet naar op zoek was.

Anke Scheeren is schrijver en onderzoeker. Na haar studie psychologie ontving zij een schrijversbeurs van literair tijdschrift Hollands Maandblad. Ze publiceerde verschillende korte verhalen. In 2009 verscheen haar roman De mooiste dagen zijn het ergst. Het boek werd lovend ontvangen en genomineerd voor de Opzij Literatuurprijs en de Selexyz Debuutprijs.

Bijpassende boeken en informatie

Rita Bullwinkel – Headshot

Rita Bullwinkel Headshot recensie en informatie over de inhoud van de Amerikaanse roman die op de longlist staat van de Booker Prize 2024. Op 20 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman van de Amerikaanse schrijfster Rita Bullwinkel. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster. de vertaalster en over de uitgave.

Rita Bullwinkel Headshot recensie en informatie

  • “Bullwinkel trekt de handschoenen uit van het tienermeisjesleven en laat het in als zijn wonderbaarlijkheid, humor, geweld en glorie zien.” (Oprah Daily)
  • “Verfrissend en krachtig. Aan de kant, Amerikaanse fictie, voor een waardevolle nieuwe stem.” (The New York Times)
  • “Explosief…Bullwinkel springt tussen verleden, heden en toekomst om deze krachtige, briljante, rommelige jonge vrouwen sprakenelend tot leven te brengen.” (The Guardian)
  • Opgenomen in de lijst van boek van het jaar bij The New York Times, The Guardian, The Telegraph, The Times en GQ.
  • Gekozen op de longlist van de Booker Prize 2024.

Headshot recensie van Tim Donker

Zijn, in de wereld, op aarde, ongevraagd ben je daar & ineens, het is, ik zeg u, een geworpen zijnde. In tijd geworpen in ruimte geworpen & op de wereld. In de ruimte & op de wereld kun je lopen, en met de tijd kun je doen wat je wil. Je kunt een schildersbedrijfje oprichten, je kunt uit het raam staren, je kunt je ergens een mening over vormen, je kunt een tafel pakken als je een opklapbed nodig hebt, je kunt in je vingers snijden bij het fijnhakken van een ui, je kunt muziek maken voor het andere hoofd, je kunt iets uitvinden waar niemand op zit te wachten, je kunt gaan joggen, je kunt van alles wel. Boksen bijvoorbeeld, of kijken naar boksen, of lezen over boksen, ligt het aan mij of is er relatief veel over boksen geschreven, of meer toch dan, pakweg, over darten of zwemmen of hoogspringen?, en ligt het aan mij of waren het vooral de beatniks die schreven over boksen, iets anders waarin Deelder ze zo nodig moest navolgen, de mens die zoveel meer imago was dan iets anders, of, zeg, bij het imago dat Deelder zichzelf had aangemeten waren zijn schrijfsels van secundair of misschien zelfs wel tertiair belang. Rita Bullwinkel schrijft over boksen, is Headshot een sportroman?, en bestaat dat eigenlijk: de sportroman?, ja het zal best bestaan, van alles bestaat, bergbeklimmersuitrusting bestaat en eierprikkers bestaan en nasmaak en het nadenken bestaan, en Frankrijk bestaat, en de atoombom bestaat, waarom zouden er geen sportromans bestaan maar alsnog vraag ik me af of je Headshot als zodanig moet klasseren. Wel. Ja. Het hele boek speelt zich af in een troosteloos zaaltje dat met de weidse naam sportpaleis getooid is. En ook. Ja. Er zijn meisjes die boksen, en elk hoofdstuk verslaat één wedstrijd. Met een winnaar. En een verliezer. Dus. Misschien. Zou je zeggen. Alle ingrediënten zijn aanwezig. De ingrediënten van een sportroman, als dat al iets is dat bestaat. Maar het schijnt me toe dat het boksen van secundair zoniet tertiair belang is, al boksen ze de hele tijd, op elke pagina, en toch is er van alles, is er veel meer dan het vechten dat zich naar de voorgrond vecht. Toch gaat het vooral om de dingen waar het niet om gaat. Laat ik om dat te illustreren de eerste zin van het boek sieteren: “Andi Taylor slaat haar handschoenen tegen elkaar, stompt zich op haar platte buik, denkt niet aan haar moeder die thuis is met haar kleine broertje, niet aan haar auto die het maar net tot hieraantoe haalde, niet aan haar vakantiebaantje in het stampvolle gemeentelijke zwembad waar ze toezicht hield, niet aan de vierjarige die ze zag doodgaan, aan de vierjarige die in wezen door haar dood is of aan zijn blauwe gezicht.”; en natuurlijk zijn het net die dingen waaraan Andi Taylor wél denkt, gans de wedstrijd lang, meer dan met Artemis Victor vecht zij, Andi Taylor, met al die dingen in haar hoofd – en zo ook vecht Artemis Victor met het hare, zoals, bijvoorbeeld, met haar twee eveneens boksende zussen die ze zo graag naar de kroon steekt of voor wie ze in elk geval niet onder wil doen door niet als winnaar van dit toernooi te kunnen weglopen. En de twede partij is die tussen Kate Heffer en Rachel Doricko, en Kate Heffer herhaalt tijdens het boksen onophoudelijk de eerste cijfers van het getal pi, waar Rachel Doricko een raremutsenfilosofie heeft en de dag van het gevecht aan de hand van beelden probeert te onthouden; beelden die ze als volgt in haar hoofd prent: plastic bokshelm. honderd dollar. afgepaste stapjes. lieve jongen. lieve hond. sparen. welterusten.; wat, zeg nou zelf, al zo goed is als een dadaïsties gedicht. Via verdermeer nog de boksende nichtjes Iggy Lang en Izzy Lang, die samen naar het “bokspaleis” in Reno gereden zijn, en urenlang zagen ze alleen maar mais, en denken ze, ieder voor zich, of misschien wel tegelijk, aan die andere keer dat ze op reis waren, veel jonger nog, Iggy zat zelfs nog op de stoelverhoger, om de oceaan te zien, ze waren aan zee (hoezee), we zijn aan zee, iemand moet dat roepen, iemand moet mosselen en fritten eten, of, de naakte rit huiswaarts, en Rose Mueller en Tanya Maw, die in het verlee zo hun klappen kregen te verwerken die niks met enige vechtsport te maken hadden, en wier boksen haast teder, bijna liefdevol te noemen is (Mueller heeft in haar leven het wegkijken tot kunst verheven en Maw bokst voornamelijk om niet ergens anders te hoeven zijn), krijgen we, de lezer, portretten van acht jonge meisjes, tieners, met wegen achter zich die hen naar daar hebben geleid, wegen lang genoeg om al enigszins gevormd te zijn, al hebben ze veel meer toekomst voor zich dan verleden achter zich, en daar ergens is het waar de roman zich afspeelt (meer dan in Bob’s Boxing Palace – al is dat honderd keer de plaats van handeling). Het beschrijven van levens die in ontwikkeling zijn doet Bullwinkel goed, doet Bullwinkel magistraal, doet Bullwinkel zo geniaal dat ze Andi Taylor, Artemis Victor, Kate Heffer, Rachel Doricko, Iggy Lang, Izzy Lang, Rose Mueller en Tanya Maw, stuk voor stuk, de een na de ander, de harten van de lezer in schrijft; ja, mensen, dit is er weer zo één, dit is weer zo’n boek dat je genegenheid laat opvatten voor de personages – geen unicum misschien, er zijn veel meer boeken met aimabele personages, maar langs de andere kant ook niet iets dat elke schrijver nu meteen gegeven is: er zijn, ik zeg u, nog veel en veel meer boeken waarin de personages van papier blijven en nog voor geen sekonde tot leven komen. In Headshot geef je, of jij misschien niet maar ik wel, om sommige personages allicht net wat meer dan om de anderen zodat ik mezelf erop betrapte dat ik gedurende de “kwalificatierondes” (heet dat zo?) de neiging had om voorkeuren te ontwikkelen; liever deze zag winnen, en die niet, en, iets geks, vaak waren dat juist diegenen die zich uiteindelijk niet plaatsen wisten voor de finale. Die arme Andi Taylor bijvoorbeeld, die heel alleen naar daar moest komen, de moeder kon het niet genoeg schelen, of had in ieder geval meer hart voor Andi’s jongere broertje, die arme Andi Taylor die misschien te ingetogen was, die arme Andi Taylor, die een klein kind had zien doodgaan omdat ze met een voor haar leeftijd veel te grote verantwoordelijkheid opgezadeld was en nu in haar innerlijk een dood kind moet meezeulen, die had ik het “succes” (een zeer relatief succes maar daarover kom ik nog wel te spreken) net iets meer gegund dan Artemis Victor voor wie het overwinnaarschap niet alleen met haar achternaam gegeven is (op meer dan één manier) maar dat daarnaast al net iets teveel in heel haar karakter verweven heeft. Er zijn niet veel mensen die arrogantie met flair kunnen dragen, de meeste mensen geeft het almeteens iets buitengewoon kwallerigs. Maar als er één slag mensen bestaat dat op een innemende, ja haast schattige, wijze arrogant kan zijn, dan zijn het wel pubermeisjes. En achja. Dan mag Artemis Victor ook best winnen toch? Zodus zit ik. Zodus lees ik. Zodus neem ik. Winst en verlies. Ik wil benadrukken dat ik neem, dat ik zit, dat ik lees. Een boek over boksen zowaar, een boksroman, bestaat dat?, sjee, nogmaals: boksen, misschien niet de allervervelendste sport die er bestaat (hoewel het eigenlijk tamelijk verbijsterend is dat het een zeer geaccepteerde vorm van vrijetijdsbesteding is om te kijken naar twee mensen die elkaar zo hard mogelijk proberen te slaan) (& van de vechtsporten toch zeker wel een van de brutere) (judo, b’voorbeeld, heeft veel meer met tactiek dan met vechten, laat staan met kracht, te maken) (judo zou ik al bijna een denksport noemen) (niet dat ik nu zoon judoliefhebber ben) (maar toch kan ik van judo eerder de schoonheid inzien dan van boksen), maar nog altijd een sport, nog altijd idioot dus, en ik lees en ik lees en ik lees, ik lees met zoveel graagte dat ik ervan uitrusten moet (het lijkt wel een sport zeggen sommige mensen dan), en ik zit met het boek half dichtgeslagen op schoot en vraag me af: is dit het dan? Is het het winnen, is het het verliezen, is het dat Bullwinkel maakt dat je van die meisjes houdt, is het de vaart, zijn het de levens die zich voor je lezersoog ontvouwen, is het de melodie van de roman, is het het ritme van de roman, is het de herhaling: Bullwinkel herhaalt zinnen en zinssneden, en ik ben een zuiger voor herhaling, misschien hou ik daarom zo van drone (de muziekstijl, niet de vliegtuigjes) en minimal (de muziekstijl, niet het binnenhuisarchitectonies konsept), ik herinner me een idioot gesprek over minimal met Sergio, mijn voormalig buurman, die juist een hekel had aan minimal en zijn weerzin als volgt samenvatte: “Zó mooi dat je het uitentreuren moet herhalen is dat melodielijntje nu ook weer niet”, en ik, eerder verbijsterd dan echt woedend, uitriep: “Is dat wat je denkt dat minimal is? Denk je dat het daarom gaat? Musici en componisten die met een melodie opkwamen die ze zo ongelooflijk mooi vonden dat ze dachten, hier moet niets meer aan gebeuren, herhaal dit gewoon maar heel het optreden lang jongens!”, herhaling die mooi is om de herhaling, niet om wat er herhaalt wordt, omdat herhaling schwung heeft, kun je dat zo noemen, of zeg bezwering, zeg kadans, zeg voor mijn part wiegelied, is het de poëzie in zinnen als “Andi had een lege tunnel gezien tussen haar rechtervuist en Artemis’ linkerribben. Hij leek wel verlicht, alsof hij erom vroeg te worden gevuld door Andi’s vuist. Andi had haar hand in de opening naar Artemis’ lichaam gestoken, die lege tunnel, en vulde die opening toen nog eens, keer op keer, totdat de scheidsrechter tussenbeide kwam.”, wat een, zul je moeten toegeven, veel mojere manier is om over boksen te schrijven dan het deelderiaanse “ik zag het water uit zijn kop spuiten”, al is voor dat laatste, zal ik moeten toegeven, niet heel erg veel nodig, is het de gekte die uitgaat van zinnen als “Een zandkorrel is een eindige eenheid die in aftelbare getallen kan worden gekwantificeerd.” of de rare humor in zoiets als “Het continentale ontbijt dat geserveerd wordt in het motel waar de boksmeisjes overnachten is een kerkhof van hardgekookte eieren.”, ja is het die humor, die rare humor van Bullwinkel die maakt dat ik af en toe grijns of grinnik en me daarna subiet afvraag Waar moest ik zonet eigenlijk om lachen?, wel, wat is het, van al deze dingen of van andere, dat maakt dat ik lees en lees en lees? Is het één van deze elementen, zijn het al deze elementen samen, is het een onbenoembaar iets, zweven er misschien nog woorden boven de woorden in het boek? Misschien iets over winnen en verliezen, alleen wie niet twijfelt wint, nee zo afgezaagd, zo flauw kan het niet zijn, er moet iets zijn, of er moet niks zijn, ik zit daar, het boek niet open en niet dicht in mijn schoot en mijn oog valt op de kretologie op het achterplat. Oprah dagelijks zegt “Bullwinkel trekt de handschoenen uit van het tienermeisjesleven en toont het in al zijn wonderbaarlijkheid, humor, geweld en glorie.”, en wat wil dat zeggen, oprah dagelijks, ik begrijp daar niks van, wat zijn de handschoenen van het tienermeisjesleven, en wordt hiermee iets moois gezegd of niet?, ik weet ook niet of ik een boek wil lezen waar oprah dagelijks positief over is, als dit al iets positiefs is, ik weet niet eens wat er staat, ik weet niet of ik een boek lezen waar oprah dagelijks uberhaupt wat dan ook over te zeggen heeft, en die zijt ja ook die zijt spreekt en die zijt zegt “Bullwinkel beschrijft de schoonheid en wreedheid, en het gevoel er niet bij te horen. Het volwassen-worden als strijdtoneel.” en schoonheid ja en wreedheid misschien maar het volwassen-worden als strijdtoneel?, of, naja, in zoverre misschien dat alle volwassenen in dit boek waardeloze, laffe, bleke, schimmige zwakke, halfhartige figuren zijn, die grossieren in diverse gradaties van niet-aanwezig zijn; alle levenslust, passie, kracht, inspiratie zit in Headshot gebundeld in de “boksmeisjes”. Is het dat misschien wat Bullwinkel de lezer voorhoudt? Sociaaldarwinisme optima forma, maar dan een sociaaldarwinisme dat daadwerkelijk schatplichtig is aan Darwin: niet de sterksten nee, maar de meest aangepasten zullen overleven, dat is: winnen in dit toernooi. Het lullige zaaltje, de plastieken bijna in twee helften uiteenvallende beker die er is voor de winnaar, wat voor overwinning is dat? Moet je je murw laten slaan om ook zo’n uitgebluste volwassene te zijn? Toch lijkt ook zoon interpretatie een fraksie te gemakkelijk. Bullwinkel gunt ons af en toe blikken in de toekomst van de boksmeisjes. Het zijn niet allemaal bleke levens die voor hen klaar liggen, of dat degenen die winnen de dufste (“meest aangepaste”?) toekomst voor zich hebben, nah, de eerste afvaller gaat als apotheker misschien nog wel het sufste leven tegemoet, de meest aangepasten overwinnen kan niet zijn wat spreekt, wat zingt, wat jubelt uit de regels in Headshot. Wat zingt er wel? Dat weet ik niet. Headshot is een raar boek, het schudt zich uit bovenop mij, ik lees over tienermeisjes die boksen, samenkomen op een toernooi, en dan weer weggaan, en verder hun leven leiden, en dan dood gaan, wat is wat de tijd doet met geworpen zijnden, in de laatste anderhalve pagina wordt dit boek, ineens, een scifiroman, en ik vind het mooi, vind het allemaal even mooi, ondanks dat ik niks met sport, niks met boksen, niks met scifi heb. En misschien is het geen verpletterende roman, toch heeft het iets verkruimeld: ik weet dat kruimels ervan in me achter zullen blijven, zoiets als Rachel Doricko’s raremutsenfilosofie, daaraan zal ik waarschijnlijk de rest van mijn leven van tijd tot tijd blijven terugdenken (ik schreef zelf ooit iets, tien, twintig jaar geleden, wanneer was het, over “ze blues van ze lullige mutsje”), misschien niet zo ver verwijderd, eigenlijk, van Martin Šimeks pyamabroekfilosofie maar alsnog mojer, altijd mojer, alles altijd mojer dan al het andere altijd, is het hier, in dit Headshot. Het werpt zichzelf over u, als lezer, zelf een geworpen zijnde. Je zult het boek niet geheelderlijk vatten. Maar het boek vat jou wel. Geheelderlijk. En meer dan dat nog.

Rita Bullwinkel Headshot

Headshot

  • Auteur: Rita Bullwinkel (Verenigde Staten)
  • Soort boek: Amerikaanse roman
  • Origineel: Headshot (2024)
  • Nederlandse vertaling: Barbara de Lange
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 20 februari 2025
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Rita Bullwinkel

Elk van de acht tienermeisjesboksers in deze zinderende debuutroman heeft haar eigen redenen voor de offers die ze heeft gebracht om naar Reno, Nevada, te komen om te strijden om de titel van de beste van het land. Ronde voor ronde leer je de deelnemers kennen. Ogenschijnlijk achteloos schets Bullwinkel hun achtergronden en geeft en passant een vooruitblik op hoe het de meisjes in hun verdere leven zal vergaan.

Headshot is dicht op de huid geschreven, je ruikt het zweet en de angst, voelt het verlangen naar succes en de jaloezie. Het ritmische proza stuwt de lezer over de pagina’s en maakt Headshot tot een intense leeservaring die nog lang resoneert.

Rita Bullwinkel is geboren op 2 september 1988. Ze publiceerde de verhalenbundel Belly Up waarvoor ze in 2022 Whiting Award ontving. Haar artikelen verschenen in White Review, BOMB, NOON en Guernica. Bovendien is ze assistent professor Engels aan de universiteit van San Francisco.

Bijpassende boeken en informatie

Henri Michaux – Hoekpijlers

Henri Michaux Hoekpijlers recensie en informatie boek met levenswijsheden uit 1971 van de Belgische schrijver. Op 13 februari 2025 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van Poteaux d’angle het boek van de Franstalige Belgische auteur Henri Michaux, Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Henri Michaux Hoekpijlers recensie en informatie

  • “Michaux blinkt uit in ons de vreemdheid van natuurlijke dingen en de natuurlijkheid van vreemde dingen te laten voelen.” (André Gide)
  • “Michaux reist via zijn talen: lijnen, woorden, kleuren, stiltes, ritmes. Taal als voertuig, maar ook taal als mes en mijnwerkerslamp.” (Otavio Paz)

Henri Michaux Hoekpijlers

Hoekpijlers

Levenswijsheden

  • Auteur: Henri Michaux (België)
  • Soort boek: non-fictie
  • Origineel: Poteaux d’angle (1971)
  • Nederlandse vertaling: Rokus Hofstede
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 13 februari 2025
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,50
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek met levenswijsheden van Henri Michaux

In een tijd dat zelfhulpboeken ons voorhouden dat we de beste versie van onszelf moeten worden, waarin sociale media ons niet-aflatend sommeren nieuwe bewijzen van succes voor te leggen, kan het verkwikkend zijn wat averechtse tips en wenken op te doen bij Henri Michaux.

Met Hoekpijlers, een bundel die draait om de vragen ‘wat te doen’ en ” hoe te leven’, richt de Belgische dichter zich rechtstreeks tot de lezer en reikt hij deze op scherpe, bijtende toon zijn levensregels aan. Vanaf de eerste ziin roept hij de lezer op om zicht al dagdromend aan te gorden voor de strijd, om de eigen fouten en zwakheden te omhelzen, om gemeenplaatsen te schuwen en te streven naar onthechting en zelfkennis.

Hoekpijlers is een vademecum voor troebele tijden, een trainingskamp voor onafhankelijken van geest, een ontwenningskuur voor mediaverslaafden, een antidotum tegen een door roddel, cliché en stemmingmakerij beheerste wereld.

Henri Michaux, geboren op 24 mei 1899 in Namen, arriveerde in 1924 in Parijs, waar hij in aanraking kwam met surrealistische schilders. Na van 1922 tot 1937 gereisd te hebben door Azië en Zuid-Amerika, trok hij zich tijdens de oorlog terug in het zuiden. Hij overleed op 19 oktober 1984 in Parijs en werd 85 jaar oud.

Bijpassende boeken en informatie