Tag archieven: Wereldbibliotheek

Franco Michieli – Hoe wegen wandelaars vinden

Franco Michieli Hoe wegen wandelaars vinden recensie en informatie over de inhoud van het wandelboek. Op 20 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van La vocazione di perdersi. Piccolo saggio su come le vie trovano i viandanti, het boek van de Italiaanse schrijver Franco Michieli.

Franco Michieli Hoe wegen wandelaars vinden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de Hoe wegen wandelaars vinden. Het boek is geschreven door Franco Michieli. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit wandelboek van de Italiaanse schrijver Franco Michieli.

Franco Michieli Hoe wegen wandelaars vinden Recensie

Hoe wegen wandelaars vinden

  • Schrijver: Franco Michieli (Italië)
  • Soort boek: wandelboek
  • Origineel: La vocazione di perdersi. Piccolo saggio su come le vie trovano i viandanti (2015)
  • Nederlandse vertaling: Philip Supèr
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 20 april 2022
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Prijs: € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het wandelboek van Franco Michieli

In 1998 begon Franco Michieli lange tochten te maken zonder kaart en gps, zoals onze voorouders deden – en zoals dieren doen. Met al die hulpmiddelen – vooral die van tegenwoordig met GPS, satelliet en wat niet meer – zijn we iets kwijtgeraakt, betoogt hij. Om ons weer onderdeel van de natuur te voelen en werkelijk het landschap om ons heen te zien en te ontdekken, moeten we kunnen verdwalen. Ons laten leiden door het landschap om ons heen, de bomen, de bergen, de sterren en de zon en geen slaaf zijn van de route die onze navigatie-instrumenten ons opleggen. Zo kunnen we bij toeval op iets nieuws stuiten dat we anders nooit zouden hebben ontdekt.

In Hoe wegen wandelaars vinden onderzoekt Michieli niet alleen hoe we de natuurlijke oriëntatievaardigheden van onze voorouders weer kunnen aanboren, hij beschrijft ook de vreugde van deze buitengewone ervaring die onze blik op de wereld verandert.

Bijpassende boeken en informatie

Peter Theunynck – Hoogliederen

Peter Theunynck Hoogliederen Recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe bundel met gedichten. Op 14 maart 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de nieuwe dichtbundel van de Vlaamse dichter Peter Theunynck.

Peter Theunynck Hoogliederen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de poëziebundel Hoogliederen. Het boek is geschreven door Peter Theunynck. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Belgische dichter Peter Theunynck.

Peter Theunynck Hoogliederen recensie

Hoogliederen

  • Schrijver: Peter Theunynck (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 14 maart 2022
  • Omvang: 95 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe bundel met gedichten van Peter Theunynck

Het laatste woord over de liefde is nog niet gezegd. In Hoogliederen bekijkt Peter Theunynck dit eeuwige fenomeen van alle kanten. Liefde is overal: in het nieuws, op You-Tube, in de platenkast, in het boek der boeken… Theunynck laat zijn licht schijnen over legendarische lovers als Abelard en Héloise, Fausto Coppi en de mysterieuze Dama Bianca en zelfs John F. Kennedy en Marilyn Monroe. Tegelijkertijd zoekt hij de grenzen van het thema op. De liefde van ouders voor hun kind heet immers onvoorwaardelijk te zijn. Maar is dat ook zo als het kind liever niet zou willen leven? En wat als de liefde van een planeet voor haar bewoners onbeantwoord blijft? In Hoogliederen bezingt Peter Theunynck in bezwerende verzen het liefdesleven van de mensheid tot nu toe.

Bijpassende boeken en informatie

Daniël Rovers – Vergeten meesters

Daniël Rovers Vergeten meesters recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. op 26 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Daniël Rovers.

Daniël Rovers Vergeten meesters recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Vergeten meesters. Het boek is geschreven door Daniël Rovers. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Daniël Rovers.

Daniël Rovers Vergeten meesters Recensiehttps://www.allesoverboekenenschrijvers.nl/recommends/gerard-janssen-hackers-bestellen/

Vergeten meesters

  • Schrijver: Daniël Rovers (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 26 januari 2022
  • Omvang: 464 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Daniël Rovers

Een dag lang volgen we vijf museumrondleiders. Vanaf het moment dat ze ’s ochtends uit hun onrustige dromen ontwaken totdat ze halfweg de middag overhaast het Rijksmuseum Dutch Masters – het Dumas – moeten verlaten. Wallerand twijfelt over alles, ook over de kinderwens van zijn beste vriendin. Rehab heeft een lieve dochter en een schat van een saaie echtgenoot. Heribert mist zijn overleden moeder en drinkt te veel. Margreet heeft haar leven eindelijk op orde, geen vent die dat nog verstiert. Pina durft haar huis niet meer uit en spreekt alleen nog audiotours in.

Hoe verschillend deze gidsen ook zijn, ze hebben alle vijf een vlijmscherpe blik. Concurrentie krijgen ze van een nieuwe state of the art multimediagids. Die belooft honderd procent herkenning, ongeacht achtergrond of afkomst. Ondertussen is er sprake van een opgeschaald dreigingsniveau.

Bijpassende boeken en informatie

Isabel Allende – Violeta

Isabel Allende Violeta recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Chileense schrijfster. Op 22 februari 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de roman Violeta van de Chileense schrijfster Isabel Allende.

Isabel Allende Violeta recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Violeta. Het boek is geschreven door Isabel Allende. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe historische roman van de Chileense schrijfster Isabel Allende.

Isabel Allende Violeta Recensie

Violeta

  • Schrijfster: Isabel Allende (Chili)
  • Soort boek: Chileense historische roman
  • Origineel: Violeta (2022)
  • Nederlandse vertaling: Rikkie Degenaar
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 22 februari 2022
  • Omvang: 384 pagina’s
  • Prijs: € 22,50 – € 27,50
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Isabel Allende

Violeta del Valle komt ter wereld op een stormachtige dag in 1920, als eerste meisje in een gezin met vijf onstuimige broers. Haar leven wordt vanaf het begin gekenmerkt door buitengewone gebeurtenissen. De schokgolven van de Eerste Wereldoorlog zijn nog steeds voelbaar als de Spaanse griep de kusten van Zuid-Amerika bereikt, bijna precies op het moment van haar geboorte.

Dankzij de vooruitziende blik van haar vader zal het gezin ongeschonden uit deze crisis komen. Maar algauw volgen er nieuwe problemen. De Grote Depressie verstoort het luxueuze leven in de grote stad dat Violeta tot dan toe heeft gekend. Haar familie verliest alles en moet zich terugtrekken in een afgelegen deel van het land. Daar wordt Violeta volwassen en ontmoet ze haar eerste minnaar…

In een brief aan iemand van wie ze zielsveel houdt, schrijft Violeta over de armoede en voorspoed, de verliezen en vreugdes, en over de grote liefdes van haar leven en het verwoestende liefdesverdriet dat daarna kwam. Belangrijke ontwikkelingen in de geschiedenis hebben haar turbulente leven bepaald: de strijd voor vrouwenrechten, de opkomst en ondergang van tirannen en uiteindelijk niet een, maar twee pandemieën. Met Violeta presenteert Isabel Allende ons opnieuw een inspirerend episch verhaal, verteld met gevoel voor humor en een enorme passie.

Bijpassende boeken en informatie

Terje Tvedt – De Nijl

Terje Tvedt De Nijl recensie en informatie biografie van een rivier. Op 19 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van Nilen, geschreven door de Noorse schrijver en een van de meest vooraanstaande Nijl-experts Terje Tvedt.

Terje Tvedt De Nijl recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van De Nijl, Biografie van een rivier. Het boek is geschreven door Terje Tvedt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het boek over de rivier De Nijl, geschreven door de Noorse schrijver Terje Tvedt.

Terje Tvedt De Nijl Recensiehttps://www.allesoverboekenenschrijvers.nl/recommends/gerard-janssen-hackers-bestellen/

De Nijl

Biografie van een rivier

  • Schrijver: Terje Tvedt (Noorwegen)
  • Soort boek: non-fictie
  • Origineel: Nilen (2012)
  • Nederlandse vertaling: Maud Jenje
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 19 januari 2022
  • Omvang: 592 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering boek: ∗∗∗∗∗ (uitmuntend)

Recensie en waardering van het boek

  • De Noorse historicus en geograaf verdiept zich al tientallen jaren in de geschiedenis van de rivier De Nijl. Dit boek is de weerslag van al het onderzoek dat hij heeft gedaan en de reizen die hij door het stroomgebied heeft gemaakt. Tvedt weet op overtuigende en indringende wijze de veelbewogen geschiedenis van de mensen aan de Nijl te beschrijven. Hij neemt de lezer mee op een tocht door ruim vijfduizend jaar geschiedenis zonder een moment te vervelen. Natuurlijk kun je kritiek uiten dat een witte man uit Noorwegen dit verhaal vertelt en dat hij wellicht iets te veel vanuit het Westerse perspectief redeneert. Desondanks is hij erin geslaagd de fascinerende geschiedenis van de grootse rivier te vertellen. (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗∗)

Flaptekst van het boek over de rivier De Nijl

De beroemdste rivier ter wereld heeft een lange en fascinerende geschiedenis. In het Egypte van de farao’s werd hij aanbeden, Mozes werd er in een rieten mandje te vondeling in gelegd, hij was de prijs waarvoor in de Middeleeuwen werd gevochten door Fatamiden, Mammelukken, Ottomanen, hij speelde een rol in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, en is nu de inzet van een strijd om het water tussen de landen in Midden-Afrika.

Terje Tvedt, een van de meest vooraanstaande Nijl-experts, reist langs de rivier, van de monding tot de bronnen in Rwanda en Ethiopie. Dit boek is een reisverslag door elf landen en vijfduizend jaar geschiedenis, van de Middellandse Zee tot Centraal-Afrika.

Het is het fascinerende verhaal van de immense economische, politieke en mythische impact die water kan hebben. Boordevol bekende personages in de strijd om de Nijl – van Caesar en Cleopatra tot Churchill en Mussolini, en verder tot de politieke leiders van vandaag. De Nijl is een geschiedschrijving met grote aantrekkingskracht, over een regio van groot belang.

Bijpassende boeken en informatie

Christine Van den Hove – Het huwelijk

Christine Van den Hove Het huwelijk recensie en informatie over de inhoud van de Vlaamse ontwikkelingsroman. Op 19 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de nieuwe roman van de Belgische schrijfster Christine Van den Hove.

Christine Van den Hove Het huwelijk recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het huwelijk. Het boek is geschreven door Christine Van den Hove. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de tweede roman van de Belgische schrijfster Christine Van den Hove.

Christine Van den Hove Het huwelijk Recensie

Het huwelijk

  • Schrijfster: Christine Van den Hove (België)
  • Soort boek: Vlaamse roman
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 19 januari 2022
  • Omvang: 125 pagina’s
  • Prijs; € 15 – € 20
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Recensie en waardering van de roman

  • Christine Van den Hove kun je gerust een laatbloeier noemen. In 2019 debuteerde de Vlaamse schrijfster die is geboren in 1957 met Colombe, nu gevolgd door haar tweede roman Het huwelijk. In deze korte roman volgen we de lotgevallen van Gaspard en Justine die aan het eind van de jaren twintig trouwen. Justine is wars van lichamelijkheid. Desondanks komen er kinderen. Justine lijkt gebukt te gaan onder wat we nu manisch-depressiviteit noemen gebukt te gaan, alhoewel dit nergens wordt benoemd. In korte en indringende hoofdstukken beschrijft Christine Van den Hove vanuit het perspectief van de hoofdpersonen de moeizame verhoudingen. Langzamerhand ook uitgebreid met het perspectief van de kinderen en geliefde van Gaspard. Het huwelijk is een schrijnend verslag van een benauwend leven waaraan door de hoofdpersonen niet valt te ontkomen en die door de minimalistische opzet en stijl des te indringender wordt. (Allesoverboekenenschrijvers.nl, ∗∗∗∗∗)

Flaptekst van de tweede roman van Christine Van den Hove

Eind jaren twintig: Gaspard en Justine treden in het huwelijk in Appelterre-Eichem, een dorp in Oost-Vlaanderen. Hij heeft een goede baan bij de Belgische spoorwegen, zij is onderwijzeres. Maar Justine blijkt een afkeer te hebben van de lichamelijke liefde en krijgt na de geboorte van haar twee kinderen, waarvan de tweede kort na geboorte sterft, te kampen met depressies.

Gaspard leert leven met de afwisselend neerslachtige en opgewekte buien van zijn vrouw en hij vindt troost in het zien opgroeien van hun dochter, Adèle. In de woelige oorlogsjaren ontmoet hij een weduwe die hem de warmte en de genegenheid biedt waar hij zo naar hunkert. Maar tot een scheiding met Justine komt het niet, ook niet nadat zij de relatie heeft ontdekt. In deze korte, keel-dichtsnoerende roman vertelt Christine Van den Hove over twee mensen die elkaar vreemd zijn en ondanks alles toch samenblijven. Is het enkel door het taboe op echtscheiding? Of is er meer aan de hand?

Bijpassende boeken en informatie

Karel Čapek – Leven en werk van de componist Foltyn

Karel Čapek Leven en werk van de componist Foltyn recensie en informatie over de inhoud van de laatste roman van de Tsjechische schrijver. Op 8 december 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de onvoltooide roman Život a dílo skladatele Foltýna van de beroemde Tsjechische schrijver Karel Čapek. De Nederlandse vertaling wordt uitgegeven in de reeks Schwob klassiekers.

Karel Čapek Leven en werk van de componist Foltyn recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering lezen van de roman Leven en werk van de componist Fontyn. Het boek is geschreven door de Tsjechische schrijver Karel Čapek. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de laatste roman van de Tsjechische schrijver Karel Čapek.

Recensie van Tim Donker

Het is mijn lot – ofnee, hou op, want wat heeft het lot daar zaken mee?, wat zou het lot zich moeien met wat ik lees? – O, lees je? & wat lees je dan eigenlijk?

Het werd middag. Op streek, zo ver al, dit “ding” dag. En het licht hing. De stilte betekende. En het niets nietst. Nu lopen is de dingen kapot maken, dus blijven zitten maar. Met water van een mooi jaar, en een boek. Lezen, in de middag, in dat licht, in die stoel, in de stilte, in de omstandigheden. Want zelden zag ik een omstandigere omstandigheid dan deze: dat ik nooit es een, ja, normaal boek heb gelezen van Karel Čapek. Ik las Prenten van Holland. Deel 7 uit de Moldaviet-reeks; één van die drie prachtreeksjes van het onvolprezen Voetnoot (Perlouses en Belgica zijn de andere). Een klein boekje met notities van een Tsjech over een bezoek aan Nederland. Ik las Dasja, oftewel het leven van een pup. Een kinderboek dat ik samen met mijn dochter las. En ik las Leven en werk van de componist Foltýn. Wat onvoltooid is gebleven.

Het goede aan een onvoltooid boek is dat het onvoltooid is. Het zit nog vol kieren. Dat is hoe het licht binnen kan. Menig boek is mij veel te af. Het staat daar maar massief voltooid te wezen; het is kant; het is klaar; het is plomp; het neemt geen gevangenen; geen woord hoeft er nog aan toegevoegd; je kunt er alleen maar kennis van nemen. De laatste pagina is reeds aanwezig op de eerste – niet omdat het voorspelbaar zou zijn maar omdat het afgesloten is. Het heeft maar één “ergens naar toe” en die onwrikbaarheid ademt iedere pagina. Kunst wordt beter onder de suggestie van onafheid, probeer ik maar eens een poëtica te hebben – en dan hier, een boek dat écht onaf is.

Het slechte aan een onvoltooid boek is dat het onvoltooid is. Zo half gesproken is het mooi maar het achterplat suggereert iets anders.

Het achterplat, altijd weer dat achterplat. Waar zijn ze, die achterplatschrijvers? Waar zitten ze met hun hoofd. Waarom schreeuwen ze altijd zo hard? Hun geschreeuw doet pijn aan mijn ogen. De achterplatschrijver van Leven en werk van de componist Foltýn lijkt het boek gelezen te hebben alsof het wel voltooid was. Ja, dat is het met achterplatschrijvers. Hun lektuur van een werk is altijd zo af. In dit geval lijkt het meer te slaan op het deel dat Čapek juist niet schreef.

Het gaat over diene mens. Bedřiček Foltýn heet hij. Componist, musicus, man van de wereld. Hij wil een opera maken over de Bijbelse figuur Judith maar hij heeft niet zoveel ervaring met het schrijven van opera’s of het schrijven van muziekstukken tout court want zo gaat dat als je jong bent. Je wordt verpletterd onder tonnen zware ambisies en je komt ontnuchterd of verbitterd aan de andere kant weer tevoorschijn. Foltýn gaat zo hier en daar te rade, en jat zo hier en daar van de mensen waarbij hij te rade gaat.

Zijn verhaal wordt in negen hoofdstukken verteld door een aantal getuigen. Vrienden, vriendinnen, zijn echtgenote, mensen die met hem samenwerkten. De idee is, of lijkt te zijn, dat Foltýn een ploert is, een opportunist, een talentloze kwal, een deerniswekkende figuur. Maar de getuigen aan wie Čapek het woord heeft kunnen geven spreken lang niet allemaal kwaad van hem, integendeel. Bewonderend soms zelfs, met liefde of op zijn meest een zweem van kameraadschap, en niet zelden met begrip voor zijn tekortkomingen. Uit de om en nabij 120 pagina’s die Čapek heeft kunnen vullen met het “leven en werk” van Foltýn rijst bij mij het beeld van een temperamentvolle, zoekende, rusteloze, eerzuchtige, ietwat rancuneuze, nu weer eens onzekere en dan weer van zelfvertrouwen blakende jongeman die misschien niet zo goed blijf weet met zijn ambities. Hoe dik had dit boek zullen zijn? Hoeveel getuigenissen had Čapek er nog aan toe willen voegen? Klaarblijkelijk moest Bedřiček Foltýn de kwal worden die we allen met liefde zouden haten; klaarblijkelijk moest uit zijn “hoe het niet moet” Čapeks “hoe het wel moet” worden gedestilleerd. En het zwaartepunt zou daarbij vermoedelijk liggen bij het hoofdstuk dat wordt verteld door Jan Trojan.

Al vrij snel is er een Dr. V.B. die geen goed woord voor hem over heeft. Maar die Dr. V.B. komt bij mij eigenlijk zelf over als een bekrompen, normatieve, sexistische, vreugdeloze chagrijn – de archetypische Boze Buurman – en dat Foltýn zo’n figuur tegen zich in het harnas wist te jagen maakt hem alleen maar innemender. Die Jan Trojan lijkt op het eerste gezicht weinig haren beter. Hij, Trojan, zegt bijvoorbeeld altijd maar “Zo zal het niet gaan” en “Dat gaat niet zeg”; er gaan geen vijf minuten voorbij of hij zegt dat. Het ergert me mateloos. Het lijkt veel te veel op “Dat is de bedoeling niet” of “Zo hoort dat niet”; het zijn alle uitspraken waar ik gruwelijk het land aan heb. De oordelen van Trojan (door Foltýn benaderd om hem te helpen met de instrumentatie van Judith) tekenen hem bij mij af als een kleingeestig man aan wiens woorden men niet zoveel gewicht hoeft toe te kennen. Foltýn heeft geen orde, meent Trojan, en een operaschrijver moet orde in zich hebben en als het er niet in zit kan het hem ook niet bijgebracht worden. De muziek van Foltýn is bovendien niet zuiver en ernstig genoeg, en hij doet teveel dingen die niet “horen”. Als Foltýn dan jouw voorbeeld is van hoe muziek niet hoort, hoe hoort muziek dan wel, Čapek?

Dat er een tijd – dat “geluidskollaazje” – dat de mooiste vrouw ter wereld dat Claire Roussy – dat veldopnamen – dat brikolaazje – dat zes uitingen – dat “performance” – dat toevalsmuziek – dat stilte – dat muziek concreet – dat muziek KONKREET – dat na en ver – dat “plagiarisme” –  dat the tape beatles – dat sampling – dat plunderphonics – dat tribaal – dat vrij – dat oor – dat het vrije oor – dat het nieuwe vrije oor – dat het orkest zich in de jazz verdrinkt – dat de rest niet geloofd is –

dát kon Čapek misschien nog niet weten in 1937 maar 1937, jee,

toen hadden we operavernieuwer Wagner toch al lang en breed gehad
toen hadden we de rel rondom Le Sacre du Printemps al gehad
toen hadden we de eerste werken van Messiaen al gehad
toen was Johanna Beyer al bezig met haar “hybride composities” waar elektrische instrumenten botsten op akoestische, en op dierengeluiden
toen was Percy Graingers “vrije muziek” er al
toen waren de “lawaaimachines” van Luigi Russolo er al; the art of noise (het manifest, niet de band) (die band was art noch noise) (hoewel, voor een topveertigbandje niet geheel onexperimenteel toch); toen was de theremin er al; de russiese futuristen (Avraamov met zijn symfonie van fabriekssirenes of Nikolai Foregger met zijn “orchestra of noises”); dada; bruïtisme; de “Groupe des Six”; Schönberg; Webern; Berg; jazz –
toen kon een mens, een mens als Karel Čapek bijvoorbeeld, al bekend zijn met de idee dat mjoeziek niet perse zuiver, ernstig en ordelijk “hoort” te zijn – dat niet alles een en al harmonie en tonaliteit “hoort” te zijn.

Het goede aan een werk dat onaf is, is dat het onaf is. Ge kondet nog het boek uitgestuurd worden met de idee dat Dr. V.B. en Jan Trojan vervelende zuurpruimen waren die een rusteloos musicus de ruimte ontzeggen om zich te ontwikkelen. Maar dan weer.

Dat stomme achterplat zanikt erover dat het “onbeschaamde jatwerk” niet “onbestraft” zou blijven. Inderdaad: in een nawoord, dus geen onderdeel van de roman, vertelt Olga Scheinpflugová (een naam die verzonnen had moeten worden als die niet al bestaan had), de vrouw van de schrijver, dat Čapek voornemens was om de première van de opera uit te laten lopen op een waar fiasco, waarbij Foltýn zou afgaan als een gieter: bespot, uitgejoeld, weggehoond. Een allusie op de eerder genoemde Sacre-rel? Of een tragedie over een man die nooit daar gekomen is waar hij wilde komen? Waarom had Čapek zulke lugubere plannen met Foltýn? (de dramatische première is het ergste nog niet). Een welverdiende “straf” voor zijn “onbeschaamde jatwerk”? Of toch een “artistiek testament”? Als dit Čapeks filosofie ten aanzien van kunst is, is het bijzonder kleingeestig. Ongeveer dit: KUNST is dit grote, machtige, bijkans heilige en dierhalve ook zeer besloten bolwerk waartoe het enige toegangskaartje TALENT is. En TALENT zou dan iets heel welomschrevens zijn, bijvoorbeeld opera’s maken zoals ze horen. En TALENT moet IN je zitten, je kunt het nooit leren. Als je als operaschrijver voor een dubbeltje geboren wordt, word je toch nooit een kwartje dus dan kun je het maar beter niet proberen ook. Waarom zo definitief allemaal, waarom met zo weinig compassie, waarom niet de minste flexibiliteit van een schrijver die zich toch ook niet bij één genre hield en lang niet alle genres die hij beoefende op een door en door “zuivere” en traditionele manier benaderde?

Het slechte aan een werk dat onaf is, is dat het onaf is.

Leven en werk van de componist Foltýn is een briljant geschreven roman. Eenzelfde onderwerp vanuit verschillende gezichtspunten benaderen, werkt altijd goed maar in handen van een schrijver als Čapek wordt met dit stijlmiddel het goddelijke benaderd. Getuigenissen kunnen zurig zijn, of licht melancholiek, een enkele keer lief en zachtaardig. Maar ronduit fantastisch is hoofdstuk 7. Het begin alleen al:

“Wij, drie arme jongens, volgden een meestercursus aan het conservatorium: Procházka, genaamd Ládíček, die viool studeerde, de dikke slaperige Mikeš, alias Fatty, en ik. Waar we van leefden, dat weet alleen de lieve Heer; het zal wel van dat ene briefje van twintig zijn geweest dat Fatty op een goede avond in een nachtclub bij elkaar gespeeld had en dat we steeds van elkaar leenden.”

Het is grappig, het is licht, het is vrolijk, het is muzikaal en het is mooi. Het is een geweldig hoofdstuk in een geweldig boek.

Een geweldig boek ja. Had ik dat nog niet gezegd?

Het gekke is dat het ongeschrevene nu meer gewicht krijgt omdat het ongeschreven is. Had Čapek het boek voltooid, en had alleen een zeer koppig lezer zich nog kunnen onttrekken aan de konkluzie dat Leven en werk van de componist Foltýn inderdaad de kunstfilosofie van de schrijver weergeeft, dan had je je misschien maar een heel klein beetje gestoord aan een overtuiging die ook in 1937 al lichtelijk ouderwets was. En met genoeg getuigenissen om Foltýn definitief antipathiek te maken bij de lezer, was het einde misschien ook minder hard overgekomen.

Maar ja. Leven en werk van de componist Foltýn is niet af. En wat niet af is, biedt ruimte aan hoop. Hoop dat een andere lektuur misschien toch nog op zijn plaats zou blijken te zijn. Dat Jan Trojan en Dr. V.B. degenen waren op wie Čapek zijn pijlen richtte. Dat Karel Čapek niet alleen het woord robot uitvond (naja, eigenlijk zijn broer) maar ook het sampelen (alleen heet dat hier dan “onbeschaamd jatwerk”) (ja zo hadden we DJ Shadow natuurlijk ook af kunnen doen). En al dat peinzen over hoe het eruit zou zullen zien, maakt dat vermeende “artistiek testament” zo zwaar, dat het bijna de schoonheid van het boek overschaduwt.

Dus. Lees het achterplat niet. Lees het nawoord van de vrouw van de schrijver niet. Lees 9 moje hoofdstukjes en sluit af met de zalige gedachte dat het er nog meer hadden kunnen zijn.

Karel Čapek Leven en werk van de componist Foltyn Recensie

Leven en werk van de componist Foltyn

  • Schrijver: Karel Čapek (Tsjechië)
  • Soort boek:  Tsjechische roman
  • Origineel: Život a dílo skladatele Foltýna (1939)
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 8 december 2022
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Prijs: € 17.50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de laatste roman van Karel Čapek

In deze biografie van de fictieve componist Bedrich Foltyn wordt vanuit verschillende gezichtspunten een beeld geschetst van zijn leven en werk. Bedrich beschouwt zichzelf als een genie, maar wegens zijn gebrek aan talent lukt het hem niet om de opera over de Bijbelse figuur Judith te voltooien, waarna hij overgaat tot het plagiëren en plunderen van het werk van getalenteerde jonge muziekstudenten en arme dichters. Zijn onbeschaamde jatwerk blijft niet onbestraft.

Het boek bestaat uit een reeks ‘getuigenissen’ van Foltyns ‘vrienden’ over zijn leven en werk, waaruit een geloofwaardig beeld oprijst van een gemiddeld man met bovengemiddelde ambities. De laatste pagina’s van deze onvoltooide roman zijn een vlammend pleidooi voor het aanleggen van de hoogste maatstaven bij het beoordelen van kunstwerken en worden algemeen beschouwd als een artistiek testament van Karel Capek.

Capeks vrouw, de schrijfster Olga Scheinpflugova, schreef een nawoord.

Bijpassende boeken en informatie

Juan Gómez Bárcena – Kanada

Juan Gómez Bárcena Kanada recensie en informatie over de inhoud van de Spaanse roman over concentratiekamp Auschwitz. Op 24 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldibliotheek de Nederlandse vertaling van de roman van de Spaanse schrijver Juan Gómez Bárcena.

Juan Gómez Bárcena Kanada recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Kanada. Het boek is geschreven door Juan Gómez Bárcena. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Spaanse schrijver Juan Gómez Bárcena.

Recensie van Tim Donker

Wat is dat daar met dat Spanje van tegenwoordig, wat gebeurt daar, zit daar iets in het leidingwater misschien, hoezo schrijven die Spanjolaards zoals ze schrijven dan, wat is dat, is dat de literatuur van hun land, wat weet ik eigenlijk van de Spaanse literatuur, is dit typerend voor de literatuur van hun land, zegt iemand, zegt wie, er is niet zoiets als de literatuur van een land, denk ik ja, denk ik hum, denk ik misschien, denk ik misschien zijn er alleen maar mensen die schrijven, overal in de wereld mensen die schrijven, gewoon de pen in de inktpot dopen en schrijven, onafhankelijk van de plek waar ze wonen, zou kunnen, los van het bloed schrijven, denk ik dat zou een goede titel geweest zijn voor deze recensie als ik hem geschreven had in de tijd dat ik mijn recensies nog titels meegaf, los van het bloed schrijven, altijd maar schrijven, wat heeft schrijven immers te maken met de plek waar je stoel staat, je buro, daar voor het raam, zegt iemand, zegt wie, zegt Ray Loriga waarom zou ik niet mogen schrijven over wat ik zie als ik uit mijn raam kijk, waar staat je raam, wat zie je als je uit je raam kijkt, is het raam je venster is het venster je wereld, is dat de literatuur van je land misschien, zegt iemand, zegt wie, er is niet zoiets als de literatuur van een land, denk ik nee, denk ik hum, denk ik misschien, denk ik er is toch ook zoiets als de keuken van een land, er zijn nationale gerechten, er is toch ook zoiets als slands wijs slands eer, er is toch ook zoiets als bloed, er is toch ook wier neerlands bloed door daderen, er is fado, er is flamenco, er is country, er is chanson, er is toch zoiets als een volksaard, soms denk ik dat er typisch franse boeken zijn soms denk ik dat er typisch zuid-amerikaanse boeken zijn soms denk ik dat er typisch russiese boeken zijn, misschien is er dan ook wel het spaanse boek, hee, ik mag hopen, mag ik hopen, mag ik hoop, hoop is een ding met veren, ergens hoop ik dat er in weerwil van de plaats van handeling van dit boek, een huis in Hongarije, iets typisch Spaans is aan Kanada.

Eerst had je al de Nocilla trilogie. Ja die had je eerst. Speelde zich trouwens voor het allergrootste deel ook niet in Spanje af. Heb je Loriga. Met zijn raam. En wat hij ziet. Als hij erdoor kijkt.

Het lijkt er op dat veel van de oorspronkelijk Spaanse boeken die ik las experimenteler zijn –

ofnee. Het lijkt erop dat veel van de Spaanse boeken die ik gelezen heb een wat ongewonere toon aan slaan dan veel van de Nederlandse boeken die ik gelezen heb. Kon Kanada ook geschreven zijn door een Nederlander? Zo vroeg ik me zo rond de jaarwisseling, wanneer was het, ergens december peinst me, ook af: Kon de Nocilla trilogie geschreven zijn door een Nederlander? Ja, dat laatste deel van de Nocilla trilogie, dat kon heel goed geschreven zijn door een Nederlander (kruideniersliteratuur, iemand?), maar de andere delen, waar de Nocilla trilogie op zijn sterkst, zijn wildst, zijn vrijst was. Die bedoel ik.

Als er een volksaard is, dan is die van Nederland carnaval. Dan zijn boeken het grootste deel van het jaar serieus, en traditioneel, en stram, en welja, zoals-het-hoort. Gewoon. Dat is hoe het hoort. Gewoonstliteratuur. Maar soms mag het gek, en dan is literatuur Joost Oomen. Dan is het paarse meisjes, of vissen poëzie leren. O, lekker gek. Zo af en toe mag het lekker gek. Hee kijk ons ook eens best fantasievol kunnen zijn hoor. Das grappig, das anders dan anders maar wel een anders waarmee we kunnen lachen, dus dan mag je op televisie komen. Natuurlijk. Zonder hofnar gaat het ook in Nederland niet.

Denk ik een feestdag misschien.
Denk ik het monument op de Dam misschien.
Denk ik de polaroid van de dag misschien.

en de laatste tien dagen van zijn leven krijgt een zalm geen voedsel meer.

Maar nu heb ik mezelf vastgeschreven. Ja. Ik heb mezelf vastgeschreven omdat ik denk, omdat ik meen te denken, dat er zoiets bestaat als een landsliteratuur. Ik heb mezelf vastgeschreven omdat ik denk, omdat ik meen te denken, dat er zoiets bestaat als “experimenteel” of “ander” proza. Literatuur tegen de traditie in.

Maar zit ik tegenover me en kijk ik me eens ernstig aan. Jij daar met dat domme brilletje op je kop, achter die laptop, jij. Kijk me eens aan, zie me in het gelaat, en zeg het eens. Definieer “ander proza”.

En kijk ik op, verstoord, omdat ik het haar als mensen me aanspreken als ik zit te schrijven. Wat praat je daar, wat zeg je daar, waarom die woorden tegen mij net nu ik bezig ben me vast te schrijven, wat moet je, en hou je opmerkingen over mijn bril voor je graag.

Definieer anders.
Wel. Definieer gewoon.

Gewoon is wat gebruikelijk is.

Er kan veel gebruikelijk zijn aan een boek. De vertelinstantie, bijvoorbeeld. De gebruikelijke vertelinstantie is de eerste persoon of de derde persoon enkelvoud. Ik ken twee boeken die geschreven zijn in de eerste persoon meervoud. Maar de ik-roman. De hij-roman. De zij-roman. Dat is gebruikelijk, dat is gewoon.

Prozaïsch. Dat is de gebruikelijke schrijfstijl in proza. Helder. Of wijdlopig juist, nog traditioneler misschien: propvol verwijzingen naar filosofen, naar d’oude Grieken, naar de bijbel. Iedereen moet weten dat de schrijver een veelweter is ja. Maar altijd mededelend. Mededelend dat er iets mede te delen is. Minder gericht op de taal zelve, op de muziek, de melodie, de klank, het ritme van taal dan in, lawwezeggûh, poëzie het geval is.

Ontwikkeling, voortgang, aan het einde zijn de verhaalfiguren verder dan ze aan het begin waren; zulk zijn ingrediënten van traditionele literatuur. Motieven. Thema’s. Drijfveren. Iemand zei ooit wie zei ooit ik geloof dat het Kurt Vonnegut was die het zei dat de hoofdfiguur meteen aan het begin iets moet willen, al is het maar een glas water. Het is nooit fijn als schrijvers gaan zeggen hoe het moet in een boek, wel? Dat dat zo moet, en niet anders, dat siert een schrijver zelden. Ik vond die Vonnegut geen slechte schrijver nee, misschien ook niet heel goed, maar De korte roem van Deadeye Dick heb ik toch met enig plezier gelezen, weliswaar toen ik zestien was (en nooit meer herlezen), maar toch fijn, en dan lees je dat zo’n vent ooit heeft zitten mekkeren over personages die moeten willen, het willen moeten, en water dan nog, welke fatsoenlijke schrijver schrijft er in jezusnaam over waterdrinkers?

Er zijn dingen te zeggen over wat gebruikelijk is in literatuur.

Misschien zijn daar handboeken over geschreven. Goed mogelijk. In ieder geval is het de literatuur die we hebben meegekregen op de middelbare school. Of we. Laat ik voor mezelf krijgen. Het is de literatuur zoals me die werd voorgespiegeld op de mavo. De leraar Nederlands. Ik zie zijn hoofd nog voor me, en ook die Peugeot 205 waarin hij alle dagen naar school kwam. Hij vertelde over literatuur, hij liet ons boeken lezen, dat waren nog eens boeken volgens het boekje zeg. Daar kon je vragen over beantwoorden, lijstjes over invullen, punten afvinken. Literatuur van de zeven vinkjes, iemand?

Als traditionele literatuur de literatuur van de zeven vinkjes is, dan is al het andere proza de vinkjesmissende literatuur.

Het schijnt mij toe dat Nederlandse literatuur vaker zeven vinkjes scoort dan alle andere literatuur. Het schijnt mij toe dat Nederlandse literatoren heel vaak het braafste jongetje van de klas zijn. En als ze al een mal doen -want in iedere klas zit wel dat ene obstinate jongetje- dan kun je alsnog meestal wel tot zeven vinkjes komen, of laat het dan in al zijn malheid dan eens een keer stokken bij zes.

Het zijn geen zeven vinkjes nee, niet bij literatuur, maar laat mij voor het gemak even deze vergelijking volhouden.

Er zijn landen waar de vinkjes minder vliegen dan zeven.

Denk ik.

Denk ik dat Kanada niet snel geschreven had kunnen zijn door een Nederlander. Door een Vlaming wellicht. Door een Waal. Een Fransoos, een Zwitser, een Italiaan, een Portugees, een Amerikaan, door een gek misschien. Maar door een Nederlander? Niet erg aannemelijk.

Dit is niet te zeggen dat Kanada nul vinkjes scoort. Zo is er best enige ontwikkeling, best enige handeling, best enig verloop.

Maar kom.

Daar ben ik me toch weer aan het vastschrijven. Omdat ik Kanada zonodig positioneren moet tegenover iets anders. Alleen maar om een punt te maken. Om een gedacht dat ik had tijdens het lezen tot het bittere eind uit te denken. En gij gaat lachen. Let, op gij gaat lachen. Zal ik u voor de grap eens de eerste zin van het achterplat sieteren?

“Een man keert na de oorlog terug naar huis in Hongarije, vermagerd, zonder spullen, zonder sleutel.”

He came home from the war with a party in his head.

De man, de oorlog. Wat is er Nederlandser dan een boek over de oorlog? Nederlandse oorlogsromans, hoeveel boekenkasten zou je daar mee kunnen vullen? Hoe onnederlands wil je een boek afschilderen als het gaat over hét Nederlandse onderwerp bij uitstek. De oorlog, vooral dat het “de oorlog” is, altijd is het “de oorlog”; iedereen heeft zijn “de oorlog”. Vanaf het ontstaan van de mensheid is er altijd een volk bezig geweest een ander volk de harses in te slaan, maar toch is elke oorlog weer “de oorlog” en niet “een oorlog”, maakt niet uit hoeveel andere oorlogen op hetzelfde moment elders woeden.

Maar stop. Ik loog toen ik die eerste zin sieteerde. Of liever, ik was niet volledig. De volledige zin is:

“Een naamloze man keert na de oorlog terug naar huis in Hongarije, vermagerd, zonder spullen, zonder sleutel.”

Dat is al één ding. Dat is al één vinkje dat mist. Dat die man naamloos is. Heel misschien heet hij János Kővári maar dat is niet belangrijk want hij is naamloos. Hij heet niet Henri Osewoudt of Anton Steenwijk of Lei Steeghs of Norman Corinth, hij heet niet. En alle figuren in Kanada blijven naamloos. Er is sprake van de Buurman, de Echtgenote (de vrouw van de Buurman), de Baas, de Neef, de Baby, Mevrouw Juf, het Meisje, de Student.

De onbenoemde wereld.

De naamloze man die terug naar huis keert, vindt zijn huis niet terug zoals hij het kende. Het is leeggeroofd, het is heringericht, veel erin is vernield. Zijn buurman werpt zich op als barmhartige Samaritaan, zegt dat hij in het huis gered heeft wat er te redden viel. Veel is het niet.

En daar zit hij. De naamloze. Zonder naam, temidden van niets. Natuurlijk is hij geen “ik”, niet met zo weinig identiteit, niet zonder naam, niet zonder spullen, niet met een verleden waarvan hij slechts vage vermoedens heeft. Dus is hij een jij. En dat is al een twede ding. Dat is al een tweede vinkje dat mist. Kanada is een jij-roman.

Ik vind de jij-vorm één van de prachtigste vertelinstansies denkbaar, maar je komt het verdraaid niet vaak tegen. Een jij die het allemaal nog niet erg snapt, nee geen alwetende verteller hier. De lezer weet maar wat “jij” weet; misschien is hij, die lezer, iets helderder van geest dan “jij” en kan hij uit de waarnemingen van “jij” meer afleiden dan “jij” doet. Misschien.

“Jij” trekt zich terug in wat ooit zijn werkkamer was en verroert zich niet. Hij zit maar en eet wat de Buurman of de Echtgenote hem brengt. Of hem dagelijks eten gebracht wordt is niet duidelijk, “jij”’s tijdsbesef is slecht en hij zit alleen maar te zitten. Zijn enige vat op de wereld is alles te tellen, te wegen, te schatten:

“Al die bedelaars die onder je raam door gaan: je moet weten hoeveel het er zijn. Het lukt je nooit, zoals je ook nooit alle sterren kunt tellen die met het blote oog te zien zijn – zo’n tweeëneenhalfduizend, zoals je je herinnert te hebben gelezen in een van je boeken – je kunt nooit weten of je er eentje dubbel hebt geteld. In ieder geval zijn er veel meer bedelaars dan sterren. Ongeveer zevenduizend in de ochtend, vijfeneenhalfduizend in de middag en zeker duizend tussen het moment dat de lantaarns aangaan en het moment dat ze bij het ochtendgloren weer uitgaan. Een paar honderd minder als het heel warm of heel koud is. Amper de helft op regenachtige dagen. Natuurlijk zou het ook de hele tijd om een en dezelfde persoon kunnen gaan, die koppig, onvermoeibaar keer op keer hetzelfde traject aflegt, dezelfde hoeken tegenkomt en in en uit dezelfde trams stapt.” Of misschien is het juist wel de hele wereld, daar, onder zijn raam: “Je denkt aan de hoeveelheid jaren die je nodig zou hebben om de gehele mensheid onder je raam voorbij te zien trekken. Als de hele wereld beweegt, hoef je om te reizen alleen maar te blijven waar je bent, je in het geheel niet te bewegen, en jij wil er zijn wanneer dat gebeurt: wanneer de hele wereld voorbijkomt.”

Tellen, berekenen, schatten is in het begin het voornaamste wat de hoofdfiguur doet. Feitelijkheden in een trage wereld waarin de dagen niet veel kleur hebben, en je maar zit te zitten in je ene kamer, waar slechts af en toe iemand langs komt om je een bord met eten voor te zetten. Doch langzaamaan komen daar andere gedachten doorheen. Over het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, of over God (“nog een woord”), of, als hij de Baby van de Buurman en de Echtgenote hoort huilen, over de menselijke conditie: “Wat kun je verwachten van een soort die zodra hij ter wereld komt begint met leiden?”, of:  “[D]e mensheid is tenslotte lachwekkend, en een grap is het heldere moment waarop je dat inziet.”

Een heel klein beetje filosofie in de puinhopen van wat eerst zijn werkkamer was.

De filosofie van vuil.
De filosofie van honger.
De filosofie van eenzaamheid.

In prachtige zinnen die mooi de desolaatheid weten te vatten, in korte hoofdstukjes die soms, op hun kortst, lezen als prozagedichten.

Weer een vinkje dat mist.

De mensheid, het uitspansel, de wereld, de dingen die hem interesseren, al het grote, in die hele kleine, vuile kamer van hem waarin alle dagen hetzelfde zijn; missen doet hij aan de andere kant wat er in zijn direkte omgeving gebeurt: of de Buurman echt wel het beste met hem voorheeft, en wie al die vage figuren zijn die de Buurman in het huis van de jij laat, en wat ze daar komen doen- het is aan de lezer en niet aan “jij” om daarover konkluzies te trekken.

Mogelijk komt het hier en nu in scherper licht via het verleden.

Veelvuldiger worden de herinneringen van de jij aan zijn tijd in Auschwitz, meer bepaald bij het Kanada-commando dat tot taak had de bagage van nieuw aangekomen Joden te doorzoeken op geld en juwelen en soms ook werd belast met het in wagens opstapelen van de vele lijken – zo duidelijk worden die herinneringen soms dat het hem is of het huis, de voormalige werkkamer, slechts voortzettingen zijn van kamp, folteringen, barakken, oorlog. In de momenten waar verleden en heden het ergst door elkaar lopen wordt paradoxaal genoeg pas goed duidelijk om welk heden het gaat: 23 oktober 1956. De Hongaarse opstand tegen het stalinistische bewind in de Volksrepubliek. Ronduit prachtig is een passage waarin “jij” een gesprek tussen de Buurman en de Echtgenote hoort in de kamers naast de zijne, en tegelijkertijd het Meisje dat leert voor een aardrijkskunderepetitie:

“Het Meisje zegt de hoofdsteden van Europa op. Haar litanie wordt onderbroken door gestamel, geaarzel, er vallen gaten waar de stem van de Echtgenote ineens doorheen komt. Ga niet, zegt ze, en het Meisje antwoordt Federale Volksrepubliek Joegoslavië, hoofdstad Belgrado. Ga niet, herhaalt de Echtgenote, en in haar kamer zegt het Meisje Frankrijk, hoofdstad Parijs. Hoor je me wel? vraagt de Echtgenote en de Buurman heeft nog net tijd om te antwoorden dat hij haar heeft gehoord voordat Italië, hoofdstad Rome. Hij hoort haar wel, maar hij gaat toch, hij is vastbesloten, iemand moet iets doen – Noorwegen, hoofdstad Oslo – en die iemand zal hij zijn, samen met duizenden, miljoenen andere patriotten. Ik heb een slecht voorgevoel, zegt de Echtgenote en hij zegt, nee, wat ze voelt us angst, en daar is geen reden voor, want de regering heeft toestemming gegeven voor de demonstratie, dat hebben ze net op de radio gezegd, Nederland, hoofdstad Amsterdam, ’s ochtends zeiden ze nog iets anders, maar nu moeten ze zich erbij neerleggen, zíj zijn werkelijk bang, en terecht; ze weten dan de wil van het volk onbedwingbaar is en dat het is afgelopen met hun tirannie. Dan valt er een lange stilte. Een stilte waarin Denemarken, hoofdstad Kopenhagen, Volksrepubliek Polen, hoofdstad Warschau en Spanje, hoofdstad Madrid, met de wettige regering in ballingschap, en de Volksrepubliek Roemenië, hoofdstad Boekarest. Wees heel voorzichtig, zegt de Echtgenote uiteindelijk, en Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, hoofdstad Moskou, antwoordt het Meisje.”

Palinkadictatuur.
Goulashcommunisme.

Historisch gesitueerd, wordt de roman langzaamaan konkreter. Het was al duidelijk dat veel van de “vage figuren” in het huis van de jij zich bezig hielden met anticommunistische pamfletten (heej, dat stond zelfs op het achterplat); met 23 oktober 1956 is daarvan ook de urgentie gegeven. Bij “jij” leidt het tot een ander besef: “de oorlog” is altijd. Wij weten nu dat 23 oktober 1956 uiteindelijk heeft geleid tot 4 november 1956: sovjettroepen vallen Hongarije binnen. Terugkomend van “de oorlog” liep “jij” zo een andere “de oorlog” binnen.

Kanada is hallucinant.
Kanada is ontluisterend.
Kanada is gruwelijk.

Kanada is een prachtige nachtmerrie waaruit je nooit ontwaken kunt. Want de wereld is Kanada, en de wereld is oorlog, de wereld is kamer, de wereld is een bord eten, de wereld is wat je hoopt te kunnen wegen, of hoopt te kunnen zien vanuit je raam.  Als de wereld voorbij komt, dan wil je er zijn – en dan wil je er niet zijn. Maar dat maakt niet uit. Je bent er, immers.

Juan Gómez Bárcena Kanada Recensie

Kanada

  • Schrijver: Juan Gómez Bárcena (Spanje)
  • Soort boek: Spaanse roman
  • Origineel: Kanada (2017)
  • Nederlandse vertaling: Nadia Ramer
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 24 november 2021
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman Juan Gómez Bárcena

Een naamloze man keert na de oorlog terug naar huis in Hongarije, vermagerd, zonder spullen, zonder sleutel. Zijn buurman, de kruidenier, ziet hem aankomen, herkent hem en zegt goed voor het huis gezorgd te hebben. Maar er ontbreken dingen, en het is vies. De man sluit zich op in zijn studeerkamer, terwijl zijn huis volstroomt met tijdelijke bewoners – zogenaamd neven van de buurman. Na enige tijd wordt er met veel kabaal een drukpers het huis binnengesleept. Het gevaarte wordt in de kamer naast hem gezet en spuwt van vroeg tot laat illegaal anticommunistisch drukwerk uit.

Buiten klinkt het rumoer van de Hongaarse opstand. De naamloze hoofdpersoon wordt zich weer bewust van zijn verleden: hoe hij als gevangene in Kanada te werk was gesteld, de barak in Auschwitz waar de spullen van de gevangenen werden opgeslagen. Dat zet een hallucinante terugkeer in de tijd in gang.

Er zijn al veel boeken verschenen over de Holocaust, maar een boek als dit was er nog niet. Kanada is een verpletterende roman over het effect van een oorlogstrauma op haar slachtoffers.

Juan Gómez Bárcena (Spanje) – Het dorp van de herinneringen
Spaanse roman
Uitgever: Wereldbibliotheek
Verschijnt: 16 november 2023

Bijpassende boeken en informatie

Peter Handke – Het tweede zwaard

Peter Handke Het tweede zwaard recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek van de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019. Op 25 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de roman Das zweite Schwertvan de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Peter Handke Het tweede zwaard recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het tweede zwaard. Het boek is geschreven door Peter Handke. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019, de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Recensie van Tim Donker

En dan komen ze af met Handke, en dan zul je moeten vragen Welke Handke? Wat het schijnt mij toe dat er meerdere Handkes zijn, of toch in ieder geval twee. De wespen vond ik fantasties. Het is zijn prozadebuut, en ik vond het fantasties. Kali vond ik ook erg goed. Dat is van veel later datum, de twintigste eeuw was al dood toen, we zaten allang aan deze zijde van de millenniumwende. Maar Langzame terugkeer vond ik geen doorkomen aan. De terugkeer was te traag, ik weet het niet, ik kon het niet lezen, na één bladzijde werd ik gek, ik bleef het maar proberen, het lukte echt niet. Het is een andere vroeg werk, misschien een jaar of tien jonger dan het prozadebuut; in ieder geval staat het ferm tussenin De wespen en Kali. Essay over de geslaagde dag vond ik heel geslaagd maar van Essay over de moeheid werd ik werkelijk moe. Te moe om door te lezen. Ik ben geen kenner van het oeuvre van Handke, en ik weet het niet. Ik zie het niet. Wat wel, wat niet. De lijn. Het patroon. Ik zie het niet.

Patronen zijn er en soms zijn ze duidelijk. Vaak zijn schrijvers goed in hun vroege werken om ergens na een jaar of wat stilaan minder en minder en minder te worden. Of soms juist, moet een auteur zoeken, wilde haren kwijt raken als overbodige ballast, om goed gezegd te krijgen wat hij gezegd wil krijgen. Of J.M.H. Berckmans bijvoorbeeld, een klasse apart. Die begon goed (of naja, laten we hierbij dan maar even negeren dan Tranen voor Coltrane, een allereerste probeersel uit 1977 slecht was, echt oerslecht, echt oer- en tenenkrommend slecht) met Vergeet niet wat de zevenslaper zei in 1989, om -zowaar- nog beter te worden vanaf Het zomert in Barakstad in 1993, en dan via het magistrale Bericht uit Klein Konstantinopel uit 1996 in 1997 / 1998 te pieken met Ontbijt in het vilbeluik en Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier, Pandemonium in de Grauwzone – moeiteloos twee van de beste werken uit de wereldliteratuur. Daarna stagnerend tot een mate van briljantheid van -lawwe zeggûh- net iets vóór Bericht uit Klein Konstantinopel.

Maar op Handke krijg ik geen vat. Niet de vroegere Handke is perse goed niet de latere Handke is perse goed. Of ja, die hele Peter Handke is al niet de beste schrijver die ik ken. Eigenlijk is hij een beetje een zeveraar. Ho. Wacht. Ik bedoel dat als levensgroot kompliment. Goed zeveren is een kunst. Beter goed gezeverd dan slecht gesproken. Euh. U begrijpt me wel. Ik bedoel zeggen, Peter Handke is misschien niet in de eerste plaats bezig LITERATUUR te beitelen. Naar het schijnt heeft Handke ooit gezeid dat hij als hij schrijft alleen maar bezig is met taal. Dat lijkt mij wel zo’n beetje wat er gebeurt in ieder boek. Handke stuurt de taal uit wandelen. Hij laat de taal kruipen waar die niet gaan kan. Het achterplat van De wespen gewaagde van een “bewijs van de bijna griezelige macht die hij bezit over het verschijnsel taal”, maar ik word eerder geraakt door het welhaaste tegendeel: de griezelige manier waarop Handke zich door de taal in bezit laat nemen. De taalstroom die ik zever noem. Fantastiese zever soms, zeker. Maar het is zo’n beetje als met die vriend, en iedereen heeft zo’n vriend. Het is een beetje een betweter, een feitjeskenner, niet zelden ook politiek geëngageerd. Heeft overal een mening over en negen keer op tien is dat een mening die wat doortimmerder is dan de jouwe. n Praatgraag: met hem praten betekent vooral luisteren. Je soms ook in de hoek laten zetten of je ei zo na door hem laten vernederen. Alles altijd met een lach altijd alles met een grote grijns. En de ene dag als je hem al van verre aan ziet komen ga je hem met uitgestoken armen tegemoet, je wil zijn praat, je wil zijn zever, je wil zijn wijsheden die zich eigenlijk alleen maar voordoen als wijsheden (maar die daarom des te beter smaken dan werkelijke wijsheden), je wil zijn stomme grapjes ten koste van jou. En andere dagen zie je hem komen, je probeerde nog tevergeefs een steegje in te schieten maar het was al te laat, en gelaten laat je al zijn stomme gezeik over je heenkomen, hopend dat hij maar gauw een man moet zien over een paard.

En of het nu de stand van de zon is of wat je bij de lunch gegeten hebt, het uur van de dag of hoe de wind waait, wie je sprak voor je hem tegenkwam of het werk dat je nog wacht, je gemoedstoestand of de kleur van zijn jas – je weet het niet. Je weet niet waarom je de zeveraar de ene keer wel kunt hebben en de andere keer niet. Is het de zeveraar zelve, of ben jij het alleen maar. Uiteindelijk is het niks misschien.

Uiteindelijk is het alles misschien.

God, wat is Peter Handke lekker op dreef in Het tweede zwaard. Dit is werkelijk hogeschool zeveren, zie. Zogenaamd zou dit gaan om de wraak op een journaliste die iets lelijks over zijn moeder had beweerd, jaren geleden (maar wraak is een gerecht dat men koud moet eten schijnen de spanjolaards te beweren) (weeral zijn moeder?) (een mens kan een half oeuvre bouwen op een moeder) (maar dat is nu nog te vroeg). De lezer weet heel lang niet waar het eigenlijk om gaat. Of pas in zoverre hij het achterplat las. Geen wraak wordt hier genomen. Er wordt gezeten. Met de verschoppelingen, en gedronken (je kunt niet zitten met de verschoppelingen zonder met hen te drinken). Er wordt naar de heuvels gekeken. Er wordt gemijmerd over dorpjes met rare namen. Handke zit, en laat de taal maar gaan, darren als een hond, op zijn schreden terugkeren en vooruit dan maar weer. Ja, en die gast wint dan nog de Nobelprijs voor de literatuur ook he. Die heeft ons allemaal goed bij ons pietje gehad, peinst mij. In 2019 was dat. U weet toch 2019 nog wel, dat was het laatste normale jaar uit de geschiedenis van de mensheid (voor dat we het totalitarisme zagen komen, gelaten, en lieten geïnstalleerd worden, gelaten, want we waren liever onvrij dan ziek); een memorabel jaar voor een prijsuitreiking, dat wel. Ik geloof dat ik er niemand over gehoord heb dat de Nobelprijs voor de literatuur ging naar een schrijver die zijn hond p’don ik bedoel de taal het werk liet doen terwijl hij zelf lui (of bezeten?) onder een boom naar de heuvels zat te kijken. Toen Bob Dylan hem kreeg, ja, toen hoorde ik iedereen en daarachter nog hoorde ik allen iedereen overstemmen. Wanneer was dat ookalweer? 2015 2016 2017? Mensen waren niet boos mensen waren BOOS. Ja, dat moet dan weer het moje zijn als je literaire prijzen uitreikt: dat je mensen ermee over de zeik krijgt. (Maar er zullen best mensen boos geweest zijn toen Peter Handke bedacht werd met de Nobelprijs voor de literatuur, al waren het dan misschien mensen die ik niet hoorde. Want ja. Handke, oja dien Handke, die had gesproken! Die had gesproken op de begrafenis van Slobodan Milošević!) (zegt Aleksandar Hemon: “De Bob Dylan onder de genocide-apologeten”) (zegt Handke: “Ik ben een schriftsteller. Ik kom van Tolstoi. Ik kom van Homerus. Ik kom van Cervantes. Laat me in vrede.”) (eigenlijk dacht ik die Dylan die gaat een Sartre doen, die gaat m weigeren) (denk ik Waarom Homerus? Waarom Tolstoi? Waarom Cervantes?) (misschien toch LITERATUUR aan het beitelen dan) (maar Cervantes niet, dat was ook een geniaal zeveraar).

Maar verder, en nog altijd geen wraak, en nog altijd geen idee. Nog maar wat gekeken, nog maar wat geassocieerd en nog maar wat gemijmerd en Het tweede zwaard is op driekwart (geef of neem een bladzij), als hij, als Handke, als die het is (want de werkelijkheid interesseert hem niet als hij schrijft, de werkelijkheid leidt hem alleen maar af als hij schrijft), als het lieries ik eindelijk eens op weg gaat voor zijn stomme wraakje en de lezer ook al enig idee heeft waar het om gaat. Maar een mens kan niet beweren dat het boek nu er gegaan wordt ook vaart krijgt. Er wordt opnieuw voornamelijk gezeten; dit keer in een tram.

In een tram zit je doorgaans niet alleen. En dus kan Handke in het zitten ook observeren – en of het nu de zeveraar is of diens fortuin maar in Handkes tram zitten natuurlijk voornamelijk idioten:

“En toch schreeuwde, brulde toen iemand plotseling tramhemeltergend – om vervolgens meteen weer om zich heen te kijken: ‘Hopelijk heeft niemand me gehoord.’ – en wow. Een wow niet om de schreeuwende gek (niemand heeft mojer over schreeuwende gekken geschreven dan Polet) maar om het woord “tramhemeltergend” dat ik voor geen goud had willen missen. Of toch. Misschien ten halve toch ook voor de schreeuwende gek. Omdat het zo overduidelijk weer de zeveraar is die het overkomt. Alleen de zeveraar kan in plat Haags Groningse hooligans afschrikken. Alleen de zeveraar zit met louter zotten in de tram.

Maar dat laatste moet ik direkt terugnemen. De zeveraar zou geen goed zeveraar zijn als hij alleen maar over het bizarre, het ongeloofwaardige, het abnormale, het heroïsche zeverde. Een goed zeveraar zevert ook bij vlagen over jou, zevert ook bij vlagen over mij:

“Er zaten nogal wat kinderen in de tram. De mijnen waren, zoals dat heet, allang ‘het huis uit’, het waren ook geen kinderen meer, en nog steeds, tijdens deze rit misschien wel met zeg maar verhoogd volume, had ik het gevoel dat ik werd bedoeld, dat de kreet voor mij was bedoeld, dat ik de vader was die heel dringend door het vreemde kind werd geroepen; en elke keer kromp ik in elkaar.”

En hee, denk ik dan, dat ken ik. Telkenmale ik loop ergens ver van mijn kinderen vandaan, bijvoorbeeld als ik aan het werk ben, en ik hoor een kind “Pappa!” roepen, kan ik het niet helpen eventjes om te kijken; alsof ik altijd en overal “pappa” ben, en ik het altijd en overal ben die aangesproken word als de roep “Pappa” weerklinkt. Niet ineenkrimpen, dat niet – groeiend eerder, omdat dat wat ik voor alles ben dan en daar wordt aangesproken (en één keer was ik het werkelijk ook – toen mijn kinderen bij toeval bleken te zijn op het winkelsentrum waar ik de post liep te bezorgen). Maar almeteens voel ik mij betrapt in dit knikken en jajaja denken en zo is het denken, want waarom is het eigenlijk fijn als de zeveraar zevert over wat we kennen uit ons eigen leven? Waarom bent ons lezers -zeg niet dat ik dat alleen ben!- toch zo vol van onszelf dat we het fijn vinden om overal glimpjes van onszelf op te vangen – “zo herkénbaar!”-; waarom moet alles spiegel zijn?

(en dat “zeg maar” waar Handkes zinnen vol van staan – wat is dat? dat is toch niets anders dan geschreven spreektaal; een bewijs dat de zeveraar het hier en nu altemaal opzevert waar we bij zitten?) (Handke betrapt zich een keer op dat “zeg maar” en spreekt zichzelf erop aan) (hij betrapt zichzelf op veel: onderbreekt zichzelf, kommentaart op zichzelf, steekt draak soms met zichzelf)

Of over zijn sokken. Ja. Zelfs over zijn sokken praat Handke terwijl hij op weg is naar een wraakactie. “De wreker met de verschillende sokken”; en ineens wist ik dat het tempo down moest. Handke, allang de tram uit, loopt. Langs de kant van de weg. Ik had Hair Police op staan maar dat was fout. Aziza Brahim werkte beter. Loom is het woord dat ik zocht. Dit vraagt om loomte, dacht ik, dit vraagt om traag. Het tweede zwaard is een slenterboek. Wie slentert heeft geen bezwaar om de zeveraar tegen te komen; wat is zeveren anders dan verbaal slenteren? En dat de zeveraar in een bestek van krap vijf pagina’s vier keer (en in zes vijf keer) (acht keer in acht – en dan wordt het bijna komisch zelfs al draagt de zeveraar Gedachten als goed excuus met zich mee) over Pascal begint, dan mag dat. Een zeveraar gaat niet zonder stokpaard en gaan is wat moet. Van vulling naar vulling. (“De roman ontdaan van zijn rompslomp”) (excipiens excipiens) (maar moest Handke zich ervan ontdoen dan houden we in het geval van Het tweede zwaard niets meer over, monneer Pierre Michon). Naar een volgende fantastische éénregel (“Alle autoriteiten zijn verkleed”) (& verrek, hoe waar) (en wat zegt dat anders dan dat het één grote poppenkast is?). Naar een volgend terzijde. Naar een volgende herinnering. Naar een volgende droom, of een volgende nachtmerrie (dat was een zweer en een alziend oog, zeer tot Handkes horreur) (der gewönliche Schrecken) (ah – wat een vreemd boek dát was, niet?) (men had Handke gevraagd enkele auteurs aan te schrijven en zo hij deed) (aanschrijven) (schreef) (reageerden onder meer C.F. Jonke, Michael Scharang, Peter Bichsel, Friederike Mayröcker, Gregor Laschen, Ernst Jandl, Gerburg Dieter, H.C Artmann, Heinz Riedler, Elfriede Jelinek en Thomas Bernhard) (reageerden, en kwamen af, zij, de genoemden, met een verhaal vele malen beter dan het verhaal waarmee Handke afgekomen was, ja zelfs vele malen beter dan enig verhaal dat Handke ooit had geschreven of zou kunnen schrijven) (maar nu vloek ik in de kerk) (en eigenlijk) (van Kees ’t Hart mag je geen eigenlijk zeggen) (en van de mier ook) (maar eigenlijk was het dit eigenlijk dat het boek zo vreemd maakte) (eigenlijk, dus, waren dezen, de hogergenoemden, waren, zijn zij, als schrijvers vele malen beter dan Handke is of ooit zijn zal) (maar nu vloek ik verdorie toch weeral in de kerk!) (maar ik moet eerlijk zijn) (ga weg je moet helemaal niks en vooral niet eerlijk zijn) (Handke, een overschat schrijver?) (zijn kracht is waarschijnlijk de konsumeerbaarheid van zijn werk) (nieuwe middelen voor oude doeleinden) (een vorm van denkluiheid de losse uitspraken en onverwachte kombinaties, juist doordat ze los zijn) (en Bernlef zich maar ergeren) (en De Winter kon Handke alleen maar vragen naar zijn lievelingsgerecht) (eieren met spek, wed ik), naar een volgende wereldondergang. Of naar een vestzakessay over de schijn. Of een poging tot een vestzakessay over de schijn toch, want de zeveraar dwaalt af -!- met een observatie over wolken.

Naar het einde toe worden de gedachten en de beelden gejaagder, rustelozer. Weg slentersfeer. Stop ze downtempo. De zeveraar in vrije improvisatie! Er zijn nog zoveel windingen, en er is altijd meer achter de volgende bocht. Ineens zitten we in een auto, bestuurt door een vage bekende. Want het slenteren zat besloot de slenteraar nee de zeveraar nee Handke nee het lieries ik maar te liften. De vage bekende was ooit ook een landelijk bekende: een zanger die Franstalige versies van liedjes van Eric Burdon. The Animals. The Party Boys. Man Doki Soulmates. Weet ik het veel. De ik en de zanger, zingend in een auto. Maar niet te lang natuurlijk, nee, ben je gek, hop, auto weer uit, slenteren maar weer, en zien, de slenteraar ziet meer dan de zingende autopassagier, dus slenteren om te zien: bebouwing, natuur, bekenden, weeral bekenden, overal bekenden, en altijd maar vaag, die bekenden, en bespiegelingen over het geziene, altijd bespiegelingen over het geziene. Tot er genoeg gezien en bespiegeld is. Maar weer het openbaar vervoer. Bizarre medepassagiers neerzetten. Bijvoorbeeld een bus waarin iedereen een kaart zit te bestuderen. Een landkaart, een wereldkaart, een sterrenatlas. Ergens een herinnering of twee inlassen. Gauw weer naar buiten en passanten. En scénes. En een slang. En een kerk. Het summum: een feest. Een bizar en uit de lucht gevallen feest. Ineens is er een feest en ineens moeten we dat normaal vinden ook. Nee. De wreker komt niet tot wreken vandaag.

Het tweede zwaard leest als bijeengekletste nonsens, en is juist daarin groots en meeslepend. De wraakactie waar het zogezegd om zou gaan (zegt het achterplat: : Wat is dit voor wraakactie? Wie is er schuldig? De journalist? Of misschien de zoon zelf?) is bijzaak. Handke zegt het zelf: “En plotseling rolde de bal, rolden de knikkers een heel andere kant op dan aan het begin van dit verhaal was gedacht. Zij, de euveldader, zij en haars gelijken, hoorden in dit verhaal niet thuis, in dit noch in enig ander verhaal!”. Nee, de “euveldader” is maar de kapstok waaraan Handke zijn -toegegeven: zomwijlen licht megalomane- “zwets” (met een hoofdletter Z); “Zwets”; zijn gouden, in dit geval altijd onderhoudende Zwets aan op kan hangen. Vogelaar kan van mening zijn dat Handkes experimentialisme neerkwam op oude wijn in nieuwe zakken; van boeken die zo spontaan bijeengezeverd lezen zijn er niet veel. Dit is de lange neus naar de traditionele literatuur als “doordacht”; “gecomponeerd”; “langzaam gerijpt” of wat. Dit luistert als nieuw, tintelend, aarzelend, oprecht, eerlijk. Zelfs het einde is wankel: “Een ander verhaal is hoe ik die nacht, bij het aanbreken en voeten; en vanuit de bossen van de Eeuwige Heuvel het eerste geknal van jagers. Maar dat verhaal moet iemand anders maar vertellen.” Fantasties! Een ander mag de kaars uitblazen. De zeveraar is moegezeverd, of is er te dronken of gewoonweg te lui voor.

Een heel ander paar mouwen is Ongezocht ongeluk. Waar Het tweede zwaard recent is (het origineel stamt uit 2020); gaat het bij Ongezocht ongeluk om een heruitgave. Het is eerder vertaald geweest in het Nederlands; ergens in de vroege jaren zeventig moet dat geweest zijn en de reden voor een heruitgave hier & nu ontgaat me een weinig. Het verschijnt vrijwel gelijktijdig met Het tweede zwaard maar heeft niets van de losheid van die laatste titel. De inzet is ernstig, grimmig. Niet zeveren om (het prachtige van) de zever. Hier wordt post-factum gesproken, met als doel een dood te begrijpen. Niet zomaar een dood maar een zelfmoord. De zelfmoord van een moeder.

Ongezocht ongeluk is meer dan een (bijeengezeverd?) verhaal over een moeder die toevallig zelfmoord pleegde. Het is meer dan een uit de herinnering naverteld tijdsbeeld over een Oostenrijk van dan en daar; een herinnering waarin ook ergens een zelfmoord voorkwam. Het is niet een verhaal met een dood, het is het verhaal over een dood. En wegens het hogergenoemde begrip misschien zelfs te verstaan als een analyse van die dood.

Denk ik: is dat het? Is Handke op zijn best als hij doelloos “verbaal slentert” (met misschien alleen ogenschijnlijk een bepaalde richting)? Verveelt Handke me speciaal dan, wanneer hij iets wil begrijpen of meer nog: wil dat de lezer iets begrijpt?

De Handke die juist wél een duidelijk afgebakende kant op wil?

De eenduidige Handke?
De – o gruwel – essayerende Handke?

Ik denk aan Essay over de moeheid.
Ik denk aan Essay over de geslaagde dag.

(er is ook nog een Versuch über die Jukebox maar ik weet niet of dat ooit vertaald is) (in ieder geval las ik het nooit) (lees jij Duits dan?) (en Julio Iglesias dan?)

Essay over de geslaagde dag las ik in de trein na een zonnige dag in Tilburg. Ik was heeldurdag met Angelique geweest. Van terras naar terras, en uiteindelijk, maar dat was pas in de avond, op restaurant. We hadden gedronken. We hadden geluncht. We hadden gedronken. We hadden gedineerd. En we hadden gedronken. Maar bovenal hadden we gepraat. Slap, raak, grappig, intiem, intens, onzinnig, diepzinnig, over alles, over niks, hadden we gepraat. Het was een dag, jaren her, in Tilburg, met Angelique toen Angelique nog deugde. Toen Angelique geen carrièretrutje was die stopte met roken en in haar whatsapp-profiel een ultradom icoontje zette met een verbodenteroken-bordje met daarachter een nog ultradommer spierbalarm-icoontje. Toen Angelique nog niet dubbel gevaccineerd en waarschijnlijk ook geboosterd was maar het nog dierf een collega uit te lachen die zich al te strak aan de corona-regels hield (maar toen kreeg ze corona en toen werd het haar ernst) (o wacht, maar je kunt het dus ook echt krijgen? nee dán is het natuurlijk totaal terecht om de gehele mensheid te modificeren tot een stel rechteloze robotslaven!). Ofnee, wacht, de Angelique van veel eerder nog, toen ze die stomme rotbaan nog helemaal niet had (i liked you better when you were poor), maar, als ik, een verschoppeling was, in de marge leefde, zich van niks of niemendal veel aantrok, en rookte, en dronk, en lachte, en begot een mens was, een levend en ademend en drinkend en rokend en pratend mens, die dingen zei die hout sneden, dingen zei waarom ik lachen kon, dingen zei die me sloegen, met stomheid, een mens, een lief mens, een fantastisch mens, een mens waarvan ik hield. Die Angelique. Daarmee was ik heeldurdag doorheen Tilburg gegaan, van glas naar glas, van bord naar bord, van gesprek naar gesprek. En een beetje daas, en een beetje dronken, in de trein, las ik Essay over de geslaagde dag. En ik vatte lang niet alles wat die Handke daar zei, misschien vatte ik wel meer niet dan wel, maar op één of andere manier leek het gevoelsmatig prachtig te passen bij de dag die ik zojuist achter de rug had.

Dit gevoel extrapolerend besloot ik Essay over de moeheid enkele weken later te lezen toen ik moe was. Misschien zou Handke dingen zeggen die ik niet begreep maar die wel leken te passen bij mijn moeheid. Maar ik werd alleen maar nog vermoeider van zijn moeheid. Ik probeerde het enkele dagen weer, een fractie minder vermoeid (want misschien lag het daar aan), maar weeral kreeg ik niet meer dan een twee- of drietal bladzijden gelezen. En weeral had ik geen moment geweten waar het over ging.

Denk ik Is analyseerbaarheid eindig?

Kun je een geslaagde dag wél maar moeheid níet analyseren? Het is mogelijk dat een geslaagde dag genoeg fitheid geeft om energiek te overdenken wat de geslaagde dag nu een geslaagde dag had gemaakt: niet perse dat je leuke dingen deed maar veeleer dat er iets werd voltrokken? (of dat er juist niks werd voltrokken, dat alles op magistrale wijs meanderen mocht, dat juist niets, echt, “gedaan” werd), en dat de moeheid in zichzelf al een te dof gevoel is om er iets klaars in te zien. Het is mogelijk dat je naar een geslaagde dag kunt kijken, terwijl moeheid alleen maar is.

Is het mogelijk dat je een dood kunt verklaren, terwijl een zelfmoord alleen maar is?

Het schijnt mij toe dat zelfmoord alleen in fictie een logica bezit. Toen Howard Hunter zichzelf van het leven trachtte te beroven in Hill Street Blues begreep ik het wel. Dat was gekwetste krijgerseer. Dan slaat de ware soldaat uiteraard de hand aan zichzelf. Al een geluk dan, dat ik geen ware soldaat ben noch de ambitie heb er ooit één te zijn.

Doodsverlangen begrijp ik. We krijgen allemaal het leven door onze strot geramd. Wat een prachtige klotegift. Daar zitten we mooi mee opgescheept. Niemand die ons iets vroeg. Maar goed. Er is muziek, sommige dagen zet ik iets heerlijks op tafel, mijn kinderen zijn fantasties, zo af en toe schijnt de zon, en soms is er een geslaagde dag. Doodsverlangen is lijden. Zelfmoord is drama. Groots, theatraal en ook lichtelijk kinderachtig drama. Naar de dood verlangen dat doe je in stilte. Maar zelfmoord, dat is stampvoeten en roepen KWILNIEMEER!

Dat drama kan daar zijn, ineens, en je met zijn scherpe tanden in een oogwenk verslinden. En dan heb je pillen genomen, of je bent voor de trein gesprongen, of je hebt je polsen open gesneden, of je bent aan een touw gaan bungelen. Dat kan. Je kunt daarover een verhaal vertellen. Dat kan. De man, de vrouw, het leven, de dagen, en toen die ene dag. Dat is het verhaal. Maar niet de analyse.

Op de analyse is Peter Handke hier wel uit. Of dat denk ik toch. Hij vertelt, me dunkt, niet “zomaar” een verhaal, en zeker niet op de zomaarse wijze van Het tweede zwaard. Hier moet duidelijk blijken dat de zelfmoord niet het einde is van het leven maar volgde uit dat leven.

Dat is een heikele taak, waar Handke zich naar mijn gevoel onvoldoende van gekweten heeft. Uit elke zin zou ingehouden woede moeten spreken. Dus het gaat over die vrouw die leefde in die tijd. Ja. Er is oorlog. Ja. En dan niet meer, maar dan is er een tijd waarin de burger -en zeker de vrouw- niet veel meer mag dan ademen en gehoorzaam zijn. Ja. Er is een man die haar onderdrukt, een man waar zij niet van houdt. Ja. Er is hoofdpijn. Alle dagen is er pijn. Ja.

Ik weet het niet.

Is elke tijd niet een tijd waarin de burger niet veel meer mag dan ademen en gehoorzaam zijn? Zie nu. Zie hier. Er zijn in Nederland nee er zijn in Europa nee er zijn wereldwijd vele wetenschappers, dokters, virologen, epidemiologen, statistici, juristen, denkers die een heel ander beeld schetsten van wat pandemie genoemd werd en van de vaccinaties die de enige uitweg daaruit heetten te zijn maar die werden niet gehoord. En dat je hun verhalen alleen maar kon vinden buiten de mainstream media was niet -zoals die ongelooflijke sukkel van een Peter Pannekoek meende- een bewijs voor hun onbetrouwbaarheid maar veeleer een bewijs voor de onbetrouwbaarheid van de mainstream media: Feyerabend zou de eerste zijn om je te vertellen dat “anything goes” in wetenschappen, en nu zou “de” wetenschap opeens massaal met één stem spreken? Maar zo moest het beeld zijn: de dubbel gevaccineerden en tripple geboosterden waren de rationelen die “de wetenschappelijke inzichten” aan hun zijde hadden (want er zijn maar een paar wetenschappelijke inzichten, immers, en die kunnen niet of nooit nog weerlegd worden), en al diegenen die naar andere wetenschappers luisterden, in andere data geloofden, naar andere cijfers keken – dát waren de wappies, de staatsgevaarlijken, de leeghoofden, de idioten die alleen maar reageerden op hun “onderbuikgevoelens” (alsof die hele grote ANGST die Van Ranst er doelbewust in ramde geen “onderbuikgevoel” was) en die moesten bespot worden (een nobele taak die haast elke cabaretier in Nederland klakkeloos en braafjens op zich genomen heeft – wat het hele instituut “cabaret” zich, voor zover mogelijk, nog verder gediskwalificeerd heeft) (ja ook jij hans sibbel), en ook uitgesloten van publieke voorzieningen. Is er niet in elke tijd een verboden woord, een verboden mening, een verboden kant, een verboden zijns- en zienswijze?

En een ongelukkig huwelijk – ach is er ook een ander soort huwelijk dan?

En pijn. Ja pijn. Pijn is iets anders natuurlijk. Maar ook kroniese pijn is niet uniek.

Waarom kan deze vrouw het niet gewoon uitzitten? Blijven liggen in het bedje dat ze ten dele toch ook zelf maakte? Ik begrijp haar drama, haar stampvoeten niet. Maar ik weet ook niet of Peter Handke wel echt wil dat ik haar drama, haar stampvoeten begrijp. Zeker naar het einde toe is Handkes schrijven ook hier fragmentaries en verbrokkeld; ook hier geeft hij alle ruimte aan wat er toevallig in hem op komt, ook als het niets te maken heeft met de zelfmoord.

Misschien schuif ik hem een analyse in de schoenen die hij helemaal niet voor ogen had bij het schrijven van Ongezocht ongeluk.

Misschien vond ik het ook wel een beetje een gezocht ongeluk.

De moeder werd mij antipathiek. Dat kan Handkes bedoeling alvast niet geweest zijn.

“De fles advocaat in het buffet!” roept hij ergens uit. Het is één regel, in een zee of nee een plasje van witregels. En ik vond het prachtig.

De lengte. De wijdte. Ik kon het minder hebben. Langzame terugkeer was ook zoiets. Het was teveel hetzelfde hout, teveel dezelfde richting.

Ik miste een vertelplezier.

En dan dat drama, dat stampvoeten. De zelfmoord, toch, teveel onderwerp.

De suikeren kant van een dode.

Waar is de dood, waar is de suiker?

Uiteindelijk was Peter Handke me in Ongezocht ongeluk misschien toch ook wel een zeveraar. Maar een wankelmoedig zeveraar. Een zeveraar zonder zever. Omdat hij iets gezegd wilde krijgen dan hij zeverend niet gezegd kon krijgen. Maar wezenlijk werd het voor mij nergens. Er is indringender over moeders, over dood, over zelfmoord, over alle drie geschreven. Ongezocht ongeluk hangt ergens in het midden. Niet de taal die uit wandelen gaat, niet het leven dat ons ongezocht -!- om de oren slaat. Ah. Misschien een enigszins “gekomponeerd” boek? Al bij al toch wel een boek een nobelprijswinnaar waardig dan. Maar dat bedoel ik dan net weer niet als compliment.

Peter Handke Het tweede zwaard Recensie

Het tweede zwaard

Een meiverhaal

  • Schrijver: Peter Handke (Oostenrijk)
  • Soort boek: novelle, roman
  • Origineel: Das zweite Schwert (2020)
  • Nederlandse vertaling: Gerrit Bussink
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 25 november 2021
  • Omvang: 127 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Peter Handke

De hoofdpersoon van de roman keert na jaren onderweg te zijn geweest, terug naar huis. Maar hij gaat meteen weer op pad, want hij wil wraak nemen op een journalist die zijn moeder in een krantenartikel valselijk heeft beschuldigd. Wat is dit voor wraakactie? Wie is er schuldig? De journalist? Of misschien de zoon zelf?

Bijpassende boeken en informatie

Peter Handke – Ongezocht ongeluk

Peter Handke Ongezocht ongeluk Recensie en informatie boek uit 1972 van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar. Op 25 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de vertelling Wunschloses Unglück van de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Peter Handke Ongezocht ongeluk recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman uit 1972 Ongezocht ongeluk. Het boek is geschreven door Peter Handke. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek van winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019, de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Recensie van Tim Donker

En dan komen ze af met Handke, en dan zul je moeten vragen Welke Handke? Wat het schijnt mij toe dat er meerdere Handkes zijn, of toch in ieder geval twee. De wespen vond ik fantasties. Het is zijn prozadebuut, en ik vond het fantasties. Kali vond ik ook erg goed. Dat is van veel later datum, de twintigste eeuw was al dood toen, we zaten allang aan deze zijde van de millenniumwende. Maar Langzame terugkeer vond ik geen doorkomen aan. De terugkeer was te traag, ik weet het niet, ik kon het niet lezen, na één bladzijde werd ik gek, ik bleef het maar proberen, het lukte echt niet. Het is een andere vroeg werk, misschien een jaar of tien jonger dan het prozadebuut; in ieder geval staat het ferm tussenin De wespen en Kali. Essay over de geslaagde dag vond ik heel geslaagd maar van Essay over de moeheid werd ik werkelijk moe. Te moe om door te lezen. Ik ben geen kenner van het oeuvre van Handke, en ik weet het niet. Ik zie het niet. Wat wel, wat niet. De lijn. Het patroon. Ik zie het niet…lees verder >

Peter Handke Ongezocht ongeluk Recensie

Ongezocht ongeluk

Een vertelling

Flaptekst van het boek uit 1972 van Peter Handke

Een Oostenrijkse vrouw trouwt vóór de Tweede Wereldoorlog met een Duitser van wie ze niet houdt. Het huwelijk is voor haar een gevangenis. Haar zoon, de verteller, beschrijft de onvermijdelijke afloop.

Bijpassende boeken en informatie